Ook dat was mei ‘68: bezetting van de hoofdzetel van de Franse Voetbalfederatie
Op 22 mei 1968 begon de bezetting van de hoofdzetel van de ‘Fédération française de football’ (FFF). Gedurende zes dagen werd de FFF het discussieforum over de manier waarop men voetbal organiseert en speelt. We komen terug op deze weinig bekende gebeurtenis, die opnieuw het veralgemeende karakter van die maand van revolutie illustreert, evenals de noodzaak om anders te gaan nadenken over een wereldwijde sport die, toen reeds, een existentiële crisis doormaakte.
Tegenstellingen in de samenleving en in het voetbal
Het begin van de jaren 60 betekende een keerpunt in het professionele voetbal dat reeds de weg op ging van steeds scherpere tegenstellingen. Onder druk van steeds grotere financiële belangen werd de sector steeds rijker, al was het nog niet zo doorgedreven als vandaag. Frankrijk liep iets achter in deze ontwikkeling, maar het kende dezelfde tendens bovenop een ouderwetsheid zowel in het professionele als amateurvoetbal.
Zoals een beetje overal concentreerde de toestromende rijkdom bij slechts een handvol mensen, vooral de besturen van de grote clubs en federaties. De grootste stervoetballers van die tijd verdienden nauwelijks meer dan het minimumloon. Professionele spelers werden vooral ook van hun ‘vrijheid’ beroofd. De voetballer moest een ‘levenslang contract’ tekenen (tot diens 35 jaar) met zijn club. Die kon op haar beurt over alles beslissen: van een transfer naar een andere club of een unilaterale vermindering van het loon. De Franse international Raymond Kopa, drievoudig winnaar van de Europacup voor landskampioenen met Real Madrid en één van de groten van het tijdperk, vergeleek professionele spelers in 1963 met “slaven”. Het zou hem een schorsing van 6 maanden opleveren. Er bestonden ook andere maatregelen: de voetbalpraktijk beperkte zich destijds tot 8 maand per jaar (oktober-mei) en de “B-licentie” beperkte zeer sterk transfers in het amateurvoetbal. Die licentie verbood aan getransfereerde spelers mee te spelen in de eerste ploeg van zijn nieuwe club gedurende het eerste jaar na de transfer.
Zoals Mickaël Correia het onderlijnde in ‘Une histoire populaire du football’ (La découverte, 2018) streden enkele mensen uit de voetbalwereld al jaren tegen de autoritaire instellingen en hun beleid en voor meer democratie en vrijheid. Ook zo bij het tegendraadse voetbalmagazine ‘Le Miroir du football’, gelinkt aan de Parti Communiste maar zonder dat de redactieploeg er lid van was waardoor ze zich een zekere vrijheid kon permitteren.
‘Het voetbal aan de voetballers’ teruggeven
Op 22 mei 1968, opgezweept door het revolutionaire klimaat, gaan journalisten van ‘Mirroir du football’ en hun hoofdredacteur François Thébaud met enkele tientallen amateurvoetballers over tot een vreedzame bezetting van de hoofdzetel van de FFF in Parijs. Twee professionele spelers, André Merelle en Michel Oriot, van Red Star FC (toen nog in Division 1, vandaag kersvers kampioen van National, waardoor het volgend seizoen uitkomt in Ligue 2) sluiten zich aan bij de bezetting.
Het personeel wordt ontzet, de ingang gebarricadeerd, een rode vlag gehesen en spandoeken opgehangen aan de voorgevel. Een bezettingscomité wordt opgezet en een programmapamflet gepubliceerd waarvan de inleiding uitriep: “Het voetbal aan de voetballers! Voetballers van verschillende clubs van de regio Parijs, we hebben beslist vandaag de zetel van de Fédération Française de Football te bezetten. Zoals de arbeiders hun fabrieken bezetten. Zoals de studenten hun faculteiten bezetten. WAAROM? Om aan 600.000 Franse voetballers en aan hun miljoenen vrienden terug te geven wat hen toebehoort: het voetbal dat de potentaten van de Fédération hen bestolen hebben om hun egoïstische belangen te dienen als profiteurs van de sport.”
Zoals hierboven beschreven waren het gebrek aan inspraak en de oproep tot meer vrijheid voor de spelers de voornaamste eisen van de opstandelingen, tegen de ijzeren greep van de besturen, de “potentaten”, die hun eigen belangen diende. Dit naast andere onderwerpen zoals het gebrek aan terreinen om de sport te beoefenen: in de regio Parijs was er gemiddeld slechts één terrein per vier clubs.
Een forum voor discussie over voetbal en de maatschappij
Tijdens de zesdaagse bezetting dienden de lokalen van Avenue d’Iéna 60bis als een werkelijke agora, ingebed in de veralgemeende revolte van mei 1968. Gelinkt aan de wereld van de sport of niet, iedereen was uitgenodigd op de hoofdzetel van de FFF. Ten opzichte van de grootte van de revolte in de samenleving tijdens die dagen van eind mei en gezien de afgelegen ligging, zouden ze nooit met erg veel zijn (de hoofzetel van de FFF situeerde zich in het 16e arrondissement, een rijke wijk weg van het epicentrum van de revolutionaire gebeurtenissen). Toch kwamen er spelers en clubs van zowat overal deelnemen aan de ene of andere dag van de bezetting. Alle problemen in de samenleving en de gevolgen hiervan voor het voetbal konden er besproken worden en er werden oplossingen voorgesteld. Het was ook een plaats van discussie over tactieken rond speelvelden, over de wereld en omgeving van alles wat met voetbal te maken had. Het waren enkele rijke dagen van uitwisselingen, van die dagen waarop je meer beleeft dan soms op tien jaar.
Er werd veel gesproken over hoe de sport veranderde door de toevloed van kapitaal dat enkel gericht was op rendement en resultaat, in plaats van sport voor het mooie spel en het plezier centraal te stellen. Sinds enkele jaren was het kwalitatief en mooi offensief voetbal steeds meer vervangen door aandacht voor efficiëntie met oog op het uiteindelijke resultaat. De wensen van commerciële bedrijven speelden daar een grote rol in.
De gevestigde media waren niet mals voor de bezetting van de Franse voetbalfederatie. Gespecialiseerde conservatieve kranten als ‘L’Equipe’ en ‘France Football’ stelden dat voetbal “apolitiek” moest blijven. De krant ‘L’Humanité’ van de Parti Communiste Français (PCF) zag in de bezetting, net als in veel evenementen tijdens die maand van revolutie, een ultralinks avontuur rond een secundaire kwestie.
Keerpunt voor de organisatie van het voetbal
Deze bezetting heeft niet voor fundamentele verandering gezorgd. Er wordt vandaag bewust heel weinig over die gebeurtenissen gesproken, maar ze vormden toch een keerpunt voor het Franse voetbal. In de daarop volgende maanden werden de “B-licentie”, het voetbalseizoen van 8 maanden en het levenslang contract afgeschaft. Er kwam ook meer vertegenwoordiging in de leidinggevende instanties. Deze maatregelen werden uiteraard niet louter door de bezetting van de FFF bekomen, het was een gevolg van de volledige evolutie in de samenleving als gevolg van de periode van contestatie. Op die enkele dagen van de bezetting van de FFF werden enkele ideeën gevestigd die de basis vormden voor een bepaalde visie op voetbal. Dit speelde zeker een rol in de stakingen van voetbalspelers in de daarop volgende jaren, zoals die van december 1972 tegen restrictieve maatregelen van de FFF.
Verschillende voetbalclubs namen elementen van die visie over als basis voor hun werking. Zo waren er verschillende clubs die als min of meer zelf beheerd collectief werkten waarbij de stijl van het spel voorging op het resultaat. (1) In de jaren 1970 hebben een aantal van die Franse clubs, spelers, opleiders en journalisten de Mouvement Football Progrès (MPF) opgezet die een rol zou spelen in het verzet tegen de FFF.
De wind van revolutie was in 1968 niet alleen in Frankrijk voelbaar. In de jaren erna ontstonden zowat overal in de wereld initiatieven voor een ‘ander voetbal.’ Zo is er de ervaring van de ‘Corinthiaanse democratie’ in Brazilië. Dat is wellicht het bekendste voorbeeld en ook het meest verregaande. Tijdens de militaire dictatuur begin jaren 1980 werd de ploeg SC Corinthians Paulista collectief beheerd door de spelers. De Braziliaanse international Sócrates speelde daar een grote rol in. Tot aan de val van de dictatuur ging de club in tegen het bewind en tegen de verantwoordelijken van andere clubs die de dictatuur steunden. Op het terrein en tijdens de trainingen beslisten de spelers op democratische wijze over alles: aanstelling van trainers, versterking van de ploeg, voorbereiding van wedstrijden, … Ze werden hierdoor binnen de voetbalwereld een symbool van wat mogelijk is in de volledige samenleving.
Vandaag: weg met extreem hoge lonen, voor een sport die voor iedereen toegankelijk is!
Heel wat profspelers hebben vandaag extreem hoge lonen en premies. Hun inkomen is lichtjaren verwijderd van het gemiddeld inkomen van gewone werkenden. Deze situatie is schrijnend en weerzinwekkend voor heel wat voetballers en supporters, maar ook voor mensen die zich omwille van deze reden van voetbal afkeren. Het is belangrijk dat we ons niet richten tegen de spelers in kwestie, maar we moeten wel de ontsporing van de toplonen aanklagen en naar manieren zoeken waarmee we dit systeem kunnen veranderen.
De overgrote meerderheid van de voetballers, waaronder veel profs, heeft geen toegang tot die vetpotten. De internationale spelersvakbond FIFPro publiceerde eind 2016 een “Internationaal rapport over werk”. (2) Daarin staan de resultaten van een nooit gezien onderzoek onder 14.000 professionele spelers in 54 landen en 87 competities. De superrijke voetballers (720.000 dollar per jaar en meer) zijn slechts goed voor 2% van de beroepsgroep. Het gemiddelde netto maandloon situeert zich tussen 1.000 en 2.000 dollar. 45% van de professionele voetballers verdient minder dan 1.000 dollar per maand, 21% zelfs minder dan 300 dollar. Het onderzoek geeft ook aan dat 41% van de voetballers de afgelopen twee seizoenen te maken kreeg met laattijdig uitbetaald loon. We mogen ons nooit blindstaren op het topje van de ijsberg…
Een groot deel van de professionele voetbalsector heeft het moeilijk. Subsidies gaan voornamelijk naar de grootste clubs, die ook de rijkste private sponsors aantrekken en kunnen rekenen op geld van uitzendrechten van wedstrijden op televisie. De situatie in veel clubs is soms onhoudbaar. Een faillissement treft spelers, personeelsleden, vrijwilligers en supporters. Er is natuurlijk een effect van de economische crisis, maar ook van het brutale besparingsbeleid waardoor heel wat subsidies verdwenen zijn en eventuele sponsors twee keer nadenken vooraleer ze in een kleine club investeren. Concurreren met de omvangrijke middelen van de grootste clubs wordt hierdoor onmogelijk. De situatie in het amateurvoetbal is nog complexer. Daar zijn er veel clubs die zelfs niet genoeg middelen hebben om een defibrillator te kopen.
Onze sport terug opeisen!
De cultus van de overwinning, die van het resultaat voor de stijl, die aangeklaagd werd door de bezetters in mei ’68 is er vandaag nog steeds. De problemen waarmee veel spelers kampen zijn er eveneens nog. De voetbalwereld is nog meer een weerspiegeling van de kwalijke gevolgen van de kapitalistische samenleving.
Het is niet nuttig om nostalgisch te zijn over ‘het voetbal van vroeger.’ In de jaren 1960 was voetbal geen paradijs. We moeten integendeel de strijd aangaan tegen de huidige problemen en opkomen voor een echt ‘modern’ voetbal dat ons toebehoort, de spelers, supporters, vrijwilligers en personeelsleden van de clubs en de sector. Dan kunnen de betrokken mensen beslissen over wat nodig is voor hun sport.
Voetbal en sport staan uiteraard niet los van de samenleving. Dat werd ook benadrukt door de bezetters van de FFF in mei ’68. Opkomen voor verandering in de wijze waarop sport georganiseerd wordt, is niet enkel een zaak voor spelers en fans. In deze samenleving kan de minste stap vooruit snel ongedaan gemaakt worden door de elite indien de economische en ideologische basis van de samenleving niet verandert. De volledige samenleving moet veranderen: het kapitalistische systeem dat alles en iedereen tot handelswaar maakt en het individualisme als stelregel oplegt, moet weg. Een collectieve manier van beheer en beslissingen is nodig om de behoeften van iedereen centraal te stellen.
Voetnoten
(1) Over de ervaring van Stade Lamballais, lees: ‘‘Lamballe au centre’’, So foot, Mai 2018, p86-89.
(2) Le Rapport mondial sur l’emploi 2016, 29 november 2016, https://www.fifpro.org/actualites/la-plus-grande-enquete-jamais-menee-sur-le-football/fr/
Wie meer wil lezen:
- Les enragés du football, Faouzi Mahjoub, Alain Leiblang, François-René Simon, Calmann-Lévy, 2008.
- Une histoire populaire du football, Mickaël Correia, La Découverte, 2018