Mei 68 verderzetten door socialisme centraal te stellen in strijd
Mei ‘68 staat algemeen gekend als een periode van studentenprotest. Vooral de beweging in Frankrijk spreekt tot de verbeelding en dat is geen toeval. De studenten speelden een belangrijke rol, maar mei 68 was meer dan dat. In essentie kan het worden samengevat als een massale opstand van de Franse arbeiders en jongeren tegen de gevestigde orde. Die opstand deed de hele maatschappij op haar grondvesten daveren. Het leek er zelfs op dat Frankrijk een revolutie zou kennen die het einde van het kapitalisme in dat land zou inluiden. Een dossier door Kim W. (geschreven in 2008)
Dat aspect van mei 68 komt vandaag minder aan bod in de traditionele media of bij de herdenkingen door traditionele partijen. Wellicht is de angst die ze toen hadden tegenover een georganiseerde en strijdbare arbeidersbeweging er vandaag niet minder op geworden.
Golden Sixties
Mei 68 vond plaats tegen de achtergrond van de “Golden Sixties”, een periode van uitzonderlijke groei voor het kapitalisme. In Frankrijk was er een gemiddelde jaarlijkse groei van 5%. Deze economische groei ging slechts gepaard met beperkte toegevingen aan de arbeiders. Zo bleef er een repressief regime heersen op de werkvloer. Bij Citroën was het verboden om tijdens de schaft met elkaar te praten in de kantine. De arbeidsomstandigheden werden niet besproken bij sociaal overleg.
De studentenbeweging was de eerste om in actie te komen in 68. Dat was geen toeval, de sterke economische groei bracht de nood aan meer ingenieurs, onderzoekers en andere specialisten met zich mee. De universiteiten kwamen open te staan voor een bredere laag van de bevolking (waaronder ook een aantal arbeiderskinderen), maar ze waren daar niet op voorbereid. Er was een groot tekort aan allerhande faciliteiten. Dat was de aanleiding voor de eerste studentenprotesten: betere infrastructuur en diensten, gemengde studentenhomes (in plaats van apart voor mannen en vrouwen),…
De radicalisering onder de studenten verliep tegen een achtergrond van verzet tegen het kolonialisme. Er was het verzet tegen de oorlog in Vietnam, maar ook Frankrijk leed een nederlaag toen Algerije zich na een lange strijd onafhankelijk kon verklaren. Met de Cubaanse revolutie van 1959 en de Sovjet-repressie tegen de opstand in Hongarije in 1956 die nog fris in het geheugen zaten, richtte de radicalisering van de studenten zich niet zozeer tot het stalinisme. Er werd gezocht naar linkse alternatieven en dat leidde tot een opgang van maoïstische, anarchistische en/of trotskistische invloeden. Vaak bleef er een grote verwarring bestaan, onder meer door de afwezigheid van sterke en ideologisch gebalanceerde revolutionaire groepen. De arbeidersbeweging stond grotendeels onder de controle van de PCF (Parti Communiste Français) dat de vakbond CGT controleerde. De sociaal-democratie zat in het defensief in Frankrijk.
Van een studentenbeweging…
Op 22 maart 1968 begon de Franse studentenbeweging met een bezetting van de faculteit van Nanterre. De rector sloot de faculteit en verjoeg de studenten, waarop er regelmatig betogingen waren. Op 3 mei was er een meeting in de Sorbonne met 600 aanwezigen waarop de oproerpolitie CRS werd ingezet door de rector. De brutale repressie leidde tot verzet. Duizenden studenten protesteerden en er werd ook met stenen gegooid naar de oproerpolitie. De PCF veroordeelde de studentenbeweging omdat deze “objectief de belangen van het kapitaal dient”.
Op 6 mei was er een betoging met zo’n 20.000 studenten die vanuit Nanterre naar de Sorbonne trokken, ondanks een samenscholingsverbod. Dat leidde tot nieuwe confrontaties met de politie, maar toch werd opnieuw opgeroepen voor een betoging de volgende dag. De eisen waren duidelijk: bevrijding van alle gearresteerde studenten, heropening van de Sorbonne en terugtrekking van de politie uit de studentenwijk (Quartier Latin).
De repressie stopte de beweging niet, op 7 mei waren er al 50.000 betogers. Een dag later kondigden de onderwijsbonden aan dat ze de eisen van de studenten steunden. Scholieren begonnen de studentenbeweging te ondersteunen met eigen scholierencomités.
Op 10 mei trokken 50.000 studenten naar het Quartier Latin om de wijk te “heroveren”. Er werden een 60-tal barricades opgericht die uiteindelijk gewapenderhand terug werden ingenomen door de politie. Daarbij vielen honderden gewonden wat een brede schok veroorzaakte onder de arbeiders. Steeds meer bekende figuren spraken zich uit voor de eisen van de studenten. Ook de PCF moest noodgedwongen de repressie veroordelen. De grote vakbonden riepen op tot een algemene 24-urenstaking op maandag 13 mei. Daarbij waren er een miljoen betogers in Parijs en de studenten slaagden er dezelfde avond nog in om het Quartier Latin te heroveren, de staatsmacht van Generaal De Gaulle moest wijken voor de strijdbaarheid van de studenten die zich gesteund wisten door de arbeidersklasse.
… tot een algemene staking
Op 14 mei verleende het parlement amnestie aan de veroordeelde betogers en wordt de Sorbonne heropend. Het establishment hoopte de beweging te kunnen stoppen door toegevingen te doen. Maar net op dat ogenblik brak een spontane staking uit bij de arbeiders van Sud-Aviation (Nantes) een dag later gevolgd door Renault Billancourt. De spontane stakingen kenden een snelle uitbreiding en de studenten trokken naar de acties om te verbroederen met de arbeiders. De CGT sloot de fabriekspoorten om de studenten weg te houden van de arbeiders en de PCF ging in het verweer tegen “avonturistische ordewoorden” van de studenten.
Tegen maandag 20 mei was de staking over het hele land uitgedeind. Er werd teruggegrepen naar de tradities van 1936 en tal van fabrieken werden spontaan bezet, nog voor er een ordewoord van de vakbonden was voor een algemene staking. De studentenbeweging riep op tot de vorming van stakingscomités.
In de week van 21 tot 29 mei kende de beweging een hoogtepunt. Tijdens deze week waren er 10 miljoen Franse arbeiders in staking. En dat op een totale bevolking van 42 miljoen Fransen. Twee derden van de arbeiders staakten. Alle lagen namen deel, van dokwerkers over kappers tot postbodes. Benzinestations en grote hotels bleven dicht en zelfs de striptease-acts gingen niet door omdat er werd gestaakt. Het personeel van de televisie ging in staking. Voetballers bezetten de gebouwen van de Franse voetbalfederatie.
Op 24 mei was er een betoging in Parijs op initiatief van de CGT. Er waren strikt gescheiden blokken van arbeiders en studenten. Het blok van de studenten, aangevuld met jonge arbeiders, ging een confrontatie aan met de politie. De omwonenden steunden de studenten en gooiden met bloempotten en dergelijke naar de politie.
De beweging was het verst ontwikkeld in het westen van Frankrijk, onder meer in de regio van Bretagne. Daar werd een centraal stakingscomité opgezet dat alle transport controleerde. De boeren steunden de acties en brachten voedsel voor de stakers.
De Gaulle moest onderduiken en het land ontvluchten. Achteraf zou blijken dat hij steun zocht bij Massu, de generaal van de Franse troepen in Duitsland. Die weigerde echter om zijn troepen in te zetten bij een inval in Frankrijk. Massu was bang dat de soldaten niet loyaal zouden blijven aan de legertop, maar overlopen naar de revolte.
Op 28 mei trad de minister van onderwijs af. De internationale burgerij verkeerde in grote angst. De Britse krant Financial Times verwees op 22 mei naar de revolutie van 120 jaar voordien (in 1848) toen koning Louis-Philippe van de troon werd gestoten. Dat vormde toen het begin van een Europese golf van opstanden en revolutionaire bewegingen. De Evening Standard schreef op 29 mei: “De situatie van vandaag kan in een paar woorden samengevat worden: het is zo ongeveer het schoolvoorbeeld van een revolutionaire situatie”.
Neergang van de beweging
Het gebrek aan een revolutionaire partij met een inplanting in de arbeidersklasse laat zich steeds meer voelen. De CGT slaagt erin om de studenten van de arbeiders gescheiden te houden en de linkse groepen deden onvoldoende om de banden met de arbeiders aan te halen. Sommige “trotskistische” groepen maakten propaganda waarin ze belerend stellen dat het nodig zou zijn om de wapens op te nemen en zich voor te bereiden op een oorlog. Die boodschap werd uiteraard niet begrepen door bredere lagen van de arbeiders. Ook werd onvoldoende moeite gedaan om de arbeiders te bereiken. Dat maakte het voor de PCF makkelijker om haar controle op de arbeiders te behouden en de beweging in de richting van onderhandelingen voor betere arbeid- en loonvoorwaarden te sturen. De “communisten” weigerden te breken met het kapitalisme en stelden dat de Franse arbeiders “niet klaar” waren voor de revolutie. Hierdoor moesten de arbeiders zelf de taken opnemen die normaal gezien door de vakbondsleidingen moeten worden uitgevoerd.
Op 29 mei waren er een half miljoen betogers van de PCF en de CGT in Parijs. Een dag later slaagde De Gaulle er voor het eerst opnieuw in om een toespraak op televisie te houden (wegens de staking bij de televisie moest hij zich voordien tot de radio beperken). De Gaulle kondigde aan dat het parlement werd ontbonden en er nieuwe verkiezingen zouden volgen. Hij riep zijn aanhangers op om Comités ter Verdediging van de Republiek (CDR) te vormen. Enkele uren later betoogden 600.000 Gaullisten door de straten van Parijs. Dit vormde een keerpunt: vanaf nu zou de stakingsbeweging een neergaande richting inslagen.
Op 1 juni hernamen de post- en telecommunicatie arbeiders het werk. Anderen zouden volgen en de grote bonden riepen op om de stakingsacties te beëindigen. De oproerpolitie volgde waar deze oproep geen gevolg kreeg, zoals in de autofabrieken van Renault Flins en Peugeot in Sochaux. In Flins kwam een maoïstische scholier om, in Sochaux twee arbeiders. De beweging bracht nog meermaals enkele tienduizenden jongeren op straat en de leraars hielden zelfs het gebouw van de vakbond (FEN) bezet toen deze opriep om het werk te hervatten.
Op 12 juni haalde het blad van de PCF, L’Humanité, uit naar het “opbod” en de “provocaties” van de “gauchisten” die zich beriepen op het maoïsme, anarchisme en trotskisme. Het blad schold hen uit voor avonturiers, louche figuren en politieke renegaten. De overheid zag dit als een groen licht voor een verdere stap: op 13 juni werden alle revolutionaire groepen ontbonden en enkele leiders opgepakt. Alle betogingen werden verboden. De fascistische generaal Salan werd vrijgelaten. Geen enkele “linkse” partij of vakbond protesteerde, ook al waren er op dit ogenblik nog steeds een miljoen arbeiders in staking.
De verkiezingen van 30 juni versterkten De Gaulle, zijn meerderheid in het parlement groeide en de linkse partijen verloren. Dat was de prijs die ze betaalden nadat ze de heersende elite toelieten om de orde te herstellen. Ondanks het neerslaan van de beweging werden een aantal belangrijke verbeteringen afgedwongen. Zo werd het minimumloon met 35% verhoogd, kwam er een vierde week betaald verlof en werden voortaan in alle fabrieken syndicale delegaties toegelaten.
Lessen uit mei 68
De grootste zwakte van de beweging was een gebrek aan ordewoorden (van vakbonden en PCF) en perspectieven. Het aantal stakerscomités was relatief beperkt waardoor de macht van de leiding van de PCF niet bedreigd werd op de werkvloer. Vanuit de studentenbeweging werd onvoldoende de band met de arbeiders aangehaald of werden de arbeiders te belerend benaderd.
De belangrijkste les uit mei 68 is het gebrek aan een revolutionaire partij die bereid is op te komen voor een democratisch socialistisch alternatief. Een partij die voldoende ingeplant is onder arbeiders en jongeren en bovendien een correcte inschatting maakt van de nodige tactieken is noodzakelijk om een massale beweging van de arbeidersklasse, zoals in Frankrijk 68, tot een succesvolle conclusie te brengen.
Zelfs een kleine partij kan in een dergelijke periode snel groeien. Dat bleek onder meer uit de groei van de trotskisten. Maar die richtten zich te eenzijdig op de studenten zonder de arbeiders te bereiken. Dat zorgde ervoor dat de greep van de PCF op de arbeiders grotendeels intact kon blijven. Het vertrouwen in de PCF was onverdiend, maar de CGT en PCF werden door brede lagen van de arbeiders wel gezien als hun organisaties. Dat aspect is vandaag minder het geval, zeker op politiek vlak met de verburgerlijking van de sociaal-democratie (in Frankrijk achterna gelopen door de PCF) maar ook tegenover de vakbondsleidingen is er een groter wantrouwen.
Anderzijds is de afwezigheid van een politiek instrument een rem voor het zelfvertrouwen van de arbeidersklasse. In Duitsland zien we vandaag een “ruk naar links” met een opgang van strijdbewegingen en tegelijk ook een opgang van de linkse formatie “Die Linke”. Ondanks alle beperkingen van Die Linke (weinig actieve deelname aan stakingsacties, deelname aan burgerlijke coalities met een neoliberaal beleid in bvb Berlijn,…), versterkt het bestaan van deze formatie het zelfvertrouwen van de Duitse arbeiders. Tegen de achtergrond van een economische recessie zal het in nieuwe arbeiderspartijen belangrijk zijn om op te komen voor een duidelijk socialistisch programma dat een alternatief naar voor brengt op het kapitalisme.
Mei 68 heeft aangetoond dat massaal verzet en een revolutionaire beweging ook hier mogelijk is. De beste wijze om de 40ste verjaardag ervan te herdenken, is door vandaag opnieuw de nood aan een socialistisch alternatief naar voor te brengen in de strijdbewegingen die we zien ontwikkelen.
De internationale context van mei 68
De beweging van mei 68 vond plaats tegen een achtergrond van een radicalisering tegen het kapitalisme en het imperialisme. Er was de anti-oorlogsbeweging tegen de oorlog in Vietnam. Hierdoor durfde president Johnson in de VS zich geen kandidaat stellen voor een tweede ambtstermijn. In april 68 werd Martin Luther King vermoord op een ogenblik dat hij naar links begon op te schuiven waardoor de burgerrechtenbeweging in de VS verder zou kunnen radicaliseren. In Tsjecho-Slowakije vond de Praagse Lente plaats, een beweging die militair onderdrukt werd door de Sovjetunie.
In (of rond) 1968 waren er belangrijke bewegingen van studenten en arbeiders in tal van landen. Van Brazilië over Mexico tot Polen, Japan of Duitsland. Overal waren er grote studentenbewegingen. In Pakistan leidde een revolutionaire opstand tot de val van de dictatuur en de eerste democratische parlementsverkiezingen ooit in dat land. Ook na 1968 bleef het een tijdlang woelig. Er waren tal van revoluties in Latijns-Amerika en Europa (met de val van de dictaturen in Griekenland, Spanje en Portugal). De VS moest zich uit Vietnam terugtrekken in een poging de interne situatie in eigen land de baas te blijven.
Deze bewegingen en revoluties vonden plaats in een periode voor er sprake was van een economische crisis. Er kwam een einde aan een tijdperk en tal van zaken werden in vraag gesteld (ook op het vlak van morele waarden en normen). 1968 vormde een keerpunt, het kapitalisme werd opnieuw in vraag gesteld na een periode van groei. In 1968 kwam het niet tot conclusies, maar nu we opnieuw op een keerpunt aan het komen zijn, is het belangrijk om de ervaringen van 1968 opnieuw te bekijken om nu wel de noodzakelijke conclusie van een socialistisch alternatief te trekken.