50 jaar geleden: staking bij FN-Herstal. “Gelijk loon voor gelijk werk”

Exact 50 jaar geleden begon de staking van vrouwelijke arbeiders in FN-Herstal, in de buurt van Luik. Ze staakten van 16 februari tot 8 mei onder de slogan: “Gelijk loon voor gelijk werk.” Het was de eerste grote mobilisatie voor loongelijkheid in Europa. De slogan was 50 jaar geleden belangrijk, maar blijft ook vandaag actueel. Vrouwen verdienen nog steeds gemiddeld minder dan mannen, discriminatie blijft schering en inslag, zowel op het werk als daarbuiten. De beste manier om de heldhaftige staking van de arbeiders van FN-Herstal te herdenken, is door de strijd voor volledige gelijkheid vandaag verder te zetten als onderdeel van de strijd tegen het kapitalisme. Hieronder een dossier door Jean Peltier dat we tien jaar geleden publiceerden bij de 40ste verjaardag van deze staking.

greve_femmes_FN_01Op 16 februari 1966 brak een staking uit die historisch zou worden: die van 3000 arbeidsters van de wapenfabriek FN-Herstal. Deze staking werd een historische staking omwille van twee redenen:

1. Stakingen van vrouwen zijn zeldzaam. Die van FN was de belangrijkste uit onze geschiedenis: ze duurde 12 weken, werd massaal opgevolgd van het begin tot het einde en vond haar concrete uitdrukking in de slogan “gelijk loon voor gelijk werk”, een eis die opgenomen kon worden door alle werkende vrouwen. De staking leidde ook tot een overwinning (zelfs indien dat slechts een gedeeltelijke overwinning was.)

2. De staking kwam op een scharniermoment: vijf jaar na de grote staking in de winter van 1960-’61 tegen de Eenheidswet (1 miljoen arbeiders op het hoogtepunt van de staking) en twee jaar voor mei ’68, dat een heropleving van de feministische beweging teweegbracht onder de jeugd. De staking van FN werd dus gekenmerkt door de strijdbaarheid van ’60-’61 en diende als referentiepunt voor alle vrouwen die hun rechten wilden verdedigen en uitbreiden in de jaren die erop volgden.

De eis “gelijk loon voor gelijk werk” en de arbeidersbeweging

Tijdens de eerste fase van ontwikkeling van het industrieel kapitalisme in België (1800-1870) werden vrouwen en kinderen massaal geïntegreerd in de productie, met name in de niet-geschoolde jobs. Ze leden onder een superuitbuiting en hadden geen rechten. Tegen 1860 vertegenwoordigden vrouwen 35% van de niet-geschoolde en zeer laagbetaalde handarbeid: het loon van een arbeidster was gemiddeld de helft van een volwassen mannelijke handarbeider. In 1900, nadat de burgerij beslist had de arbeidersfamilie “herop te bouwen”, vertegenwoordigden vrouwen nog 26% van de handarbeiders.

Gedurende de 19e eeuw had de meerderheid van mannen – uit de burgerij, maar ook bij de arbeiders – een diepgaand sexistische visie, getekend door religie : vrouwen werden verondersteld minderwaardig te zijn aan mannen, hun zwakheid werd gezien als natuurlijk, hun plaats was thuis en hun taak lag in de verzorging van de familie en de kinderen.

De oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP, voorloper van SP.A/PS) vertegenwoordigde een grote stap voorwaarts: het Charter van Quaregnon bevestigt dat “de arbeiderspartij de vertegenwoordiger is van niet enkel de arbeidersklasse, maar van alle onderdrukten zonder onderscheid van nationaliteit, religie, ras of sekse”. De BWP vecht dus voor burgerlijke gelijkheid en stemrecht voor iedereen. Desondanks blijft de dominante positie in de partij dat de natuurlijke plaats van vrouwen aan de haard om zich bezig te houden met het huishouden en de kinderen. Maar omdat we nog ver van deze ideale situatie (!) zijn en vrouwen moeten werken, is het rechtvaardig dat ze voor gelijk werk ook een gelijk loon ontvangen. Het centrale streefdoel blijft daarbij dat het loon van mannen voldoende is opdat vrouwen niet moeten werken en het zich kunnen veroorloven thuis te blijven.

Na de eerste wereldoorlog ontwikkelt het werk van vrouwen zich in de vorm van bediendenwerk in de fabrieken en de administratie. De sociale agitatie neemt toe, de arbeiders bekomen de 8-urendag en loonsverhogingen. Vrouwen nemen deel aan de stakingsbewegingen en de eerste vrouwenstakingen vinden plaats, met name die van de metaalpolijststers in Luik en Herstal in 1920, van de verkoopsters uit de grootwarenhuizen eveneens in 1920 en, in 1922, die van de textielarbeidsters in Verviers (die vijf maanden zou duren!).

De vakbondsbeweging (die volledig gedomineerd werd door mannen) eist « gelijk loon voor gelijk werk », maar doet slechts weinig inspanningen om die eis reëel te bekomen. Het patronaat aanvaardt uiteindelijk – in theorie – deze stelling, maar gaat die tevens tegen in de praktijk door kleine verschillen tussen de werkposten van mannen en vrouwen op te leggen die maken dat er bijna nooit sprake is van “gelijk” werk… en dus ook niet van gelijk loon!

Na de tweede wereldoorlog schrijven nieuwe internationale instellingen zoals de VN en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) het idee “gelijk loon voor gelijk werk” in hun principes. In 1957 herneemt ook het Verdrag van Rome, dat de Eenheidsmarkt (voorloper van de EU) creëert tussen zes landen waaronder België, dat principe in artikel 119. Voor een goed begrip: dat principe wordt nergens ten uitvoer gebracht, maar de toepassing van artikel 119 wordt later de centrale eis van de stakende arbeidsters van FN.

Voor het Belgisch patronaat is de eis van gelijkheid van loon tussen mannen en vrouwen « een onmogelijke luxe ». De argumenten om dit te rechtvaardigen, waren dezelfde als die men vandaag kan horen: de internationale concurrentie is te sterk, het opzetten van de gezamenlijke markt maakt dat “zottigheden” onmogelijk zijn. Voor het patronaat blijft het vrouwenloon een bijpassing en werkende vrouwen zijn te onstabiel en te vaak afwezig (ziektes, zwangerschappen, kinderzorg) om hen op dezelfde manier te beschouwen als mannen.

Vrouwen spelen een actieve rol in alle grote stakingsbewegingen in België – in 1936, in 1950 rond de Koningskwestie en in ’60-’61 – maar ze blijven marginaal in de vakbondsbeweging (zowel bij het ABVV als bij het ACV) en in de BWP.

FN-Herstal

FN is sinds 1886 een parel van de Luikse industrie. Ze heeft een gevarieerde productie: vooral wapens, maar ook motorfietsen en zelfs gedurende enige tijd auto’s. In 1966 stelt ze 13.000 arbeiders tewerk. Het is een bloeiend bedrijf dat zich dus kan permitteren om hoge lonen te betalen. 3.900 vrouwen werken in FN, zo’n 30% van het personeel. Onder hen 350 bedienden en 3.500 arbeidsters.

In FN bevinden de arbeidsters zich op alle vlakken onderaan de ladder :

– Ze worden aangeworven als gespecialiseerde handarbeiders (de laagste graad): ze doen het grove werk op de stukken, waarna die doorgegeven worden aan de geschoolde arbeiders (mannen) die de afwerking verzekeren.

– Ze hebben geen voorbereidende studies gedaan en leren het beroep dus in het bedrijf.

– Hun werk vindt plaats in de meest afgrijselijke condities, die zeer goed worden duidelijk gemaakt in de VRT-reportage (olie, lawaai, gebrek aan hygiëne, ontbreken van beschermende kledij,…).

– Ze worden “machinevrouwen” genoemd (ze zijn het verlengstuk van de machine die het werkritme oplegt).

– Het kader is volledig mannelijk, van de grote baas, over de ingenieurs en ploegbazen, tot degene die de machines regelt.

– Ze hebben geen enkel vooruitzicht op promotie: FN organiseert vormingen die officieel open zijn voor iedereen, maar in feite enkel gevolgd kunnen worden door die arbeiders die in school technische lessen mechanica hebben gevolgd (wat op dat moment geen enkele vrouw had gedaan).

– De loonongelijkheid is schrijnend: de minst gekwalificeerde arbeider die FN binnenkomt, begint onmiddellijk in loonklasse 4 en kan geregeld stappen omhoog zetten. Vrouwen beginnen daarentegen in de loonklasses 1 tot 3 en hebben geen enkele hoop hogerop te raken gezien ze niet kunnen deelnemen aan de interne vormingen.

– Tenslotte blijven vrouwen ondervertegenwoordigd in het vakbondsleven in het bedrijf: waar ze 30% van de handarbeiders uitmaken, zijn slechts 6,5% van de ABVV-delegees vrouwen en 9% bij het ACV.

Chronologie van de vrouwenstaking bij FN

greve_femmes_FN_038 november ‘65: begin van de discussies op nationaal niveau voor een nieuwe arbeidsovereenkomst die de loonverschillen tussen mannen en vrouwen in de metaalsector moet verminderen. Het patronaat rekt de onderhandelingen. In FN weigert de directie iedere onderhandeling in het bedrijf zolang een nationaal akkoord niet getekend is.

Januari ‘66: in het bedrijf vinden talrijke vakbondsvergaderingen plaats rond het thema « gelijk loon voor gelijk werk ». Het ongenoegen groeit.

9 februari: spontane werkonderbreking van vrouwen. Na een vergadering waar de syndicale delegaties beloven om druk te zetten op de bedrijfsdirectie aanvaarden ze het werk te hernemen.

16 februari: na een vakbondsvergadering waar de delegees aankondigen dat de directie niet van wijken wil weten, vertrekken de vrouwen spontaan in staking tegen het advies van de delegees in. De mannelijke handarbeiders (de laagst betaalde) verdienen 32 fr. per uur en vrouwen 25 fr.; ze eisen met hun staking een loonsverhoging van 5 fr/uur. De vrouwen die aanwezig waren op de vergadering doen een ronde in het bedrijf om de beweging te lanceren. 3000 vrouwen gaan in staking.

17 februari: eerste algemene vergadering van de staking. 3000 vrouwen vertrekken in betoging van het bedrijf naar de vergaderplaats. De vakbondsverantwoordelijken vragen de opschorting van de staking, maar de vrouwen weigeren. Op dat moment zijn al 1000 arbeiders werkloos.

18 februari: een nationaal akkoord wordt getekend, het voorziet in slechts 1fr/u. loonsverhoging.

19 februari: de FN-directie weigert verder te gaan dan het nationaal akkoord.

21 februari: tweede algemene vergadering. De vakbondsleidingen beginnen de beweging in handen te nemen. Ze erkennen de staking en stellen de aanwezigheid aan de kaak van “ongewenste elementen die niets te zien hebben met FN”, sprekend over de militanten van buitenuit het bedrijf van de Kommunistische Partij van België (PCB, de officiële KP, pro-sovjet), van de Waalse Kommunistische Partij (PCW, een afsplitsing van de KP, pro-Mao) en van de Waalse Arbeiderspartij (PWT, linkse afsplitsing van de BSP, de nieuwe naam van de na de tweede wereldoorlog heropgerichte BWP, waarin de trotskisten militeren). De arbeidsters van ACEC in Herstal en Schreder in Ans beginnen een solidariteitsstaking. Na de algemene vergadering zetten de meest strijdbare arbeidsters die het meeste wantrouwen hebben tegenover het syndicale apparaat een Actiecomité op om de staking uit te breiden en tot solidariteit op te roepen.

28 februari: derde algemene vergadering. De vakbondsleidingen versterken hun controle over de staking. Ze laten de creatie van een Stakinscomité van 24 vrouwen (18 ABVV en 6 ACV) stemmen, niet zozeer om de staking te leiden (het zijn de vakbondsverantwoordelijken en de nationale vakbondsinstanties die het merendeel van de contacten met de FN-directie verzekeren), maar veeleer om de meer linkse invloed zoals van het Actiecomité te elimineren. 3000 arbeiders zijn werkloos geworden. De eerste solidariteitsstortingen voor de staking komen toe.

Begin maart: een solidariteitspetitie van de mannen voor de vrouwen in staking circuleert. De meerderheid van de arbeiders in het bedrijf – nog aan het werk of werkloos – tekenen deze petitie. De vakbonden en de vrouwenbewegingen (gelieerd aan de BSP, de KP en het ACW) populariseren de staking. De sociaal bemiddelaar doet een voorstel voor een loonsverhoging van 3 fr/u. in verschillende stappen.

3 maart: vierde algemene vergadering. 2500 arbeidsters verwerpen het voorstel van de bemiddelaar en stemmen de voortzetting van de staking. Het Stakingscomité wordt gevraagd de financiële solidariteit van buitenuit te beheren en wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van de onderhandelingen door de vakbonden. Het aantal leden ervan wordt opgedreven tot 29 en neemt ook leden op van het Actiecomité dat haar invloed meer en meer ziet verminderen.

9 maart: vijfde algemene vergadering. De directie geeft niet toe, de staking wordt verdergezet. Op de tribune volgen solidariteitsinterventies van de vrouwenbewegingen en bedrijfsdelegaties elkaar op. De eerste solidariteitsberichten uit het buitenland worden voorgelezen.

Maart: de financiële moeilijkheden nemen toe, maar de solidariteit wordt steeds beter georganiseerd. Handelaren bieden producten aan, delegaties en vakbondscentrales organiseren collectes zo’n beetje overal in het land, linkse dagbladen lanceren steunintekeningen, donaties komen toe van vakbonden uit andere Europese landen. Het Stakingscomité komt iedere dag samen om de uitreiking van het geld te organiseren, evenals leefpaketten voor de stakende arbeidsters en de werklozen in moeilijkheden. De arbeidsters van ACEC-Herstal vertrekken ook in staking. In een andere fabriek in de regio waar de arbeidsters in staking zijn gegaan, staat de directie een substantiële loonsverhoging aan de vrouwen toe.

21 maart: zesde algemene vergadering. De FN-directie weigert nog steeds te onderhandelen over loonsverhogingen die hoger zijn dan het nationaal akkoord. De staking wordt verdergezet. Het aantal arbeiders dat werkloos is bedraagt nu al 4.000 en hele onderdelen vna het bedrijf liggen stil. Op de vergadering ontvangt een vertegenwoordigster van de Franse vakbond CGT een staande ovatie en 2500 arbeidsters zingen de Marseillaise. Het TV-journaal van de RTB spreekt voor de eerste maal over de staking (dat na vijf weken!).

24 maart: een delegatie van de Actiecomités van de vrouwen van FN en van ACEC-Herstal begeven zich naar ACEC-Charleroi op de arbeidsters op te roepen in staking te gaan (de vergaderingen van de arbeidsters van ACEC-Charleroi vragen reeds weken een staking aan, maar worden geblokkeerd door de vakbonsverantwoordelijken); honderden arbeidsters van ACEC gaan in werkonderbreking en vertrekken naar de vakbondsvestigingen om de verantwoordelijken op hun nummer te zetten.

28 maart: zevende algemene vergadering. De Luikse vakbondsleiders stellen op de tribune de pogingen van de directie aan de kaak om de staking te breken door leugenachtige informatie in de pers… en veroordelen publiekelijk de acties van de Actiecomités in Charleroi. Om de spanningen te doen zakken, kondigen de vakbonden een betoging in Herstal aan voor 7 april. De staking gaat door bij ACEC-Herstal en Schreder in Ans. In Charleroi leggen de vakbondsverantwoordelijken een nieuw uitstel op vooraleer in staking kan worden gegaan.

Eind maart: intense activiteit in de parlementaire debatten en in de wandelgangen van het parlement rond de staking van FN en de eisen voor loongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Maar niets gaat vooruit.

7 april: na 51 dagen staking vindt een betoging plaats in Herstal met aanwezigheid van de Luikse vakbondsleiders en enkele linkse parlementairen. De gevallen van uiterste miserie vermenigvuldigen zich (in veel gevallen werkten verschillende gezinsleden in FN) terwijl de solidariteit blijft aanzwengelen.

12 april: ondanks de tegenstand van het vakbondsapparaat gaan de arbeidsters van ACEC-Charleroi in staking. Een Actiecomité van arbeidsters van ACEC-Charleroi wordt opgezet op het initiatief van de PCW.

15 april : achtste algemene vergadering. De onderhandelingen met de directie worden hernomen, maar niets gaat vooruit. De staking wordt dan ook opnieuw voortgezet.

19 en 23 april: de staking bij ACEC loopt ten einde, eerst in Charleroi en dan in Herstal. De vrouwen verkrijgen er een loonsverhoging van 2 fr. en beloftes om de classificaties te herzien.

25 april: 5000 mensen betogen in Luik met de slogan “gelijk loon voor gelijk werk”. de vrouwen van FN maken het grootste deel van de betoging uit, maar er zijn ook bedrijfsdelegaties van het hele land aanwezig, evenals delegaties uit Nederland en Frankrijk.

Eind april: negende algemene vergadering. De patronale voorstellen worden verworpen als onvoldoende. Bijna 5000 arbeiders zijn nu in technische werkloosheid.

4 mei: vakbonden en directie bekomen een akkoord : 2 fr/u loonsverhoging bij het hernemen van het werk en 0,75 fr. op 1 januari 1967.

5 mei: tiende algemene vergadering. De vakbondsbureaucratie werpt haar gewicht in de balans om het akkoord te laten aanvaarden in een haastig bijeengeroepen algemene vergadering, waarop veel minder mensen aanwezig waren dan gewoonlijk. Het akkoord wordt uiteindelijk aanvaard via een geheime stemming waarbij 1320 voor-stemmen en 205 tegenstemmen worden geteld. Veel vrouwen aanvaarden het akkoord omdat het water hen aan de lippen staat: ze zijn financieel uitgeput, maar vinden het akkoord onbevredigend.

Na de staking: zelfs als de herintreding pijnlijk is en veel arbeidsters teleurgesteld zijn, staat de strijdbaarheid van de vrouwen toe om later nieuwe loonsverhogingen af te dwingen van de FN-directie, loonverhogingen die hoger zijn voor de vrouwen dan voor de mannen. Een nieuwe staking van drie weken in ’74 leidt ertoe dan vrouwen toegelaten worden tot een 60-tal functies die voordien voor hen afgesloten waren. Ze bekomen eveneens een pak verbeteringen van hygiënische aard en betere arbeidsomstandigheden.

Kenmerken en lessen uit de vrouwenstaking bij FN

1. Van in het begin was de beweging massaal en verenigd. De staking was zodanig vanzelfsprekend voor iedereen dat het niet nodig was een piket te zetten om de staking te doen respecteren – en dat gedurende 12 weken!

2. In de eerste fase was de beweging spontaan en radicaal. De vakbondsapparaten werden overrompeld en geplaatst tegenover het voldongen feit van de staking. De extreemlinkse militanten en militantes (PCB, PCW, PWT) speelden een belangrijke rol in het losbreken van de staking en in het aanzetten tot solidariteit. Vanaf de eerste dag bracht een Actiecomité de meest radicale militantes samen om te vermijden dat de vakbonden deze door hen ongewenste staking zouden begraven.

3. Overrompeld door het uitbreken van de staking heeft de vakbondsbureaucratie een grote tactische intelligentie getoond. Ze erkenden de staking na enkele dagen (ze konden overigens niet anders) en zetten alles in het werk om de staking te recuperen via de creatie van een officieel Stakingscomité om de invloed van het Actiecomité te verminderen.

4. De mannen stonden stevig aan de kant van de vrouwen van in het begin van de staking (de steunpetitie voor de vrouwen werd massaal ondertekend en geen enkele man speelde de rol van stakingbreker door het aanvaarden van het werk van de vrouwen in het bedrijf). En ze zijn solidair gebleven, zelfs toen de helft van hen terechtkwam in de technische werkloosheid. Het seksisme was niet verdwenen, maar trok zich sterk terug tegenover de moed en de vastberadenheid van de vrouwelijke stakers.

5. De solidariteit vanwege de arbeidersklasse was enorm: collectes door vakbondsdelegaties op diverse bedrijven, donaties van vakbondscentrales, collectes door de linkse partijen (delen van de BSP, PCB, PCW, PWT) en de vrouwenbewegingen die verbonden waren met de vakbonden en de linkse partijen,… De solidariteit kwam zelfs van de lokale handelaars en de vrije beroepen in Herstal en de brede regio, een bewijs dat de arbeidersklasse de volkse lagen van de bevolking achter zich kan scharen indien ze op een besliste manier vecht. Tenslotte was er ook een belangrijke buitenlandse solidariteit (vanuit Frankrijk, Nederland, Duitsland, Italië) vanwege dezelfde soort bewegingen (vakbonden, linkse partijen en vrouwenbewegingen) als in België.

6. Onder druk van de strijdbaarheid van de vrouwen en ondanks hun zwakke vertegenwoordiging in de vakbonden (in FN en elders) werd de staking op een gedeeltelijk democratische manier georganiseerd. De belangrijkste positieve punten waren: de wekelijks algemene vergaderingen waar het voortzetten van de staking steeds opnieuw werd bediscussieerd en gestemd en waar solidariteitstussenkomsten van bedrijfsdelegaties, vakbondscentrales, vrouwenbewegingen plaatsvonden; de verkiezing van een Stakingscomité,… Maar die organisatie botste op de limieten die werden aangebracht door de reële conttrole die werd uitgeoefend door de vakbondsbureaucratie: de algemene vergaderingen werden geleid door de vakbondsvrijgestelden (van het bedrijf en van het gewest), de nationale onderhandelingen en die met de FN-directie bleven het privilege van de vakbondsleiders, het Stakingscomité leidde de staking niet, maar werd vooral belast met het beheer van alle sociale problemen (een essentiële, maar tevens beperkte taak),…

7. De uitbreiding van de beweging werd niet vergemakkelijkt door de vakbondsapparaten. Het beste middel om druk te zetten op regering en patronaat zou het uitbreiden van de beweging zijn geweest met een stakingsoproep in andere bedrijven met een grote tewerkstelling van vrouwen. De Luikse vakbondsbureaucratieën volgden niet deze oriëntatie. Erger nog, de metaalbond van het ABVV in Charleroi (volgzaam tegenover de BSP) heeft er alles aan gedaan om de staking in ACEC-Charleroi tegen te gaan (en haar te breken eens ze begonnen was). De arbeidsters van FN bevonden zich dus zeer alleen in een conflict dat ongetwijfeld geen 12 weken had moeten duren indien de vakbonden waren overgegaan naar een snelle uitbreiding van de staking.

8. De twee betogingen kwamen zeer laat: die in Herstal na 7 weken staking en die in Luik na 10 weken! Bovendien hebben de vakbonden de betoging in Herstal pas georganiseerd toen de meest strijdbare vrouwen reeds probeerden om zelf de beweging uit te breiden (door het sturen van delegaties naar Charleroi) en omdat het nodig was om de energie van de arbeidsters af te leiden naar iets dat minder gevaarlijk was voor de bureaucratie. Daarbovenop hebben de vakbonden niet geprobeerd om massaal voor die twee betogingen te mobiliseren (5000 mensen in Luik voor een solidariteitsbetoging voor een staking die reeds 10 weken duurt – dat is zeer weinig).

9. De vrouwenbewegingen hebben een positieve rol gespeeld door het uitbreiden van de solidariteit en door het voeren van een zeer welkome ideologische campagne tegen reactionaire ideeën als “de plaats van de vrouw is aan de haard, niet in de fabriek” of “het loon van vrouwen is slechts een bijpassing bij dat van mannen”, ideeën die in die periode leefden bij de mannen (en zelfs bij een deel van de vrouwen!). Maar de vrouwenbewegingen, die nauw verbonden waren met de BSP en de vakbonden, hebben de leiding van de vakbondsburocratieën niet in vraag gesteld of willen stellen.

10. De “kleine” partijen van radicaal links (enkele honderden leden van PCW en PWT, meer leden en zeker meer arbeiders dan vandaag bij PvdA en LSP) hebben een actieve en positieve rol gespeeld om de solidariteit te ontwikkelen, maar ook om het autonome initiatief van de vrouwen te stimuleren. Het stalinistische sectarisme van de PCW heeft haar echter in de actie geïsoleerd.

11. De strijdbaarheid van de FN-vrouwen was uitzonderlijk en de solidariteit van een grote laag van de arbeidersklasse toonde dat zij zich herkenden in die vrouwen en bereid waren hen te ondersteunen. Wat ontbrak voor een klinkende overwinning in plaats van een gedeeltelijke overwinning was, zoals vaak, het bestaan van een strijdbare syndicale stroming die voldoende stevig was georganiseerd en het bestaan van een revolutionaire partij die was ingeplant in de bedrijven, die kon helpen om het reformisme in de vorm van de stevige controle van de syndicale bureaucratie en de PS tegen te gaan.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel