Industrie. Never waste a good crisis?
De aangekondigde sluiting van Ford Genk heeft de grote persgroepen aan het werk gezet. Hoe kunnen we de industrie in België redden? De Tijd stelt een actieplan in 10 punten voor, Le Soir 10 relancemaatregelen en een reeks dossiers over evenveel noodmaatregelen. Varianten daarop vinden we terug in alle grote perstitels. Veel nieuws valt er niet te rapen. Al hun voorstellen zijn erop gericht de rode loper uit te rollen voor mogelijke industriële investeerders. Wordt hier echt het begin van een oplossing geboden of wordt het drama in Genk slechts aangegrepen om alle wensen van het patronaat nog eens op te lijsten?
Lonen
De patroons hadden het liever anders gezien. Hun bewering dat de loonkosten aan de basis lagen van de keuze voor Genk werd door de Ford-directie zelf ontkend. Zelfs de sectorfederatie Agoria moest toegeven dat de lonen in Genk op dit ogenblik 5 procent lager liggen dan in Duitsland. (1) Peter Leyman, voormalig Voka-voorzitter en ooit gedelegeerd bestuurder bij Volvo beweert dat per 100 euro kostprijs van een wagen de productiekost maar 10 tot 15% zou bedragen. De rest zou gaan naar logistiek, marketing en ontwikkeling. Loonkosten zouden slechts 6 tot 8% vertegenwoordigen. (2) Vic Heylen, autospecialist bij FCAR, beweert dat dit in de assemblage slechts 5,5% van de totale kost bedraagt. Toch is zowat heel het establishment gemobiliseerd om ons aan te praten dat loonkost het grote probleem is.
De regering Di Rupo maakt niet van het terugdringen van de armoede, maar van de zogenaamde loonkostenhandicap met de buurlanden de hoeksteen van haar begroting. Zowel Le Soir als De Tijd geven het een centrale plaats in hun 10 puntenprogramma. In haar jongste jaarverslag, dat van 2011, berekende de Nationale Bank dat de lonen hier sinds de invoering van de wet op de bescherming van het concurrentievermogen in 1996, 4,6% sneller stegen dan het gewogen gemiddelde van Duitsland, Frankrijk en Nederland.(3) Dat is echter uitsluitend aan Duitsland te wijten. In Nederland zijn de lonen tijdens diezelfde periode 14% meer gestegen dan bij ons, in Frankrijk 3% meer. Daarover piept De Tijd niet in haar actieplan. De krant wijst er enkel op dat in Duitsland de lonen tijdens diezelfde periode 14% ‘minder snel stegen’. Geen woord over de Duitse eenmaking en de druk die dat teweegbracht op de lonen. In de vergelijking van onze lonen met die van de buurlanden wordt bovendien geen rekening gehouden met loonsubsidies en andere fiscale voordelen. Die bedragen nu al ruim 10 miljard euro per jaar, meer dan 5,5% van de totale loonmassa. Als ook die in rekening gebracht worden, bedraagt de zogenaamde handicap nog maar 1%.
Productiviteit
Uurlonen zijn slechts een deel van het verhaal. Volgens de OESO produceerde een werknemer in België in 2011 gemiddeld elk uur een waarde van 59,2 dollar, in Nederland 59,6 dollar, in Frankrijk 57,5 dollar en in Duitsland 55,3 dollar.(4) Dat is alle sectoren samen. In maart publiceerde consultant PricewaterCoopers een vergelijkende studie voor private bedrijven met meer dan 250 werknemers. Bedrijven uit de financiële sector, de non-profit en uitzendarbeid werden bewust niet opgenomen. Daaruit blijkt dat in grote bedrijven in Nederland 126 werknemers vereist zijn, in Frankrijk 131, in Duitsland 132 en in het VK zelfs 176, om dezelfde omzet te produceren als 100 werknemers in België. (5)
Tijdens de jongste begrotingsbesprekingen werd even de mogelijkheid geopperd een wettelijke verlofdag te schrappen of een andere manier om de arbeidstijd te verlengen. Ook daarover houdt de OESO cijfers bij. In Nederland werken de werknemers jaarlijks gemiddeld 200 uur minder dan in België, in Frankrijk is dat 100 uur minder en in Duitsland 150 uur. (6) Veel tijd om te zonnebaden hebben werknemers in Griekenland niet. Zij werken gemiddeld 460 uur per jaar meer dan in België. Doordat er nauwelijks grote bedrijven zijn, ligt de productiviteit er gemiddeld nauwelijks hoger dan we hier in België kennen in de meeste kleine bedrijven van hooguit 10 werknemers, 34 dollar per uur.
Wat speelt dan wel?
Waaraan wijten de echte specialisten van de autosector de sluiting van de vestigingen in Genk en Southampton? Ferdinand Dudenhöffer, professor aan het CAR-instituut van de universiteit Duisburg-Essen: “Andere Europese vestigingen sluiten was veel moeilijker. In Valencia kan je zeer moeilijk werknemers laten afvloeien. Dat is daar zeer sterk gereglementeerd. En ook in Duitsland was het niet mogelijk om mensen te ontslaan, omdat er garanties gegeven waren tot 2015 of 2016”. (7) Volgens UBS-analist Colin Lagnan was de keuze voor Genk logisch. “Op die manier kan de groep de bezettingsgraad in één klap optrekken tot 76%… Een Duitse vestiging sluiten zou sociaal een stuk lastiger zijn”.(8) The Wall Street Journal noemt in haar artikel over Ford Genk, België een “land met minder moeilijke autovakbonden”. (9)
Alternatieven
Ontkennen dat de ongebreidelde drang naar competitiviteit leidt tot overcapaciteit zou zinloos zijn. De vestiging in Genk is een hypermodern bedrijf. Dat geldt voor talloze bedrijven die vandaag geherstructureerd worden of botweg dichtgegooid. Die vestigingen bevatten moderne laboratoria, moduleerbare matrijzen en computergestuurde robotten. Met de nodige aanpassingen kan er zowat alles geproduceerd worden. Waarom die rijkdom opofferen aan privaat winstbejag en met gemeenschapsmiddelen de rode loper uitrollen voor nog meer private geldwolven? Die installaties en de terreinen in beslag nemen, gebruik maken van de talloze kenniscentra aan onze universiteiten, van de technische knowhow en van de ervaren werknemers, zou ons in staat stellen eindelijk tegemoet te komen aan de echte behoeften: een mens en milieuvriendelijk mobiliteitsplan, de bouw van energieneutrale en betaalbare sociale woningen, van scholengebouwen en andere noodzakelijke infrastructuur, het benutten van duurzame energiebronnen etc. Daarmee zouden we de basis kunnen leggen voor een echt industrieel beleid in plaats van mee te stappen in de concurrentielogica waarbij gemeenschapsmiddelen worden aangewend om werknemers tegen elkaar uit te spelen ten koste van hun arbeidsomstandigheden, hun inkomen en hun leefmilieu.
De industrie vervangen door een kenniseconomie?
Sinds 1995 is het aantal jobs in de industrie met 134.000 afgenomen tot nu nog 585.000 overblijvende jobs. In 1995 werkte nog 18,6% van de actieve bevolking in de industrie, nu nog maar 12,6%. (10) In tegenstelling tot 2003, tijdens de vorige grote herstructurering bij Ford Genk, vinden de persgroepen dat nu alarmerend.
Destijds tekende diezelfde pers uit de mond van allerhande specialisten nog op dat het voor de industrie in West-Europa afgelopen was. Dat we ons voortaan uitsluitend moesten toeleggen op kenniscentra. De linkse socialisten waren het daar toen al niet mee eens. We benadrukten het belang van de industrie. Als de productie verhuist, zal het niet lang duren vooraleer ook de kenniscentra volgen, schreven we.
De fabel over de zogenaamde kenniseconomie is nog niet helemaal verdwenen, maar wordt gelukkig niet meer gehanteerd als toverstok voor magische oplossingen. Ook de persgroepen wijzen er nu op dat de export van goederen in ons land nog steeds veel groter is dan de export van diensten en dat bovendien juist de industrie het meest besteedt aan onderzoek en ontwikkeling.
Dat de industrie rake klappen krijgt, ondervinden arbeiders en hun gezinnen, waaronder ook heel wat LSP-militanten helaas dagelijks. Toch willen we er de aandacht op vestigen dat een niet gering deel van het jobverlies het gevolg is van het uitbesteden door industriële bedrijven van niet-kerntaken. Onderhoud, schoonmaak en administratie die vroeger tot de industrie behoorden, zijn verzelfstandigd of uitbesteed en worden nu dikwijls tot diensten gerekend. Bovendien is het jobverlies niet gepaard gegaan met een daling van de geproduceerde waarde.
Volgens een rapport van het Leuvense Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie is de industriële tewerkstelling in Vlaanderen tussen 2001 en 2010 weliswaar afgenomen met 20%, maar in diezelfde periode steeg de toegevoegde waarde met 40%. Nog in die periode is de arbeidsproductiviteit toegenomen met 50%, in de chemie zelfs met 200%. (11)
Analyse door Eric Byl
Voetnoten
- De Tijd 24/10/2012 Zoek de autosector in Europa’s plan voor een industriële revolutie
- Le Soir 24/10/2012 Leyman: ”chaque centime d’euro compte”
- Een technische werkgroep van de regering die de begroting 2013 moest begeleiden, beweert dat de loonhandicap intussen is opgelopen tot 5,2%. De details daarvan kennen we nog niet. Het zou kunnen, maar zoals gewoonlijk zullen die cijfers de komende maanden naarmate de werkelijke gegevens binnen komen, herzien worden.
- http:/stats.oecd.org/Index.aspx?usercontext=sourceoecd
- Verslag daarvan in De Tijd van 28/03/2012 – Belg presteert, maar rendeert niet
- Zie voetnoot 4
- De Tijd 30/10/2012 – Dudenhöffer: ‘Ford kon enkel Genk sluiten’
- De Tijd 23/10/2012 ‘Sluiting lost overcapaciteit bij Ford op’
- De Tijd 14/09/2012 ‘Autobouwers willen steeds dichter bij hun markt zitten’
- De Tijd 25/10/2012 Belgische industrie smelt weg
- Beleidsrapport STORE-B-12-001 Sectoranalyse van de Belgische economie – 3 juli 2012