Revolutie en socialisme. Een andere wereld is mogelijk. Welke en hoe daar geraken?

De revoluties die een einde maakten aan de dictaturen van Ben Ali en Moebarak zorgden ook voor een ideologische aardbeving. Het zorgde ervoor dat revoluties en explosies van massale acties terug op het politieke toneel verschenen. De grote mobilisaties leidden tot een buitengewoon enthousiasme in alle hoeken van de wereld. Dat was niet enkel het geval voor revolutionaire militanten, maar ook breder voor de miljoenen onderdrukte en uitgebuite mensen die dagelijks geconfronteerd worden met de verschrikkelijke gevolgen van het kapitalistische systeem.

De golf van actief protest trok van het Midden-Oosten en Noord-Afrika doorheen de hele wereld met onder meer de beweging van verontwaardigden, Occupy Wall Street, algemene stakingen in landen als Nigeria of India, de ‘esdoornlente’ in Québec,… Overal werd de onmetelijke kracht van collectieve actie aangetoond. De fundamentele vraag die hierop volgt is deze: hoe kunnen we van massaprotest gaan naar een beweging die in staat is om een einde te maken aan het falende systeem?

Die vraag werd een tijdlang verstikt door het ideologische offensief van de heersende klasse. De ineenstorting van de stalinistische dictatuur in Rusland en Oost-Europa werd aangegrepen om te verklaren dat er geen alternatief op het kapitalisme mogelijk was. Er werd gesproken over het “einde van de geschiedenis”, zo omschreef de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama het. De realiteit was echter sterker dan de propaganda. Vandaag moeten zelfs de meest verbeten aanhangers van het kapitalisme erkennen dat ze geen enkel echt antwoord hebben om de stabiliteit van hun systeem te herstellen. Tegenover het falen van hun systeem, komen ze niet verder dan oproepen tot meer besparingen (al dan niet aangevuld met een snuifje groeiretoriek). Het doet wat denken aan de Middeleeuwse dokters die als remedie voor zowat alle kwalen patiënten lieten bloeden (onder meer door bloedzuigers te gebruiken), soms met de dood als resultaat. Hoeveel besparingsplannen zullen ze ons vandaag nog opleggen als onderdeel van de ‘remedie’ van de dictatuur van de markten? Hoeveel zullen ze ons nog laten bloeden? En dat terwijl er geen enkel voorbeeld is van een besparingsbeleid dat zorgt voor een ernstig economisch herstel.

Voor de mensheid is het een goede zaak dat de geneeskunde sinds de Middeleeuwen voldoende gevorderd is om de destructieve praktijk van het bloeden achterwege te laten. Ook op andere vlakken moeten we stappen vooruit zetten. Het beheer van de aanwezige middelen moet op een rationele wijze gebeuren. Dat staat lijnrecht tegenover de “onzichtbare hand” van de markt waarvan het falen in de economische crisis worden aangetoond.

Controle over de economie

Een fundamentele oplossing bestaat uit het democratisch in publieke handen nemen van de productiemiddelen. Het is onmogelijk om tot een echte democratie in Noord-Afrika of het Midden-Oosten te komen als de economische hefbomen in handen blijven van diegenen die ook voordeel haalden uit de dictaturen van Ben Ali en Moebarak. Het is onmogelijk om een verder afglijden van de levensvoorwaarden van de meerderheid van de bevolking te vermijden als de verliezen van de banken, speculanten en grote aandeelhouders op de gemeenschap worden afgewenteld. Het is ook onmogelijk om de systematische vernietiging van het milieu te stoppen zolang de winsthonger het alfa en het omega vormt hij het exploiteren en gebruiken van grondstoffen. Dat wordt nogmaals duidelijk gemaakt op de VN-top Rio+20 (20 jaar na de Top van de Aarde in Rio).

De sleutelsectoren van de economie moeten onder democratische controle van de gemeenschap komen. Dan wordt het mogelijk om de economische activiteiten democratisch te plannen. Het zou een echte strijd tegen de armoede mogelijk maken en de mensheid naar een hoger niveau tillen waarbij de aanwezige technologische kennis niet langer verstikt wordt door de krachten van de markten en de concurrentie. Wij willen een ander systeem, een socialistisch systeem. Vandaag wordt de creatieve energie van miljoenen mensen verspild door werkloosheid en miserie terwijl tegelijk de sociale noden gigantisch zijn. Er is nood aan ziekenhuizen, scholen, sociale huisvesting, openbaar vervoer en andere basisbehoeften die vandaag worden afgebouwd door het besparingsbeleid. Vandaag zitten de kapitalisten op een berg geld, maar ze weigeren om het te investeren omdat het onvoldoende winst oplevert. Er is een sociale kracht die in staat is om met het huidige systeem te breken: de arbeidersklasse.

De arbeidersklasse is niet verdwenen

Sommigen stellen dat een term als ‘arbeidersklasse’ achterhaald is. Ze beweren dat de bevolking van de ontwikkelde kapitalistische landen in essentie uit consumenten bestaat en dat de arbeidersklasse niet meer bestaat. Dat klopt niet. De arbeidersklasse bestaat uit wie zijn arbeidskracht moet verkopen aan wie de eigendom van de productiemiddelen in handen heeft. Het gaat om een sociale kracht die honderden miljoenen mensen omvat. In de 21ste eeuw is de arbeidersklasse omvangrijker dan ooit voorheen en dat niet enkel in de zogenaamd ontwikkelde landen. De algemene staking in Nigeria begin dit jaar en de twee algemene stakingen in India dit jaar maakten dat duidelijk.

Het potentieel van de arbeidersklasse blijkt steeds opnieuw. De tussenkomst van de NAVO en het imperialisme om Khadaffi in Libië aan de kant te schuiven, was tevens een poging om greep te krijgen op de golf van revoluties in de regio. Het Westerse imperialisme had vooral angst voor het besmettingsgevaar van de bewegingen in Tunesië en Egypte waar de arbeidersklasse een onafhankelijke rol speelde en de economie volledig blokkeerde. Het is geen toeval dat zowel Ben Ali als Moebarak de macht uit handen gaven tijdens een algemene staking. Het is ook geen toeval dat de gevestigde media dat element zo weinig benadrukken. In België en elders hebben werkenden in strijd kunnen merken hoe de dominante media geen kans onbenut laten om het te hebben over “achterhaalde vakbonden”, stakers als “gijzelnemers” of acties die steevast “onverantwoord” zijn en ingaan tegen “het economische belang van het land”. Die vloedgolf aan propaganda toont goed aan waar de heersende klasse bang van is.

Het gevaar van electoralisme

De afgelopen weken zagen we zowel in Griekenland als in mindere mate in Frankrijk dat het verzet tegen het besparingsbeleid ook bij de verkiezingen tot uiting komt. Dat is een belangrijke aanmoediging voor het verzet en leidt tot vragen over de verhouding tussen concrete strijd, onder meer op syndicaal vlak, en verkiezingen. Bij het begin van de 20ste eeuw stelde de Duitse socialistische militant Karl Kautsky dat de strategie om het kapitalisme omver te werpen bestond uit een “passieve accumulatie” van krachten op basis van een oppositiekracht die zich steeds versterkt tot ze uiteindelijk bij de verkiezingen een meerderheid haalt en dan het socialisme invoert. Verkiezingen zijn een middel om een alternatieve politiek naar voor te brengen, maar revolutionaire socialisten (zoals Lenin) hebben steeds kritiek gegeven op een puur electorale benadering. Het falen van die benadering is door de sociaaldemocratie aangetoond. Maar er zijn nog steeds elementen van die benadering aanwezig.

In Egypte en Tunesië waren er tal van militanten, ook onder de zogenaamd revolutionaire linkerzijde, die de electorale weg zagen als de beste om de strijd van de revolutionaire beweging verder te zetten. De tijd die nodig was om deze verkiezingen te organiseren, liet meteen ook ruimte aan de contrarevolutie om zich te herorganiseren en het zorgde ervoor dat een deel van de bevolking de aanhoudende sociale, politieke en economische wanorde beu raakte. De reactionairen hebben goed begrepen dat ze daarop konden inspelen. Op het ogenblik van de val van de dictators waren er nochtans elementen van dubbelmacht aanwezig. In Egypte was er als gevolg van de beweging een diepe verdeeldheid binnen de Moslimbroederschap en dit op basis van sociale tegenstellingen tussen een prokapitalistische leiding en een basis die beïnvloed werd door de sociale eisen van de revolutionaire beweging.

Er werden comités in de wijken opgezet om de strijd te organiseren. Er ontstonden ook stakerscomités en comités in de bedrijven die de controle overnamen toen de met de dictatuur verbonden patroons wegvluchtten. Op basis van deze bijeenkomsten van arbeiders en jongeren en met de methode van een algemene staking was het mogelijk om de kwestie van een andere samenleving op de agenda te plaatsen. Een samenleving waarbij de politieke activiteit en de productie democratisch werden beheerd door de comités in de wijken en op de werkvloer en waarbij er een coördinatie was met de verkiezing van permanent afzetbare vertegenwoordigers die geen enkel privilege genoten.

Dat zou het begin gevormd hebben van de opbouw van een socialistisch systeem. Socialisme verschilt grondig van de bloedige karikatuur die ervan werd gemaakt onder het stalinisme. Marxisten hebben vertrouwen in de revolutionaire capaciteiten van de massa’s. De revolutionaire marxist Trotski, een van de leiders van de Russische revolutie van 1917, schreef over de Russische revolutie: “hoe meer vastberaden en doelbewust de arbeidersklasse optreedt, des te meer kansen heeft het om de tussengroepen mee te sleuren, des te meer geïsoleerd staat de heersende klasse en des te sterker is de demoralisatie onder deze. Omgekeerd is het verval onder de heersenden koren op de molen van de revolutionaire klasse.” Jammer genoeg stond de vastberadenheid van de arbeidersbeweging de afgelopen jaren onder druk, mee door de erfenis van de dictatuur in het Oostblok en de versterking van het neoliberale eenheidsdenken na de val van de Berlijnse Muur.

Strijdpartijen

Zelfs indien de druk in de richting van grondwetgevende vergaderingen naar het model van burgerlijke parlementen te groot was, zou een consequente agitatie rond het thema van de overname van de economische en politieke macht een echo gevonden hebben en steun waarop een sterk politiek instrument kon opgebouwd worden. Het blijft immers noodzakelijk voor strijdbewegingen dat ze over een politiek verlengstuk beschikken. We hebben het dan niet over een bijeenkomst van politici, maar wel degelijk over een sociaal strijdorgaan met als doel om een groter aantal mensen te organiseren. Trotski stelde nog steeds in zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’: “Zonder een leidende organisatie zou de energie der massa’s vervliegen als stoom, die niet in een zuigercilinder opgesloten is. De beweging wordt echter noch door de cilinder, noch door de zuiger, maar door de stoom teweeg gebracht.”

Voor wie een fundamentele verandering van samenleving wil, komt het er vandaag op aan om dergelijke revolutionaire partijen op te bouwen met een programma dat de dagelijkse verwachtingen van brede lagen van de bevolking verbindt met de strijd voor een socialistische samenleving op basis van collectief bezit van de productiemiddelen. Deze benadering zal niet onmiddellijk op een massale schaal worden overgenomen. Revolutionaire organisaties zoals LSP en het CWI, de internationale organisatie waartoe we behoren, zijn nodig om dit standpunt te verdedigen. De noodzaak om zich te organiseren dringt zich op; er zullen nieuwe linkse politieke krachten ontstaan en deze zullen een ideologisch laboratorium voor politieke militanten zijn. Het zullen plaatsen zijn waar revolutionairen aan het debat deelnemen en de concrete ervaringen van politieke strijd mee zullen analyseren.

In Griekenland toonde Syriza dat dergelijke nieuwe brede formaties onder druk van gebeurtenissen ook snel kunnen evolueren. Het programma van de alliantie van radicaal-links in Griekenland vertoont nog veel zwaktes, maar er was een opvallende evolutie naar links de afgelopen maanden (zie ook pagina 10). Als het democratisch debat binnen Syriza wordt aangemoedigd en een groter deel van de militanten en kiezers effectief deelneemt aan de discussies over de politieke standpunten, dan kan deze partij verder naar links evolueren. Het is daartoe belangrijk dat Syriza zich richt op strijdbewegingen en zich niet beperkt tot verkiezingen als enige manier om tot een andere samenleving te komen.

Begin van een nieuw tijdperk

Verandering komt niet op een lineaire wijze tot stand. Vandaag zien we zowel de revolutie als de contrarevolutie in actie. De materiële basis zorgt ervoor dat de strijd voor een andere samenleving aanwezig blijft. In Egypte kreeg de kandidaat die het meeste met de revolutie van 25 januari 2011 werd geïdentificeerd 22% van de stemmen bij de eerste ronde van de presidentsverkiezingen. Dat was amper 2% tot 3% minder dan de kandidaat van de Moslimbroeders en die van het leger, maar dan zonder het sterke netwerk waarover die kandidaten beschikten. De Moslimbroeders verloren bijna 20% in vergelijking met de parlementsverkiezingen van januari 2012. Samen met de ontwikkeling van nieuwe vakbondsstructuren en stakingen, toont dat hoe de revolutionaire beweging voor de omverwerping van het economische systeem nog steeds bezig is. Het leger wil haar macht behouden, dat is ook de reden waarom Moebarak werd opgeofferd. Het leger hoopte zo de woede onder de bevolking te stoppen.

Lenin stelde dat een revolutionaire situatie zich kan voordoen als “diegenen onderaan de samenleving niet langer willen geregeerd worden zoals voorheen en als diegenen bovenaan de samenleving niet langer zoals voorheen kunnen regeren.” Hij voegde er aan toe: “De revolutie ontstaat niet in elke revolutionaire situatie, maar enkel in het geval dat de genoemde objectieve veranderingen samengaan met een subjectieve verandering, namelijk de capaciteit van de revolutionaire klasse om die acties te ondernemen die nodig zijn om het oude regime volledig te breken en dit regime neer te halen, wat zelfs in een periode van crisis niet gebeurt als het regime niet ten val wordt gebracht.”

Vandaag blijft de erfenis van het neoliberale triomfantalisme na de val van de Berlijnse Muur nog sterk aanwezig in de achteruitgang van het collectief bewustzijn en de zwakte op het vlak van strijdbare politieke en syndicale organisaties van de arbeiders. Dat komt overigens mee door de rol van vakbondsleidingen die niet geloven in systeemverandering. Maar de zaken kunnen snel veranderen. De ernst van de economische crisis doet veel maskers afvallen en er zijn tal van mogelijkheden om een revolutionair massa-instrument op te bouwen.

 


Het Overgangsprogramma

Vandaag loopt het begrip van de taken die in de situatie van economische crisis vervat zitten (het “politieke bewustzijn” van de arbeidersklasse) achter op die objectieve situatie. Dat gebeurde eerder ook al en het was in dit kader dat Trotski het ‘Overgangsprogramma’ ontwikkelde. Dat is een instrument voor revolutionairen om eerste de meest gepolitiseerde lagen van de arbeidersbeweging aan te spreken en vervolgens ook bredere lagen van de bevolking.

Deze tekst werd in 1938 geschreven in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Trotski schrijft onder meer: “De groeiende werkloosheid verdiept op haar beurt de crisis van de staatsfinancies en ondergraaft de ontredderde valuta’s.” Dit is een bijna complete omschrijving van de schuldencrisis die momenteel plaatsvindt. Het geeft alvast aan hoe actueel de tekst is. De kloof tussen de objectieve situatie die steeds erger wordt en het klassenbewustzijn van de arbeiders zal in de komende periode gedicht worden. De gebeurtenissen zullen in die richting gaan. Op de rand van de afgrond zullen brede lagen van de bevolking zich tegen het kapitalistische systeem keren – soms zonder duidelijk idee over wat in de plaats moet komen. De weg naar een socialistisch en revolutionair bewustzijn kan echter aanzienlijk ingekort worden als de arbeidersklasse zich de overgangsmethode eigen maakt en met een overgangsprogramma de dagelijkse strijd verbindt met het socialistische alternatief.

In de strijd tegen de werkloosheid ontwikkelt het Overgangsprogramma van Trotski de eis van de herverdeling van de arbeidstijd naargelang de beschikbare arbeidskrachten met bijkomende aanwervingen en zonder loonverlies. Die logica is bijzonder logisch, maar stelt wel de vraag naar wie aanwervingen controleert en uiteindelijk ook wie de productie in handen heeft. Samen met andere eisen in het Overgangsprogramma, zoals de nationalisatie van de grote bedrijven, wordt de kwestie van de controle en het beheer van de sleutelsectoren van de economie door de arbeiders zelf naar voor gebracht. De tegenstanders van het marxisme stellen de overgangseisen voor als ‘onmogelijk’ of ‘utopisch’ met een ‘gebrek aan realiteitszin over wat mogelijk is’. Trotski beantwoordde dat argument als volgt: “De ‘mogelijkheid’ of ‘onmogelijkheid’ om die eisen te realiseren is in dit geval een kwestie van krachtsverhoudingen, die alleen door de strijd beslist kan worden.” Hij werkte dit verder uit in latere discussies: “Revolutionairen nemen steeds in achting dat hervormingen en verworvenheden slechts een bijproduct of een neveneffect van de revolutionaire strijd zijn. Als we zeggen dat we enkel eisen wat ze kunnen geven… dan zal de heersende klasse slechts een tiende van wat we vragen of helemaal niets geven. Hoe strijdbaarder de arbeiders, hoe meer wordt geëist en hoe meer wordt afgedwongen.”

> Bestel Het Overgangsprogramma via de redactie. Het boek kost 6 euro + verzendingskosten

 

 

Analyse door Nicolas Croes

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel