Waarom het kapitalisme krachtige sociale explosies te wachten staat
Men vond vorige maand geen superlatieven genoeg om de “wildste beursrit ooit” te beschrijven. In geen tijd sloeg euforie over ‘economisch herstel’ om in paniek. Verslaggevers en analisten sloven zich uit om het fenomeen te verklaren. Psychologie en gebrek aan politiek leiderschap worden erbij gesleurd. Voor de linkse socialisten zijn dat hooguit de symptomen van een chronische aandoening. De overgrote meerderheid van de bevolking kan van kapitalisme slechts verarming en toenemende uitbuiting verwachten. Dat zal onvermijdelijk leiden tot krachtige sociale explosies.
Als men de 5.000 miljard dollar aan beurswaarde die vorige maand in rook opging planmatig besteed had om de honger uit de wereld te helpen, dan was de hoorn van Afrika nu wellicht het paradijs dat het had moeten zijn. Met de 25 miljard euro die in Brussel verdween, had men de tijdbom van de vergrijzing kunnen ontmantelen. Maar zo gaat dat niet. We moeten de rijkdom eerst creëren, vooraleer we hem kunnen verdelen, hebben de liberalen ons immers verteld. Ze zeiden ons ook dat als men de rijken maar rijk genoeg maakt, dit doorsijpelt naar de rest van de bevolking. We zien nu net het tegengestelde: als de armen steeds armer worden, tast dat ook het inkomen van de middengroepen aan. De Britse professor Richard Wilkinson wijst erop dat zowel de crisis van 1929 als die van 2008 zich voordeed op een moment waarop de maatschappelijke ongelijkheid piekte.
Als burgerlijke economen aan het eind van hun Latijn zijn, moeten zij bij Marx om raad. Volgens economieprofessor Nouriel Roubini had die “gedeeltelijk gelijk dat globalisering, een op hol slaande financiële sector en de herverdeling van rijkdom uit arbeid, uiteindelijk zouden leiden tot de vernietiging van het kapitalisme.” Net als Nobelprijswinnaar Paul Krugman pleit hij voor een gespreide sanering van de overheidsfinanciën, gerichte stimuli en eerlijker belastingen. “Het alternatief is zoals in de jaren ’30 van de vorige eeuw, eindeloze stagnatie, depressie, munt- en handelsoorlogen, kapitaalcontrole, financiële crisis, insolvabele overheden en politieke instabiliteit.” Om dat te vermijden, wil beursgoeroe Warren Buffet het fiscaal gepamper van de superrijken stoppen. “In de jaren ’80 en ’90, toen ik nog meer belastingen betaalde, heb ik nooit geaarzeld om te investeren”. Ze zullen het niet graag horen bij het VBO, Unizo en hun politieke marionetten, die zelfs Di Rupo’s timide voorstellen een ‘belastingstsunami’ vinden.
Roubini’s recept werd echter al toegepast, namelijk in 1933, toen VS-president Franklin Roosevelt het catastrofale besparingsbeleid van Herbert Hoover omgooide met zijn New Deal. Het mocht niet baten. Zodra Roosevelt in 1937 het begrotingstekort wou terugschroeven, tuimelde de economie opnieuw in depressie. Als Roubini ook het andere gedeelte van Marx ernstig had genomen, dan wist hij waarom. Uiteindelijk kwam er WOII met 70 miljoen doden aan te pas, de massale vernietiging van infrastructuur en bedrijven, en nadien de schrik voor het communisme en bijgevolg de bereidheid om hele sectoren te nationaliseren, diensten publiek te organiseren en een sociale zekerheid en overleg te creëren, vooraleer de economie zich volledig van de Grote Depressie herstelde.
Maatschappijen en hun beperkingen
Marx gebruikte ooit als boutade dat de mens zich niet bevrijd had van de slavernij, maar andersom. Dat de slavenmaatschappijen, hoe verwerpelijk die achteraf ook lijken, dus ooit een rol hadden gespeeld in het behoeden van de mens voor de willekeur van de natuur. Zelfs al stonden ze aanvankelijk op een lager peil en werden ze onder de voet gelopen door maatschappijen gebaseerd op wat Marx de Aziatische productiewijze noemde, weldra haalden de slavenmaatschappijen de bovenhand. Ze waren immers productiever omdat slaven geheel ter beschikking stonden van hun meester.
Na verloop van tijd sloeg het voordeel echter om in haar “dialectisch tegendeel”. Het aantal slaven was er de maatstaf van rijkdom, een ‘investering’ die men moest voeden en onderdak verlenen, ook op onproductieve momenten. De productie verbeteren of het gebruik van werkinstrumenten liet slaven koud. Paarden sloegen ze steevast kreupel. De aanvoer van steeds nieuwe slaven vereiste bovendien steeds grotere oorlogsinspanningen. Pas toen Rome volledig ten prooi viel aan decadentie, keerden de kansen van de minder ontwikkelde vroeg-feodale maatschappijen die het onder de voet liepen. Lijfeigenen waren gebonden aan de grond. Ze moesten een deel van de opbrengst afstaan aan de leenheer, maar wat restte mochten ze zelf gebruiken. Ze hadden er belang bij de productiviteit op te drijven. Het gebruik van werktuigen en de overgang van het tweeslagstelsel naar het drieslagstelsel in de landbouw werden hierdoor mogelijk. De groei van de productiviteit legde tegelijk de basis voor handelskapitalisme, koloniale expedities en rooftochten en het ontstaan van de voorlopers van onze industrie, de manufacturen, die in hun verdere ontwikkeling op de beperkingen stootten van de op grondbezit gebaseerde feodale maatschappijen.
Het zou bij Marx niet opkomen maatschappijanalyse te baseren op psychologische kenmerken. Maar voor onze huidige economisten doen de materiële condities er nauwelijks toe bij hun verklaring waarom socialisme niet en kapitalisme wel zou functioneren. Het egoïsme van de mens en diens gebrek aan motivatie om zonder competitie productief te zijn, volstaat. Marx zou het bestaan van psychologische kenmerken niet ontkennen, maar in plaats van de maatschappij daaruit te verklaren, zou hij onderzoeken welke materiële kenmerken aan de grondslag liggen van bepaalde psychologische fenomenen. Tegelijk zou hij rekening houden met een zekere wisselwerking.
Zijn bevindingen over de vervreemding die gepaard gaat met de ontwikkeling van het kapitalisme, bieden ons trouwens veel meer inzicht in de recente rellen in de buitenwijken van de Engelse grootsteden, dan het haatdiscours en de zogenaamde ‘moral hazard’ van de huidige generatie politici. Marx keek met bewondering naar de manier waarop het kapitalisme de productiekrachten op revolutionaire wijze ontwikkelde. Hij dichtte het kapitalisme een progressieve rol toe, maar net zoals bij alle voorgaande maatschappijen ontleedde hij tegelijk de beperkingen.
Weeffouten en chronische aandoening van het kapitalisme
Een neiging tot overproductie en gebrek aan investeringen zijn ‘weeffouten’ van het kapitalisme. De arbeider ontvangt immers nooit de volle opbrengst van zijn arbeid als loon. Een deel, de onbetaalde arbeid of meerwaarde, verdwijnt in de zakken van de patroon die anders zijn zaak snel zou sluiten. De patroon zal zelf een deel consumeren, een kleine patroon misschien wel alles. Competitie bevordert echter de concentratie van kapitaal in grote conglomeraten. Zolang de kapitalisten een belangrijk deel van de meerwaarde herinvesteren, is overproductie vooral een conjunctureel probleem. De productie en installatie van nieuwe machines vergt immers op zijn beurt arbeiders die eveneens hun loon besteden aan consumptiegoederen en diensten.
Om de concurrenten bij te houden, zijn kapitalisten verplicht mee te zijn in het benutten van de meest moderne productietechnieken. Dat vergt steeds grotere investeringen in machines, wetenschappelijk onderzoek en technische ontwikkeling die op steeds kortere tijd moeten afgeschreven worden. In de samenstelling van het kapitaal boet de factor arbeid of het variabele kapitaal, dat de meerwaarde oplevert, daardoor in ten voordele van vast kapitaal. De winst per geïnvesteerde eenheid kapitaal, de winstvoet, vertoont daardoor de neiging om af te nemen. Vooral sinds het midden van de jaren ’70 kennen de beurzen daarom een aanhoudende expansie. Veel kapitalisten verkiezen immers te speculeren op de beurs boven investeren in productie die toch niet veel oplevert. Wie wel in de productie bleef, ging bij de banken aankloppen om dure investeringen te financieren. Alle grote bedrijven pikken voortaan een graantje mee op de beurs. De idee dat er naast een roekeloos financieel kapitaal een verantwoordelijk industrieel kapitaal bestaat, is een fabel.
In het verleden waren die weeffouten ‘beheersbaar’. Maar naarmate wetenschap en techniek een niveau bereiken waarop iedere innovatie binnen de kortste keren de kapitalistische markt overspoelt, wordt de manier waarop onze productie georganiseerd is een rem op de verdere ontwikkeling. Innovaties vergen jaren onderzoek voor een steeds kortere levensduur. Private aandeelhouders willen echter zo snel mogelijk rendement en vooral niet het risico lopen dat een concurrent met de vrucht van hun investering aan de haal gaat. Vandaar de handel in octrooien en de voortdurende sabotage van wetenschappelijke kennis die vrij toegankelijk zou moeten zijn.
Aanleidingen voor de huidige crisis
Wat was de aanleiding voor deze “roetsjbaan op de beurzen die de belegger doet duizelen”? De economische pers reikt er een hele reeks aan. Voor de VS: de vrees voor een nieuwe recessie, de patstelling tussen democraten en republikeinen en de verlaging van de triple A-rating. Voor Europa: de uitbreiding van de schuldencrisis, de toekomst van de eenheidsmunt en de solvabiliteit van de banken. En voor China: galopperende inflatie, de vrees voor het effect van recessie in de VS op haar export en de schulden van de lokale overheden. We betwisten die aanleidingen niet, maar de onderliggende reden is het ontgroeien van de rekbaarheid van de kapitalistische markt door wetenschap en techniek. De moderne mogelijkheden hunkeren naar vrij collectief beheer en democratische planning. De kapitalisten kunnen dat tijdelijk omzeilen, maar enkel door de interne tegenstellingen nog verder op te drijven, tot op het punt waarop ze oncontroleerbaar worden!
Al in de jaren ’80 probeerde men overproductie te boven te komen en de winstvoet te herstellen. Op het vlak van consumptie door met goedkoop krediet te strooien, op dat van productie door herstructureringen en bedrijfssluitingen en door de kostprijs voor de productie van goederen en diensten te drukken met aanvallen op lonen, arbeidscondities, uurroosters en arbeidscontracten. Toen de ondemocratische karikaturen van het socialisme in het Oostblok en de Sovjetunie bezweken onder het parasitaire gewicht van de stalinistische bureaucratieën, en de Chinese bureaucratie daarop besloot zelf op gecontroleerde wijze de vrije markt in te voeren om zich persoonlijk te verrijken, gaf dat een enorme impuls aan de transfers van productie naar lageloonlanden.
De wereldeconomie is een kluwen van talloze factoren die elkaar beïnvloeden. Vandaar het ‘vlindereffect’, waarbij een kleine beweging in het ene land onder specifieke omstandigheden een vernietigende tornado kan teweegbrengen in een ander. Met 1.200 miljard dollar aan Amerikaanse schatkistcertificaten in haar valutareserves en nog eens 800 miljard dollar aan obligaties van met de Amerikaanse overheden verbonden instellingen, is de Chinese overheid als de dood voor een drastische devaluatie van de dollar. In 2000 vertegenwoordigde de particuliere consumptie in China 46% van het BBP en het aandeel van de investeringen 34%. Tien jaar later bedroegen de investeringen al 46% terwijl de particuliere consumptie terugviel tot 34% door de enorme expansie van goedkoop krediet en de onderwaardering van de Chinese munt. Het verklaart de galopperende inflatie en de dreiging van overhitting. Als de Amerikaanse afzetmarkt het door recessie laat afweten, vreest men dat China de weg opgaat van Japan sinds het begin van de jaren ’90.
VS naar een dubbele dip
De patstelling tussen democraten en republikeinen, vooral van de Tea Party, over het verhogen van het wettelijk schuldplafond, toont aan hoe diep de politieke vertegenwoordigers van de burgerij verdeeld zijn over de aanpak van deze crisis. Niets lijkt immers te werken. De gezinnen consumeren niet omdat ze hun schulden afbouwen, omdat werkloosheid hun koopkracht ondermijnt en omdat lokale overheden besparen. Ondanks de lage rente, blijven bedrijven op hun cashvoorraad zitten i.p.v. te investeren. De federale bank heeft intussen al twee ronden geld gedrukt zonder wezenlijke oplossing en de federale overheid moet ooit haar begrotingstekort indijken. Hoe doe je dat zonder een sociale explosie te veroorzaken? Je zou voor minder vechtend over de straat rollen.
Sommige analisten keren de redenering echter om. Een redacteur van De Tijd haalt er zelfs Gustave Lebon bij, die in 1895 “La psychologie des foules” publiceerde. Volgens de redacteur hunkeren beleggers naar een strenge leidende hand, maar krijgen ze die niet, noch in de VS, noch in Europa. De redenering gaat als volgt: er is geen leiding, daardoor raakt het vertrouwen zoek, er ontstaat paniek en de kudde rent alle richtingen uit. De fundamenten, aldus deze analisten, zijn immers gezond, want de bedrijven beschikken over een ruime cashvoorraad. Het weekblad The Economist schat de kans op recessie in de VS nochtans op 50% en beleggers hopen toch maar op een derde ronde geld bijdrukken.
Als kredietbeoordelaar Standard & Poors de rating van de VS voor het eerst sinds 1941 naar beneden haalt, is dat volgens diezelfde analisten de schuld van de politici. Bij S&P mogen ze dan wel beweren dat het ontslag van hun topman daar niets mee te maken heeft, de Muyteriaanse rekenfout van 2000 miljard dollar in het rapport waarop S&P zich baseerde, zal er zeker toe bijgedragen hebben. De golf van kritiek die S&P te slikken kreeg en het feit dat beleggers in plaats van te vluchten net hun aankopen van Amerikaanse schatkistcertificaten hebben opgedreven, waardoor de VS zelfs aan een lagere rente kunnen lenen dan Duitsland, was wellicht de doodsteek.
Bye, bye Europe?
Om niet afgebrand te worden door deze moderne orakels, de kredietbeoordelaars, hebben Griekse, Portugese en Ierse gezinnen fors ingeleverd. Nu is zowat iedereen het erover eens dat die incompetent zijn. Volgens de Leuvense professor De Grauwe omdat ze bestaan uit mensen van vlees en bloed, volgens ons omdat het privébedrijven zijn die streven naar winst, niet naar correcte beoordelingen. Het harde besparingsbeleid dat in ruil voor hulp door de zogenaamde trojka, het Internationaal Monetair Fonds, de Europese Centrale Bank en het Europees stabiliteitsfonds, door de strot van de bevolking geramd werd, heeft die economieën in een diepe recessie gestort.
De kapitalistische eenmaking van Europa en de gemeenschappelijke munt waren hefbomen voor winstmaximalisatie en sociale afbraak. De verschillen tussen de nationale economieën in de Eurozone namen niet af, maar toe. Met het lage rentebeleid dat de sterkste economieën van de ECB eisten, werden in de periferie vastgoedbubbels geblazen en belastingsparadijzen gecreëerd, die elders gebruikt werden om sociale verworvenheden af te breken en lageloonsectoren op te zetten. Dat dit waterhoofd op een bepaald moment zou leeglopen, voorspellen de linkse socialisten al jaren. De spreads, het verschil in kostprijs waartegen nationale overheden kunnen lenen, waren nooit groter.
Landen die geen lid zijn van de Eurozone kunnen de export stimuleren door hun munt te devalueren. Wie gevangen zit in de Eurozone, kan enkel grijpen naar interne devaluatie, een modewoord voor sociale afbraak. De Europese burgerijen hebben zichzelf in een catch 22 situatie geplaatst. De euro opgeven zou een forse aderlating zijn voor de bedrijven die de factuur ongetwijfeld naar de arbeidersgezinnen zouden doorschuiven. Maar de kostprijs om de Eurozone te behouden, zou wel eens te hoog kunnen oplopen. Griekenland is aan een tweede ronde toe en er wordt nu al door enkele landen gefoeterd, maar als straks ook Spanje en Italië onderuit glijden, betreden we een andere dimensie. Dan wordt de Europese banksector insolvabel, droogt de liquiditeit op, volgt wereldwijd een diepe recessie en spat de Eurozone wellicht ongecontroleerd uiteen. Daarom heeft de ECB haar programma van aankoop van overheidsobligaties hervat. Voorlopig lijkt het te werken, maar niemand geloofd dat dit op termijn volstaat.
Vandaar de illusie om de nationale schulden – gedeeltelijk? – over te hevelen naar Europa en te bundelen in Europese obligaties. Volgens Karel Lannoo, zoon van, veronderstelt dit gemeenschappelijke aansprakelijkheid, een Europese schatkist en dus Europese fiscale inkomsten. Alle 17 nationale parlementen zouden dit moeten goedkeuren. Bovendien weet men heel goed dat de crisis in 2008 werd geactiveerd doordat men slechte leningen, vooral subprimes, had opgedeeld en verpakt met betere leningen, in de hoop het risico zo te spreiden dat er geen risico meer overbleef. Wie durft beweren dat diezelfde techniek, want dat is het wat Europese obligaties zijn, met overheidsschulden wel zou lukken?
Vlucht naar ‘veilige’ havens
Beleggers vluchten naar zogenaamde veilige havens. Bij groei zijn dat grondstoffen, vooral olie, maar de prijsstijgingen die daaruit voortvloeien, knijpen de groei dicht. Voedseloogsten zijn eveneens populair, maar dat leidde eerder al tot hongerrellen. Vandaag doen Amerikaanse en Duitse overheidsobligaties het goed, maar beide leveren minder op dan wat men verliest aan inflatie. Voorts staan goud en Zwitserse franken hoog genoteerd. De goudprijs staat daardoor al ver boven de kostprijs en Zwitserland dreigt het slachtoffer te worden van haar succes. De vraag naar franken doet de munt zodanig opveren dat de eigen industrie weggeveegd dreigt te worden en de toerismesector in elkaar stuikt. Zwitserse consumenten doen steeds vaker inkopen over de grens. Als waarschuwing aan Duitsland voor de gevolgen van het uiteenvallen van de eurozone kan dat tellen.
Sociale explosies
Trouwe lezers van De Linkse Socialist en onze website socialisme.be hebben de voorbije maanden verslagen gelezen over de revoluties, algemene stakingen en bewegingen die op gang getrokken werden door de eerste effecten van de crisis. Volgens ons zijn dat slechts de voorbodes van de sociale explosies die ons nog te wachten staan. In die explosies zal de arbeidersbeweging zich zowel organisatorisch als qua programma herbewapenen. De linkse socialisten zijn vast van plan daarin een belangrijke bijdrage te leveren.
Analyse door Eric Byl