Kapitalisten strategen zijn bijzonder bang van het vooruitzicht van een nieuwe economische neergang. Er wordt gevreesd voor een recessie in de VS, een verlaging van de kredietwaardigheid van de VS en een politieke crisis, naast uiteraard de aanhoudende crisis in de eurozone, stagnatie in Japan en vertraging in China. Dat leidt tot opstootjes op de wereldwijde beurzen. We brengen een analyse door Lynn Walsh uit het magazine ‘Socialism Today’.

De wereldeconomie lijkt op weg naar een “dubbele dip”-recessie of beter gezegd een voortzetting van de ‘grote recessie’ van 2008-09 na een zwak ‘herstel’ in 2010. De ontwikkelde kapitalistische landen worden hard getroffen, maar ook de rijzende sterren van de semi-ontwikkelde reuzen China, India en Brazilië (de zogenaamde ‘opkomende markten’) beginnen hun glans te verliezen. Tot voor kort beschouwden vele commentatoren de tekenen van vertraging in het tweede kwartaal van 2011 als een klein dipje. Maar dit beeld veranderde dramatisch met de onrust op de internationale beurzen in de eerste weken van augustus.

De aandelen verloren biljoenen dollars aan waarde, vooral de waarde van banken werd hard getroffen. Nochtans maakten de grote bedrijven de afgelopen periode grote winsten en beschikken ze over grote cash reserves. De volatiliteit en de sterke neergang – op dit ogenblik nog geen crash – zijn uitdrukkingen van de vrees voor een economische neergang en een ineenstorting van de winsten in de toekomst. Er werden grote sommen geld van aandelen in bedrijven weg gehaald om ze over te brengen naar zogenaamde “veilige havens.” In de eerste drie weken van augustus verdween 42 miljard dollar uit investeringsfondsen. Financiële instellingen en grote investeerders hebben hun focus van aandelen naar obligaties verlegd, vooral obligaties van de VS en Japan, alsook goud (waardoor de prijs tot bijna 1.900 dollar per ounce steeg) en cash deposito’s in Zwitserland (met als gevolg dat Zwitserse banken nu een bijdrage vragen voor deposito’s, in realiteit een negatieve intrestvoet).

De volatiliteit op de beurzen werd aangedreven door een reeks gebeurtenissen die allemaal onderling met elkaar verbonden zijn en uitdrukkingen vormen van een onderliggende vertraging van de wereldeconomie. Een financiële analist omschreef de situatie als een “onvolmaakte storm van afwaarderingen, geruchten, magere macro-economische gegevens en de aanhoudende schuldencrisis in de eurozone die een terugtocht van de beleggers heeft omgevormd tot iets wat op een stormloop lijkt.” (Financial Times, 13 augustus). Beleggers ontvluchtten de risico’s en zochten ‘veilige havens’.

Het vertrouwen van de investeerders is internationaal geschokt door de strijd tussen Barack Obama en het Amerikaanse parlement over de verhoging van de schuldenlimiet en de daaropvolgende verlaging van de kredietwaardigheid van de VS door S&P. De strijd over de overheidsschulden ter waarde van 14,5 triljoen dollar toonde het falen van het Amerikaanse politieke proces. Een minderheid van Tea Party Republikeinen leek eerder bereid te zijn om het land failliet te laten gaan dan om maar een beperkte belastingsverhoging voor de rijken te aanvaarden om zo de tekorten terug te dringen. Veel analisten zien een Amerikaans bankroet als ‘ondenkbaar’, maar anderen waren daar niet zo zeker van.

Het verlagen van de Amerikaanse schuldenstatus van AAA naar AA+ door S&P was niet enkel een reactie op het absolute niveau van de schulden, maar ook op het falende politieke proces. “De efficiëntie, stabiliteit en voorspelbaarheid van het Amerikaanse beleid en de politieke instellingen is verzwakt op een ogenblik van grote fiscale en economische uitdagingen”, schreef S&P in haar rapport. Het ratingkantoor Fitch bevestigde nadien de AAA-status van de VS. In elk geval was er bij de vlucht uit de aandelen een grote toestroom van middelen voor Amerikaanse overheidsobligaties en dit ondanks de verlaging van de kredietwaardigheid door S&P. De VS wordt nog steeds als een veilige haven gezien, zelfs als de aandelen op een laagtepunt staan. De periode drukt haar stempel: “Wat gisteren ondenkbaar was, gebeurt vandaag. Zoals de VS die haar AAA-rating verliest”, stelde een analist van Barclay’s Capital. “Investeerders voelen de aarde onder hun voeten wegschuiven, je weet niet wat er nog volgt en wat je voor een stevige rots hield dat uiteindelijk niet blijkt te zijn.” (Reuters, 15 augustus)

Tijdelijke lapmiddelen

Tegen begin augustus was het duidelijk dat het akkoord van de Eurozone-leiders van 21 juli de crisis verre van had opgelost. Er was een nieuwe vrees voor problemen met schuldpapieren van Europese regeringen wat meteen leidde tot twijfels over banken die grote hoeveelheden buitenlandse schulden in hun portefeuille houden. De situatie werd versterkt door een verklaring van José Manuel Barroso, hoofd van de Europese Commissie, die verklaarde dat er een “groeiende bezorgdheid is onder investeerders over de capaciteit van de regio om te reageren op de ontwikkelende crisis.” Die verklaring zorgde er zelf voor dat de onrust op de markten toenam.

Er werd overeengekomen dat Griekenland een nieuwe lening van 109 miljard euro zou krijgen. Maar zoals met andere onderdelen van het akkoord, was ook dit onderworpen aan het akkoord van de nationale regeringen of parlementen van de 17 leden van de Eurozone. Er zijn groeiende twijfels of het Duitse parlement, de Bundestag, dit akkoord zal steunen. Finland vroeg vervolgens dat Griekenland garanties biedt in de vorm van bepaalde eigendommen (die niet verder gespecificeerd werden) als waarborg voor de nieuwe lening. Dit kan ertoe leiden dat andere regeringen gelijkaardige waarborgen eisen, waardoor het akkoord financieel onhaalbaar wordt of politiek onaanvaardbaar voor Griekenland.

De top besloot ook om de interventiemogelijkheden van het EFSF (Europese Financiële Stabiliteitsorgaan) te vergroten, maar de bescheiden middelen van 440 miljard euro werden niet ingezet. Een echte uitbreiding van de macht van het EFSF is eveneens afhankelijk van het akkoord van de nationale parlementen.

Deze situatie leidde tot een hernieuwde en intensieve speculatie tegen de obligaties van een aantal Europese regeringen en ook tegen de banken die dergelijke obligaties in handen hebben. Dit was niet zozeer gericht tegen de obligaties van Griekenland, Portugal en Ierland omdat de Europese Centrale Bank (na enige aarzeling) al was tussengekomen om obligaties van die landen op te kopen en aldus de prijzen in stand te houden.

De speculanten begonnen hierop te gokken op een val van de prijzen van obligaties in Italië, Spanje en nadien ook Frankrijk. Deze speculatie begon de kosten om te lenen in deze landen op te drijven. Het leidde ook tot een scherpe val van de aandelenkoersen van de grote banken. Zo was er een zware neergang voor de aandelen van de Franse bank Société Générale na geruchten (in de Daily Mail) over problemen bij die bank.

Een grootschalige schulden- en bankcrisis werd voorkomen door een bocht in het beleid van de ECB. Onder druk van Duitsland en Frankrijk stemde de ECB ermee in om obligaties van Spanje, Italië en Frankrijk op te kopen om hun waarde op peil te houden en speculanten te stoppen. Dit heeft de situatie tijdelijk gestabiliseerd. Maar het is niet duidelijk hoe lang de ECB deze interventie kan aanhouden. Een aantal topfiguren van de ECB is openlijk gekant tegen dit beleid en ook de Bundesbank is tegen. Het gaat eens te meer om een tijdelijk oplapmiddel maar niet om een oplossing voor de aanhoudende crisis in de eurozone.

De afgelopen weken was er ook een hernieuwde vrees voor een nieuwe ronde in de bankencrisis. Sinds 2008 hebben de banken hun schulden verminderd en hun kapitaalreserves vergroot. Anders gaan echter nog gebukt onder grote hoeveelheden slechte schulden en hebben mogelijk onvoldoende reserves om een nieuwe neergang te doorstaan. De situatie van verschillende banken is verre van transparant. Dat heeft geleid tot een groeiende terughoudendheid bij de banken om aan elkaar te lenen. Het nieuws dat een niet nader genoemde Europese bank 500 miljoen Amerikaanse dollars had geleend bij de ECB leidde tot geruchten over het feit dat een grote bank in problemen was gekomen en niet langer kon lenen bij Amerikaanse banken. Als gevolg hiervan en andere incidenten, begonnen banken hun middelen steeds meer bij de centrale banken te plaatsen ook al levert dat minder intrest op dan op de commerciële geldmarkten. Deze trend ging niet zo ver als in 2008, maar het gevaar van een nieuwe kredietcrisis waarbij banken terughoudend zijn om aan gelijk wie te lenen, was aanwezig.

Bovendien kwamen er opeenstapelende rapporten over een vertraging in de grootste kapitalistische economieën. Dat speelde mee in de val van de aandelenkoersen. De Amerikaanse groei van het bbp viel terug op 0,8% (op jaarbasis) tegenover 3% vorig jaar. Zowat 24 miljoen arbeiders zoeken een voltijdse baan. Een recent onderzoek naar de industrie van Penssylvania en New Jersey voorspelt een scherpe neergang in de komende maanden.

In Japan was er voor het derde kwartaal op rij een negatieve groei, met in het tweede kwartaal van 2011 een negatieve groei van -0,3%. De stijgende waarde van de yen tegenover de dollar, als gevolg van de toevloed van cash op zoek naar een veilige haven, maakt de export uit Japan duurder waardoor de groei nog meer onder druk staat. De Britse economie stagneert en staat onder druk door de besparingsmaatregelen van de conservatief-liberale regering. Ook de economie van de twee grootste landen van de Eurozone, Duitsland en Frankrijk, groeit niet meer. De Duitse groei was voorheen erg dynamisch, maar is nu gestopt. Dat is deels het gevolg van een zwakke binnenlandse vraag (de lonen werden de afgelopen jaren hard aangepakt) en de opvallende neergang in de export naar China (een daling met 12%). De industriële productie in de eurozone nam in mei en juni af met 0,7%. In Griekenland zal de economie dit jaar als gevolg van de harde besparingsmaatregelen met 5% krimpen. Het zorgt voor een somber beeld en de neergang van de aandelenkoersen heeft dat er niet op verbeterd. “Ineenstorting van de markten leidt tot negatieve spiraal”, kopte het editoriaal van de Financial Times op 20 augustus.

Een nieuwe kredietcrisis?

Een nieuwe neergang is een voortzetting van de recessie van 2008-09, maar tegelijk ook een nieuwe fase van de crisis met andere kenmerken. Nu zijn het niet de banken en het duistere financiële netwerk die aan de basis van een bredere economische crisis liggen. Het is een economische vertraging die samen met de schuldencrisis heeft geleid tot een nieuwe fase van de bankencrisis. De positie van de meeste banken is schijnbaar niet zo slecht als in 2008, maar de mogelijkheid van een nieuwe kredietcrisis blijft aanwezig als de banken niet meer aan elkaar lenen. Sommige banken zouden hard getroffen worden door zo’n kredietcrisis, een aantal faillissementen kan niet worden uitgesloten.

Vanaf eind 2009 tot begin 2011 was er een zwak en ongelijkmatig herstel. Dat herstel was afhankelijk van een aantal factoren. Er waren de fiscale stimulusmaatregelen op korte termijn met een toename in de overheidsuitgaven in de VS, Groot-Brittannië, Japan en de centrale Europese landen. Er was ook een erg losse muntpolitiek bij de centrale banken van de VS, Japan en Europese landen. Hierdoor waren er rentevoeten die bijna nul bedroegen en maatregelen die neerkwamen op quantitative easing – waarbij bijkomend krediet in de economie werd gepompt door geld te ‘creëren’ (door geld ‘bij te drukken’). De wereldeconomie hield ook stand door de aanhoudende hoge groeicijfers in belangrijke ontwikkelende landen, meer bepaald in China, India en Brazilië (dat mee profiteerde van bijkomende investeringen als gevolg van de quantitative easing en van het omvangrijke stimuluspakket in China).

Er blijven echter enorme problemen overeind, in het bijzonder de hoge schuldenlast van de overheden en de private schulden. De overheidstekorten en opeengestapelde overheidsschulden zijn de hoogte in gegaan, deels als gevolg van de garanties voor de banken en de fiscale stimulusmaatregelen maar grotendeels als gevolg van de beperkte of de negatieve groei waardoor de belastinginkomsten onder druk staan en tegelijk meer geld nodig is voor werkloosheidsuitkeringen,… De particuliere schulden blijven eveneens een groot probleem. Het zet de particuliere consumptie onder druk, terwijl die consumptie het belangrijkste onderdeel van het bbp is in de meest ontwikkelde kapitalistische landen. Een aantal bedrijven, in het bijzonder in het commerciële vastgoed, heeft enorme schulden. Mogelijk zullen enkele van deze bedrijven de komende maanden failliet gaan. Anderzijds zijn er heel wat grote bedrijven die op grote hoeveelheden cash beschikken. Zij willen dat niet investeren in nieuwe fabrieken en machines. Dat zou immers niet winstgevend zijn gezien de beperkte vraag op dit ogenblik. Vele bedrijven hebben van de val van de aandelenkoersen geprofiteerd om eigen aandelen op te kopen, waardoor de eigen aandelenkoers in stand bleef en een bonus aan de aandeelhouders kon worden betaald.

Gezien de zwakke binnenlandse vraag wordt export gezien als een belangrijke uitweg uit de recessie. Gezien de intensieve concurrentie voor beperkte markten, is dat niet evident. In het geval van de landen van de Eurozone is er niet de mogelijkheid om de eigen munt te devalueren om goedkoper te kunnen exporteren teneinde marktaandeel te winnen. Duitsland slaagde er voorheen in om de export uit te breiden (vooral op basis van de kwaliteit van de geproduceerde goederen), maar nu valt de export terug als gevolg van de neergang in Japan en de vertraging van de industrie in China en elders.

Harde politieke discussies

De kapitalistische klasse moet op internationaal vlak niet alleen afrekenen met een economische crisis maar ook met een politieke crisis op het vlak van economisch beleid. Een hele reeks maatregelen zijn uitgetest en niets heeft gewerkt, het heeft enkel geleid tot een nieuwe recessie. Het redden van de banken in 2008-09 en de stimulusmaatregelen hebben een catastrofale ineenstorting van de wereldeconomie zoals in 1929-33 vermeden. Maar een aantal banken zijn nu opnieuw bedreigd als gevolg van de publieke schuldencrisis. De stimulusmaatregelen in de VS en Europa lopen op hun laatste benen. Er wordt nu voorrang gegeven aan harde besparingsmaatregelen om de schulden te beperken. Dat zet de groei onder druk, waardoor een verdere toename van de overheidsschulden in de toekomst waarschijnlijk wordt.

Het beperken van de schulden is de dominante ideologie van de grote bedrijven (de ‘financiële markten’) en het is het beleid dat wordt aangenomen door de meeste politieke leiders (met inbegrip van de voormalige sociaaldemocratische partijen). Maar een aantal burgerlijke leiders en verantwoordelijken van financiële instellingen moeten hun toon aanpassen. Zo is er de nieuwe topvrouw van het IMF, Christine Lagarde, die een aantal landen (die niet nader werden genoemd, maar waarmee ongetwijfeld Duitsland, Japan, de VS en mogelijk Groot-Brittannië werden bedoeld) opriep om fiscale stimulusmaatregelen op korte termijn te nemen terwijl tegelijk een besparingsbeleid op middellange termijn wordt aangehouden (een gewaagde evenwichtsoefening!). Niets wijst er op dat een belangrijke regering een dergelijke weg zal opgaan. Maar tegen de achtergrond van een diepere neergang van de wereldeconomie, zullen kapitalistische leiders ongetwijfeld gedwongen worden om hun koers te wijzigen om een economische ineenstorting te vermijden. De recente stakingen in de publieke sector in Groot-Brittannië zijn op verschillende manieren een voorproefje van de sociale onrust die ons te wachten staat. In deze nieuwe fase van recessie, wellicht een langdurige recessie, zal de arbeidersklasse eerder in strijd gaan tegen de besparingsmaatregelen dan in 2008-09 toen de scherpe neergang wat als een schok kwam.

Er zijn harde discussies over het monetaire beleid. Politieke leiders hebben de druk van de grote bedrijven om stimulusmaatregelen te nemen weerstaan terwijl de centrale banken tot op zekere hoogte maatregelen namen om de groei te stimuleren. Zo heeft de Federal Reserve in de VS de intrestvoet tot bijna nul verlaagd en werd een programma van zogenaamde ‘quantitative easing’ gevolgd. Door krediet in de economie te pompen werd een ineenstorting van verschillende banken en bedrijven vermeden, maar het heeft slechts een beperkt effect gehad voor het stimuleren van groei. Tegelijk werd volgens critici een groot deel van het krediet aangewend bij speculatieve investeringen in ‘opkomende markten’.

De politiek van quantitative easing werd hard aangevallen door delen van de grote bedrijven en politici die extreme aanhangers van de vrije markt zijn. In de VS waren een aantal leden van de raad van bestuur van de Federal Reserve sterk tegen dit beleid gekant. Rick Perry, een Republikeinse presidentskandidaat, stelde dat Ben Bernanke een verrader was omdat hij geld liet bijdrukken. Ook in de Eurozone is er een sterk verzet tegen het beleid van de ECB om overheidsobligaties op te kopen om de prijzen in stand te houden. Drie leden van de raad van bestuur van de ECB (waaronder de Duitse vertegenwoordiger) en de Bundesbank zijn tegen dat beleid gekant.

De critici van de politiek van quantitative easing stellen dat het uiteindelijk zal leiden tot inflatie. Een groot deel van de extra liquiditeiten gaan echter naar de banken en financiële instellingen. Gezien de algemene deflatoire tendens in de belangrijkste economieën zorgt het op dit ogenblik niet voor inflatie, ook al is het potentieel van inflatie in de toekomst zeker aanwezig. Diegenen die voor inflatie waarschuwen, zijn zoals generaals die oorlogen uit het verleden uitvechten. In deze periode komt de belangrijkste dreiging voor het kapitalisme van deflatie, stagnatie van de economie, dalende prijzen en een toename van de schulden. Steeds meer commentatoren hebben het over de ‘Japanisering’ van de wereldeconomie, een verwijzing naar de 17 jaar van stagnatie van de Japanse economie.

Keynesiaanse stimulusmaatregelen, zeker indien ze infrastructuurprojecten omvatten, kunnen banen creëren en de werkloosheid beperken. Dat kan de neergang wat afzwakken. Delen van de kapitalisten die voorheen ingingen tegen het Keynesianisme als de baarlijke duivel, beginnen nu zelf op te roepen tot dergelijke maatregelen. Zelfs de Financial Times, voorheen een peiler van de neoliberale doctrine, stelde dat er “voor die landen met enige fiscale ruimte, een argument is om een lossere houding aan te nemen tegenover de economische broekriempolitiek.” (Ghost of Keynes Haunts Eurozone, 16 augustus).

Keynesiaanse maatregelen zullen echter slechts tijdelijke oplapmiddelen zijn (zelfs John Maynard Keynes moest dat erkennen). Het zou onvermijdelijk leiden tot meer publieke schulden en dergelijke schuld kan enkel worden afbetaald op basis van een duurzame groei. Onder het kapitalisme is dergelijke groei afhankelijk van investeringen die er enkel zullen komen als de grote bedrijven en kapitalistische investeerders denken dat ze voldoende winsten zullen maken met hun investeringen. Op dit ogenblik kan het kapitalisme niet tegelijk hoge investeringen en aanhoudende productiviteitsgroei (wat noodzakelijk is om snelle groei, degelijke lonen en sociale uitgaven mogelijk te maken) combineren met grote winsten. Uiteindelijk bleek dat dit voor het kapitalisme zelfs te ver gegrepen was in haar “gouden tijdperk” (1945-73) in de naoorlogse groei. Vandaag zitten we in het “magere tijdperk” van een systeem in diepe crisis.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel