De grote recessie
In de ontwikkelde kapitalistische landen werd een Grote Depressie door massaal geld in de economie te pompen inderdaad vermeden. Maar niet dat we in 2009 geconfronteerd werden met de eerste wereldwijde recessie sinds WOII. Het bruto wereldproduct kromp met -0,9%, dat van de VS met -2,4%, de eurozone met -4,1% en Japan met -5,1%. De wereldhandel kromp maar liefst -11%. Investeringen in de VS tuimelden meer dan -20% achteruit tussen de piek van het tweede kwartaal in 2008 en het derde kwartaal in 2009, dat is dubbel zoveel als bij voorgaande recessies. Een vergelijkbare daling van de investeringen deed zich voor in alle ontwikkelde kapitalistische landen. De structurele werkloosheid, die sinds het midden van de jaren ’70 nooit meer weggeweest is, heeft overal nieuwe records opgetekend. Zelfs de vertekende officiële cijfers in de VS bedragen 9,7% tegen 4,6% in 2007, dat is meer dan een verdubbeling. De crisis heeft er maar liefst 8 miljoen arbeidsplaatsen vernietigd. In de Eurozone loopt de geharmoniseerde werkloosheid volgens de OESO op tot 10,1% in 2010 tegenover 7,4% in 2007, toch ook een toename met 25%, en zelfs in Japan bedraagt de officiële werkloosheid voor het eerst sinds WOII meer dan 5%. De parallel met de jaren ’30 is niet veraf en economen spreken dan ook over de Grote Recessie.
Sindsdien houdt een cruciale kwestie economen en politici bezig: vanaf wanneer kan de politiek van stimuli worden stopgezet en de begrotingstekorten worden aangezuiverd zonder de economie daardoor opnieuw in recessie onder te dompelen. De Grote Depressie van de jaren ’30 was nog erger gemaakt doordat de bevoegde autoriteiten aanvankelijk weigerden om geld in de economie te pompen. Pas nadat de nieuwe president Roosevelt vanaf 1933 diens New Deal had gelanceerd, een verzameling van allerlei maatregelen die de economische groei moesten stimuleren, trok de economie opnieuw aan. De werkloosheid, die op enkel jaren tijd van 3% was gestegen tot 25% in 1933, zakte terug naar 14% in 1937. De autoriteiten dachten dat het moment was aangebroken om de monetaire politiek te verstrakken en de begroting te herstellen. De economie ging echter opnieuw in recessie, een zogenaamde dubbele dip of het tweede been van de W, en de werkloosheid steeg opnieuw naar 19%. Uiteindelijk zouden de massale vernietiging van infrastructuur en productiecapaciteit en de opbouw van oorlogseconomieën de basis leggen voor de wederopbouw en de naoorlogse economische expansie.
Het is de vrees voor een herhaling van dit scenario dat sommigen doet pleiten voor het verder zetten van de politiek van economische stimulansen. Bovendien zou een te strak saneringsbeleid kunnen uitmonden in een spiraal van deflatie, prijsdalingen die consumenten aanzetten om hun consumptie uit te stellen en de winstgevendheid van de bedrijven aantasten. Japan kampt intussen al meer dan 20 jaar met dit verschijnsel. Met dit in gedachten trok Obama in juni 2010 naar de G20 top in Toronto, om er te pleiten voor een verder zetten van de stimuli. Hoewel het begrotingstekort in de VS vergelijkbaar is met dat van de PIIGS in Europa, en de totale overheidsschuld er evenveel bedraagt als het Europese gemiddelde, heeft de VS als grootste economie ter wereld immers niet de minste moeite om haar schuld te financieren.(31) Obama kreeg de steun van China, dat eveneens waarschuwde voor een te brutale stopzetting van de herstelprogramma’s. Maar het moment zat niet mee. De staatsschuldencrisis in Europa, in Griekenland in het bijzonder, had net het gevaar aangetoond van oplopende tekorten en mogelijke wanbetaling. En dus moest Obama het afleggen tegen diegenen, vooral uit Duitsland, die zo snel mogelijk willen starten met de afbouw van de begrotingstekorten, zelfs als dat ten koste gaat van de economische groei. Uiteindelijk wordt ernaar “gestreefd” de begrotingstekorten tegen 2013 met de helft te reduceren en tegen 2016 de groei van de overheidsschuld in verhouding tot het BBP te stabiliseren, weliswaar “afhankelijk van de nationale omstandigheden”. Ondanks deze voorzichtige formulering was duidelijk dat de G20 opteerde voor harde besparingen.
In tegenstelling tot wat men doorgaans denkt, begint revolutie niet in de basis van de maatschappij, maar aan de top ervan. Naarmate het maatschappelijk systeem vastloopt, ontstaan onder de vertegenwoordigers van de heersende klasse meningsverschillen over de te volgen weg, afhankelijk van de verschillende belangen, condities en het stadium van de crisis. Het verklaart talloze opvallende krantenkoppen. “Duitsland speelt met vuur”, waarschuwt ‘s werelds beroemdste speculant George Soros op 26 juni in De Tijd, maar op dezelfde bladzijde bepleit Melvyn Krauss, van een denktank van Stanford University, het tegendeel en schrijft: “Barack zou Angela beter knuffelen dan kastijden”. Soms gaat dat gepaard met zure oprispingen. Zo stelt Nouriel Roubini, bijgenaamd dr. Doom: “Nu moeten de redders van de banken zelf worden gered.”(32) Philip Stevens, columnist bij de Financial Times, klaagt: “Drie jaar verder, en de markten zijn weer heer en meester”.(33) Raghuram Rajan, hoogleraar in Chicago en auteur: “Hoe ongelijkheid de crisis heeft aangedreven”.(34) Dat zijn maar enkele voorbeelden van journalisten en academici die iets openlijker voor hun mening mogen uitkomen omdat ze geen directe beleidsverantwoordelijkheid dragen.
Maar diezelfde tegenstelling leeft uiteraard ook onder bedrijfsleiders en politici. Roekeloos gedrag kan immers verstrekkende gevolgen hebben in een maatschappelijk systeem waarin alles onderling zo sterk verweven is. Bovendien moeten ze rekening houden met de publieke opinie. Vandaar de pleidooien om de bonussen aan banden te leggen, vooral die van traders. Vandaar ook de plannen om de financiële sector te hervormen of ook nog de vermaledijde ratingbureau’s. Vandaar de voorstellen voor een Europese banktaks en een nieuwe bankenwet in de VS. Vandaar ook de stresstest voor banken. In al die gevallen bleek het echter om losse flodders te gaan. Al op 16 september 2009 titelt Le Soir “Les bonus: beaucoup de bruit pour rien”. Op 26 juni 2010 lezen we in De Tijd “Bankenwet VS wordt compromis, harde kantjes regulering zijn afgevijld”. Op 8 juli schrijft diezelfde krant over de Europese financiële hervorming in het vet “gemiste kans”. Op 28 juli tenslotte blijkt alweer in De Tijd dat de banken de nieuwe regels voor financiële industrie hebben uitgehold. “Lobbywerk banken niet zonder succes” titelt de krant.
NOTEN
(31) OECD Economic Outlook No. 87, May 2010 – begrotingstekorten 2009 in % van het BBP: VS: 11% ; Portugal: 9,4 ; Ierland: 14,3 ; Italië: 5,2 ; Griekenland: -13,5 ; Spanje: 11,2 ; VK: 11,3
(32) De Tijd – 18 mei 2010
(33) De Tijd – 31 juli 2010
(34) De Tijd – 10 augustus 2010