Wereldeconomie. Naar een valuta-oorlog?
Afgelopen weekend was er een top van het IMF en de Wereldbank in Washington. De dreiging van een valuta-oorlog domineerde de bijeenkomst. De samenwerking tussen de wereldleiders bij het begin van de economische crisis in 2008 is aan het verdwijnen. Heel wat regeringen devalueren hun munt om de export te stimuleren. Dat versterkt de tegenstellingen en kan leiden tot een nieuwe economische neergang. De top werd een fiasco met een verklaring zonder enige inhoud.
Wereldeconomie op weg naar een “double-dip”
De wereldeconomie groeide in 2008 met slechts 2,8%. In 2009 was er zelfs voor het eerst in meer dan 65 jaar een negatieve groei met 0,6%. In de ontwikkelde geïndustrialiseerde landen was er zelfs een inkrimping met gemiddeld 3,2%. De grootste economie ter wereld, deze van de VS, kende een achteruitgang van 3,2%. De neergang was nog sterker in verschillende grote Europese landen, Duitsland, Italië en Groot-Brittannië alsook in Japan.
Enkel de grootste reddingsplannen ooit konden ervoor zorgen dat de crisis even erg werd als de Grote Depressie van de jaren 1930. Het IMF heeft het nu over de “Grote Recessie”, waarmee meteen wordt aangeduid dat er een verschil is met andere recessies. Het kapitalisme had een bijna-dood ervaring. De VS kende haar langste recessie sinds 1929 en kwam pas in juni van dit jaar uit recessie. Nu blijkt dat de stimulusmaatregelen te beperkt waren om het beperkte herstel aan te houden. Verschillende regeringen gaan over tot grote besparingsprogramma’s en dat verdiept de crisis.
Nog voor de top in Washington kwam het IMF met een geactualiseerd rapport “World Economic Outlook” waarin het stelde dat de neergaande risico’s groot blijven. Het herstel van de economieën in de ontwikkelde kapitalistische landen verloopt “erg traag als je in beschouwing neemt dat ze uit de diepste recessie sinds Wereldoorlog Twee komen.” De globale productie bevindt zich nog steeds onder het niveau van 2008.
De groei in 2010 was vooral het resultaat van stimulusmaatregelen en een uitbreiding van de voorraden. Maar de overcapaciteit blijft sterk aanwezig, de investeringen beperkt en de werkloosheidsgraad hoog. Het IMF schat de wereldwijde werkloosheid op 210 miljoen, dat betekent dat er de afgelopen drie jaar 30 miljoen werklozen zijn bijgekomen.
Naar een double dip?
Het IMF-rapport voorziet het komende jaar een vertraging van de wereldwijde groei. Voor de ontwikkelde kapitalistische landen (de VS, West-Europa, Japan en enkele andere landen) wordt dit jaar een groei van 2,7% voorspeld, maar volgend jaar zou dit afnemen tot 2,2%. Voor de opkomende landen met China op kop zou de groei van 7,1% dit jaar vertragen tot 6,4% volgend jaar. Deze laatste groep landen heeft hogere groeicijfers maar het IMF waarschuwt omdat ze in grote mate afhankelijk zijn van de export.
De groei in de VS viel in het tweede kwartaal van dit jaar terug tot 1,6% en zal in de tweede helft van het jaar wellicht 1% of zelfs minder bedragen. Overheidssubsidies, steun bij investeringen, milieubonussen,… zijn allemaal beëindigd. De huisvestingssector in de VS kent volgens econoom Nouriel Roubini nu al een “double dip” (een economische W-curve). De huizenverkoop staat op een historisch laagtepunt.
De meeste economen voorspellen een zwakke economische groei op langere termijn in de VS, andere stellen dat een nieuwe neergang het meest waarschijnlijke is. Het IMF stelt: “Bovendien is het herstel erg kwetsbaar voor schokken en blijven er grote neergaande risico’s.”
Zwakke punten
Het IMF-rapport wijst op een aantal zwakke punten in de sterkere economieën:
- De inkomens van de gezinnen zijn afgenomen en dat leidt tot een daling van de consumptie. Miljoenen mensen verloren hun werk of hun huis. In dit decennium werd de vraag hoog gehouden door krediet, maar nu moeten de schulden worden terug betaald.
- De banken en de volledige financiële markt zijn nog steeds onstabiel. De immobiliënmarkt was een belangrijke factor in de groei in de VS, Groot-Brittannië, Ierland, Spanje en andere landen. Deze markt is sterker in elkaar gestort dan in gelijk welke andere recessie en het is duidelijk dat ze haar “normale” rol in een nieuwe groei niet zal kunnen spelen.
- De overheidsschulden en tekorten blijven snel groeien. Vorige week brak Ierland een nieuw record. Het officiële fiscale overheidstekort liep op tot 32% van het bbp, tien keer meer dan wat wordt toegelaten door de Europese regels. De Ierse overheidsschuld is verviervoudigd op vijf jaar tijd.
De meeste “reddingsplannen” sinds 2008 waren gericht op de banken. De banken zijn de belangrijkste “verslaafden aan overheidshulp” geworden, een term die neoliberalen voorheen vooral gebruikten voor gepensioneerden of werklozen. De nieuwe grote bonussen en winsten op Wall Street, de Londense City en andere financiële centra werden gefinancierd door overheidsschulden.
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft noodmiddelen vrijgemaakt om onmiddellijk te kunnen optreden, er werd al voor 63,5 miljard euro aan overheidsobligaties opgekocht. In Ierland garandeert de regering het kapitaal van alle “spaarders” en “investeerders”, ook van buitenlandse speculanten.
Het IMF schat dat de komende twee jaar leningen ter waarde van 4.000 miljard dollar moeten hernieuwd worden waarbij de Europese banken in de problemen kunnen komen. De banken zouden volgens het IMF tot 2.200 miljard dollar aan leningen moeten afschrijven. Dat is 100 miljard minder dan bij een vorige schatting, maar het blijft een gigantisch bedrag waarvan een kwart nog steeds niet is ingevuld.
Wie moet betalen?
De regeringen van Griekenland, Portugal, Spanje en Ierland staan onder druk van de internationale kapitalisten die in deze landen speculeerden om grote winsten te maken maar nu harde besparingsplannen eisen. De lonen, pensioenen, kinderbijslag, publieke uitgaven en werk, alles wordt naar de slachtbank geleid. De kapitalisten hebben bloed geproefd en willen meer. Ze proberen op agressieve wijze van de crisis gebruik te maken om de levensstandaard van de arbeiders te ondermijnen. Dat is waarom de Ierse leningen vorige week 4 procentpunten duurder waren dan Duitse leningen.
Het IMF concludeert dat de ontwikkelde kapitalistische landen een begrotingsevenwicht moeten nastreven en de grote staatsschulden moeten afbouwen. Tegelijk is het IMF bezorgd over de beperkte groei. Zowel de schulden beperken als de groei stimuleren, gaat niet. Dat is een onmogelijke opdracht, even onmogelijk als tegelijk vooruit en achteruit rijden met de wagen.
In de praktijk betekent het standpunt van de kapitalisten (en van het IMF als orgaan van de kapitalisten) dat er stimulusmaatregelen komen voor de banken en de grote bedrijven, maar besparingen en neoliberale “hervormingen” voor de rest. Het betekent “hervormingen aan de snel toenemende uitgaven, in het bijzonder inzake uitkeringen, en belastingshervormingen die eerder gericht zijn op de productie dan op de consumptie.” Het IMF pleit voor een arbeidsmarktbeleid dat “groei en jobcreatie” centraal stelt. Wat dit betekent, zagen we in Spanje. De pensioenen werden verlaagd en het werd voor het patronaat makkelijker om tot ontslagen over te gaan.
Maar zelfs het IMF moet dus toegeven dat de besparingsmaatregelen de economie treffen. Een besparing in de publieke uitgaven met 1% vermindert de economische groei met 0,5% over een periode van twee jaar. Dat is de reden waarom de economie er op achteruitgaat in Spanje, Ierland, Portugal en de Baltische staten. Als meer landen overgaan tot drastische besparingen, dan zal dit het depressieve effect op de wereldeconomie versterken.
“Onorthodoxe maatregelen”
Wat moeten de regeringen doen als de intrestvoeten al bijna nihil zijn en de stimulusmaatregelen ten einde lopen terwijl zowel de vraag als de groei zwak blijven? Het IMF verwacht nu dat de Amerikaanse Centrale Bank, de Federal Reserve, een tweede ronde van “onconventionele maatregelen” of “quantitative easing” opstart. Dit betekent dat de Fed zichzelf miljarden dollars zal toekennen om overheidsobligaties op te kopen.
Dit is tovenarij op grote schaal. De Financial Times stelde op 6 oktober: “Niemand is zeker of en hoe quantitative easing en andere onorthodoxe monetaire maatregelen werken.” Het IMF heeft een gelijkaardig standpunt. “Er is relatief weinig geweten over de efficiëntie van onconventionele monetaire maatregelen”. Wellicht zal dit zowel de intrestvoeten als de dollar naar beneden halen, wat de Amerikaanse export zal stimuleren. Maar of het de vraag in de VS versterken, blijft betwijfelbaar. De crisismaatregelen zetten immers zowel de gezinnen als de bedrijven tot meer voorzichtigheid aan.
Een nieuw evenwicht?
De meeste economen verbinden hun hoop op een echt herstel van de wereldeconomie aan een gewijzigd evenwicht tussen de verschillende landen. Die landen met een grote reserve – China, Duitsland en Japan – zouden meer moeten consumeren. Het grote Chinese surplus wordt verantwoordelijk geacht voor de wereldwijde onevenwichten.
Dit onevenwicht wordt door twee centrale krachten aangedreven. De Chinese investeringen, productie en export aan de ene kant en de op kredieten gebouwde tekorten in de VS aan de andere kant. Het feit dat grote bedrijven in de VS en Europa hun productie naar China hebben overgebracht en goedkopere consumptieproducten vanuit China invoeren naar het Westen is een belangrijk onderdeel van deze symbiose.
Dit onevenwicht veranderen, is niet evident. Het IMF erkent: “Op middellange termijn zal de binnenlandse vraag [in opkomende economieën] wellicht onvoldoende sterk zijn om de zwakkere vraag in de ontwikkelde economieën op te vangen, hierdoor wordt het moeilijk om een nieuw evenwicht te vinden.” Een nieuw evenwicht in de wereldeconomie zou met andere woorden de groei in China, India en andere landen met een sterke groei doen afnemen.
Kapitalistische economen zijn het steeds meer eens over het feit dat het herstel erg kwetsbaar is en dat het de arbeidersklasse is die de rekening moet betalen. Voor socialisten komt het erop aan om uit te leggen dat er geen uitweg mogelijk is op kapitalistische basis. Dit systeem moet verdwijnen door het optreden van een bewuste en georganiseerde arbeidersbeweging. De crisis en de uitbuiting van het kapitalisme moeten worden vervangen door democratisch socialisme.
Valuta-oorlog. Een nieuw stadium in de crisis
“Regeringen riskeren een valuta-oorlog als ze de wisselkoersen proberen te gebruiken om hun binnenlandse problemen op te lossen.” Dat verklaarde IMF-topman Dominique Strauss-Kahn voor het begin van de IMF-top. Na afloop van de top was hij ontgoocheld. “De toon [van de top] is er geen om voor verandering te zorgen. Het beleid moet worden aangepast.”
De Braziliaanse financieminister was de eerste om te verklaren dat een “internationale valuta-oorlog” van start was gegaan. Nadien werd de waarde van de munten van Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Zwitserland, Colombia en ook Brazilië naar beneden herzien.
De trage groei in de rijke landen heeft geleid tot een grote kapitaalstroom naar “opkomende economieën” zoals India en Brazilië. Die hebben de waarde van hun munten opgetrokken. In de EU vrezen politici dat de Euro opnieuw sterker zou worden tegenover zowel de dollar als de Chinese renminbi.
De Japanse centrale bank heeft dollars opgekocht in een mislukte poging om de opmars van de Yen wat af te remmen. De Yen staat op het hoogste niveau tegenover de dollar sinds 1995. De centrale bank verklaarde ook dat ze zal overgaan tot “quantitative easing” door overheidsobligaties op te kopen maar ook private waardepapieren in de hoop dat dit de economische groei zal opstarten en de waarde van de Yen laag zal houden.
Wellicht zal er nu in de VS worden overgegaan tot een nieuwe fase van quantitative easing die bovendien grootschaliger zou zijn dan in Japan. De Federal Reserve zou obligaties aankopen voor een bedrag van 100 miljard dollar per maand.
Het IIF (Institute of International Finance), een instelling voor 420 grote banken in de wereld, waarschuwde voor een ontwikkeling van protectionisme als gevolg van de concurrentie op het vlak van de wisselkoersen. Het protectionisme was een doorslaggevende factor voor de Grote Depressie van de jaren 1930. Iedere nationale kapitalistische klasse probeerde zichzelf te redden ten koste van de andere landen.
VS versus China
Het grootste valutaconflict vandaag is dat tussen de VS en China. Een deel van de Amerikaanse kapitalisten en een groter deel van de politici willen de verantwoordelijkheid voor de werkloosheid en de fabriekssluitingen in eigen land bij China leggen. Ze eisen een revaluatie van de Chinese munt, de renminbi, om zo de Amerikaanse markt interessanter te maken voor binnenlandse productie. De Chinese dictatuur en haar kapitalisten zien een toename van de export als essentieel middel om aan de macht te blijven. Zij willen de renminbi daarom laag houden.
De gezamenlijke economische belangen van beide machten zorgden ervoor dat China op een ogenblik dat de wereldeconomie nog groeide de waarde van haar munt in 2005-2008 met 20% aanpaste tegenover de dollar. Met het uitbreken van de crisis bevroor Peking de waarde van de renminbi. De dreiging van Amerikaanse maatregelen en een beperkt herstel van de wereldeconomie zorgden ervoor dat de waarde van de renminbi sinds juni opnieuw werd verhoogd met 2,3%. Maar Amerikaanse economen en politici eisen een verhoging met 20-40%.
De Amerikaanse Kamer stemde recent over een wetsontwerp tegen “onrechtvaardige subsidies” van munten, dat is een directe bedreiging om Chinese producten een belasting op te leggen. Het ontwerp moet wel nog naar de Senaat en naar president Obama. FT-commentator Martin Wolf schreef vorige week: “Is de tijd voor een valuta-oorlog met China aangebroken? Het antwoord daarop lijkt steeds meer positief uit te vallen.” Hij stelde dat de lage Chinese wisselkoers een vorm van protectionisme is.
Een nieuw Plaza-akkoord?
Het Witte Huis wil dat het IMF een rol speelt om China tot gehoorzaamheid te dwingen. Na de mislukte top van het IMF en de Wereldbank hoopt Obama steun te vinden op de G20 top in Zuid-Korea in november.
Het model dat vaak naar voor wordt geschoven, is dat van het Plaza-akkoord in 1985. Met dat akkoord moest de Japanse regering een verhoging van de Yen tegenover de Dollar aanvaarden. In Peking wordt dit voorbeeld als een waarschuwing gezien. Het betekende immers het begin van de economische stagnatie in Japan. Die stagnatie heeft twee decennia geduurd.
Een duurdere export vanuit China zou de wereldhandel afremmen. Een neergang van de export uit Azië, indien meer munten de renminbi volgen, zou de volledige wereldeconomie vertragen.
De groei van China is gebaseerd op massale investeringen. Het aandeel van de investeringen nam tussen 1997 en 2009 toe van 32% van het bbp tot 40%. Het aandeel van de particuliere consumptie nam af van 45% tot 36%. De interne consumptie versterken, zou leiden tot een daling van de investeringen terwijl dit vandaag de motor van de Chinese economie is. Deze investeringen zijn afhankelijk van een zeepbeel, vaak worden ze gefinancierd met extreme immobiliën- en grondprijzen als waarborg.
Een hogere waarde voor de renminbi zou de interne problemen van de VS niet oplossen. Het zou de prijzen in de VS doenb stijgen. Een sterke val van de dollar zou het voor de Amerikaanse overheid moeilijker maken om te lenen, ook de gezinnen en bedrijven zouden dat voelen.
De valuta-oorlog staat nog in haar kinderschoenen. In het slechtste geval kan dit leiden tot een handelsoorlog. De groeiende tegenstellingen tussen imperialistische machten en tussen de VS en China in het bijzonder hebben bovendien ook betrekking tot de controle over natuurlijke rijkdommen en militair-strategische macht.
Zoals er geen kapitalistische uitweg is voor de crisis, is er ook geen uitweg voor het valutaconflict. Regeringen en kapitalisten zullen elkaar bestrijden, maar tegelijk zullen ze allemaal proberen om de lasten op de rug van de arbeiders en armen af te schuiven.
Artikel door Per-Ake Westerlund