Kritiek op het program van Gotha: III
III
“Om de weg te banen naar de oplossing van het sociale vraagstuk eist de Duitse arbeiderspartij de instelling van productiegenootschappen met staatshulp onder democratische controle van het arbeidende volk. De productiegenootschappen in zowel de industrie als in de landbouw moeten in het leven worden geroepen in een dergelijke omvang, dat zij de bakermat vormen voor de socialistische organisatie van de gezamenlijke arbeid.”
In het spoor van Lassalles “ijzeren loonwet” -het heelmiddel van dezelfde profeet. De “wet” wordt op een voor hem waardige wijze “gebaand”. In plaats van de bestaande klassenstrijd vinden we een frase van stukjesschrijvers over “het sociale vraagstuk”, naar de “oplossing” waarvan een “weg gebaand” wordt. In plaats van het proces van revolutionaire herstructurering van de maatschappij vindt de “socialistische organisatie van de gezamenlijke arbeid” zijn “bakermat” in de “staatshulp” aan productiegenootschappen, die “in het leven worden geroepen” door de staat en niet door de arbeiders. Dit past volkomen bij Lassalles fantasie, alsof het met staatssubsidie mogelijk is net zo makkelijk een nieuwe samenleving te bouwen als een nieuwe spoorlijn!
Uit resterende schroom stellen ze de “staatshulp” onder de democratische controle van het “arbeidende volk”.
Ten eerste bestaat het “arbeidende volk” in Duitsland voor het merendeel uit boeren en niet uit proletariërs.
Ten tweede betekent het woord “democratisch” in het Duits vertaald “volksmachtig”. Wat is dan een “volksmachtige controle door het arbeidende volk” voor iets? En dan nog bij een arbeidend volk dat, door dergelijke eisen aan de regering te stellen, volledig toegeeft dat het geen macht in handen heeft en er niet rijp voor is!
Onnodig hier het recept te gaan bekritiseren, dat Buchez (7) onder Louis-Philippe (8) uitschreef als tegenwicht tegen de Franse socialisten en dat werd aangenomen door de reactionaire arbeiders uit het “Atelier”. En het ergste zit hem niet hierin dat men dit specifieke wondermiddel in het programma heeft gezet, maar dat men in het algemeen terugvalt van het standpunt van de arbeidersbeweging naar het standpunt van de sektarische beweging.
Wanneer de arbeiders ernaar streven voorwaarden te scheppen voor collectieve productie op universeel-maat-schappelijk niveau en allereerst op nationaal niveau, betekent dit slechts dat zij strijden voor een omwenteling binnen de productievoorwaarden van het nu en heeft het niets gemeen met de instelling van coöperatieve genootschappen met hulp van de staat. Wat nu de huidige coöperatieve genootschappen betreft, zijn deze slechts van waarde voor zover ze onafhankelijk door de arbeiders zelf zijn opgericht en geen bescherming genieten van regering of bourgeoisie.
VOETNOTEN
7. Buchez, Philippe-Joseph-Benjamin.(1796-1865) Frans christelijk geïnspireerd gematigd utopisch socialist. Aanvankelijk aanhanger van het St.Simonisme, dat hij echter verliet wegens zijn pantheïsme. In 1840 oprichter van het tot de arbeiders gerichte blad L’Atelier, waarin hij een op coöperatieven gebaseerd vreedzaam christelijk socialisme predikte.
8. Louis Philippe van Orléans(1773-1850). Zoon van de aartsopportunistische liberale “Philippe Egalité”, die ondanks zijn lippendienst aan de Jakobijnse Conventie in 1793, toch bij de kraag werd gevat en terechtgesteld wegens samenzwering tegen de republiek. Na de juli-revolutie van 1830 besteeg Louis-Philippe de troon van Frankrijk. Als “burger-koning” bestuurde hij het land in naam van de groot-financiërs en de rijkste kapitalisten, niet alleen een kleine minderheid van de bevolking, maar zelfs een minderheid van de bourgeoisie. Werd afgezet door de februari-revolutie van 1848, ging in ballingschap naar Engeland, waar hij in 1850 overleed.
>> Inhoudstafel