Turkse zomer… begin van Koerdische lente?
Hoewel de zon ongenadig blijft branden, waait een frisse wind doorheen Turkije. Althans, daar lijkt het op. Sinds de regering een maand geleden beslist heeft een ‘Koerdisch initiatief’ te nemen is in de pers een storm van commentaren losgebarsten. Artikels die voorheen zeker tot een strafrechtelijke veroordeling zouden hebben geleid, worden nu zonder schroom neergepend.
Toegegeven, de regering Erdogan heeft reeds meermaals aangekondigd om veranderingen door te voeren en dikwijls viel na de aankondiging een stilte. Maar dit keer is er meer aan de hand. De minister van Binnenlandse Zaken, Atalay, die opdracht heeft gekregen een road map uit te werken, spreekt met diverse geledingen van de maatschappij. Niet enkel de politieke partijen (waarbij dient opgemerkt dat de twee grootste oppositiepartijen niet ingingen op de uitnodiging) maar ook NGO’s, vakbonden, intellectuelen en patroonsorganisaties worden uitgenodigd. Dat op zich is al uitzonderlijk, want meestal beslist men zonder enige vorm van consultatie. Een overlegcultuur in Turkije mag dan al in het dagdagelijkse leven de normaalste zaak ter wereld zijn, in de politieke wereld is dat vrijwel onbestaande.
Wie vroeger over het Koerdische probleem sprak, kreeg steevast te horen dat er geen Koerdisch probleem was, enkel een probleem van terrorisme. Na de uitschakeling van de terroristen kon men in de regio investeren en alles zou goed komen. Het kan naïef klinken en dat is het natuurlijk ook, maar het was een redenering die jaren terugkwam. Het enige resultaat van deze ontkenning van de realiteit is dat er tussen 1984 en nu meer dan 40.000 doden zijn gevallen, de meesten onder hen Koerden.
Sinds de oprichting van de Turkse republiek in 1923 bestaat het probleem van de Koerden. De onafhankelijkheidsoorlog werd gevoerd door Turken en Koerden maar toen de republiek tot stand kwam bleek vrij snel dat in de Turkse republiek geen plaats was voor de Koerden. Zij bestonden officieel zelfs niet. Toen in 1925 de eerste Koerdische rebellie uitbrak, bleef ze geïsoleerd. De Koerden zelf waren immers intern verdeeld. Het bleef niet bij die ene opstand. In de 1937-1938 gebeurde het opnieuw en het antwoord van de Turkse republiek was steeds hetzelfde: de opstand bloedig onderdrukken, de bevolking deporteren om ze te laten assimileren en een verbod op de Koerdische taal.
Wie echter afstand deed van zijn etniciteit en zich assimileerde als Turk kon carrière maken. Zo kreeg ik ooit te horen dat Koerden het zelfs tot president gebracht hadden (waarmee men doelde op Turgut Özal die van Koerdische origine was) en er dus geen Koerdisch probleem was!
Na de onderdrukking van de Koerdische opstand in de dertiger jaren werden de Koerden Bergturken genaamd. Verschillende studies werden gepubliceerd om uitvoerig uiteen te zetten dat Koerden eigenlijk niet bestonden en alle (Koerdische) bevolkingsgroepen van Turkse afkomst waren. Sommige auteurs beweerden zelfs dat het Koerdisch een Turkse taal was met Perzische invloeden! Dorpen en steden verloren hun oude benaming en kregen Turkse namen. Dit paste in een overdreven nationalistische visie die tot op de dag van vandaag zijn sporen heeft nagelaten. Meer dan 12.000 dorpen en steden hebben vandaag een andere naam!
Na de Tweede Wereldoorlog bleef het relatief rustig. De Zuid Oostelijke provincies, waarvan de bevolking voor de overgrote meerderheid uit Koerden bestaat, zagen de industriële ontwikkeling aan zich voorbij gaan. Degenen die uit deze streken verder studeerden, bleven meestal in het Westen van Turkije en er waren nauwelijks woordvoerders voor de Koerden.
Na de eerste staatsgreep (1960) ontstaat de TIP (Turkse Arbeiders Partij) die in den beginne weinig aandacht besteedt aan de Koerdische kwestie hoewel in de leiding Koerden zaten. Maar eind zestiger jaren verandert dit en de TIP vraagt om erkenning van de Koerden. Eigenlijk is dit – in de geschiedenis van de Turkse republiek – de enige keer dat de arbeidersbeweging zowel Koerden als Turken verenigt en een duidelijk standpunt heeft ingenomen. Democratische en sociale rechten worden ook gekoppeld aan het recht op zelfbeschikking! De TIP werd in 1970 verboden.
In de jaren zeventig is er een enorme groei en versplintering van zich op het marxisme beroepende groepen en partijtjes. In 1978 wordt de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) opgericht. Zij pleitten voor een Verenigd Koerdistan en separatisme. Maar van bij haar oorsprong zal de PKK het Koerdische nationalisme als uitgangspunt nemen, hoewel ze zich officieel beroepen op het marxisme-leninisme. Hoewel de gewapende strijd officieel slechts van start gaat in 1984, vermoordt de PKK sporadisch plaatselijke grootgrondbezitters, die zij afschildert als agenten van het Turkse imperialisme. Hierdoor winnen zij aan sympathie bij de verarmde boerenbevolking die weinig meer dan een slavenleven kent.
In 1980 grijpen de militairen de macht. Het bilan is vreselijk en veel militanten worden opgepakt. Door haar autoritair militaristische structuur (de PKK noemt dit zelf ‘democratisch centralisme’) overleeft de partij, temeer omdat haar stichter, Abdullah Öcalan, in Syrië verblijft.
In een klimaat waar alle politieke partijen zijn verboden en het leger de macht heeft, bereidt de PKK zich voor. In 1984 is het zover. Ze vallen een politiepost aan en doden twee agenten.
In de beginfase ontkent het Turkse leger dat er aanslagen zijn. Dat zou immers een schande op hun blazoen zijn. Maar tegelijk start het met grootscheepse aanvallen. Het grootste slachtoffer hiervan is de Koerdische bevolking. Waar in de rest van Turkije de noodtoestand is opgeheven, wordt deze in de Koerdische provincies behouden en nog versterkt. Van enige vorm van democratische meningsuiting is geen sprake meer.
De massale ontplooiing van het leger, willekeurige arrestaties, dodeneskadrons die opereren bij de Jitem (een geheime afdeling van de gendarmerie waarvan men nog steeds het bestaan officieel ontkent), de controles op de bevolking die verhinderd wordt om vrij te bewegen (omdat zij dan de PKK zouden bevoorraden), het zijn elementen die ertoe leiden dat de PKK steeds sterker wordt. Het hoogtepunt van haar macht situeert zicht tussen 1990-1993. Zij controleren dorpen, delen van steden en ’s nachts de wegen.
Naast het leger worden door de Turkse staat ook ‘dorpswachters’ gerecruteerd. Zij krijgen een loon en worden bewapend. Hun taak bestaat erin het leger en de gendarmerie te helpen in haar strijd tegen de PKK. In het midden van de jaren negentig zitten er 300.000 soldaten, gendarmes en politietroepen in het Koerdische gebied en zijn er meer dan 60.000 dorpswachters. De PKK voert haar acties op en er vallen meer slachtoffers. Onder hen ook dorpswachters en civiele beambten.
Dan past de Turkse staat de politiek toe van de verbrande aarde. Tussen drie tot vijfduizend Koerdische dorpen worden (meestal gewelddadig) ontruimd. In totaal worden tussen anderhalf en drie miljoen Koerden gedwongen om te migreren naar de steden. De ontruimde dorpen worden met landmijnen ondermijnd of komen in handen van de dorpswachten.
In 1999 wordt Öcalan gevangen genomen. Na een proces waar hij op alle vlakken toegeeft wordt hij ter dood veroordeeld, maar de doodstraf wordt niet uitgevoerd omdat ze later verdwijnt uit het strafrecht.
In gans deze periode is de PKK ook als beweging getransformeerd. De hamer en de sikkel verdwijnen vrij snel na de oprichting uit het vaandel en de verwijzingen naar het marxisme raken op de achtergrond. Ook de houding tegenover de islam verandert en na de gevangenname van Öcalan zweert de PKK het separatisme af en pleit voor een oplossing binnen Turkije!
De PKK heeft – in tegenstelling tot de TIP – nooit ernstig de noodzaak ingezien om het recht op zelfbeschikking te koppelen aan individuele en collectieve vrijheden. Hierdoor heeft ze zich vervreemd van de Turkse arbeidersbeweging waar ze op weinig sympathie kan rekenen! Tegenover het Turkse nationalisme heeft zij het Koerdische nationalisme gesteld.
Toch mag de invloed – of liever, de symboolwaarde – van Öcalan niet worden onderschat. Vele Koerden, zelfs zij die absoluut geen sympathie voelen voor de PKK, nemen Öcalan als symbool van vrijheid.
Dit heeft ook te maken met het feit dat – zelfs nu nog – geen enkele partij mag opgericht worden die de éénheid van de Turkse natie in vraag stelt.
In 1990 scheuren een aantal Koerdische volksvertegenwoordigers zich af uit de SHP (sociaal democratische partij) en Leyla Zayna spreekt voor het eerst Koerdisch in het parlement. Het levert haar een levenslange gevangenisstraf op, samen met drie andere Koerdische parlementairen. Telkens er een Koerdische partij wordt opgericht (hoewel ze nooit officieel in hun statuten het woord Koerdisch mogen gebruiken want dan worden ze al verboden alvorens ze kunnen functioneren) die op een legale manier probeert te werken, wordt deze na een tijdje verboden. Zelfs de DTP (zeg maar de Koerdische partij) hangt zo’n verbod als het zwaard van Damocles boven het hoofd.
Dat de PKK kon blijven bestaan is te wijten aan de grondwet van 1982 die in feite individuele en collectieve vrijheden aan banden legt, waardoor enkel een illegale partij kan overleven.
Maar er is meer. Het conflict heeft geleid tot een Koerdische regio die totaal verarmd is. In Dýyarbakýr (Amed) ligt de werkloosheid bijvoorbeeld op 80%!
De cruciale vraag die zich daarom stelt is, waarom wordt nu een Koerdisch initiatief genomen.
Een eerste reden ligt in de uitslag bij de gemeenteraadsverkiezingen dit jaar. De onafgebroken opmars van de AK-partij werd een halt toegeroepen. Haar politiek ten aanzien van de Koerden bestond erin om met mondjesmaat het Koerdisch te gedogen (onder andere door de oprichting van TRT6, een zesde net op de staatstelevisie die in het Koerdisch uitzendt) en beloftes om een pakket van economische investeringen op te zetten in de regio. Zij hoopten hiermee de wind uit de zeilen te halen van de DTP (de Koerdische Partij). Het pakte anders uit en de AK-partij verloor fors van de DTP die versterkt uit de confrontatie kwam.
Maar er is meer. De geo-politieke situatie is heel onzeker. Niemand weet precies hoe het in Irak zal aflopen als de VS er nog enkel een strategische (in plaats van een massale) militaire aanwezigheid zal hebben. Noord Irak is de facto een autonome Koerdische regio met een eigen bestuur. Als Irak uiteen zou vallen, is de kans groot dat er een echte Koerdische staat komt. De KRG (regering van de autonome Koerdische regio) bakt sinds een jaar zoete broodjes met de Turkse staat en het is duidelijk dat zowel Turkije als de KRG aansturen op samenwerking in plaats van confrontatie. In deze blijft de kwestie van Mosul en Kirkuk (olierijke gebieden die door de KRG worden geclaimd) en de status ervan een hangend probleem.
Het Westen en de Verenigde Staten stellen hun hoop op Turkije als stabiliserende factor in dit broeiende gebied (Iran, Irak, Afghanistan, Israël en de Palestijnen). Turkije zit in de Navo, stuurt troepen naar Afghanistan, onderhoud goede banden met Israël maar ook met de Palestijnen en is bovenal een betrouwbare bondgenoot voor het Westen.
Bovendien beschikt het land sinds 2002 over een stabiele regering die probeert aansluiting te vinden bij de Europese Unie en een liberaal economisch programma heeft. En tenslotte is het land militair de nummer zes van de wereld wat voor het Westen eveneens van groot belang is.
Sinds de AK-partij aan de macht is, woedt de strijd tussen de machtselites in Turkije. Hoewel de AK-partij zich uitgeeft als een conservatieve liberale volkspartij, ligt haar politieke lot nauw verbonden met de Anatolische tijgers. Hieronder verstaat men de steeds groeiende burgerij in centraal Anatolië. Ultra liberaal, pro Europees maar islamitisch traditioneel en conservatief. Deze burgerij wil haar economische macht verzilverd zien binnen de Turkse staatsstructuur en dit proces verloopt niet van een leien dakje.
De oude machtselite (ook wel de Kemalisten genaamd) heeft de staat gebruikt om zijn economische macht uit te bouwen. Dit hangt nauw samen met de Turkse republiek waar vanaf het begin een geleide staatskapitalistische politiek zorgde voor de grote industrialisatie. Hieruit zijn grote private economische concerns ontstaan die steeds meer macht verwierven (Koç, Yabancý, …). Tegelijk werd een apparaat uitgebouwd (de bureaucratie zeg maar) die trouw de basisprincipes van de Turkse eenheidsstaat verdedigde. Leger, top van de administratie en het onderwijs, een groot deel van de gerechtelijke macht, zijn (of waren) in handen van de Kemalisten. De Kemalistische elite staat veel minder te trappelen om aansluiting te vinden bij Europa, zeker wanneer dat zou betekenen dat er in de staatsstructuur wordt ingegrepen. In tegenstelling tot de Anatolische tijgers zijn ze voor een ‘staatsislam onder controle van de staat’ en weigeren ze teveel aan de grondwet te laten prutsen die voor hen een garantie op hun politieke macht inhoudt.
Men mag niet vergeten dat het leger dat in 1980 een staatsgreep heeft gepleegd de huidige grondwet heeft opgesteld. Via de Oyak holding die gespijsd wordt met bijdragen van de militairen heeft de legertop ook een niet te onderschatten economische macht.
Waar het er in den beginne op leek dat de Kemalistische elite via de CHP (de republikeinse partij) haar macht kon behouden, werd het steeds duidelijker dat het totaal gebrek aan visie van de CHP geen perspectief bood. Door het gebrek aan alternatief staat de CHP veel te zwak om voorlopig politiek een rol van betekenis te spelen of haar electorale basis uit te breiden. Daarom koos (en kiest) een steeds groter deel van de Kemalistische elite voor machtsdeling met de AK-partij in plaats van voortdurende confrontatie.
De AK-partij verwerft door het Ergenekon dossier indirect steun. In dit lopende gerechtelijk onderzoek blijkt de verwevenheid van terrorisme, staatscomplotten, illegale moorden en de ‘diepe’ staat. Los van het feit hoe het onderzoek wordt gevoerd (want niet alles verloopt even ‘zuiver’), is de verwevenheid tussen een deel van de Kemalistische elite en een illegale organisatie als Ergenekon overduidelijk aangetoond.
Maar voor de overgrote meerderheid van de Kemalistische elite gaat een staatsgreep nu net iets te ver om hun macht te behouden. Vandaar dat er een soort van ‘bestand’ is gesloten en er de facto een machtsdeling bestaat.
Dat de machtige Turkse legertop vandaag voor het eerst zijn fiat geeft aan een oplossing van het Koerdische probleem via onderhandelingen past volkomen in dit plaatje. In het geo-politiek conflict heeft het Westen behoefte aan een sterk beroepsleger (nu is er de verplichte dienstplicht) waarmee in de regio kan ingegrepen worden. Dit jaar nog heeft Turkije bijkomende bevoegdheden gekregen binnen de Navo en de vraag naar een beroepsleger (met vermindering en/of afschaffing van de dienstplicht) ligt goed bij de bevolking. Nu sterven jaarlijks dienstplichtigen in de confrontatie tussen leger en de PKK.
Tegelijk beseft men steeds meer dat een militaire oplossing geen oplossing is. De PKK zal immers kunnen blijven putten uit een verarmd en achtergesteld Koerdisch gebied waar een uitzichtloos bestaan en armoede het enige perspectief vormt van vele duizenden jongeren.
Turkije zal over haar grondgebied de Nabucco pijplijn aanleggen die Europa moet bevoorraden, maar deze pijplijn loopt doorheen de Koerdische gebied. Het moet een nachtmerrie zijn te bedenken dat hierop aanslagen worden gepleegd.
De Tusiad (patroonsorganisatie) pleit al veel langer voor een oplossing. In een gebied waar wegversperringen, militaire operaties of aanslagen worden uitgevoerd voelt geen enkele industrieel zich goed. Bovendien zit hier een reserve aan goedkope arbeidskrachten en niet te vergeten ook nog onontgonnen grondstoffen, die de concurrentiepositie van een land als Turkije fors kan opkrikken.
De vraag is – hoever wil men gaan?
De Koerden als een minderheid erkennen, zou natuurlijk het begin van een daadwerkelijke oplossing zijn. De enige erkende minderheden vandaag zijn Griekse en Armeense christenen en Joden. Volgens de grondwet (en het verdrag van Lausanne) hebben minderheden het recht onderwijs in hun eigen taal te krijgen en moeten hun democratische rechten gerespecteerd worden. Hoewel dat formeel gebeurt is de praktijk anders, maar deze oplossing vergt een wijziging van de grondwet.
Alle partijen zijn het over één ding eens. Er mag niet geraakt worden aan het unitaire karakter van de Turkse staat (ook de DTP en zelfs de PKK steunen dit!) dus dit zal zeker niet gebeuren.
Het Koerdisch als officiële taal erkennen botst ook met de grondwet. Daarin staat immers dat het Turks de taal van het land is.
Waar is men het dan wel over eens (de MHP, ultranationalistische partij uitgezonderd): dat naast het Turks in het onderwijs ook een facultatief vak Koerdisch zou komen. Daarnaast is men bereid de amnestiewet te vernieuwen en ruimer te interpreteren waardoor duizenden Koerden die hun nationaliteit werden ontnomen deze zouden terugkrijgen en waardoor militanten van de PKK (met uitzondering van de leiding) zouden kunnen terugkeren en geïntegreerd worden in de samenleving.
De tientallen opgesloten Koerdische jongeren zouden vrijgelaten worden (bij manifestaties als er rellen waren werden verschillende kinderen opgepakt en kregen zware gevangenisstraffen).
Politieke partijen zouden in hun campagnes ook Koerdisch mogen spreken. Er zou gewerkt worden aan de terugkeer van de Koerden naar hun ontruimde dorpen die weer toegankelijk zouden worden gemaakt en ook voor de dorpswachters zou een oplossing uitgewerkt worden. Privé-zenders zouden in het Koerdisch mogen uitzenden. De dorpen en steden die van naam werden veranderd zouden terug hun oorspronkelijke benaming krijgen.
Tenslotte zou er een investeringsprogramma opgezet worden om de verpauperde streken en steden te renoveren.
Over het lot van Öcalan lopen de meningen frontaal uit elkaar net als over het direct of indirect betrekken van de PKK bij de onderhandelingen.
In vergelijking met vroeger – en dan spreken we over de toestand tot een jaar geleden – een stap vooruit.
Maar … er is een grote maar !!! De verwachtingen zijn hooggespannen, zeker bij de Koerdische bevolking. Bovendien blijven de voorgestelde wijzigingen binnen de grondwet die nog altijd door de militairen werd opgesteld.
De regering Erdogan wil, met het oog op toetreding in de Europese Unie, veranderingen aan de grondwet doorvoeren, doch tot op heden stuit dit op verzet. Bovendien wil de regering een consensus bereiken in het parlement want als die er niet is, bestaat de kans dat het grondwettelijk hof alsnog roet in het eten gooit.
Het blijft dus een dubbeltje op zijn kant. Door het ontbreken van een arbeiderspartij zijn het vooral de burgerlijke krachten die tot een consensus willen komen om de rol van Turkije in het woelige Midden Oosten te versterken en tegelijk hun eigen concurrentiepositie te verbeteren. Het klinkt cynisch maar ik geloof dat dit de realiteit is.
Enkel binnen een proces waar individuele en collectieve vrijheden in een nieuwe grondwet worden gegarandeerd zie ik een reële oplossing mogelijk niet alleen voor de Koerden maar voor ook voor de Turken. De noodzaak van een arbeiderspartij wordt hier nogmaals gesteld omdat dit de enige garantie is dat er een oplossing met perspectieven uit de bus komt.
Nationalisme – of het nu Turks of Koerdisch is – leidt enkel tot de impasse. Of de debatten van de hete Turkse zomer zullen leiden tot een Koerdische lente of daarentegen tot een trieste herfst zal vrij snel duidelijk worden. Ik hoop het eerste maar ik vrees het laatste.
Dikili