50 jaar geleden: de Cubaanse revolutie
In 1959 verdreef een massale beweging de Cubaanse dictator Batista. Dit vormde het begin van een andere koers voor Cuba die de leiders in de armen van de Sovjetunie duwde. 50 jaar later blijft de erfenis van Fidel Castro en Che Guevara overeind als een symbool van strijd tegen het imperialisme en het kapitalisme. We publiceren hierbij een dossier door PETER TAAFFE dat eerst in het Engels verscheen in 1978 als onderdeel van een brochure over Cuba.
De Cubaanse revolutie
De gebeurtenissen in Afrika en de Caraïben hebben Cuba opnieuw op de wereldkaart gezet. Het VS-imperialisme had druk gezet op Zuid-Afrika om Angola binnen te vallen in een poging om de revolutie neer te slagen, maar die poging botste op de steun van Cubaanse troepen en materieel voor de MPLA. Dat heeft de oorlog in het voordeel van de MPLA doen uitdraaien wat heeft geleid tot het einde van het grootgrondbezit en het kapitalisme in Angola.
Tegelijk werd Cuba een aantrekkingskracht voor landen in de Caraïben als Jamaica en Guyana die hard waren getroffen door de wereldwijde crisis van 1974-75. Voor de Latijns-Amerikaanse massa’s is Cuba een toonbeeld voor vooruitgang en rust tegen de militaire dictaturen, de honger en de miserie die zij kennen in landen als Argentinië of Chili.
In de ontwikkelde kapitalistische landen kunnen de charismatische figuren van de Cubaanse revolutie, zoals Fidel Castro of de vermoorde Che Guevara, op heel wat steun rekenen onder die lagen die uitkijken naar een alternatief op het kapitalisme en zich niet aangetrokken voelen tot grijze figuren als Breznjev of Kosygin. Zelfs Arthur Scargill stelde recent in een televisieprogramma dat Cuba het model van samenleving was waar hij voor opkomt.
Kan Cuba een richting aangeven voor de arbeiders en boeren in achtergebleven landen of de arbeidersbeweging in de ontwikkelde kapitalistische wereld? Wat is het karakter van het Cubaanse regime? Die vragen kunnen enkel worden beantwoord als we van dichterbij kijken naar de oorzaken en ontwikkeling van de Cubaanse revolutie.
Voor de revolutie was Cuba een paradijs voor de rijken, de speeltuin voor de Amerikaanse toeristen maar tegelijk een nachtmerrie voor de arbeiders en boeren. In 1950-54 was het gemiddelde inkomen per persoon in Delaware, de rijkste staat van de VS, 2.279 dollar per jaar. In Cuba was dat slechts 312 dollar, of 6 dollar per week. Zelfs in Mississippi, de armste staat van de VS, bedroeg dit 829 dollar. 54% van de plattelandsbevolking had geen toilet of sanitaire voorzieningen. Malaria, tuberculose en syfilis waren breed verspreid. 25% van de bevolking was analfabeet en de werkloosheidscijfers gingen in dezelfde richting: één of vier had geen werk. In de jaren 1950 ging een kleiner percentage van de kinderen naar school dan in de jaren 1920. Toch telde Havana in 1954 meer Cadillacs dan gelijk welke andere stad ter wereld.
De grond was in handen van een kleine groep en was ondergebracht in grote latifundia. 114 boeren, minder dan 0,1% van het totale aantal, hadden 20,1% van het land in hun bezit. 8% van de boeren waren goed voor 71,1% van de grond. Aan de andere kant moesten 39% van de boeren het doen met kleine stukjes grond, samen goed voor slechts 3,3% van de grond.
Imperialistische dominantie
De Cubaanse economie werd gedomineerd door de grote Amerikaanse monopolies. Het aandeel van de Amerikaanse bedrijven in de telefonie en elektriciteit bedroeg 90%, in de openbare diensten 50% en in de suikerindustrie 40%. Cuba was verbonden aan de Amerikaanse economie en concentreerde zich op de teelt van graan en suiker voor de Amerikaanse markt. De belangrijkste suikerexport ging naar de VS dat een jaarlijks vast quota bepaalde alsook de prijs hiervoor.
De kers op de taart van dit systeem was de dictatuur van de gangster Batista. Er werd geschat dat er tussen zijn tweede machtsgreep in 1953 en zijn omverwerping in 1959 tot 20.000 mensen het leven lieten na repressieve tussenkomsten van het leger of bij martelingen.
Cuba was in de jaren 1950 niet in staat geweest om de taken van de kapitalistische democratische revolutie door te voeren om het land te verdelen onder de boeren, de ijzeren greep van de buitenlandse economische en politieke dominantie te doorbreken en een moderne industriële ontwikkeling te kennen. Zoals Leon Trotski dat met zijn theorie van de permanente revolutie reeds voorzag, bleek uit de ervaring van de Russische revolutie dat enkel de arbeidersklasse in achtergebleven landen in staat is om leiding te geven aan het realiseren van deze taken. Eens de Russische arbeidersklasse aan de macht was gekomen en de kapitalistische democratische revolutie doorvoerde, ging deze arbeidersklasse meteen over tot haar socialistische taken: de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie. Dit vormde het begin voor de internationale socialistische revolutie.
“Progressief”
De Cubaanse communistische partij ging in tegen die ervaring en methode van Lenin en de Bolsjewieken. Zoals de meeste communistische partijen in Latijns-Amerika stond de Cubaanse CP voor een alliantie met de zogenaamde “progressieve nationale burgerij” als bondgenoot in het vervolledigen van de “anti-imperialistische patriottische en democratische revolutie.” De Cubaanse kapitalisten investeerden in grond en de grootgrondbezitters in de industrie. Er kon geen ernstige landhervorming worden doorgevoerd met de steun van de Cubaanse kapitalisten. Zij waren ook niet in staat om een strijd tegen het VS-imperialisme te leiden aangezien ze van dat imperialisme afhankelijk waren om zich te verdedigen tegen de Cubaanse massa’s. De zoektocht naar de haast mythische “progressieve nationale kapitalisten” zorgde ervoor dat de Cubaanse Communistische Partij zelfs overging tot steun aan Batista toen hij de macht greep in 1933.
Aanvankelijk had partijleider Blad Roca Batista veroordeeld als “een nationale verrader in dienst van de imperialisten.” Maar in 1938 kwam het Centraal Comité tot de ontdekking dat Batista “niet langer de leidinggevende figuur van het reactionaire kamp” bleek te zijn. Die magische transformatie werd ontdekt omdat Batista een aantal “democratische” referenties kreeg toegekend door niemand minder dan de Amerikaanse president Roosevelt. De bescheiden afkomst van “sergeant Batista” was een extra element om de zegen te krijgen van de CP-leiders. Batista bedankte de partij door deze te legaliseren en zelfs twee ministers van de CP in zijn regering op te nemen. Blas Roca, die later in een regering onder Castro zou zetelen, verscheen op hetzelfde balkon als Batista in 1942 om aangemoedigd te worden door de Cubaanse massa’s. Ondanks deze steun werd Batista in 1944 toch van de macht verdreven. Fidel Castro aan de andere kant werd door de CP in 1947 nog omschreven als een “gangster”. Zelfs toen de CP later haar houding tegenover Castro moest wijzigen, bleef de partij twijfelen over de mogelijkheid om Batista omver te werpen met een guerrillastrijd. In november 1958 riep de partij nog op tot een “democratische coalitieregering.”
De tweede staatsgreep van Batista in 1952 leidde tot heel wat verzet in Cuba, zeker onder de studenten en intellectuelen zoals Fidel Castro en zijn broer Raúl. Met 120 aanhangers gingen ze op 26 juli 1953 over tot een aanval op de barakken van Moncada. Dat leidde tot een nederlaag. Castro werd gevangen genomen en vrijgelaten op voorwaarde dat hij het land verliet. Hij trok naar Mexico om een guerrillakracht op te bouwen waarmee hij voet op Cubaanse grond zette in 1956.
Er volgde een heldhaftige strijd die drie jaar duurde. De guerrillastrijd kreeg de steun van de arme boeren en leidde tot een nederlaag voor de numeriek superieure krachten van Batista. Een deel van de soldaten van Batista en zelfs van de officiers liepen over naar het kamp van de guerrilla.
Harmonie
In 1961 verklaarde Castro, die intussen in een strijd op leven of dood met het VS-imperialisme was terecht gekomen, dat hij “in zijn hart altijd een marxist-leninist was geweest”. KS Karol merkte in zijn boek “Guerrilla’s aan de macht” ironisch op: “Een aantal van zijn kameraden die nog minder aanspraak op dat label konden maken, waren steeds marxisten geweest zonder dit te weten. Anderen waren nooit anti-communistisch geweest en konden makkelijker worden omgevormd.”
De realiteit is dat Castro tot op dat ogenblik geen communist was, maar een radicale democraat uit de middenklasse wiens ideaal dat van het democratisch kapitalistische Amerika was. In een interview met de Amerikaanse journalist Herbert Matthews verklaarde Castro tijdens de strijd tegen Batista: “Ik kan je verzekeren dat wij geen negatieve houding hebben tegenover de Verenigde Staten en het Amerikaanse volk. Wij strijden voor een democratisch Cuba en het einde van de dictatuur.” (New York Times, 24 februari 1957)
In een document van Castro’s beweging – de 26 Juli Beweging ) werd in 1956 nog geschreven dat de beweging aanhanger was van de filosofie van Jefferson en formules van Lincoln. Er werd gesteld dat de beweging wilde komen tot een vorm van “solidariteit en harmonie tussen kapitaal en arbeid om de productiviteit te vergroten.”
Zelfs nadat Batista van de macht was verdreven, verklaarde Castro op 6 maart 1959 aan de Bankiersvereniging dat hij met hen wilde samenwerking. Volgens het Amerikaanse “News and World Report” voegde hij er aan toe dat hij geen enkele intentie had om tot nationaliseringen over te gaan. Was dat misschien een poging om de grootgrondbezitters en kapitalisten te misleiden? We denken het niet. Castro en zijn aanhangers vertrokken in hun strijd niet van een duidelijk socialistisch programma en perspectieven zoals Lenin en de Bolsjewieken dit deden in Rusland.
Lenin baseerde zich op de arbeidersklasse. Hij voorzag dat de arbeiders leiding zouden geven aan de boeren in de strijd tegen het tsarisme. Castro en Guevara baseerden zich op de boeren en de plattelandsbevolking. De arbeidersklasse verscheen pas op het toneel met een algemene staking in Havana op een ogenblik dat de guerrilla reeds een overwinning had geboekt en Batista vluchtte voor zijn leven. De dominante rol van de Russische arbeidersklasse met het bewuste beheer en controle van de staat en de industrie door middel van raden van arbeiders en boeren – de meest democratische instellingen ooit – leidde tot een machtige beweging van de arbeidersklasse in heel de wereld om de Russische broeders te ondersteunen. De arbeiders in diverse landen probeerden de Russische Revolutie in eigen land over te doen.
Impasse
Het feit dat Castro aan de macht kwam op basis van een voornamelijk landelijke beweging was bepalend voor het karakter van deze beweging. Het was een specifieke combinatie van omstandigheden die ertoe leidde dat Castro buiten het kader van een kapitalistische democratie moest treden en de onteigening van de grootgrondbezitters en kapitalisten moest toelaten.
Er was enerzijds het bankroet van het Cubaanse kapitalisme dat geen uitweg kon aanbieden uit de impasse van de samenleving. Anderzijds was er een immense druk van de boeren en de arbeidersklasse. Met de nederlaag van Batista trokken de boeren naar het land om dit te bezetten. De arbeiders kwamen op straat om loonsverhogingen te eisen en de reïntegratie van die arbeiders die door het vorige regime waren afgedankt. In de lente van 1959 voerden 6000 arbeiders van Cuban Electric Company stiptheidsacties om een loonsverhoging van 20% te eisen. 600 arbeiders die in 1957-58 waren afgedankt begonnen een actie voor het presidentieel paleis. De massa’s waren bewapend en vormden een militie. Eisenhower, de vertegenwoordiger van het VS-imperialisme, raakte in paniek wegens de radicalisering van de Cubaanse massa’s. Hij zette druk op de regering en ging zelfs over tot chantage om hen tot volgzame positie te dwingen.
Verzet
De spanningen namen helemaal toe toen Rusland ruwe olie leverde aan Cuba als onderdeel van een handelsakkoord dat in januari 1960 tussen beide landen was ondertekend. In juni kondigden de drie grote oliebedrijven (Jersey Standard, Texaco en Shell) onder druk van de VS-regering aan dat ze geen Russische olie zouden toelaten op hun raffinaderijen. De Cubaanse regering kwam daarbij tussen om de olie toe te laten. De bedrijven weigerden hierop om olie vanuit Venezuela te leveren, waarop Cuba alle olie uit Rusland moest halen.
De regering-Eisenhower sloeg terug in juli met de aankondiging dat de overblijvende 700.000 ton Cubaanse suiker die moest worden geleverd onder het handelsakkoord geschrapt werd. Er werd op gerekend dat dit het regime van Castro op de knieën zou krijgen. Rusland kwam onmiddellijk tussen en stemde ermee in om de 700.000 ton suiker over te nemen. Op 6 augustus werden het Cubaanse Telefoonbedrijf, Electric Company, de olieraffinaderijen en de suikerfabrieken allemaal genationaliseerd. In de vier daaropvolgende maanden was er een snelle ontwikkeling waarbij alle Cubaanse en Amerikaanse grote bedrijven werden overgenomen.
In september werden de Cubaanse afdelingen van Amerikaanse bedrijven overgenomen. In oktober volgden de Cubaanse bedrijven en tegen eind 1960 was een einde gemaakt aan het kapitalisme in Cuba. Het VS-imperialisme beantwoordde dit met een volledig handelsembargo en nam voorbereidingen voor een militaire interventie om de Cubaanse revolutie neer te slaan.
De druk van de massa’s, de zwakte van het Cubaanse kapitalisme en de misrekeningen en blunders van het Amerikaanse imperialisme duwden het regime van Castro in de richting van het onteigenen van de grootgrondbezitters en kapitalisten. In Cuba zagen we op een verwrongen manier een bevestiging van Trotski’s theorie van de permanente revolutie. De kapitalistische democratische revolutie kon slechts worden doorgevoerd door in te gaan tegen de kapitalisten in Cuba en op wereldvlak. Dat zorgde ervoor dat Castro zich op de massa’s moest baseren om de grote bedrijven te nationaliseren en een geplande economie te vestigen. Er was geen bewuste planning of een uitgewerkt perspectief zoals dit bij Lenin en Trotski in Rusland het geval was geweest. Moest aan Castro voor de revolutie de film van zijn verdere ontwikkeling zijn getoond, hij zou er zwaar tegen tekeer zijn gegaan!
De sovjets met een democratische controle en beheer van de staat, samen met het bewustzijn van de massa’s over het feit dat het lot van de revolutie verbonden was met de overwinning van de wereldwijde revolutie, waren beslissende factoren in het ontwikkelen van revolutionaire bewegingen van de arbeiders in Europa na de Russische revolutie. De arbeiders zagen hoe hun eigen klasse aan de macht kon komen en steunden dit ondanks de leugens van hun eigen heersers over dit regime. De arbeiders steunden hun Russische broeders in de moeilijke jaren 1918 en 1919.
Aardbeving
De Cubaanse revolutie had ook het effect van een aardbeving, zeker in Latijns-Amerika. Maar omwille van de krachten die betrokken waren in de revolutie – hoofdzakelijk een boerenleger – en het ontbreken van een bewuste controle en beheer van de arbeidersklasse en de arme boeren, kon de Cubaanse revolutie niet hetzelfde effect hebben als de Russische revolutie. Er werd – bijna in het handbereik van het VS-imperialisme – een arbeidersstaat gevestigd, maar dit was een gedeformeerde arbeidersstaat waarbij de macht geconcentreerd was in de handen van een geprivilegieerde groep.