De wereld van ’68 en het Frankrijk van vandaag

Actuele inleiding op het boek door Clare Doyle

We publiceren de nieuwe inleiding op het boek “Frankrijk 1968 – een maand van revolutie”, geschreven door Clare Doyle in 1988 en heruitgebracht in 2008. Dit boek verscheen dit jaar ook in het Nederlands en het Frans in een uitgave van LSP. Het boek is nog steeds verkrijgbaar voor 7 euro en blijft interessante lectuur, ook nu de 40ste herdenking van mei 68 achter de rug ligt.

Dit boekt stelt zich tot doel het terug doen herleven van een maand in Frankrijk, waarin de toekomst van het kapitalisme in gevaar kwam. Tien miljoen arbeiders, die in het hele land hun fabrieken en werkplaatsen bezetten, die de rode vlaggen hesen en de Internationale zongen, maakten hun verlangen naar een nieuwe samenleving duidelijk. Ze dwongen een machtige president zijn land te ontvluchtten. Ze trokken brede lagen van de middenklasse aan. Soldaten, matrozen en politie waren klaar om tot muiterij over te gaan. De vonk van de beweging verspreidde zich over de grenzen heen en inspireerde arbeiders en studenten in het naburige België, Groot-Brittannië, Duitsland, Spanje en bovenal Italië.

In de aanloop naar de 40ste verjaardag van deze cruciale gebeurtenissen zagen we een verwoede poging, doorheen de hele media, om de echte betekenis van mei ‘68 te minimaliseren en te trivialiseren. Ze concentreerden zich op de meer exotische aspecten van de studentenbeweging. Vooral werd vermeden om in te gaan op de anti-kapitalistische inhoud van de bewegingen en ook de machtige algemene staking van mei 68 werd veelal over het hoofd gezien. Deze maand van revolutie in het hart van Europa toonde aan dat een socialistische omvorming van de samenleving binnen handbereik lag. Voor de massamedia – eigendom van kapitalisten en werkend in het belang van kapitalisme – kwam het hierop neer: hoe minder gezegd werd over socialisme, hoe beter! Dit is ook meer dan ooit de realiteit op het moment van de publicatie van dit boek. Kapitalisten erkennen reeds dat ze aan de vooravond staan van de ergste crisis van hun systeem sinds de “Grote Depressie” van de jaren ’30.

In 1989, het jaar nadat Maand van Revolutie oorspronkelijk werd geschreven, was er de historische ineenstorting van de geplande economieën onder staatscontrole in de Sovjetunie en Oost-Europa. Die regimes vielen als kaartenhuisjes ineen na het neerhalen van de Berlijnse Muur. Er werd ons gezegd dat het socialisme definitief had afgedaan. De ideale manier om de samenleving voortaan te organiseren, was die van het kapitalistisme. Alternatieven waren er toch niet. Einde van het verhaal! Of met de woorden van de vaak aangehaalde Francis Fukuyama, het “einde van de geschiedenis”.

Minder dan twintig jaar later wordt echter met de dag duidelijker dat het kapitalisme een blind, anarchistisch en gevaarlijk systeem is. De neerwaartse spiraal in de wereldeconomie zal leiden tot armoede en wanhoop voor tientallen miljoenen mensen. De Verenigde Staten en hun bondgenoten hebben zich vastgelopen in afschuwelijke, onwinbare oorlogen. Zelfs de hele toekomstige generatie is in gevaar gebracht door de globale opwarming, veroorzaakt door de hebzucht van de bazen. Ze houden vast aan hun rijkdom en weigeren van koers te veranderen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de burgerlijke media vandaag probeert om de echte betekenis van mei ‘68 te verhullen. Voor nieuwe generaties van jongeren en arbeiders is het belangrijk om die gebeurtenissen te herbekijken. Het bevestigt de noodzaak om de strijd verder te zetten en uit te breiden om uiteindelijk te komen tot een socialistische wereld.

Een jaar om te onthouden

1968 is een jaar om te onthouden, niet alleen in Frankrijk met de algemene staking, dat het voorwerp vormt van dit boek. Het zorgde ook voor een schok in Europa en wereldwijd. Er bestaan weinig dergelijke jaren in de geschiedenis. Jaartallen die algemeen gekend zijn, worden vaak geassocieerd met fenomenen als oorlog of revolutie. Dat is vooral het geval met revoluties die zich over verschillende landen verspreiden, zoals in 1848 of 1917-18. Er was ook 1929 met de economische crash of het jaar van de contrarevoluties in 1989.

1968 was een jaar dat opvallend was in nog een andere zin. Naast het feit dat de eerste astronauten de donkere kant van de maan zagen, was het vooral een jaar van dramatische politieke ontwikkelingen in verschillende landen. Daarbij werden de heersende klassen en elites van verschillende landen hard getroffen. Er waren massabewegingen die de kwestie van het machtsbehoud van de elite in vraag stelden en daarmee ook meteen de kapitalistische handelswijze.

Het was een jaar van studentenrevoltes tegen de oorlog, onderdrukking en autoritarisme, maar ook tegen het winstsysteem. Er waren bewegingen in Brazilië en Polen, de VS, Groot-Brittannië, Duitsland, Japen en Mexico. Het was het jaar van het Tet-offensief in Vietnam en massale anti-oorlogsbewegingen in de VS, Europa en elders tegen de bloedige politiek van de Democratische president Lyndon Johnson in Vietnam. Johnson kondigde in maart aan dat hij geen kandidaat meer zou zijn bij de presidentsverkiezingen van dat jaar.

In augustus 1968 werd de Conventie van de Democratische Partij in Chicago bezet door tienduizenden betogers die de onmiddellijke terugtrekking van alle troepen uit Vietnam eisten. Burgemeester Daley stuurde de zware politiebataljons op de betogers af om het protest neer te slaan en honderden betogers op te pakken. Dat beeld kwam wereldwijd in alle nieuwsuitzendingen. De slogan van de betogers was: “De hele wereld kijkt toe”.

De leiders van deze actie, de “Acht van Chicago”, werden berecht. Tegen het einde van het jaar werd Richard Nixon, de Republikeinse presidentskandidaat, effectief verkozen. Nixon zou een einde maken aan de oorlog in Vietnam, maar wel na het falen van nog brutaler offensieven in Azië, met onder meer een moordend bommentapijt in Cambodja. Na vijf jaar bezetting in Irak zien we ook vandaag de torenhoge menselijke en financiële kost. Zaken als de martelingen in Abu Ghraib of Guantanamo leverden Bush alleen maar nog meer onpopulariteit op in eigen land en internationaal. Het was in 1968 dat de Baathistische officieren in Irak een staatsgreep pleegden die Saddam Hoessein aan de macht bracht. Saddam zou zorgen voor een brutale dictatuur, maar hij kreeg jarenlang Westerse steun.

In 1968 was er ook de eedaflegging van de Indonesische president en dictator Soeharto. Hij kreeg de volledige steun van de VS en het wereldimperialisme, toen hij de twee voorafgaande jaren overging tot het afslachten van miljoenen leden en sympathisanten van de Communistische Partij van Indonesië. In Rhodesië (nu Zimbabwe) vocht Ian Smith (de blanke dictator die dit jaar is overleden) om zijn dictatuur van de blanke minderheid over de onderdrukte Afrikaanse meerderheid te behouden. In Zuid-Afrika hield het apartheidsregime tientallen miljoenen zwarte arbeiders en jongeren onder de knoet. Nationaal en internationaal groeide echter ook het verzet.

In China was er in 1968 de “Culturele Revolutie” van Mao, waarbij miljoenen slachtoffers vielen. Dat leidde tot grote moeilijkheden voor het regime. De “Culturele Revolutie” was een poging om de geplande economie te versterken en voorstanders van een kapitalistische weg in de heersende kaste uit te schakelen. Net als in de Sovjetunie en andere stalinistische regimes was er een omvangrijke parasiterende bureaucratie, die alle touwtjes in handen hield en beweerde te heersen in het belang van de arbeidersklasse.

Er was tegelijk echter geen arbeidersdemocratie, waardoor de bureaucratie een levendige ontwikkeling van het systeem onmogelijk maakte. Mao’s “revolutie” van bovenaf ging te ver voor bepaalde lagen van de bureaucratie. Enkel arbeiderscontrole en -beheer kon ervoor zorgen dat de geplande economie gezond en sterk kon ontwikkelen, maar zover kwam het niet.

In Europa zagen we de eerste barsten in de rechtse dictaturen van Portugal en Griekenland. Die dictaturen zouden enkele jaren later worden omvergeworpen. Marcello Caetano moest Antonio de Olveira Salazar opvolgen als hoofd van het militaire regime nadat Salazar was omgekomen bij een ongeval. In Athene maakte het Griekse kolonelsregime bochten tussen repressie en toegefelijkheid (onder meer met de vrijlating van de zanger Theodorakis). Maar het regime deed er alles aan om haar greep om de maatschappij te behouden.

De strijd voor burgerrechten

In 1968 waren er in Noord-Ierland de eerste uitbarstingen van de burgerrechtenbeweging tegen de Unionistische heerschappij (van Groot-Brittannië). De jongeren en arbeiders in de katholieke wijken van Derry kwamen op straat tegen de repressie van de Royal Ulster Constubulary (politie). In de massabeweging die ontwikkelde, waren er belangrijke voorbeelden van eenheid tussen katholieke en protestantse arbeiders en jongeren. Maar een aantal groepen, ook ter linkerzijde, negeerden die eenheid. In de VS was de strijd voor de rechten van de zwarte bevolking in 1968 al enkele jaren aan de gang. Op 4 april 1968 werd de bekendste leider van de burgerrechtenbeweging, Martin Luther King (jr), vermoord in Memphis, Tennessee. King, die tegen dan al flink naar links was opgeschoven, had die dag net gesproken op een steunbijeenkomst voor stakende vuilnisophalers.

Zes maanden later, op de Olympische Spelen in Mexico, brachten de zwarte VSsprinters Tommy Smith en John Carlos op het podium eerbetoon aan de Black Panthers met de wereldberoemde uitgestoken vuist met zwarte handschoen. Dit als veroordeling van de VS-regering en in solidariteit met de zwarte arbeiders en jongeren van Amerika. Deze jongens werden wereldwijd gezien als helden door miljoenen, maar beschuldigd door de VS-media van het beledigen van de gevestigde orde. De wrok van de heersende klasse reflecteerde zich in de beslissing van het Olympisch Comite om hen voor altijd te bannen van de Olympische Spelen.

Tien dagen voor de start van die Spelen, vond één van de meest gruwelijke gebeurtenissen plaats van dat tumultueuze jaar. Tienduizenden jonge mensen marcheerden naar het stadium om hun woede te uit te drukken tegen oorlog en dictatuur. De tanks en geweren van het Diaz Ordaz regime, geholpen door het Pentagon, reed op de betogers in en meer dan 300 werden gedood. Beelden van op elkaar gestapelde jonge lichamen werden de wereld rondgestuurd en de woede van arbeiders en jongeren over de hele wereld nam toe, tegen onderdrukking en tegen het kapitalisme.

De oppositie tegen de politiek van de Congress Party in Indië dwong Indira Gandhi naar links, maar tegelijk voerde hij ook een “presidentiële heerschappij” in om de controle te behouden in vier van de meest bevolkte staten. Massabewegingen in Pakistan daagden in 1968 de heerschappij van de feodale landeigenaars en militairen uit, wat in het volgend jaar zou leiden tot het neerhalen van de dictator, Ayub Khan. Het kapitalisme en grootgrondbezit in Oost en West, over de hele wereld, werden geconfronteerd met politieke en culturele revoluties. Het was een jaar, waarin de strijd van vrouwen voor gelijk loon en controle over hun eigen leven snel groeide. Een jaar, ook, waarin de homorechtenbeweging een hoogtepunt bereikte. Een geest van uitdaging en verontwaardiging doordrong de maatschappij, vooral de jeugd.

De onpopulariteit van de Engelse Labourregering onder Wilson groeide. Er ontwikkelden zich massaprotesten en stakingen, ook tegen de pogingen om vakbondsactiviteiten te beperken. Dit was een Labourregering die probeerde die anti-vakbondswetten erdoor te krijgen, die de basis zouden leggen voor de brutale Tory-regeringen onder Heath en later Thatcher . Hun wetten blijven tot op vandaag geldig, nooit herroepen door New Labour.

In deze periode was de Labour Party nog steeds een arbeiderspartij met burgerlijke leiders. Druk aan de basis dwong Wilson om wat gas terug te nemen op een aantal zaken. Het was bijvoorbeeld onmogelijk voor hem om de VS-oorlog in Vietnam met troepen te ondersteunen. Blairs New Labour had niet te maken met een dergelijke beperking met betrekking tot Irak. Dit alleen al toont het karakter van de ’60 generatie. De uithalen van de huidige heersende klassen en de media tegen anti-kapitalistische en socialistische ideeën zullen opnieuw interesse wekken. Hun onvermogen om nieuwe crises te voorkomen die voortkomen uit de ineenstorting van hun overladen kredietsysteem, zullen de condities creëren voor het opstaan van een nieuwe generatie van dit kaliber.

Stalinisme

Tegen 1968 kwamen er in het stalinistische kamp grote barsten in de monolithische staatsstructuren – de erfenis van de politieke contrarevolutie doorgevoerd door Jozef Stalin in de jaren 1920. Hij en zijn moordende kliek rukten de macht uit de handen van de arbeidersklasse om hun eigen privileges te beschermen. Stalin betoogde dat “socialisme in één land” kon opgebouwd worden, maar deed alles wat mogelijk was om te verhinderen dat het in gelijk welk land opgebouwd werd.

In Rusland in 1968 werden intellectuele dissidenten, inclusief Andrei Sakharov, berechtigd omdat ze zich uitspraken tegen een éénpartijstaat. Kosygin werd met ellebogenwerk opzij gezet door Brezhnev als leider van de “Unie van Socialistische Sovjet Replubieken”. Deze staten waren niet socialistisch maar monsterlijk gedeformeerd, economiëen onder staatscontrole, maar waar geen arbeidersdemocratie of democratische planning toegelaten was. Na Stalins fysieke verwijdering van elke oppositie in de USSR en de dood van miljoenen in de zuiveringen en gedwongen collectivisatie, werden bureaucraten, militaire figuren en zelfdienende partijparasieten de meesters. De Warschaupact-landen van Oost-Europa, waar het kapitalisme na de Tweede Wereldoorlog vernietigd werd, werden in een ijzeren greep gehouden.

In 1968, 12 jaar nadat de heroïsche arbeidersrevolutie in Hongarije op bevel van Moskou in bloed werd gesmoord, ontwikkelde er zich in Tsjechië-Slowakije een nieuwe revolte tegen de heerschappij van het Kremlin. Gekend als de “Praagse Lente” en geleid door een aangeduide partijsecretaris, Alexander Dubcek, was het een poging om te komen tot een hervorming van de top om revolutie van de basis te vermijden. Studenten en jonge arbeiders kwamen in actie om controle te krijgen over hun eigen toekomst, maar de beweging bereikte nooit dezelfde diepte en politieke doelen als die in Hongarije. Het idee van “socialisme met een humaan gezicht” was een uitdaging voor de bureaucratische militaire dictatuur, maar voor sommigen betekende dit het begin van het afstappen van staatsplanning in de richting van vrije marktrelaties en kapitalisme. Op 20 augustus reden 200.000 Warschaupact-troepen en 2000 tanks het land binnen om het “experiment” te verpletteren.

Woedende protesten tegen deze invasie werden georganiseerd in een aantal landen, inclusief in Rusland. Voor veel van de “communistische” partijen in de wereld, was dit de laatste druppel. Hun aantal leden daalde drastisch. Bij verkiezingen in Zweden kort na de Russische invasie in Tsjechië-Slowakije, daalde het stemmenaantal van de CP met 76 000 van 5,2% tot 3%.

1968 en erna

Zoals we uitleggen in dit boekje, speelde het stalinisme een verwerpelijke rol in het voorkomen dat de arbeidersklasse de macht zou grijpen in mei/juni 1968. Dit was niet anders tijdens de gebeurtenissen in Italië, waar zich in de loop van het hele jaar 1968 een kolossale beweging zich ontwikkelde, secundair alleen aan de beweging in Frankrijk. In feite duurden de machtige massastakingen en betogingen er voort tot ruim in het volgende decennium, nooit echter zullen ze hun politieke conclusie bereiken in de zin van omverwerping van het Italiaanse kapitalisme. Zoals in Frankrijk met de PSU (eengemaakte socialistische partij), een kleine partij links van de “communisten”, groeide de Italiaanse Socialistische Partij van Proletarische Eenheid (Psiup) snel naarmate de revolutionaire golf zich over het land vesrpreidde. In mei ’68 won het bijna een half miljoen stemmen, waardoor het 23 zetels kreeg in het parlement. Maar er was geen kracht in staat om deze decennialange strijd tot zijn socialistische conclusies te brengen. Tragisch genoeg gaf de beweging, door zijn onvermogen om een arbeidersregering te vestigen in Italië, uiteindelijk ruimte voor de “jaren van lood” – jaren van terrorisme en de rechtse dodelijke “strategie van spanning”.

Het was meer dan twee decennia na 1968 toen de Berlijnse muur viel en de stalinistische geplande economiëen implodeerden. Gezien de arbeiders in de Sovjet-Unie en Oost-Europa niet beschikten over onafhankelijke partijen die in staat waren om de strijd te voeren voor de controle over de macht en die uit handen van de oude bureaucratiëen te slaan, werden ze verleid tot de idee van een terugkeer naar kapitalistische marktrelaties. In de jaren die volgden, werden de ontzettende gevolgen van snelle privatisering en plundering van de geplande economiëen al snel gevoeld door miljoenen arbeiders, gepensioneerden en jongeren. De economische activiteit van Rusland bijvoorbeeld stuikte ineen met 50%. Sommige fabrieksmanagers en vooral de top van staats- en partijfunctionarissen bekeerden zich bijna van de ene dag op de andere tot het kapitalisme. Ze gebruikten hun posities om zich het voormalige staatseigendom eigen te maken en huurden gangsters en gewapende mannen in om zich van hun rivalen te ontdoen. Vandaag zitten enkele van die rijkste oligarchen van Rusland in topfuncties van de regering en overheid, anderen in vrijwillige ballingschap of de gevangenis! Ondertussen zakt de meerderheid van de bevolking van de voormalige stalinistische staten steeds dieper weg in de armoede, beroofd van degelijke jobs, huisvesting, pensioenen, gezondheidszorg en onderwijs.

Arbeiderspartijen

Het is de val van het stalinisme, dat de wereld zo fundamenteel heeft veranderd in vergelijking met 20 jaar voordien. Het is een nog andere wereld dan die in ’68. De Koude Oorlog, in termen van een strijd tussen twee tegengestelde systemen – het ene kapitalistisch en het andere niet-kapitalistisch – bestaat niet meer!

In de meeste delen van de wereld behoren communistische massapartijen tot het verleden. Sommigen overleefden, maar dan in een gekrompen versie en met een ander soort politiek. De grootste uitzondering hierop is China, waar de meer dan 70 miljoen sterke “Communistische Partij” nog steeds met ijzeren vuist regeert. Toch is het niet meer dezelfde partij. Het heeft nog steeds kenmerken van een stalinistische partij, maar is aan het veranderen. Het is de partij van de elite, die China op de weg zet naar het kapitalisme net wanneer het internationale kapitalisme op haar limieten botst! De ontwikkelende economische wereldcrisis zal enorme gevolgen hebben voor China, zoals voor de rest van de wereld.

Massale opstanden van de arbeidersklasse tegen het Chinese regime, die zullen komen wanneer de economie vertraagt, worden vandaag voorafgegaan door de dagelijkse betogingen en stakingen die over het hele land plaatsvinden. De tanks in de straten van Lhasa in Tibet herinneren ons aan hetgeen de arbeiders en jongeren in China kan te wachten staan eens ze in actie komen. Maar een herhaling van het bloedbad van 19 jaar geleden op het Tiananmen-plein zou, gezien de veranderde omstandigheden, wel eens fataal kunnen zijn voor de heersende klasse in Peking. Er zal diepe ideologische verwarring zijn onder arbeiders in de steden en op het platteland, maar een belangrijke laag zal terugkijken naar de verloren voordelen van staatseigendom en planning en de ideeën voor een echte socialistische democratie zouden wel eens opnieuw brede steun kunnen winnen.

In de jaren ‘60, ‘70 en de vroege jaren ‘80, werd socialisme onder brede lagen van de vakbonden, de studenten en de arbeidersbeweging gezien als het “vanzelfsprekende” alternatief op het kapitalisme. Er was veel discussie over hoe en of het wel te bereiken viel.

Vandaag zijn bijna alle voormalige arbeidespartijen, ooit gezien als “socialistisch”, getransformeerd. De meeste van hun leiders zijn nu volledig open over hun trouw aan het marktkapitalisme; sommigen gebruiken linkse frases als rookgordijn voor het verlaten van het socialisme, dat hun doel is. Deze voormalige arbeiderspartijen, zoals New Labour van Blair of de sociaal-democraten in Duitsland, hebben de Thatcheriaanse politiek doorgevoerd met evenveel kracht, als niet met meer, als de traditionele partijen van het patronaat. De eerste “communistische” president van Grieks Zuid Cyprus, lijkt hen daarin te volgen.

In Frankrijk had de Communistische Partij en de Socialistische partij vanaf 1997 de macht in een “Gauche Plurielle”-alliantie. Deze regering, onder Lionel Jospin, voerde meer privatiseringen door dan eender welke voorgaande of gaullistische of neo-gaullistische regering nadien! De desillusie in de “socialisten” was zo groot dat Jospin in 2002 verslagen werd tijdens de eerste ronde van de presidentverkiezingen door de extreemrechtse Front-National leider, Jean-Marie Le Pen.

Deze ervaringen wegen zonder twijfel tot op vandaag nog zwaar door op het bewustzijn van de arbeiders in Frankrijk, wat een zeker gebrek aan enthousiasme verklaart tegenover parlementaire en industriële strijd. Alleen de extreem harde maatregelen “beloofd” door de UMP-regering van Nicolas Sarkozy, zorgen voor een heropleving van de “linkse” partijen. Ze slagen erin enige graad van steun te herwinnen onder het kiespubliek en opnieuw wat leden bij te winnen, zoals ze recent nog deden tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2008. Maar ze blijven trouw aan het idee dat er geen alternatief bestaat op het kapitalisme.

Nieuwe krachten

Naar het einde van dit boek toe, geschreven in 1988, wordt er uitgegaan van de idee dat de nieuwe krachten voor een socialistische revolutie zullen komen van binnen de socialistische en communistische partijen. Deze situatie is echter dramatisch veranderd in de afgelopen twee decennia. Deze partijen kunnen niet langer meer beschouwd worden als arbeiderspartijen, alhoewel sommige arbeiders er nog naar kijken als het “minste kwaad” en er nog op stemmen. Sommige arbeiders zullen stemmen voor liberale burgerlijke partijen, zoals de democraten in de VS, wanneer er geen grote arbeiderspartijen zijn om voor te kiezen, maar zien deze daarom nog niet als hun eigen organisaties. Nieuwe arbeiderspartijen zullen moeten opgebouwd worden door de nieuwe lagen van arbeiders en jongeren die op zoek zijn naar een alternatief. Onder hen zullen de beste socialisten te vinden zijn voor de toekomst.

In de verkiezingen van 2002 wonnen twee grote Trotskistische partijen in Frankrijk – Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR) en Lutte Ouvrière (LO) – samen meer dan drie miljoen stemmen, meer dan 10% van de stemmen. Dit toonde het potentieel voor een nieuwe socialistische kracht. Er waren en er zijn verschillen in benadering, analyse en programma tussen deze partijen en tussen hen en Gauche Révolutionnaire (GR), de Franse sectie van het Committee for a Workers’ International (CWI). Maar GR heeft consistent geargumenteerd dat deze partijen toen een gezamenlijke oproep konden en hadden moeten doen om onmiddelijk een nieuwe arbeiderspartij te lanceren.

Een dergelijke nieuwe formatie, mits zij het recht zou verdedigen op meningsverschillen en tendensen, had op basis van de strijdbewegingen van de Franse arbeidersklasse snel van de grond kunnen komen. De LO besloot echter alleen te blijven en de LCR zou pas veel later de oproep lanceren om te komen tot een nieuwe anti-kapitalistische kracht of beweging, en tegelijk het idee verlaten om een revolutionaire kern te behouden binnen deze nieuwe partij.

De LCR-kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2007, Olivier Besançenot, behaalde de goed score van anderhalf miljoen stemmen, 300.000 meer dan in 2002 en 4% in totaal – en is zeer populair onder arbeiders en jongeren. In sommige regio’s, tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen in maart, behaalde de LCR 10% tot 17%. De afdeling van het CWI in Frankrijk neemt enthousiast deel aan dit project om tot een nieuwe brede arbeiderspartij te komen, hierbij de lessen trekkend uit de ervaringen die werden en worden opgedaan in andere landen zoals Italië, Duitsland, Groot- Brittanië en Brazilië. Hun benadering wordt omschreven in het materiaal op de website van Gauche Révolutionnaire (www.gr-socialisme.org) en op de website van de Linkse Socialistische Partij (www.socialisme.be) of van het CWI (www.socialistworld.net)

Strijd toen en nu

De afwezigheid van een dergelijke partij en de lafheid van de vakbondsleiding zijn de afgelopen jaren de voornaamste reden achter de twijfel bij de traditioneel strijdlustige Franse arbeidersklasse. De neoliberale aanvallen waren ook hard, maar er waren ook opmerkelijke overwinningen en semi-overwinningen van de jongeren en delen van de arbeidersklasse. De “neen”-stem in 2005 in het referendum tegen de Europese grondwet was een slag in het gezicht van eerste minister Raffarin en leidde tot diens aftreding. De jongerenprotesten en stakingen in 2006 dwongen de regering de wetten terug in te trekken die een aanval betekenden op hun recht op werk. Stakingen en algemene stakingen rond pensioen en andere kwesties verhinderden zwaardere aanvallen. Maar de top van de vakbonden verklaart systematisch een wapenstilstand met de regering en de werkgevers nog voor de strijd zelfs maar begint.

In 1968 vertrouwden de arbeiders op hun vakbondsleiding en vooral op de door de Communistische Partij gecontroleerde CGT (Confédération Générale du Travail) om te vechten en te winnen. Toen dit vertrouwen verraden werd en de “Rue de Grenelle”- overeenkomst (Rue de Grenelle is de plaats waar het akkoord werd bereikt) met de bazen en de regering gebruikt werd tot demobilisatie van de revolutionaire strijdbeweging, vonden vele arbeiders nog steeds dat er veel belangrijke lessen geleerd waren. Meer arbeiders traden toe tot de vakbonden en de linkse partijen.

Nadat de Socialistische partij, onder François Mitterand, aan de macht kwam in 1981, werden er aanvankelijk belangrijke hervormingen doorgevoerd, waaronder de nationalisatie van grote sectoren van de economie, terwijl men binnen de grenzen van het kapitalisme bleef. De druk van de internationale markt kon echter enkel voorkomen worden door verder te gaan en alle grote bedrijven onder publieke controle te plaatsen en het idee van een echte socialistische democratie te verspreiden. In de plaats ging Mitterand over tot tegenhervormingen, wat tot desillusie en de terugkomst van de rechterzijde zou leiden in de algemene verkiezingen in 1986. Een periode van “cohabition” of samengaan van Mitterand als president en Jacques Chirac als eerste minister verdiepte de politieke en economische impasse.

In 1995 werd Chirac de nieuwe president en rechts vormde de regering van Alain Juppé. Een brutale periode van sociale aanvallen begon. In november ‘95 ontwikkelde er een algemene staking door de arbeiders uit de openbare diensten, gesteund door arbeiders uit sommige privésectoren, wat een einde maakte aan de Chirac-Juppé samenwerking. De houding die in deze massale straatdemonstraties uitgedrukt werd, was: “zij zeggen dat de arbeidersklasse niet meer bestaat, wel hier zijn we en we zullen vechten!”. Maar er was weinig vertrouwen in het bestaan van een effectieve linkerzijde om deze rechterzijde te vervangen.

Ook vandaag is er een gebrek aan vertrouwen dat er een anti-kapitalistisch alternatief bestaat, zelfs wanneer de arbeiders de Sarkozy-regering weten te verslaan. Desondanks toont de nederlaag van de rechterzijde tijdens de recente lokale verkiezingen, dat de Franse arbeidersklasse erop uit is hen te straffen voor het proberen doorvoeren van hervormingen die het aandeel in de rijkdom van de arbeiders drastisch zouden terugschroeven.

Woede borrelt opnieuw op in Franrkijk. Zoals elders ter wereld, bestaat er een grote ongerustheid en ontevredenheid over de richting die de maatschappij uitgaat, het overleven van onze planeet en over de enorme kloof tussen de extreem rijken en de armen. De spanning neemt toe. Er is schrik bij een groot deel van de maatschappij – onder arbeiders en het armere deel van de middenklasse – als gevolg van onzekerheid betreffende huisvesting, werkgelegenheid en de toekomst van de openbare diensten.

De relevantie van “68” vandaag

We leven in een diep verstoorde wereld, die als een vulkaan op de rand staat van uitbarsting. Zijn de “mei-gebeurtenissen” in Frankrijk na 40 jaar nog steeds relevant voor ons? Waarom zouden nieuwe generaties – de kinderen van de kinderen van de 68-ers – zich vereenzelvigen met wat zich in 1968 afspeelde, terwijl de wereld vandaag zo anders is? Welke lessen kunnen nieuwe generaties arbeiders en jongeren trekken uit de gebeurtenissen van 40 jaar geleden voor komende strijdbewegingen, oog in oog staand met een nieuwe economische wereldcrisis?

Het kapitalisme, een veronderstelde onbetwiste manier om de maatschappij te organiseren, toont dat het totaal onbekwaam is om een antwoord te bieden op de belangrijkste problemen van de 21e eeuw – massale armoede, oorlog, dakloosheid, hongersnood, burgeroorlog, marteling, uitbuiting, milieuverontreiniging en de opwarming van de aarde. Zelfs kapitalistische commentatoren bevestigen wat marxisten reeds lange tijd stelden. Jeremy Warner van de Engelse krant The Independent gaf bijvoorbeeld toe:

“Ik ben mijn exemplaar van Das Kapital aan het afstoffen geweest, onaangeroerd sinds mijn studentenjaren…na tientallen jaren in de wildernis, is het mogelijk dat sommige van de centrale ideeën van Karl Marx een heropleving kennen”.

De economische problemen die zich nu aan het ontwikkelen zijn, zouden de wereld wel eens in een diepere crisis kunnen doen vallen dan deze in 1929. In de jaren die op de Wall Street Crash volgden, was een groot deel van de wereld, de USSR, immuun voor crisissen van het kapitalistisch systeem. Is vandaag alle hoop verloren voor het opbouwen van een alternatief – gebaseerd op socialistische ideeën van harmonieuze samenwerking tussen individuen en volkeren? Integendeel, de overtuiging dat een andere wereld – een socialistische wereld – mogelijk is, is vandaag meer waard dan ooit. Zoals Lenin altijd al stelde, lang voor de omverwerping van het tsaristische landeigendom en kapitalisme in zijn land: zonder een visie van wat nodig is, zal je zelfs niet op de weg komen om de maatschappij te veranderen.

Wat de succesvolle Russische Revolutie begon aan te tonen in 1917, in een economisch en sociaal onderontwikkeld land, werd door de bijna succesvolle revolutie in Frankrijk, in een economisch ontwikkeld kapitalistisch land, een halve eeuw later opnieuw aangetoond, namelijk dat arbeiders geschiedenis kunnen maken en dat ze, met het juiste programma en leiding, de taak tot uitbouw van een socialistische maatschappij op zich kunnen nemen. Het is daarom dat de kapitalistische media, in het jaar van de verjaardag van mei 68, probeert om het echte verhaal in een ongeziene golf van verdraaide herinneringen te verdoezelen.

Er werd al heel wat publiciteit gewijd aan de jongeren van de jaren 60, die probeerden het onmogelijke te bereiken. “Wees realistisch, vraag het onmogelijke”, was dan ook één van de bekende slogans die door de studenten werd gebruikt in hun revolte tegen de kapitalistische maatschappij, tegen de consumptiemaatschappij, koloniale onderdrukking en uitbuiting. De meeste verslagen geven slechts een eenzijdig beeld van de gebeurtenissen in Frankrijk en vermijden om te spreken over de gigantische rol die de Franse arbeidersklasse speelde, wiens massieve revolutionaire algemene staking beslissend was om het Franse kapitalisme oog in oog te brengen met zijn eigen uitroeiing.

In de USSR werden de gebeurtenissen van mei ‘68 ook als “studentenrellen” afgeschilderd. De geprivilegieerde parasitaire kaste, die aan het hoofd stond van de Sovjet-Unie, was ontzettend bang dat het nieuws van arbeiders die gingen voor de macht in Frankrijk, wel eens hun broeders en zusters in de Sovjet Unie zouden “infecteren” met revolutionaire gedachten en dat zij het dodelijk gewicht van de bureaucratie op hun schouders in vraag zouden beginnen stellen.

Zelfs Fidel Castro, een populair staatshoofd en gezien als een socialist, voelde zich bedreigd door het idee dat arbeiders en jongeren de macht in de maatschappij zouden overnemen. Echte arbeidersdemocratie was er niet in Cuba. In het recente boek over Castro Mijn Leven beslaan de gebeurtenissen van mei 68’ in Frankrijk slechts vier regels. Castro spreekt enkel van de positie van de Gaulle die werd bedreigd, maar heeft het niet over de krachtige algemene staking die het kapitalisme in Frankrijk verlamde.

Lessen uit de revolutionaire algemene staking

Wat is dan de ware erfenis van 1968 voor socialisten? Voor ons was en blijft het de grootste algemene staking uit de geschiedenis – niet alleen in termen van grootte en draagwijdte. Het bracht een nieuwe “tien dagen (of maanden) die de wereld deden wankelen”… Het daagde één van de grootste imperialistische landen uit in het hart van Europa. De belangrijkste les was dat het mogelijk is om komaf te maken met het kapitalisme en zijn politieke vertegenwoordiging in een ontwikkelde samenleving en economie. Eens de geweldige kracht van de arbeidersklasse op het toneel van de geschiedenis verschijnt, is er maar weinig dat in zijn weg kan komen te staan, als het over een correcte leiding beschikt. Het leger en de hofhouding van de heersende klasse kan tot stof worden herleid.

Waar het CWI bij blijft, en in dit boek tracht aan te tonen, is dat de cruciale factor voor een succesvolle revolutie een ervaren leiding van een partij is, die het vertrouwen heeft van de arbeidersklasse. De rol van een dergelijke leiding is om op ieder tijdstip aan te geven welke stappen er genomen moeten worden om komaf te maken met de kapitalistische overheersing, hoe representatieve arbeiderscomités opgericht moeten worden, hoe de gewapende krachten aan de kant van de revolutie te winnen of tenminste te neutraliseren en een regering op te richten van direct verkozen arbeiders en jongeren om de zaken tot hun conclusie te brengen en de internationale arbeidersklasse op te roepen hun voorbeeld te volgen.

Ten tijde van deze grote gebeurtenissen, was de Communistische Partij van Frankrijk de belangrijkste politieke kracht aan wie de Franse arbeiders hun vertrouwen schonken. Hiernaast waren er ook andere organisaties met revolutionaire ideeën. Er waren trotskisten en anarchisten, die vooral onder studenten en radicale intellectuelen aanhang vonden. Weinig onder hen hadden enig vertrouwen in het vermogen van de arbeidersklasse om de maatschappij te veranderen (velen verlieten opeenvolgend ook de linkse revolutionaire politiek en eindigden in het kapitalistische kamp).

De oprichters van het Committee for a Workers International van vandaag, verblijvend in Engeland, hadden in die tijd slechts een handvol medestanders in enkele landen en niemand in Frankrijk. Desondanks voorspelden ze dat er een grote confrontatie stond aan te komen tussen de antagonistische klassen in Europa. Op een bijeenkomst in Londen in maart 1968, werd de visie van de leiding van het United Secretariat of the Fourth International (USFI), voorloper van de internationale organisatie waartoe de Ligue Communiste Révolutionaire (LCR) behoort, zwaar bekritiseerd. Deze leiders van de USFI plaatsten ten onrechte al hun hoop op de revolutie in de grote boerengeleide koloniale bewegingen tegen het imperialisme en in de studenten uit de grootsteden. De Europese arbeiders waren volgens hen passief en zouden niet in beweging komen.

Enkele weken nadien kwam de sterke Franse arbeidersklasse met miljoenen in beweging. Aanvankelijk was de actie veroorzaakt als een antwoord op de brutale repres- sie van het staatsapparaat, maar in het verloop van de strijd schaarden ze ook brede lagen van de ongeruste middenklasse achter zich. Zelfs militairen weigerden om gebruikt te worden tegen deze beweging. Eén van de sterkste regeringen van het naoorlogse Europe stond op het punt omvergeworpen te worden!

Arbeiders uit andere landen toonden hun solidariteit in de praktijk en overwogen, zonder een bewuste benadering vanuit de Franse arbeidersklasse, het voorbeeld te volgen van deze nieuwe Franse arbeidersrevolte. De internationale gevolgen van een mogelijk succes kunnen niet overschat worden. Hoe dicht de Franse arbeiders en studenten kwamen bij een overwinning, is de moeite waard om te herbekijken om nieuwe generaties socialisten voor te bereiden op wat nog komen zal.

Het is de rol van revolutionaire leiders om gestreden strijd te herbekijken, net zoals generaals dat doen. Hoe de gebeurtenissen van mei ’68 er gekomen zijn en hoe zo’n machtige beweging overwonnen werd, wordt beschreven in de pagina’s van dit boek. Nicolas Sarkozy heeft zich voorgenomen om de geest van ’68, die de Franse heersende klasse nog steeds opjaagt, uit te wissen. Zijn vooropgestelde doel was om alle “privileges” – de verworvenheden bekomen door strijd – van de Franse werkende klasse, af te schaffen. Dit doel, gedicteerd door kapitalisten en bankiers, contrasteert met zijn eigen decadente levensstijl: vakanties op luxe-jachten en niet op een cent kijken om zijn nieuwe Italiaanse bruid te bekoren. Sarkozy’s eigen arrogante benadering en zijn geplande zware maatregelen tegen de werkende klasse in Frankrijk zijn op zichzelf een risico om een nieuw ’68 te creëren! Nu, na bijna een jaar aan de macht, is de beloofde “breuk” met het verleden nog steeds niet gerealiseerd.

De kracht van arbeiders, de zwakte van Sarkozy

Dit alleen al is een bewijs van de gevreesde kracht van de Franse werkende klasse – niet alleen om zich te verzetten, maar om in het offensief te gaan tegen de bazen en hun systeem. Zelfs na een aantal grote steden verloren te hebben aan de Socialistische Partij in de lokale verkiezingen, benadrukt Sarkozy’s eerste minister, François Fillon, dat het besparingsprogramma moet toegepast worden (op dezelfde manier zoals de door Berlusconi voorgestelde Minister van Financiën in Italië heeft beloofd, om een beleid te voeren van “shocktherapie” voor de Italiaanse arbeidersklasse). Sarkozy zelf is reeds een handicap geworden voor zijn partij. Zijn persoonlijke populariteit viel terug tot 35% in het begin van maart dit jaar en militanten van zijn eigen partij, de Union pour un Mouvement Populaire (UMP), vroegen hem om weg te blijven uit hun regio’s! Op papier heeft Sarkozy zeer brede en allesomvattende mandaten, die deel zijn van het presidentschap sinds de dagen van de Gaulle en de Algerijnse revolutie.

De president van vandaag is echter potentieel even machteloos tegenover het potentieel van de Franse arbeidersklasse als de gewezen generaal dat was in 1968. Het explosieve materiaal voor de ontploffing van mei ’68 werd opgebouwd niet alleen door de toenemende ontoelaatbare condities in Franse fabrieken en arme wijken. Een belangrijke factor die ertoe bijdroeg, was de ongelooflijke arrogantie van de president – de Gaulle – die niet luisterde naar de bezorgdheden van zijn volk. Wanneer de studenten hun woede op straat begonnen te uiten tegenover zijn autoritarisme en politionele methodes, noemde de Gaulle hen “Chi-en-lit” (“een ramp in bed”).

In 2005, wanneer Nicolas Sarkozy Minister van Binnenlandse Zaken was, kwamen de jongeren van de verarmde banlieus in opstand tegen de ondraaglijke en ongevoelige staat. Hij had naar hen verwezen als “uitschot” of “vuilnis” (“racaille”). In 1968 was het antwoord van de betogers naar hun president toe: “Le chi-en-lit, c’est lui!” (“de ramp in bed, dat is hij!”). De Gaulle werd dus niet langer onschuldig uitgelachen wegens zijn verschijning als “de grote asperge”! De jeugd in de banlieues toonden hoe zij dachten over de arrogante en wereldvreemde president, Sarkozy, en de klasse die hij vertegenwoordigt.

Nieuwe uitbarstingen van geweld tegen banken en multinationals die in hun buurt opereerden, zijn het antwoord geweest op de “noodmaatregelen” (extra politie in de straten) van de Sarkozy-regering.

De “Socialistische” Partij in Frankrijk en haar leiders bieden enkel “meer van hetzelfde” voor wat betreft problemen zoals recht en orde. Na de laatste algemene verkiezingen schoven ze zelfs nog meer op naar rechts met hun presidentskandidate, Segolène Royale, die openlijk pleitte voor het afschaffen van de 35-uren week. Dit sluit niet uit dat ze nog demagogische radicale uitspraken doen, alhoewel ze tegenwoordig niet meer zo evident zijn.

De radicaal linkse partijen en de vakbonden in Frankrijk moeten een manier vinden om de woede van de samenleving te kanaliseren in een georganiseerde beweging tegen het systeem. Als ze daarin falen, kan er een grote toename zijn van botsingen tussen deze bezitloze migrantenjongeren en de racistische groepen en de politie. In de beweging van 1968 werden verschillen in ras, geslacht en leeftijd ondergeschikt gemaakt aan een verenigde strijd om het oude regime te beëindigen.

De vakbonden vandaag

Veertig jaar geleden pleitte de eerste minister van de Gaulle, Georges Pompidou, voor terughoudenheid, matiging en onderhandeling. In tegenstelling tot deze houding staat de premier van Sarkozy, François Fillon, die de persoon is die het meest uitgesproken het volledige neo-liberaal programma van “hervormingen” wil doorvoeren, gevraagd door het grootkapitaal. Pensioenrechten, vakbondsrechten, onderwijsrechten en de gezondheidszorg staan allemaal in de vuurlinie. Verwacht wordt dat de groei van de Franse economie, de op één na grootste economie van de Eurozone, onder de 1.6% uitkomt en het IMF voorspelt dat Frankrijk op zijn vroegst in 2012 in staat zal zijn haar budget in evenwicht te brengen. En dit nog voor de wereldrecessie bijt!

Vorig jaar leek het erop alsof de regering-Sarkozy de eerste ronde van aanvallen op pensioenen en pensioenleeftijd van de publieke sector grotendeels had gewonnen. Daaronder vielen ook de pensioenen van de spoorarbeiders, de helden van de grote algemene staking in november ’95. Nochtans was een groter deel van de arbeiders betrokken bij de stakingen in 2007 dan 12 jaar eerder, namelijk 73,5% tegenover 67%.

Nu, volgend op de verschillende aanvallen die er al geweest zijn op de pensioenen – in de private sector in 1993 en in een groot deel van de dienstensector in 2003 – zitten alle Franse arbeiders met ongeveer dezelfde condities wat betreft pensioen. Dit betekent dat indien de regering nog eens moet aanvallen op dit thema, wat vanuit het standpunt van de big business zeker nog nodig zal zijn, alle arbeiders samen in de klappen zullen delen en zich samen zullen verzetten in de vorm van een eengemaakte muur van verzet.

De in het algemeen zeer instemmende leiders van de grootste Franse vakbond, de CGT, zijn al verplicht geweest om op te roepen voor grote betogingen tegen het beleid van Sarkozy. Onder druk van onderaf zullen nieuwe stakingen en algemene stakingen zo goed als zeker ontwikkelen. “De maand van revolutie” bespreekt de verschillende types van algemene stakingen die kunnen ontstaan. Sommigen kunnen gedeeltelijke hervormingen afdwingen, sommigen kunnen regeringen bestrijden en verzwakken, anderen kunnen verloren worden en leiden tot een periode van bezinning. Een revolutionaire algemene staking die zich opbouwt tot een vloedgolf, zoals in mei ’68, stelt de vraag wie de maatschappij leidt.

Terwijl er zekere gelijkenissen zijn tussen het Frankrijk van vandaag en dat van 40 jaar geleden, betekenen belangrijke verschillen dat gebeurtenissen zich niet noodzakelijk op eenzelfde manier zullen voordoen … nog niet! Maar alle indicaties wijzen op het bestaan van een vruchtbare grond voor een snelle groei van een arbeiderspartij, in staat om massale steun en leden te winnen. Zo’n partij moet zich engageren in de onmiddellijke strijdbewegingen van de Franse arbeidersklasse, vakkundig de rol van de vakbondsleiding blootstellen en opkomen voor een democratische strijdvakbond en arbeidersorganisatie op de werkvloer.

In de hele periode mei-juni 1968, was de enige “officiële” oproep voor industriële actie tegen de Gaulle, die voor een algemene 24-urenstaking op 13 mei. 35 jaar later, in 2003, riepen de grote vakbondsfederaties in Frankrijk een nieuwe 13e mei uit in de vorm van een algemene staking, dit keer tegen de pensioenaanvallen van de regering Raffarin. Bijna twee miljoen mensen kwamen op straat in 115 verschillende betogingen over het hele land. Onmiddellijk erna tekenden de leiders van de grootste vakbondsfederatie, de CFDT (Democratische Franse Confederatie van Werk) een overeenkomst met de rechtse regering, ondanks het feit dat meerdere sectoren van arbeiders en studenten later op het jaar doorgingen met hun massa-actie. Alleen de lafheid van de vakbondstop heeft de heersende klasse in Frankrijk geholpen om, keer op keer, verder te gaan. Het heeft het doorvoeren van sommige ernstige “hervormingen” (aanvallen) mogelijk gemaakt.

Een spook achtervolgt het patronaat

Niettemin, telkens wanneer een veralgemeende strijd begint in Frankrijk, steekt het spook van de bijna succesvolle revolutie van ’68 de kop op! Verschillende grote conflicten tussen de belangrijkse klassen in Frankrijk vonden plaats sinds 1968 – sommige op het electorale terrein, sommige onder studenten en jongeren en sommige op het “traditionele” strijdtoneel van de fabrieken en werkplaatsen onder de vorm van stakingen en algemene stakingen. Geen enkele was zo wereldschokkend als de algemene staking van 1968.

De recente stakingen in Frankrijk waren meestal relatief klein en geisoleerd. In februari dit jaar echter rapporteerde de krant The British Guardian:
“De Franse regering doet er alles aan om een golf van fabrieksstakingen door arbeiders uit de privé-sector, die normaal gezien niet bekend staan om vlug op de barricades te staan, namelijk arbeiders uit de roomijssector en uit supermarkten, kappers en personeel van L’Oreal, … binnen de perken te houden. Fabriekswerknemers gingen over tot steeds hardere acties, waarbij sommigen hun managers dagenlang gijzelden tegen het sluiten van bedrijven en afvloeiingen …”

“Doelgerichte industriële actie verspreidde zich wanneer arbeiders met inbegrip van kappers, taxichauffeurs en printers genoeg hadden van hun werkcondities, lage lonen en gebrek aan “koopkracht”, wat Sarkozy beloofde aan te zwengelen.”

Dit kan klein bier lijken in vergelijking met de tien miljoen die hun fabrieken bezetten en het opnamen tegen het gaullistische regime 40 jaar geleden. Desondanks was het dit type van spontane en bittere strijd die de eerste waarschuwingstekenen waren van een groter conflict in de maak. Tijdens de “gebeurtenissen” zelf, werden vele bazen opgesloten in hun bureau door arbeiders.

Nu de recessie begint toe te slaan, kan het tijd vergen alvorens de Franse werkende klasse weer het pad opgaat van de revolutie. Maar revolutie is niet gewoon een gebeurtenis, het is een proces. Nu al zijn er echo’s van ’68 en aardschokken in vele landen in de wereld. In Maleisië bijvoorbeeld, toonden de resultaten van de recente verkiezingen aan hoe in dat belangrijke Aziatische land een politieke vloedgolf het politieke landschap aan het veranderen is. En dit gebeurt nog voor die grote dip in de wereldeconomie dit continent raakt.

In Frankrijk, net als in vele andere landen, zou er een plotse opflakkering kunnen zijn van ernstige klassenstrijd. Een artikel uit The Guardian verwijst naar de zogenaamde “rust belt” in Noordoost-Frankrijk en de desindustrialisatie die sinds 2001 een half miljoen jobs heeft vernietigd. Het verwijst naar een massale toename tussen 2001 en 2006 van het aandeel van een gemiddeld arbeidersloon, dat gaat naar basisbehoeften zoals voedsel en rekeningen – van 50% naar 75%! Het verwijst ook naar de angst van het Franse patronaat voor wat betreft arbeidersactie vooraleer de recessie toeslaat.

De arbeiders in de cosmeticasector die op straat kwamen voor meer loon wanneer de bedrijfsresultaten werden gepubliceerd, brachten spandoeken mee waarop stond: “Omdat we het waard zijn!”. Een firma in logistiek bood haar werknemers 1000 euro aan om niet te staken. Echter, stakingen en blokkades zijn doorgegaan – in “traditionele” sectoren zoals Ford en Michelin en in minder “traditionele” sectoren zoals bij de fabrikanten van ski’s, taxichauffeurs en rijlesgevers. Fotografen dreigden ermee te stoppen met het nemen van paspoortfoto’s en automatische fotomachines te blokkeren vanwege de plannen van de regering om vrije fotografen in te zetten voor biometrische paspoorten! De geest van ’68 leeft voort!

Zelfs voor de recessie wereldwijd bijt, is het tij aan het keren in Europa – met een golf van offensieve stakingen in Duitsland, massa-demonstraties in Portugal en algemene stakingen in Griekenland. Spanje staat op de rand van een economische crash en Italië zou uit de Eurozone gegooid kunnen worden. De arbeiders in deze landen zullen opnieuw hun strijdbaarheid tonen. Wereldwijd zullen belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden.

De gebeurtenissen in Frankrijk en elders van vier decennia geleden, vonden plaats terwijl de naoorlogse boom nog steeds bezig was. Een snelle ineenstorting van economieën leidt niet automatisch tot revolutie; het kan de arbeidersklasse tijdelijk verlammen op het industriële front. Het kan ook de arbeiders en jongeren politiek enorm radicaliseren. Dit kan het pad voorbereiden voor revolutionaire golven die, net als in 1968, grenzen overschrijden.

Nu een nieuw hoofdstuk zich aandient in de geschiedenis van de arbeidersklasse, zullen de valse claims van het post-modernisme en andere “filosofieën”, die de ideëen van het socialisme bestempelden als “ouderwets”, verwezen worden naar de vuilnisbakken, waar ze thuishoren.

De samenstelling van de werkende klasse kan veranderen en is ook veranderd. De industriële werkende klasse in Frankrijk, en elders, hoewel nog steeds substantieel, heeft niet meer hetzelfde gewicht en aantal als destijds. Maar nieuwe lagen van leraren en bedienden voelen de nood om zich te organiseren en hun jobs en condities te verdedigen. Ze zullen vlug genoeg hun plaats innemen naast de “traditionele” fabrieksarbeiders, wiens sociaal gewicht in de maatschappij en capaciteit om te ageren, hen nog steeds een sleutelrol geeft in de omvorming van de maatschappij. Het “centralisme” van de werkende klasse, aangetoond door de gebeurtenissen van mei ’68, zal bewijzen een vitaal ingrediënt te zijn van een succesvolle socialistische revolutie in een ontwikkeld industrieel land.

De beschikbaarheid van een revolutionaire leiding aan het hoofd van een massa-arbeiderspartij is zelfs nog crucialer. Eens ontstaan, zal een arbeidersregering in elk land van de wereld, handelen als een baken voor arbeiders waar dan ook. Het is tijd om de gebeurtenissen van het verleden te bestuderen, om volledig voorbereid te zijn op de gebeurtenissen van de toekomst.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel