Mohamed Yunus wint Nobelprijs. Kunnen microkredieten een einde maken aan armoede en honger?

In otkober 2006 werd de Nobelprijs voor de vrede onverwacht toegekend aan een zakenman, een bankier. Mohamed Yunus is de oprichter van de Grameen Bank, een systeem van microkredieten dat ruime steun kreeg in India en internationaal werd gekopieerd. De Grameen Bank begon in 1983 na een pilootproject in Bangladesh. Sindsdien heeft het volgens eigen cijfers kredieten gegeven aan 6,6 miljoen mensen (waarvan 97% vrouwen).

Het systeem van microkredieten wordt internationaal gezien als een belangrijke methode om de armoede te bestrijden. Het wordt gesteund door regeringen, NGO’s en mensen van erg verschillende politieke achtergronden. Er zijn op het eerste gezicht weinig kritische stemmen. Hoe was dit mogelijk?

De Verenigde Naties riep de periode van 1997 tot 2006 uit tot het “decennium voor de uitroeiing van armoede”. De waarheid ziet er natuurlijk anders uit, de armoede nam toe. De cijfers van de VN over de gemiddelde inkomens per persoon, kunnen misleidend zijn. Er zijn opvallender cijfers, zoals inzake kindersterfte, ondervoeding, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, de positie van vrouwen in de samenleving.

Het aantal hongerdoden is de afgelopen 20 jaar toegenomen. In de jaren 1980 waren er gemiddeld 15 hongersnoden per jaar, tegen 2000 ging het om 30 per jaar. Zowat één vierde van de wereldbevolking heeft geen toegang tot drinkbaar water. In delen van Afrika en zuidoost Azië lijden 40 tot 50% van de kinderen onder achterstelling. In Oost-Europa en de landen van de voormalige Sovjetunie duiken er opnieuw ziektes op die aan armoede verbonden zijn, ziektes zoals tuberculose.

Er zijn veel concepten over hoe de armen kunnen worden geholpen. Deze concepten staan niet los van een politieke achtergrond. We moeten wantrouwig zijn als de microkredieten worden gepropageerd door instellingen als de VN en de Wereldbank.

De economische doctrines zijn sinds de jaren 1980 fundamenteel veranderd. Het neoliberalisme is vandaag de dominante ideologie en de hype rond de microkredieten is daar een uitdrukking van. Deze ontwikkeling ging samen met een verandering in de politieke krachtsverhoudingen. De ex-koloniale landen hadden in de jaren 1960 en 1970 heel wat meer zelfvertrouwen. Ze zaten nog niet vast onder een immense schuldenburg, hadden juist het juk van de koloniale heersers afgeworpen (formeel dan toch) en waren onafhankelijk geworden. Het bestaan van de Sovjetunie, ook al had deze op dat ogenblik niets meer gemeen met echt socialisme, zorgde ervoor dat er een alternatief was op het kapitalisme. Vandaag zitten de neokoloniale landen onder een schuldenberg en zijn de eens te meer afhankelijk van het Westen. De meeste politieke elites zijn niet meer dan marionetten van verschillende imperialistische machten.

Microkredieten en landbouwbeleid

Het internationale landbouwbeleid is een explosief thema en kan leiden tot conflicten tussen bvb de VS en de EU, maar ook binnen de EU zelf. In de actuele internationale instellingen, zoals de Wereldhandelsorganisatie (WHO), is er ook heel wat discussie over het landbouwbeleid.

De huidige situatie kan als volgt worden samengevat: de imperialistische landen produceren een overschot aan landbouwproducten en willen deze naar de zogenaamde ‘Derde Wereld’ uitvoeren. De landbouwproductie wordt steeds meer geïndustrialiseerd wat een druk zet op de levensstandaard van de boeren, zeker in de armste landen. Dat proces wordt versterkt door het gebruik van hybride zaden en andere moderne technieken.

De imperialistische landen exporteren hun landbouwproducten naar de neokoloniale landen die steeds meer afhankelijk worden van import aangezien de productie steeds meer op de export wordt afgestemd (koffie, thee, tabak,…). In de imperialistische landen wordt de landbouw vaak sterk gesubsidieerd door de overheid, terwijl dat onder meer door tussenkomsten van de WHO verboden wordt in de neokoloniale landen.

Het beleid van instellingen zoals het IMF, de Wereldbank en de WHO versterken de ongelijkheid omdat ze hun leningen laten afhangen van bepaalde voorwaarden. Zo moeten overheidssubsidies voor basisgoederen volledig worden stopgezet. Dat leidt tot prijsstijgingen en bijgevolg een dalende levensstandaard voor de bevolking. In 1998 was er in Indonesië nog een revolutionaire beweging omwille van dergelijke dictaten van het IMF.

De landbouwproductie wordt geheroriënteerd op export en de verkoop wordt gebruikt om schulden (en vooral interest) terug te betalen. Er wordt vaak niet genoeg voedsel geproduceerd om de bevolking van het eigen land te voorzien in voeding.

De Structurele Aanpassingsprogramma’s (SAP’s) waren mee verantwoordelijk voor een vermindering van de overheidssteun aan de landbouwsector. Dat maakt het de boeren in de neokoloniale wereld nog moeilijker om te concurreren met de wereldmarkt waar vaak ook sterk gesubsidieerde producten aanwezig zijn vanuit imperialistische landen.

Sinds 1995 is er een scherpe toename van ondervoeding als gevolg van dit beleid. Microkredieten hebben gelijkaardige effecten. In India worden bijvoorbeeld kredieten gegeven om kleine winkels op te zetten. De armen worden uit de landbouwsector verdreven en trekken naar de dienstensector. In sommige gevallen worden ze uitgebuit als onderdeel van nieuwe distributieketens. De gevolgen hiervan zijn verregaand. De afhankelijkheid neemt toe. Natuurlijk was de landbouw voorheen bijzonder kleinschalig, maar het was in veel gevallen wel mogelijk om te voorzien in de eigen basisbehoeften. Die mogelijkheid is nu verdwenen voor wie terechtkomt in de dienstensector. Er zijn ook positieve neveneffecten voor de multinationals. Voor hen wordt het gemakkelijker om grond op te komen, de vroegere landeigenaars kunnen makkelijker uitgebuit worden naarmate de schulden toenemen en de afhankelijkheid van geïmporteerd voedsel neemt toe.

Microkredieten en internationale financies

Het belangrijkste argument voor microkredieten is dat het kansen biedt aan mensen die tot nu toe geen krediet konden krijgen omdat ze over geen middelen beschikten. De eerste vraag die we ons moeten stellen is: waarom bestaat er armoede en waarom is er niet genoeg geld in deze regio? De armoede in de Derde Wereld komt voort uit een eeuwenlange koloniale en imperialistische uitbuiting. Er was een systematische diefstal van grondstoffen vanuit deze landen, de bevolking werd onderdrukt en de ontwikkeling van een onafhankelijke nationale industriële basis was niet mogelijk.

Internationale instellingen zoals de VN, IMF of Wereldbank hebben niets veranderd aan dat beleid, integendeel. Het werd op een subtielere wijze verder gezet. De kloof tussen rijk en arm – zowel binnen nationale staten als tussen verschillende staten – nam toe onder het neoliberalisme van de afgelopen jaren. De meeste voormalige kolonies kregen in de jaren 1970 leningen van hun voormalige koloniale heersers. Maar de intresten op deze leningen namen explosief toe in de jaren 1980. Dat was het begin van een zware schuldenlast waarin de meeste neokoloniale landen vandaag zitten. De geldtransfers van de afgelopen periode betekenden in de werkelijkheid dat de Derde Wereld betaalde voor de winsten van de bedrijven uit het Westen. Sinds 1995 betalen de landen uit de sub-Sahara regio van Afrika jaarlijks zo’n 1,5 miljard dollar meer aan industriële landen in het noorden dan wat ze krijgen aan ontwikkelingshulp. In de jaren 1990 was het voor deze landen moeilijker om toegang te hebben tot leningen, waardoor er een zeker gebrek aan kapitaal was.

De internationale financiële organisaties hebben zich echter naar de armste landen gericht, deels omwille van een overaccumulatie van kapitaal. Sinds de jaren 1980 is het voor het kapitalisme steeds moeilijker om winst te maken. De internationale concurrentie neemt toe. In verhouding tot wat mensen zich kunnen permitteren – en niet wat ze nodig hebben – is er wereldwijd overproductie. Het is minder winstgevend om in productie te investeren. Daarom gaan steeds meer kapitalisten over tot speculatie. De opgang van de financiële markten is daar een uitdrukking van, net zoals het feit dat er steeds meer nieuwe “producten” zijn op de financiële markten. Microkredieten maken deel uit van de financiële markt, een nieuwe laag consumenten werd gevonden en er openen zich nieuwe gebieden voor investeringen.

De VN riep 2005 uit tot het jaar van de microkredieten en stelde een doelstelling voorop van 100 miljoen mensen die zouden deelnemen aan programma’s rond microkredieten.

Microkredieten worden verspreid door NGO’s en door nationale en internationale banken. Deze markt werd veroverd door grote banken, zoals de Indische staatsbank ‘Bank of India’, het Soros Economic Development Fund, het Ability Global Microfinance Fund (een fonds van een Zwitserse banken zoals Crédit Suisse en andere). Grotere banken werken met onderaannemers om een zogenaamd menselijke aanpak te tonen. Daarmee wil men ook investeerders uit imperialistische landen aantrekken die, omwille van verschillende redenen, hun geld liever niet investeren in aandelen van wapenbedrijven of bedrijven die het milieu verstoren. De internationale coördinatie gebeurt onder de paraplu van de Wereldbank.

Het Oostenrijkse ontwikkelingsagentschap, dat verantwoordelijk is voor ontwikkelingshulp, stelde openlijk dat in tegenstelling tot oude methodes de microkredieten geen vorm van liefdadigheid vormen, maar dat er winst kan worden gemaakt.

NGO’s treden vaak op als verbindingspersoon tussen de zogenaamde klanten en de banken. Ze doen dat omdat ze overtuigd zijn van het systeem van microkredieten of omdat ze geen alternatief zien. Sommigen ook omdat ze optreden onder het toezicht van hun regeringen. De rol van NGO’s, in het bijzonder in neo-koloniale landen, is problematisch. Ze worden vaak gebruikt als een instrument om de heersende ideeën door te voeren en op te treden als controlerende factor tegenover wie mogelijk zou kunnen rebelleren tegenover onrechtvaardigheden.

Het risico voor de banken is relatief beperkt. Meestal worden microkredieten terugbetaald, er is een terugbetalingsgraad van zowat 90% of meer. De overheid geeft bovendien subsidies of garanties. Daarbij wordt uiteraard niet stil gestaan bij de moeilijkheden die de mensen zelf ondervinden om hun leningen terug te betalen. Een groot deel van de kosten wordt uitbesteed: het geven van raad en behouden van een overzicht wordt vaak gedaan door NGO’s of door de klanten zelf (in de Grameen Bank worden de klanten beschouwd als leden). Dat is onbetaalde arbeid die vaak een voorwaarde is voor toekomstige kredieten. En de meeste kredieten worden bovendien in euro of dollar berekend, waardoor het risico op wijzigende muntwaardes wordt gedragen door de klanten of de NGO’s.

Op zich vormen microkredieten een winstgevende sector voor de banken. Bovendien kunnen ze ervan gebruik maken om zichzelf als menselijker voor te stellen.

Ideologische druk om de rol van de overheid te beperken

De afgelopen decennia is de ontwikkelingshulp vanuit het noorden sterk verminderd. In 1970 stelde de VN dat de rijke landen 0,7% van hun BBP zouden moeten besteden aan ontwikkelingshulp. In werkelijkheid was er na de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren 1960 een toename van de ontwikkelingshulp, maar sindsdien een afname. De ontwikkelingshulp bedraagt nu gemiddeld 0,4% van het BBP van de rijkste landen. In de neokoloniale landen worden maatregelen tegen de armoede, zoals het subsidiëren van basisgoederen, vaak afgeschaft of teruggedrongen onder druk van het IMF en de Wereldbank. Het is natuurlijk niet mogelijk om armoede af te schaffen door hulp van de rijkere landen, maar zelfs de weinige hulp die er was vermindert en er wordt steeds meer teruggegrepen naar private initiatieven.

Er is een sterke afname van overheidsmaatregelen, terwijl er veel propaganda is voor microkredieten. In de jaren 1970 werden we verteld dat “honger geen lot” is. Het kolonialisme en imperialisme werden door velen verantwoordelijk geacht voor de problemen van de Derde Wereld. Heel wat voormalige koloniale landen probeerden te produceren voor eigen gebruik zodat ze niet afhankelijk zouden zijn van buitenlandse import. Dat werd echter moeilijker door de internationale concurrentie en de maatregelen vanuit de imperialistische machten en haar instellingen zoals de WHO. Er was een verschuiving op het vlak van het begrip van de redenen voor armoede. De beweging rond microkredieten creëert de illusie dat iedereen een kans heeft om uit de armoede te raken. Dit kan als volgt worden geïnterpreteerd: wie vandaag nog arm is, ondanks alle mogelijkheden om uit de armoede te raken, kan niemand anders daarvoor iets verwijten, het is immers de schuld van de armen zelf.

In 1997 was er een top rond microkredieten en daar werd verklaard dat dit systeem een overwinning zou vormen van het pragmatisme boven de ideologie. Het zou correcter zijn om te stellen dat microkredieten een symptoom vormen van de vervanging van de ene ideologie door een andere.

Nobelprijswinnaar Mohamed Yunis past in dat ideologische kader. Hij is tegen de kwijtschelding van de schulden van de neokoloniale landen en beweert dat mensen sterker worden door uitdagingen en niet door passiviteit. Hij legt echter niet uit dat het dagelijkse overleven in een land als Bangladesh op zich al een uitdaging is. Dat is geen kwestie van hulp of schuldaflossing, maar het is een gevolg van klassenuitbuiting.

Winnen de armen van de microkredieten?

Ondanks alle mogelijke opmerkingen, wordt gesteld dat de armsten toch voordeel halen uit de microkredieten. Het zou gaan om een win-win situatie waarbij zowel de banken en bedrijven als de armen voordeel behalen uit het systeem. De werkelijkheid is anders. Er zijn geen uitgebreide studies over de gevolgen van microkredieten. Wel zijn er voorbeelden van vrouwen die een koe kochten met het geld van microkredieten en zo zelfvertrouwen wonnen. Dat soort voorbeelden zijn interessant, maar waarom zijn er geen algemene studies over het systeem van microkredieten?

Er zijn wel een aantal onderzoeken en voorbeelden die negatieve elementen van microkredieten duidelijk maken. Gewoonlijk is er een zware intrest op de microkredieten. Bij de Grameen Bank betalen de klanten 20% per jaar voor inkomenscreërende kredieten. Maar er zijn ook soms intrestvoeten tot 40%. Dat is lager dan het geld dat geleend wordt door lokale kredietinstellingen, maar wel hoger dan de intrestvoet voor grote leningen bij de staatsbanken. De hoge intrestvoet wordt goedgepraat door de grote administratieve inspanningen die nodig zijn voor het toezicht op de leningen en om deze ter plaatse te brengen bij de klanten. We mogen echter niet vergeten dat heel wat kosten door anderen worden gedragen, soms zelfs door de klanten. De grote banken investeren enkel als ze verwachten dat ze winst kunnen maken…

De klanten komen in een vicieuze cirkel terecht. Ze schakelen over van landbouw, waar er toch een zekere onafhankelijkheid is, naar de dienstensector. Daar worden ze steeds afhankelijker van anderen.

De schuldengraad van individuen, maar even goed van groepen zoals SHG’s (Self-Helping-Groups, een groep mensen die samen beroep doen op het systeem van microkredieten), neemt toe. Deze mensen hebben vaak geen ervaring met grotere sommen geld en door de microkredieten krijgen ze meer geld dan wat ze normaal hebben. Een deel van de kredieten wordt gebruikt voor onmiddellijke kosten in gevallen van nood, zoals een slechte oogst of het overlijden van familielid. Die uitgaven creëren geen toekomstig inkomen, maar de kredieten leiden wel tot het ontstaan van schulden.

Onderzoek naar microkredieten in het zuiden van India toont aan dat er druk is om de kredieten te gebruiken om kleine winkels op te zetten. Meestal zijn deze winkels echter niet winstgevend, wat niet bepaald een verrassing is. Wie zou er immers in de winkels komen kopen? De lokale bevolking heeft weinig geld. Als er nood was aan dergelijke winkels, dan waren deze al lang tot stand gekomen. Maar het geld om de kredieten terug te betalen, moet van ergens komen. De banken adviseren vaak om extra kredieten te nemen om op voorhand al wat geld te sparen. De Indische deelstaat Andhra Pradesh wordt vaak gebruikt als voorbeeld van het succes van de microkredieten, maar het is tegelijk ook de Indische staat met het grootste aantal doden omwille van schulden (onder meer door zelfmoord). Voor de meeste mensen in de armste landen is er bovendien zelfs geen toegang tot microkredieten. Er moet immers een mogelijkheid zijn om de schulden terug te betalen.

Is het goed voor arme vrouwen?

Het meest gebruikte argument voor microkredieten is dat het ervoor zorgt dat vrouwen onafhankelijker worden. Het klopt dat in de meeste gevallen vooral of enkel vrouwen toegang krijgen tot de microkredieten. In heel wat gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van SHG’s (zelfhulpgroepen). Het samenkomen van vrouwen in dergelijke groepen en de uitwisseling van ervaringen heeft natuurlijk een positief effect op deze vrouwen (ook al moeten we de vraag stellen of deze structuren zonder de microkredieten ook niet tot stand zouden zijn gekomen). Het toezicht en het afhandelen van de kredieten staat daarbij centraal, maar andere cruciale sociale thema’s zoals het geweld in het gezin of de algemene sociale positie van vrouwen en anderen, komt niet aan bod.

Zelfhulpgroepen worden ook door de overheid of door de banken gebruikt om hun agenda door te voeren rond kwesties zoals familieplanning of hygiëne. Een aantal van die maatregelen zijn zeker positief (zoals het promoten dat het beter is om enkel gekookt water te drinken), maar het wordt op een paternalistische wijze doorgedrukt. Er zijn ook verslagen over negatieve ontwikkelingen binnen bepaalde zelfhulpgroepen indien de projecten niet succesvol blijken te zijn en de kwestie van de terugbetaling van de schulden leidt tot conflicten in de groepen. Een bijzonder negatief aspect is dat de vrouwen kredieten krijgen terwijl de familiestructuur niet verandert. Dat betekent dat vooral vrouwen overladen worden door schulden. De vrouwen krijgen het geld, maar de mannen gebruiken het geld. Het zijn wel de vrouwen die de schulden moeten terugbetalen. Dit leidt tot extra werk en extra zorgen voor veel vrouwen.

Geen oplossing voor armoede of honger

Microkredieten zijn een internationale business geworden. Er worden miljoenen, wellicht zelfs miljarden dollars uitgegeven. De instellingen die hiermee omgaan, verschillen enorm. Niet iedere kritiek zal op elk van hen van toepassing zijn. Er zullen ongetwijfeld een aantal positieve voorbeelden zijn waarbij het leven van arme mensen werd verbeterd.

Maar de microkredieten brengen geen oplossing voor armoede en honger. De leugen van het kapitalisme, de mythe dat iedereen miljonair kan worden, wordt niet gerealiseerd. Bangladesh wordt vaak als positief voorbeeld van de microkredieten aangehaald. De bevolking van dat land leidt echter nog steeds onder arseenvergiftiging van het drinkwater en regelmatige overstromingen. Dat zijn problemen die niet op een individuele basis kunnen worden opgelost.

Op het einde van de 19e eeuw hoopten sommigen dat coöperatieve bewegingen voor de productie en consumptie zouden leiden tot “sociale eilanden” binnen het kapitalisme. Hugo Chavez heeft een gelijkaardige visie als hij probeert om een soort parallelle economie op te bouwen in Venezuela.

Deze concepten kunnen echter niet leiden tot de doelstellingen om komaf te maken met armoede, honger en uitbuiting. De ongelijke verdeling van rijkdom kan niet op individuele basis worden opgelost. Microkredieten drijven mensen in de richting van individualisme. Het verzet tegen de hoge prijzen voor zaden of de ongelijke verdeling van de grond komen daarbij niet aan bod.

Honger en armoede zijn het gevolg van een winstsysteem. Het kapitalisme heeft werkloosheid en armoede nodig om winsten te maken. Een sociaal kapitalisme – voor iedereen – is utopisch en staat in tegenstelling met hoe het kapitalisme werkt.

Het is nodig om hier en nu de strijd aan te gaan tegen armoede en honger. Daartoe zal het nodig zijn om te strijden tegen het kapitalisme en op te komen voor een socialistische samenleving. Onder een geplande economie met arbeiderscontrole en arbeidersbeheer is het mogelijk om tegemoet te komen aan de behoeften van iedereen.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel