Lessen uit de geschiedenis van de Black Panthers
40 jaar geleden werd de Black Panther Party for Self Defense opgezet. Het was een hoogtepunt in de enorme rebellie tegen racisme en armoede in de VS in de jaren 1950 en 1960. Op het hoogtepunt van hun invloed, werden de Black Panthers door J Edgar Hoover, het hoofd van de FBI, omschreven als “de grootste bedreiging voor de interne veiligheid van het land.”
Veertig jaar later beschouwt de Californische gouverneur Arnold Scharwezenegger hen nog steeds als een bedreiging. Hij weigerde de doods
traf voor Stanley “Tookie” Williams te herzien omdat hij niet dacht dat Tookie veranderd was. Tookie was een oprichter van een bekende criminele bende, de Crips, tot hij besloot om het over een andere boeg te gooien en de jongeren af te raden om zich bij bendes aan te sluiten. Schwarzeneggers belangrijkste reden om aan te nemen dat Tookie niet veranderd was, bestond uit het feit dat Tookie zijn boek opdroeg aan George Jackson, een lid van Black Panthers en een revolutionair die werd neergeschoten door gevangenisbewakers in 1971. Terwijl de heersende klasse angstig terugkijkt naar de Black Panthers, zullen ze door een nieuwe generatie van jongeren gezien worden als helden.
Het racisme en de armoede onder de Afrikaanse Amerikanen in de jaren 1950 en 1960 is niet fundamenteel verschillend van de huidige situatie. Het klopt dat er nu een uitgebreidere en invloedsrijkere zwarte middenklasse bestaat in vergelijking met toen. Een kleine laag is zelfs doorgedrongen tot de elite van de Amerikaanse samenleving, denk maar aan de positie van Condoleezza Rice als minister in de regering van Bush. De heersende klasse beantwoordde de revolte van de jaren 1950 en 1960 met een bewuste beslissing om een zwarte middenklasse te ontwikkelen om toekomstige bewegingen tegen te gaan en om een soort van “Amerikaanse droom” voor de zwarte bevolking te creëren.
De Amerikaanse droom blijft echter een mythe voor zwarte arbeiders en jongeren, zelfs meer nog dan onder blanke arbeiders. Grote delen van de zwarte Amerikanen leven in armoede en worden slecht betaald.
Volgens officiële statistieken waren in 2004 24,7% van de zwarten arm in vergelijking met 8,6% van de blanken. De zwarten maken twee keer zoveel kans om te sterven van ziektes, ongevallen of moord op ieder ogenblik van hun leven. De orkaan Katrina bracht de realiteit van de samenleving in de VS in de 21ste eeuw naar buiten: de armen werden achtergelaten terwijl het gebied overstroomde, en een meerderheid van die armen waren zwart.
Zoals George Jackson stelde, werden zwarten in de jaren 1960 “die het geluk hadden om levend voorbij de kaap van 18 te raken, klaargemaakt om de onvermijdelijkheid van de gevangenis te aanvaarden.” Jacksom zelf kreeg een gevangenisstraf omwille van een overval op een tankstation. De actuele situatie is niet zo anders voor jonge zwarte mannen.
In de jaren 1960, net zoals vandaag, werd het gevangenissysteem gebruikt om miljoenen jonge zwarte Amerikanen aan te pakken. In die periode was er echter een radicalisatie in de gevangenissen die dienst deden als een universiteit voor revolutionaire opvattingen. Jackson legde uit: “Ik kwam in contact met Marx, Lenin, Trotski, Engels en Mao toen ik in de gevangenis terecht kwam en ze maakten indruk op me.” De Panthers kwamen vaak in de gevangenis terecht omwille van hun activiteiten. Ze slaagden er in om in de gevangenissen heel wat steun te verwerven.
De burgerrechtengeweging
Het was geen toeval dat de burgerrechtenbeweging ontstond in de jaren 1950. De Tweede Wereldoorlog had een effect gehad. Niet alleen vochten er duizenden zwarte soldaten mee en kwamen zij vaak om, ze werden ook bewust van de hypocrisie van de oorlogspropaganda. Er was een kapitalistische klasse die beweerde dat het oorlog moest voeren tegen het racisme van de nazi’s, terwijl in eigen land een hard racistisch beleid werd gevoerd tegen de zwarten.
Bovendien kwam het Amerikaans kapitalisme in een periode van economisch bloei. Dat leidde ertoe dat meer zwarte Amerikanen vanuit het landelijke zuiden naar de steden trokken, vooral in het noorden. In 1940 woonde de helft van de zwarten in de steden, in 1970 was dat drie vierden. Door een onderdeel te worden van de arbeidersklasse – door van geïsoleerde gemeenschappen op het platteland naar de steden te trekken – werd ook het zelfvertrouwen en de mogelijkheden tot strijd versterkt.
De toename van de rijkdom en de hogere levensstandaard van de rijkere blanke middengroepen maakten de enorme armoede en achterstelling van de meerderheid van de zwarte Amerikanen nog scherper duidelijk dan voorheen. De vrijheidsstrijd van de massa’s in Afrika en Azië waar gestreden werd voor onafhankelijkheid van de vroegere koloniale overheersing, zorgde eveneens voor inspiratie.
Naarmate de strijd ontwikkelde, veranderde dit ook het karakter van de deelnemers eraan. Het Burgerrechtenverdrag van 1965 was een wettelijke toegeving, maar het veranderde niets aan de werkelijkheid van armoede en politiebrutaliteiten. Zelfs Martin Luther King Jr, die aanvankelijk enkel uitkeek naar pacifistische methoden om druk te zetten op de Democraten om zo burgerrechten af te dwingen, veranderde zijn retoriek in de periode voor hij werd vermoord.
Toen King in 1963 hardhandig werd aangepakt door de politie van Birmingham, Alabama, ontstonden er in heel het land rellen. King moest verklaren dat die rellen “een klasserevolte waren van de onderdrukten tegen de onderdrukkers.” In 1967 moest King tot de volgende conclusie komen: “We komen in een tijdperk dat een tijdperk van revolutie moet zijn… waartoe is het goed dat mensen een geïntegreerde maaltijdenteller kunnen hebben, als ze niet eens een hamburger kunnen kopen?”. Hij begon ook steeds meer oproepen te doen aan blanke arbeiders om zich samen te organiseren op een klassenbasis. Hij steunde het idee van een staking op het moment dat hij werd vermoord.
Bij het begin van de beweging was er veel discussie over wat de meest efficiënte strijdmethoden zouden zijn. Het was in deze discussie dat de opvattingen van de Black Panthers werden ontwikkeld. Op veel vlakken was de beweging van de Panthers een stap vooruit. Er kwam een breuk met het pure pacifisme en van de oriëntatie naar de Democraten, een partij van het grootkapitaal. Tegelijk waren er ook beperkingen, zeker op het vlak van separatistische oproepen en een gebrek aan een duidelijk programma.
Malcolm X deed steeds meer afstand van het zwarte nationalisme van de Black Power beweging naarmate hij anti-kapitalistische conclusies trok. Hij ging daarin verder dan andere leiders en stelde: “er is geen kapitalisme mogelijk zonder racisme”. Malcolm X werd in februari 1965 vermoord. De Black Panthers werden in 1966 opgericht en zagen zichzelf als een verlengstuk van wat door Malcolm X werd gestart.
Oprichting van de Panthers
De twee oprichters van de Black Panthers, Huey P Newton en Bobby Seale, raakten betrokken in de strijd op een ogenblik dat algemeen aangevoeld werd dat er geen duidelijke weg vooruit was. Newton en Seale begonnen een zoektocht, zoals de meeste anderen van hun generatie, en vertrokken van een “cultureel nationalisme” maar dat volstond al snel niet meer. Hun meningsverschillen met de “culturele nationalisten” waren gebaseerd op het feit dat ze vonden dat het nodig was om vanuit een klassenperspectief te vertrekken.
Seale legt in zijn autobiografie “Seize the Time” uit dat Newton argumenten begon te ontwikkelen tegen het idee van het opzetten van zwarte handelszaken. “Hij zou steeds uitleggen dat een zwarte zakenman eenzelfde prijs of zelfs meer zal vragen dan blanke zakenmannen, waardoor hij zelf niets anders is dan een uitbuiter.”
De Panthers verwierpen het separatisme van de culturele nationalisten en gebruikten een uitstekend uitgangspunt: “We kunnen racisme niet bestrijden met racisme. We bestrijden racisme met solidariteit. We kunnen de uitbuiting van het kapitalisme niet bestrijden met een zwart kapitalisme. We bestrijden het kapitalisme met socialisme. En we bestrijden het imperialisme niet met meer imperialisme. We bestrijden het imperialisme met een proletarisch internationalisme.”
Bobby Seale legde uit: “Diegenen die de strijd willen verdoezelen achter etnische verschillen, zijn diegenen die bijdragen aan het in stand houden van de uitbuiting van de massa’s. Er is nood aan eenheid om de patronale klasse te verslaan, iedere staking toont dat aan.Iedere arbeidersorganisatie stelt: ‘eendracht maakt macht’”.
Binnen de twee jaar waren de Panthers uitgebreid van een handvol activisten in Oakland, Californië, tot afdelingen in 45 steden in heel het land. Op haar hoogtepunt verkochten ze 250.000 exemplaren van hun weekblad. Ze kregen aanvankelijk enorm veel steun, maar al snel was er achteruitgang, wat versterkt werd door afsplitsingen.
Er was een enorme politierepressie. De heersende klasse was enorm bang van de Panthers en wou hen vernietigen. Er werd geschat dat het “kader” of de kern van de Panthers nooit meer bedroeg dan een 1.000-tal activisten. Daarvan werden er op een ogenblik zo’n 300 bedreigd met gevangenisstraf. 39 Panthers werden door de politie neergeschoten op straat of in hun huizen. Bovendien was er een sterke infiltratie van de Panthers door de politie. Maar het was niet enkel de repressie die verantwoordelijk was voor de neergang van de Black Panther Party, er was ook een gebrek aan een uitgewerkte marxistische aanpak.
De leiders van de Panthers stonden op een hoger niveau dan de organisaties die zichzelf eerder omschreven als “marxistisch-leninistisch”. De Panthers streefden er op een heroïsche manier naar om tot de bevrijding van de Afrikaanse Amerikanen te komen en ze begrepen dat dit verbonden is met de strijd voor socialisme.
Ze werden echter met heel veel problemen geconfronteerd omdat hun beweging ontwikkelde vooraleer er een veralgemeende massastrijd van de Amerikaanse arbeidersklasse was. Ze waren niet in staat om gedurende hun korte periode van massa-invloed een programma uit te werken om hun doelen te bereiken.
Het programma van de Panthers
De Panthers werden opgericht rond een tien punten programma: “Wat we willen, waar we in geloven.” De eerste eis was: “We willen vrijheid. We willen macht om te beslissen over het lot van onze zwarte gemeenschap. We geloven dat de zwarte mensen niet vrij zullen zijn vooraleer ze kunnen beslissen over ons lot.”
De tweede eis ging over de noodzaak van volledige tewerkstelling en een gegarandeerd inkomen van de regering. Ze stelden dat als het patronaat niet zorgt voor “volledige tewerkstelling, dan moeten de productiemiddelen van het patronaat worden afgenomen en onder de controle van de bevolking worden geplaatst zodat de bevolking het kan organiseren en al haar mensen werk kan geven en kan zorgen voor een hoge levensstandaard.”
Andere eisen gingen over degelijke huisvesting, een einde aan politiegeweld en voor het stopzetten van de verplichte militaire dienst voor zwarte mannen.
Bij het begin van de Panthers, warden campagnes rond de tien punten gecombineerd met het organiseren van de verdediging van hun lokale gemeenschap tegenover politiegeweld. In die periode hielden de Panthers zich vooral bezig met het opvolgen van de politie-activiteiten om te verzekeren dat de burgerrechten van de Afrikaanse Amerikanen werden gerespecteerd.
Toen de Panthers de politie een zwarte chauffeur zagen aanpakken, stopten ze om het incident waar te nemen, meestal met wapens in de hand. Het was legaal in Californië om wapens te dragen, er waren slechts een aantal beperkingen. De Panthers maakten gebruik van hun rechten om wapens te dragen. Daarnaast waren de Panthers ook actief in het verspreiden van gratis voedsel, kledij en gezondheidszorg in de arme zwarte gemeenschappen.
Ze benadrukten dat de zwarte gemeenschap haar eigen organisaties moet hebben en dat lidmaatschap van de Panthers enkel openstond voor zwarten. Maar ze stelden ook dat er moet samengewerkt worden met organisaties in andere gemeenschappen. Er waren zelfs een aantal organisaties in andere gemeenschappen naar het model van de Panthers. Zo was er een organisatie van Puerto Ricanen in New York of een organisatie van jonge blanken in Chicago. Maar het was vooral de massale beweging tegen de Vietnam-oorlog die aan de Panthers toonde dat er brede lagen van de blanken bereid waren om te strijden.
De houding van de Panthers tegenover Vietnam was duidelijk. In een oproep aan de zwarte soldaten, verklaarden ze: “Het is correct dat de Vietnamezen zichzelf verdedigen en hun land verdedigen en opkomen voor zelfbeschikking, want ze hebben ons nooit onderdrukt. Ze hebben ons nooit ‘negers’ genoemd.”
De opstand tegen de oorlog in Vietnam had een enorme impact op de zwarte Amerikaanse gemeenschap. De Panthers probeerden groepen op te zetten in het leger. Ze kregen er een enorm goede respons. Volgens een peiling was 45% van de zwarte Amerikaanse soldaten in Vietnam bereid om ook thuis de wapens op te nemen om op te komen voor rechtvaardigheid.
De opstand rond Vietnam schokte de Amerikaanse heersende klasse. Vandaag doet de houding van de heersende klasse in de VS wat aan Vietnam denken: ondanks de nood aan meer troepen in Irak durven ze het niet aan om meer troepen te sturen.
De Panthers verwelkomden de radicalisering van de blanke jongeren in de anti-oorlogsbeweging, maar het was niet evident om concrete bondgenoten te vinden waarmee kon worden samengewerkt. De Panthers namen deel aan de verkiezingen met de Peace and Freedom Party, dat vooral actief was tegen de oorlog in Vietnam en tegen racisme. Maar noch de PFP noch andere organisaties waarmee de Panthers samenwerkten, hadden een belangrijke basis onder de blanke arbeidersklasse. Newton gaf dit later toe. In 1971 schreef hij: “Onze samenwerking met blanke radicalen gaf ons geen toegang tot de blanke gemeenschap, omdat ze geen impact hadden op de blanke gemeenschap.”
Weinig banden met de arbeiders
De Panthers waren vooral gericht op de georganiseerde zwarte arbeidersklasse. Ze organiseerden groepen binnen de vakbonden. Zoals Bobby Seale stelde was dit gericht op het vormen van de andere leden van de vakbond zodat ze weten dat ze ook een beter leven kunnen hebben. “We willen dat de arbeiders begrijpen dat ze de productiemiddelen moeten controleren en dat ze hun macht moeten gebruiken om de productiemiddelen te beginnen controleren om zo de bevolking te dienen.”
Dat was een correct uitgangspunt, maar vakbondswerking was slechts een beperkt onderdeel van de werking van de Panthers. Er was een bewuste oriëntatie op de meest uitgebuite en werkloze lagen van de zwarte Amerikaanse gemeenschap, wat ze met Marx woorden omschreven als het lompenproletariaat. Het is correct dat deze wanhopige delen van de samenleving in staat zijn om heel wat opofferingen te doen in strijdbewegingen en dat het belangrijk is om deze lagen te winnen voor een revolutionaire partij.
Dat was in het bijzonder het geval omwille van de verschrikkelijke sociale voorwaarden waarmee de meeste zwarte Amerikanen werden geconfronteerd. In veel getto’s was er een meerderheid van werkloze zwarten. Maar de zwarte arbeiders vormden toch een belangrijk deel van de arbeidersklasse en, omwille van haar rol in het productieproces, heeft de arbeidersklasse een beslissende rol te spelen in de socialistische omvorming van de samenleving.
Zwarte arbeiders stonden vooraan bij de beste tradities van de Amerikaanse arbeidersklasse. Heel wat zwarten waren beïnvloed door de grote vakbondsstrijden van de jaren 1930. Er waren massale campagnes onder fabrieksarbeiders en ongeschoolde arbeiders. Dat vormde de aanleiding voor de ontwikkeling van de vakbondsfederatie CIO (Congress of Industrial Organizations) vanaf 1935. De nieuwe vakbonden hadden onmiddellijk meer dan 500.000 zwarte leden, in tegenstelling tot de oude vakbondsfederaties.
Die ervaring werd ook tijdens de oorlog gebruikt, onder meer tijdens de staking van zwart spoorpersoneel in 1941. Dat personeel was georganiseerd in de Brotherhood of Sleeping Car Porters. Hun acties dwongen de regering om een einde te maken aan rassendiscriminatie in bedrijven die instonden voor de oorlogsproductie.
Met een correcte oriëntatie was er ongetwijfeld een enorm potentieel voor de Panthers om de steun te verkrijgen van belangrijke delen van de arbeidersklasse, waaronder ook een deel van de blanke arbeiders. Natuurlijk bestonden er racistische vooroordelen onder delen van de blanke arbeiders, en ook in de vakbonden. Maar het einde van de naoorlogse economische groei en de toename van de werkloosheid leidden tot een radicalisering van alle delen van de arbeidersklasse. De zwarte arbeidersklasse was het meest strijdbaar aangezien het de slechtse condities kende, maar ook onder de blanke arbeiders was er een radicalisering.
Het gebrek aan een basis onder de georganiseerde arbeidersklasse was een element dat de tendens naar een autoritair regime in de Panthers versterkte. Het werd ook versterkt door de tendens om naar gemakkelijker oplossingen te zoeken, waarbij de organisatie zichzelf in de plaats van de massa’s stelde met moedige acties maar zonder betrokkenheid.
Politieke verwarring
De invloed van het stalinisme was in belangrijke mate verantwoordelijk voor het falen van de Panthers om een consistente oriëntatie op de arbeidersklasse te ontwikkelen. De leiding van de Panthers was geïnspireerd door de Chinese en Cubaanse revoluties die beiden werden geleid door een guerrilla vanop het platteland, met een passievere rol voor de arbeidersklasse.
Bovendien kwamen de Panthers, net zoals de stalinisten, op basis van de brutaliteiten van de VS-regering tot de conclusie dat het fascisme voor de deur stond. Samen met de wanhopige omstandigheden waarin veel zwarten zich bevonden, zorgde dat element ervoor dat er een enorm ongeduld was en een poging om tot onmiddellijke oplossingen te komen. Dat maakte een geduldige strategie om bredere lagen van de arbeidersklasse over te winnen moeilijker.
Het blijft tragisch dat er geen marxistische partij bestond die in staat was om de Panthers, en de honderdduizenden die naar de Panthers uitkeken, een weg vooruit aan te reiken. Het gebrek aan een marxistisch programma of een strategie zorgde voor de snelle afkalving van de Panthers, ondanks de goede bedoelingen.
De problemen waarmee de Panthers werden geconfronteerd, leidden ertoe dat een aantal van hen (waaronder een groep rond Eldridge Cleaver) kozen voor terroristische methoden. Terwijl Cleaver en anderen dat doodlopende pad volgden, probeerden Newton en anderen om de koers van de Panthers aan te passen.
Newton gaf later de fouten van de Panthers toe: “We kwamen snel tot de conclusie dat wapens en uniformen ons afsloten van de gemeenschap. We werden gezien als een tijdelijke militaire groep die buiten de gemeenschap optrad en te radicaal was om een deel te zijn van de gemeenschap. Misschien waren enkele gebruikte taktieken in die tijd extreem, misschien hebben we teveel nadruk gelegd op militaire acties. We zagen onszelf als een revolutionaire ‘voorhoede’ en we begrepen niet ten volle dat enkel de bevolking zelf een revolutie kan maken.”
Het bestaan van de Black Panthers, ondanks hun beperkingen, toonde in de praktijk hoe bewustzijn kan ontwikkelen als resultaat van een strijd tegen de brutale realiteit van het kapitalisme. Zoals Newton en Seale het werk van Malcolm X verder gezet hebben, zullen toekomstige generaties van zwarte arbeiders en jongeren verder bouwen op de positieve elementen van de Panthers en op die basis in staat zijn om tot een partij te komen die een socialistische omvorming van de samenleving kan realiseren.
Lees ook:
- Life and legacy of Malcolm X
- Muhamed Ali & the black struggles of the 1960s
- The state of Black America