Kapitalisme en milieubehoud: niet te verzoenen
De verschillende internationale milieuconferenties van de Verenigde Naties gaande van Rio, Kyoto tot Johannesburg hebben één zaak duidelijk gemaakt. De kapitalistische grootmachten komen niet veel verder dan ronkende verklaringen, papieren doelstellingen en veel lippendienst aan een proper leefmilieu.
Bijna niemand, met uitzondering van de woordvoerder van de Amerikaanse oliemaatschappijen George W. Bush, betwist nog dat er zich een grootschalige milieucrisis aan het ontwikkelen is. Om er maar enkele te noemen: het broeikaseffect; radioactieve vervuiling; het gat in de ozonlaag; verzuring en de uitstoot van niet-nucleaire giffen (zware metalen, dioxines, zwaveldioxide…); het uitsterven van soorten; de ontbossing; bodemdegradatie; overbevissing en uitputting van niet-hernieuwbare grondstoffen zoals mineralen en fossiele brandstoffen.
De aanpak van het broeikas-effect door de grootmachten spreekt het meest tot de verbeelding. Sinds het begin van de industriële revolutie (200 jaar geleden) is de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer met 25% gestegen, de concentratie van methaan is verdubbeld. Dit zijn de meest bekende broeikasgassen, die minder transparant zijn voor het weerkaatste zonlicht, waardoor er een serre-effect ontstaat en dus een globale temperatuurstijging.
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) schat dat deze eeuw nog het zeewaterpeil met één meter kan stijgen. Dit betekent de overstroming van massa’s aard-oppervlak, in het bijzonder in Bangladesj en Egypte. Een klimaatswijziging kan lange droogtes, wateroverlast, stormweer en zelfs extreme vrieskou veroorzaken. Het zijn vooral de armste lagen van de wereldbevolking die het slachtoffer zullen worden.
Burgerlijke economen maken zelfs kosten-batenanalyses over het nut van broeikas-inperkende maatregelen, waarbij de ecologische en huma-nitaire catastrofes zuiver benaderd worden in termen van geld.
Dit was ook de basisfilosofie van het Kyoto-protocol. De doelstelling was om tegen 2012 de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen naar het niveau van 1990. Elk land kreeg een bepaald aantal emissierechten toegewezen, met als achterpoortje de verhandelbaarheid van emissierechten. De groene ministers waren aanvankelijk tegen deze handel in schone lucht. Maar uiteindelijk was het België dat bij monde van Olivier Deleuze (Ecolo) als eerste Europees land aankondigde emissierechten te gaan kopen in Rusland.
Rusland heeft een overschot omdat de industrie er grotendeels is ingestort vanaf 1990, na de val van de Muur. Op die manier kan ons land de Kyoto-normen (reductie van 34 miljoen ton CO2) omzeilen dankzij de economische ellende van de Russische bevolking. Ook hier een koele financiële redenering zonder de gevolgen voor mens en milieu in beschouwing te nemen.
Voor Bush en zijn sponsers, de oliemagnaten en de wapenproducenten, zijn zelfs de doelstellingen van Kyoto al te hoog gegrepen. Volgens een aangedikte berekening zou Kyoto jaarlijks 400 miljard $ kosten aan de VS, wat een belastingsverhoging voor de multinatio-nals noodzakelijk zou maken. In tijden van economische crisis is zoiets niet meer bespreekbaar. Hier botsen we op een van de typische kenmerken van het kapitalisme. De winst is prioritair boven alle andere dingen. Milieubeschermende maatregelen verzwakken de concurrentiepositie van de binnenlandse ondernemingen.
In eerste instantie wordt regelgeving vermeden via de klassieke lobbykanalen en de burgerlijke politieke lakeien (zoals Verhofstadt en Bush). Als onder druk van de bevolking en milieuactivisten dit geen 100% zekerheid meer biedt, volgt de chantage van de delokalisatie. Zoals DHL dat dreigde om Zaventem te verlaten als Durant de nachtvluchten zou verbieden.
In het kapitalisme zijn de bezitters van de productiemiddelen zo machtig dat ze politiek domineren en hun eigen belangen steeds kunnen laten primeren op het belang van de bevolking en het leefmilieu. En zelfs indien men inziet dat er maatregelen nodig zijn, dan nog dwingt de concurrentie of een economische recessie hen de regels aan de kant te schuiven. Er moet namelijk in eerste instantie winst worden gemaakt. Een van de groene eisen is de CO2-taks, een belasting op energieverbruik.
Los van het feit dat deze taks gewone gezinnen het meest treft, omdat zij proportioneel een groot deel van hun inkomen besteden aan verwarming en energie, blijkt in de praktijk dat in landen waar de taks is ingevoerd – zoals in Scandinavië – dat tal van bedrijven worden vrijgesteld, zodat de volledige last op de gezinnen terechtkomt.
Een asocialere milieumaatregel dan de ecotaks bestaat er niet. Het wentelt de verantwoordelijkheid voor vervuilende productie- en distributie-methoden volledig af op de consument. En wie naar geen cent moet kijken kan gewoon verder vervuilen. Los daarvan blijkt dat in de VS de belastingen met 100% moeten verhogen om de doelstellingen van Kyoto te bereiken. Dit zou de winsten van de bedrijven zo aantasten dat het politiek bijzonder moeilijk wordt om het er door te krijgen. De milieuproblemen oplossen binnen het kapitalisme is niet mogelijk.
De beperkingen van de strategie en het programma van de groene partijen komen dan ook vrij snel aan het licht. Neem nu de eis van de nulgroei. Een kapitalisme zonder groei betekent massale afdankingen, werkloosheid en sociale ellende. Tegelijk wil men de “rijkdom meer verdelen met de arme landen”, wat voor de groenen betekent dat de door crisis getroffen bevolking in de rijke landen nog minder zal mogen consumeren. Los van het feit dat we ons verzetten tegen deze verdeling van de armoede in plaats van de rijkdom, rijst de vraag of de overheden de wereldeconomie wel in die mate kunnen controleren. Het kapitalisme heeft zijn eigen logica gebaseerd op internationale concurrentie voor markten en winst: overheden kunnen slechts in beperkte mate invloed uitoefenen op de gebeurtenissen.
Vandaar dat veel groenen pleiten voor kleinschaligheid, “small is beautiful”. De vraag of we de klok van de geschiedenis kunnen terugdraaien even buiten beschouwing gelaten: onder kapitalistische condities zou het proces van groei en concentratie opnieuw beginnen. Zo kunnen we elk voorstel van de ecologisten onderuithalen. De vraag is: welk alternatief hebben de marxisten?
Socialisme: voorwaarde voor duurzame ontwikkeling
Marxisten die de democratische tradities van de arbeidersbeweging verder willen ontwikkelen naar een democratische planning van de economie hebben uiteraard geen boodschap aan de stalinistische dictaturen in het voormalige Oostblok of China. Een democratische planning schept de mogelijkheid om de economie te richten op een rationele bevrediging van de behoeften van de volledige mensheid. De dwangmatige race naar groei en “winst om de winst” van het kapitalisme valt weg wanneer de productiemiddelen collectief bezit zijn.
Voor het eerst sinds het ontstaan van de klassenmaatschappij kan er een economische groei gepland worden die rekening houdt met de ecologische draagkracht van de planeet, en met de eindigheid van bepaalde grondstoffen. Deze groene groei is noodzakelijk om de armoede uit de wereld te helpen en wereldvrede te creëren.
Maar hoe kunnen we vermijden dat deze groei nog meer het milieu belast? Naast de energie die we uitsparen door de productie van goederen die langer meegaan en zuiniger zijn, kan een socialistisch systeem massaal gaan investeren in onderzoek naar alternatieve energiebronnen. De wetenschappelijke informatie en research naar alternatieve energie zoals kernfusie zal voor iedere onderzoeker ter beschikking staan. Nutteloze energieverspilling zoals reclame en parallelle ontwikkeling van producten, zoals quasi identieke waspoeders of medicijnen door elkaar beconcurrerende bedrijven, zal verdwijnen. De wapenindustrie wordt afgeschaft.
Door een volledige tewerkstelling zullen meer reële menselijke noden aan bod komen en zal het kunstmatig opfokken van de menselijke behoeften door de reclame wegvallen. Misschien nog het meest verrassende is dat de creatieve krachten van de werkende klasse voluit bevrijd kunnen worden, waar ze nu door afstompende arbeid of ondergeschiktheid aan het winststreven van de patroons onderdrukt en vervreemd zijn. Elke revolutionaire periode in de geschiedenis waarbij een klasse zich bevrijdde van het juk van een andere klasse, betekende ook een revolutie van de creativiteit en inventiviteit in kunst, cultuur en wetenschap.
Het is onmogelijk in te schatten welke vooruitgang het einde van de klassenmaatschappij de mensheid kan opleveren. Wat we wel weten is dat een door de burgerij gecontroleerde wetenschap en techniek ons binnen het huidige winstsysteem de dieperik in zal duwen. Enkel een socialistische maatschappij kan de voorwaarden creëren voor een onpartijdige wetenschap, in dienst van mens en milieu.