Chili 1973. Een heldhaftige revolutie onderdrukt

In 1970 vierde de internationale arbeidersbeweging de verkiezing van Allende’s socialistische regering in Chili. Drie jaar later kwam dictator Pinochet met de steun van de CIA door een gewelddadige coup aan de macht. Tony Saunois, algemeen secretaris van het Committee for a Workers’ International, legt uit hoe deze tragedie zich ontwikkelde en welke lessen er vandaag uit getrokken kunnen worden.

In september 1970 won Salvador Allende, kandidaat voor de Unidad Popular (UP), de presidentsverkiezingen met 36,3% van de stemmen. Hij versloeg daarbij Jorge Allessandri, de gehate leider van de rechtse Partido Nacional die 34,9% van de stemmen behaalde en Radomiro Tomic, kandidaat voor de populistische en pro-kapitalistische Christen-democratische partij, die 27,8% behaalde.

Deze verkiezing was niet zomaar een “routineuze” verandering van presidentschap maar bracht een revolutionair proces op gang waarbij de arbeidersklasse in confrontatie ging met de Chileense heersende klasse en het Amerikaans imperialisme. Drie jaar later , op 11 september 1973, zegevierde de reactie toen het leger door middel van een bloedige militaire coup, die gedeeltelijk georganiseerd was door de CIA, de macht greep.

Deze reactie was des te gewelddadiger door het feit dat de Chileense heersende klasse en het VS-imperialisme hevig opgeschrikt waren door de dynamiek van de revolutionaire beweging die veel verder ging dan de oorspronkelijke intenties van de UP. Het was de revolutionaire dynamiek van de massa’s en niet de acties van hun leiders, die een grote bedreiging vormden voor het kapitalistisch systeem.

De tragedie van de zich ontwikkelende situatie was dat de cruciale subjectieve factor ontbrak, met name een oprechte revolutionaire partij die het revolutionaire proces tot een succesvol einde zou kunnen brengen. Deze tragedie ontstond niet omwille van zwakheid of onwil van de arbeidersklasse om te strijden. Ook was het niet zo dat de reactie zo sterk was dat de arbeiders haar niet hadden kunnen verslaan.

De oprechtheid en het heroïsme van de arbeidersleiders mag niet in twijfel getrokken worden. Ultiem bewijs van deze oprechtheid was de dood van Allende, die in 1973 stierf toen hij het presidentieel paleis verdedigde. De zwakheid zat hem in het feit dat veel van deze leiders een verkeerd programma en de verkeerde standpunten verdedigden. Hierdoor was het onmogelijk geworden om het revolutionaire proces tot een succesvol einde te brengen en om het kapitalisme in Chili te vervangen door een echte arbeidersdemocratie.

Allende’s verkiezingsoverwinning werd enthousiast onthaald door de Chileense arbeiders en de internationale arbeidersbeweging. De Chileense heersende klasse was de wanhoop nabij toen de onverwachte overwinning van Allende duidelijk was geworden.

Allende, van de Partido Socialista Chilena (PSCh), was leider van een coalitie die bestond uit zes partijen en die gedomineerd werd door de PSCh en de machtige Communistische Partij van Chili (PCCh). Zowel Allende als zijn partij waren zelfverklaarde marxisten.

Nooit voordien had in Latijns-Amerika een coalitie van vooral arbeiderspartijen – die zich formeel beriepen op het marxisme – een presidentiële of algemene verkiezing gewonnen. Indien de UP-leiding gebruik had gemaakt van de krachtsverhoudingen die overweldigend in het voordeel van de arbeidersklasse en de linkerzijde waren, om radicale maatregelen te nemen waarbij de arbeiders en delen van de middenklasse werden gemobiliseerd, dan was een relatief vreedzame socialistische transformatie mogelijk geweest.

In plaats daarvan probeerden ze echter het revolutionaire proces dat zich van onderuit ontwikkelde te vertragen in een poging delen van de Chileense heersende klasse terwille te zijn en een overeenkomst met hen te bereiken. De leiding, vooral Allende zelf en de PSCh-leiding, had vertrouwen in de “constitutionele loyauteit” van het leger. Ze veegden het vooruitzicht van een omverwerping van de democratisch verkozen regering door de generaals gewoon van tafel.

Anderen binnen de linkervleugel van de UP (de linkerzijde binnen de PSCh), geleid door Altamirano van de Movimiento Izquierda Revolucionario, MIR, opgericht in 1965 na een studentenbeweging in 1963) verzetten zich tegen dit vertrouwen in de gewapende macht. Maar terwijl ze het revolutionair proces oprecht wilden vooruit brengen tot succesvolle conclusies, boden ze geen duidelijk programma aan en namen ze niet de nodige maatregelen om met de kapitalistische staat – die uiteindelijk de arbeiders in de pan hakte – in confrontatie te gaan. Ze waren niet in staat de historische uitdaging die voor hen lag succesvol aan te gaan.

Los van de cruciale kwestie van de subjectieve factor waren alle belangrijke voorwaarden voor een succesvolle revolutie onder leiding van de arbeidersklasse aanwezig. Deze voorwaarden werden rijp tussen 1970 en 1973: de heersende klasse was verdeeld, zeker vlak na de verkiezingsoverwinning van Allende; de arbeidersklasse was bereid het gevecht aan te gaan en tot het bittere einde te vechten ; er ontwikkelden zich nieuwe strijdorganisaties; de middenklasse was op zoek naar een alternatief en grote delen ervan steunden de arbeidersbeweging.

Verschuivingen in de maatschappij

De situatie tussen 1970 en 1973 was het gevolg van de evoluties in de jaren voor 1970. Er was de turbulente regeringsperiode van Eduardo Frei’s PDC van 1964 tot 1970. Deze kapitalistische regering was met 56% van de stemmen aan de macht gekomen door beloftes van “Revolutie in vrijheid”, staatsinterventie in de economie en een landhervorming. Ze kon echter geen enkele van de problemen van de arbeidersklasse of de middenklasse oplossen: de landhervorming kwam ten goede aan slechts minder dan 10% van de boeren en de beloofde staatstussenkomsten werden nooit gerealiseerd.

Maar Frei’s verkiezing en de massamobilisaties – stakingen en landbezettingen – tijdens de laatste helft van zijn regeerperiode waren een uitdrukking van de sterke polarisatie en radicalisatie onder de arbeiders en andere onderdrukte lagen van de bevolking. En hoewel de PDC een burgerlijke partij was, koesterden belangrijke delen van de Chileense klasse een wantrouwen in haar “radicaal populisme”.

Sommige van de bewegingen werden brutaal onderdrukt door de politie en het leger. De militaire steun van de VS aan Chili moest enkel onderdoen voor de steun aan Vietnam. Veel van de steun werd gebruikt voor de oproerpolitie en andere middelen om binnenlandse opstand de kop in te drukken. Tegen de verkiezingen van 1970 was het duidelijk dat “Revolutie in vrijheid” een gigantische leugen was en de stemmen voor de PDC zakten in elkaar van 56% in 1964 tot 27,8% in 1970.

De radicalisatie en polarisatie in de Chileense maatschappij werd weerspiegeld in de manier waarop de PDC begon uiteen te vallen langs klasselijnen. De linkervleugel van de PDC, gedesillusioneerd door het gebrek aan vooruitgang in het proces van landhervorming, splitste af van de partij na het inzetten van harde repressie tegen actievoerders in de zuidelijke stad Puerto Monte. Die linkerzijde richtte de beweging MAPU op die later aansloot bij de UP-coalitie – een deel ervan belandde zelfs bij de linkervleugel van de UP. Zelfs Tomic, de PDC-kandidaat tegen Allende, steunde een resolutie voor “marxisme” die naar voor kwam op het PDC-congres. Het proces van fragmentarisering van de PDC zette zich voort onder de UP-regering. Uiteindelijk bleef enkel een openlijk rechtse partij over die haar volle steun betuigde aan de coup van Pinochet.

Ondanks deze radicalisatie kwam de verkiezingsoverwinning van Allende als een verrassing voor de heersende klasse. In een eerste periode beschikte ze niet over een samenhangende strategie om de confrontatie met de UP aan te gaan. Een ernstig tegenoffensief vanwege de heersende klasse begon pas echt in oktober 1972. De UP slaagde er echter niet in deze tussenperiode te gebruiken om de revolutie vooruit te duwen. In plaats daarvan waren de UP-leiders – in navolging van Corvalan en andere leiders van de PCCh – op zoek naar middelen om de zogenaamde “progressieve vleugel” van het Chileense kapitalisme te vriend te houden. De UP was voor de stalinistische leiders van de PCCh een experiment dat model stond voor andere landen. Ze beweerden dat Chili een ‘democratisch, vreedzaam en parlementair’ alternatief vertegenwoordigde op de algemene staking van 10 miljoen arbeiders in Frankrijk in mei ’68.

In samenwerking met zogenaamd progressieve kapitalistische krachten zou de maatschappij stap voor stap omgevormd worden tot socialisme – te beginnen met democratische en beperkte kapitalistische hervormingen die niet te ver gingen en ook niet te snel, om geen reactie te provoceren. Ze beweerden dat de arbeidersklasse niet sterk genoeg was om de socialistische revolutie tot een goed einde te brengen en dat het nodig was de steun van de middenklasse te winnen, hiervoor moest er heel voorzichtig te werk gegaan worden. Dat was de essentie van de politiek gevoerd door Allende en de leiding van de PCCh – in feite een herhaling van het stalinistische volksfront, zoals tijdens de burgeroorlog in Spanje in de jaren ’30. Dit volksfront leidde telkens tot een nederlaag van de arbeidersklasse.

De arbeidersklasse kan, zelfs in landen waar ze een minderheid van de maatschappij is, steeds een beslissende en leidende rol spelen in de revolutie. Het is immers de enige klasse die, door haar collectief bewustzijn en haar mogelijkheid om als een klasse te strijden, de basis kan leggen om kapitalisme en feodalisme omver te werpen als het begin van de opbouw van een socialistische maatschappij. Door een duidelijk alternatief op het kapitalisme voor te stellen wordt het mogelijk om de steun te winnen van delen van de middenklasse, de arme boeren en andere delen van de maatschappij die door kapitalisme en feodalisme uitgebuit worden. Dit is de ervaring van de Russische revolutie in 1917 waar de arbeidersklasse de macht in handen kon nemen dankzij de steun van andere uitgebuite lagen van de maatschappij en de arme boeren. Dit ondanks het feit dat de arbeiders op dat ogenblik slechts 15% van de bevolking uitmaakten.

Zoals Trotsky zei, kan de arbeidersklasse als leiding van de revolutie de problemen oplossen van landhervormingen, ontwikkeling van de industrie, het bevrijden van de natie van imperialistische dominantie, en andere historische taken waarvan de te zwakke burgerij er niet in slaagde ze door te voeren. Vandaag zien we dat in de minder ontwikkelde landen de plaatselijke kapitalisten en grootgrondbezitters deze taken nog steeds niet doorgevoerd hebben omdat ze te zwak zijn en te afhankelijk van het imperialisme. De ontwikkeling van de economie, radicale landhervormingen, de herverdeling van de rijkdom en de ontwikkeling van de gezondheidszorg, de huisvesting en het onderwijs, voor de gehele bevolking, kan alleen bereikt worden als de arbeidersklasse de macht in handen neemt en de socialistische omvorming van de maatschappij doorvoert. Dit alles is alleen mogelijk met een internationaal perspectief.

In tegenstelling tot het Rusland van 1917, had de arbeidersklasse in Chili een machtige positie: 46,3% van de bevolking waren loontrekkenden en slechts 22% waren landarbeiders. De Chileense arbeidersklasse was één van de sterkste van Latijns-Amerika. Een succesvolle revolutie in Chili zou de deuren open gezet hebben voor een socialistische revolutie op heel het continent.

Het was niet alleen een kwestie van numerieke kracht van de arbeidersklasse, ook het politiek bewustzijn en het vertrouwen van het proletariaat groeide. Het duwde het revolutionaire proces verder en verder en won hierbij de steun van belangrijke delen van de middenklasse en de plattelandsbevolking voor haar strijd. Hier tegenover stond de “progressieve” burgerij die zelf in de tanks van het leger zou klimmen om de opstand met het bloed van de arbeiders te beëindigen.

Plannen voor toekomstige strijd

De heersende klasse gebruikte de drie jaar na de verkiezing van Allende om haar eigen krachten te verenigen en klaar te stomen voor de reactie. De UP-leiding probeerde in die periode de heersende klasse en haar vertegenwoordigers in de legerleiding enkel wat te bedaren.

De UP had dan wel de presidentsverkiezingen gewonnen, maar het had geen meerderheid: niet in het congres en niet in de senaat. Tegelijk hadden de oppositiepartijen geen twee derde meerderheid om de president af te zetten. Allende ging akkoord met een constitutioneel pact met de PDC. Een beperkt deel van de heersende klasse dacht onmiddellijk aan een militaire coup om te verhinderen dat Allende president zou worden, maar dat plan ging niet door. De meerderheid van de heersende klasse vreesde dat een onmiddellijke staatsgreep een revolutionaire explosie met zich zou meebrengen en besliste om af te wachten.

In plaats van een constitutioneel pact te sluiten, had de UP-leiding een beroep moeten doen op de massa’s om een mandaat af te dwingen over de hoofden van congres en senaat heen. Er zouden nieuwe verkiezingen moeten uitgeroepen zijn voor één parlement, zoals beloofd in het UP-programma. Dit moest gekoppeld worden aan een oproep aan de arbeiders om het UP-programma uit te voeren en de nodige stappen te zetten om het feodalisme en kapitalisme omver te werpen. Bij dit alles moesten arbeiders-, boeren- en soldatenraden opgericht worden over heel het land die dan de basis konden leggen voor een nieuwe arbeidersdemocratie die de economie kon nationaliseren en democratisch plannen. De massa’s moesten bewapend worden tegen de dreiging van reactie – de gewapende gansters van de extreem-rechtse Patricia y Liberdad hadden reeds aanvallen uitgevoerd op het secretariaat van de vakbond en op de kantoren van linkse partijen – om een relatief vreedzame overname van de macht mogelijk te maken en de verdedigers van het kapitalisme hulpeloos achter te laten.

De revolutie zette enorme stappen vooruit, vooral dankzij initiatieven van de massa’s zelf. Tegen eind 1971 waren er reeds meer dan 2.000 landbezettingen. Een meerderheid van die bezettingen was in de provincie Cautin waar de inheemse Mapuche-bevolking van de gelegenheid gebruik maakte om haar land terug te eisen. Allende gebruikte zijn presidentiële macht om de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren: kool-, ijzer- en nitraatmijnen, textielindustrie, de VS-multinational ITT en in juli 1971 ook de Chileense kopermijnen die tot dan eigendom waren van de VS-bedrijven Anaconda en Kennecott. Op dat ogenblik was koper verantwoordelijk voor 80% van de Chileense export. De nationalisatie van deze multinationals bracht het imperialisme enkele rake klappen toe en kreeg steun in Chili en de rest van Latijns-Amerika. Het maakte het monster in Washington, dat de klap had gevoeld, razend.

Deze maatregelen gingen samen met een verhoging van de lonen en pensioenen, een massaal onderwijsprogramma en een bevriezing van de huurprijzen. Voor het eerst werd er gratis schoolmelk verdeeld. Deze maatregelen kregen massaal veel steun, niet alleen onder de arbeidersklasse, maar ook bij de steeds meer geradicaliseerde middenklasse. Het Symfonisch Orkest van Santiago toerde rond in de sloppenwijken, de ‘plobaciones’, en gaf gratis concerten voor de armen.

Vijf maanden nadat Allende president werd, won de UP de algemene verkiezingen met 51% van de stemmen. De steun voor de UP nam dus toe. Intussen ging de fragmentatie van de PDC verder. In juni 1971 sloot de PDC-leiding in Valpariso een pact met de PN voor de plaatselijke verkiezingen en won die verkiezingen. Maar het resultaat was wel dat 20% van de PDC-jongeren en 13% van de leden opstapten en de Izquierda Christiana (Christelijk Links) oprichtten. Elke ‘populistische’ camouflage van de PDC was nu verdwenen en toch probeerde de UP-leiding een akkoord te vormen met de reactionaire PDC-leiding.

De reactie begon naar voor te komen. Dit was gedeeltelijk een gevolg van de economische gevolgen van sabotage door de kapitalistische klasse en het imperialisme. Na de overwinning van Allende was er een vlucht van buitenlands kapitaal. Buitenlandse investeringen werden tegengehouden en bedrijven zoals ITT sloegen terug met embargo’s. Er kwamen tekorten aan zowel luxeproducten als basismiddelen. Ondanks de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie was er geen gecentraliseerd plan van productie en de kapitalistische economie overheerste nog steeds.

De economische crisis, de inflatie en de algemene sociale instabiliteit maakten uiteindelijk dat delen van de middenklasse op zoek gingen naar een alternatief. De UP en links, die gebonden waren aan de kapitalistische economie, leken niet in staat om hun problemen op te lossen. Sommigen richtten zich tot de rechtse partijen en daarna tot het leger om een einde te maken aan de instabiliteit. Dit had alleen kunnen voorkomen worden als de revolutie tot een goed einde was gebracht en het kapitalisme omvergeworpen was.

Reactie slaat toe, arbeiders vechten terug

Tijdens de tweede helft van 1972 kwam het eerste grote offensief van de contra-revolutie. De burgerij roep in augustus een nationale handelsstaking uit, gevolgd door een boycot van truckersbazen.

De UP reageerde met een oproep voor een betoging om de verjaardag van de overwinning van Allende te vieren. Het werd de grootste betoging ooit in Chili met meer dan een miljoen deelnemers. De slogans en liederen op de betoging vormden een weerspiegeling van het groeiende bewustzijn. Terwijl ze langs het presidentieel paleis La Moneda betoogden, riepen ze: “Allende, Allende, el pueblo te defiende” (Allende, Allende, het volk zal je verdedigen); “Allende, Allende, cierre el congresso” (Allende, Allende, sluit het congres); “Poder popular, poder popular” (het volk aan de macht).

In dit stadium duwde elk reactionair offensief de arbeidersklasse meer in de revolutionaire richting. De arbeiders namen alle mogelijke stappen om tegen de reactie in te gaan. Fabrieken en kantoren werden bezet en de eigenaars en directeurs buiten gegooid. De arbeiders hielden de bedrijven zelf draaiende. Bovendien hadden de slogans op de betoging getoond dat de arbeiders bereid waren verder te gaan dan de grenzen van de parlementaire instellingen en de UP-leiding. “Poder Popular” kreeg een specifieke betekenis. Arbeiders en andere uitgebuitenen waren in 1972 begonnen met het opzetten van eigen organisaties: Los Cordones Industriales, verkozen arbeiderscomités, die het potentieel hadden om een alternatief te vormen op de instellingen van de kapitalistische staat. Het eerste comité dat opgezet werd, was in de industriële zone van Santiago Cerrilos waar 250 fabrieken en 46.000 arbeiders waren. Nabij het plattelandsdistrict Maipu werden 45 boerenleiders opgepakt omdat 150 boerderijen bezet hadden en het terugdraaien van de nationalisatie eisten. In Cerrilos werd gestaakt en werd een voedselbedrijf bezet door de arbeiders. Ze eisten de nationalisatie van het bedrijf.

De politie werd ingezet om tegen een gezamenlijke betoging van arbeiders en boeren te provoceren. De betogers verwierpen het verderzetten van de ‘klassenjustitie en haar zogenaamde regering van het volk’. Het eerste Industriële Cordon was geboren. Afgevaardigden werden verkozen door de arbeiders van alle fabrieken in de buurt. Het Cordon was ontstaan uit de strijd van de arbeiders, maar nam al snel een programma aan dat veel verder ging dan de onmiddellijke strijd en veel revolutionairder was dan eender welk programma van de linkse partijen op dat ogenblik.

Het verklaarde onder andere de steun aan de regering van Allende ‘in zoverre deze opkomt voor de strijd en mobilisatie van de arbeiders’. Het Cordon eiste de onteigening van alle bedrijven die meer dan 14 miljoen escudo’s in kapitaal hadden; arbeiderscontrole op de volledige productie en de industrie, mijnen en boerderijen door middel van raden van afgevaardigden; de permanente afzetbaarheid van alle afgevaardigden; het oprichten van een volksvergadering in plaats van een burgerlijk parlement.

Er werden Cordons opgezet in de voornaamste industriële wijken rond Santiago om de boycot van de truckersbazen te breken en de productie draaiende te houden ondanks de sabotage door het patronaat. Er werden ook Cordons opgezet in belangrijke steden als Conception, Valpariso en Puerto Monte. In Santiago werden de district-cordons zelfs aan elkaar gekoppeld over de gehele stad om samen het “Provinciaal Coördinatie-bestuur van de Provincie Santiago” te vormen. In de sloppenwijken waren er reeds verschillende JAP’s opgericht (Comités voor de bevoorraading van de bevolking). Deze namen de voedseldistributie voor hun rekening en controleerden zelfs de prijzen. Ze zorgden ervoor dat het voedsel eerlijk verdeeld werd onder de armen.

Zowel de Cordons als de JAP’s werden strijdcomités georganiseerd door de massa’s zelf, buiten de officiële structuren van de vakbond, en ze slaagden erin verder te ontwikkelen omdat de CUT (de belangrijkste vakbondsfederatie) de strijd niet vooruit hielp. De CUT, die ongeveer 800.000 van de 3 miljoen Chileense arbeiders organiseerde, stond onder controle van de PCCh, maar zowel de PDC als de PSCh hadden er een belangrijke invloed. De PCCh was oorspronkelijk tegen de vorming van strijdcomités omdat het inzag dat deze een concurrentie zouden kunnen bieden voor de CUT en zelfs voor de eigen partij.

Leden van de PSCh en de MIR riepen op tot actieve deelname aan de Cordons. Maar geen enkele deelnemende politieke groepering had een strategie om de Cordons te versterken als alternatief op het steeds zwakkere beleid van de regering. De leiding van de MIR nam een sceptische houding aan over het potentieel van deze embryonale sovjets.

Los cordones industriales en dubbelmacht

De Cordons en de JAP’s vormden een belangrijk element in de dubbelmacht van het revolutionaire proces – een situatie waarin de arbeidersklasse geconfronteerd wordt met de heersende klasse en ertoe komt om de controle over de maatschappij over te nemen, maar waarbij de heersende klasse en haar staatsapparaat nog niet gebroken zijn. Zo’n situatie kan niet blijven standhouden: de ene klasse of de andere moet als overwinnaar naar voor komen. Hoe kon de situatie in het voordeel van de arbeiders kantelen? De cordons kwamen tot stand bij de eerste tekenen van het offensief van de reactie, maar dreigden te verdwijnen zodra de onmiddellijke dreiging wegviel. Ze moesten zich op een stevigere basis organiseren, zowel regionaal als nationaal en zichzelf naar voor brengen als alternatief op het burgerlijke parlement. Ze moesten bovendien een programma naar voor brengen dat de basis zou leggen voor de democratische planning van de productie door de arbeidersklasse en andere uitgebuite lagen van de bevolking. Het was ook nodig om zich te organiseren binnen de gewapende troepen door comités van soldaten, mariniers,… op te zetten met de bedoeling de kapitalistische machine op te splitsen volgens klassenlijnen.

In Conception, de belangrijkste industriestad in het zuiden van Chili, werd een volksvergadering opgezet die het ordewoord lanceerde van het oprichten van ‘commandos comunales’ die de JAP’s, cordons en andere organisaties van de ‘Poder Popular’ zouden moeten samenbrengen. Dit initiatief werd fel bekampt door de leiding van de PCCh, Allende en het centraal comité van de PSCh. Die kritiek zorgde ervoor dat de oproep vanuit Conception niet overal aanvaard en overgenomen werd. Desondanks werden zo’n 100-tal volksvergaderingen opgezet, waarvan een 20-tal in Santiago.

Hoe reageerde de regering op deze massabewegingen en het groeiende bewustzijn van de arbeidersklasse? In januari 1973 vaardigden de minister van economie, Orlando Millas van de PCCh, en de minister van binnenlandse zaken, generaal Prats (één van de drie generaals in de regering), een wet uit die 123 fabrieken die overgenomen waren door de arbeiders terug in handen bracht van de vorige eigenaars! De cordons reageerden hierop met een betoging van 30.000 arbeiders die “de macht aan de arbeiders” als centrale eis naar voor brachten. Dit verbijsterende initiatief en de energie waarmee de arbeiders naar buiten kwamen duwde de revolutie vooruit, maar er waren beperkingen. Er was nood aan een revolutionaire partij met een duidelijk programma en correcte taktieken om deze energie te kunnen richten en de revolutie tot een goed einde te brengen door komaf te maken met het kapitalisme en haar staatsapparaat. Maar zo’n partij bestond er niet in Chili.

Moest er wel zo’n partij geweest zijn, zoude revolutie tot een goed einde kunnen gebracht zijn en zou dit mogelijks uitbreiding gevonden hebben in heel Latijns-Amerika en zelfs ver daarbuiten. Zelfs de verkiezing van de UP-regering en haar ‘marxistische’ president en het revolutionaire proces dat zich ontwikkelde onder de arbeidersklasse, hadden een enorm effect op de massa’s in Latijns-Amerika en Europa. Deze gebeurtenissen vielen bovendien samen met de groeiende strijd tegen de dictatuur van Franco in Spanje.

Het uitbreiden van de revolutie naar één van de andere Latijns-Amerikaanse landen, gekoppeld aan een oproep tot steun aan de arbeiders in de VS, zou de mogelijkheid van een imperialistische interventie vanuit de VS erg moeilijk gemaakt hebben. Maar dit hield natuurlijk in dat er bewust zou gewerkt zijn aan een internationaal programma van revolutie. De PSCh had zich tot doel gesteld om een Socialistische Federatie van Zuid-Amerika uite bouwen. Maar de leiding gebruikte het voorbeeld van de stalinistische bureaucratische methoden van de Komintern in de tweede helft van de jaren ’20 en de jaren ’30 als excuus om geen revolutionaire wereldpartij uit te bouwen, iets wat nochtans noodzakelijk was om het doel van een socialistische federatie van Zuid-Amerika te bereiken.

De staatsgreep van 1973 kwam voor de revolutionaire bewegingen die in de twee daaropvolgende jaren zouden ontwikkelen in Griekenland en Portugal. Een overwinning in Chili zou de deur geopend hebben voor een verandering in de internationale situatie ten voordele van de arbeidersklasse.

Eén van de gevolgen van het ontbreken van een revolutionaire partij met een duidelijk programma en taktieken was dat de Cordons begonnen te stuntelen. Ze hadden geen inzicht op de rol die ze konden spelen. Dit leidde ertoe dat ze begonnen samen te vergaderen met lokale afdelingen van de CUT. De PCCh veranderde van koers en begon mee te werken met de Cordons, met als doel het wegnemen van de revolutionaire roel die de Cordons konden spelen en hen in te lijven bij het CUT-apparaat.

De verkiezing van Allende had bij alle linkse partijen tot een scherpe toename van het lidmaatschap geleid. Tienduizenden sloten aan bij de PCCh, de PSCh en de MIR. Sommige van de meest linkse mensen waren terug te vinden bij de PSCh en de MIR. De PSCh had al bij haar oprichting in 1933 verklaard een marxistische partij te zijn en was gedeeltelijk ontstaan in de strijd tegen de stalinistische politiek en bureaucratische methoden van de PCCh en de Communistische Internationale. Tijdens het partijcongres van 1967 werd een scherpe bocht naar links genomen en werd volgende verklaring gestemd: “De Socialistische Partij, als marxistisch-leninistische organisatie, verklaart dat het het strategisch doel is van deze generatie om een revolutionaire staat op te richten die Chili zal bevrijden van de afhankelijkheid en culturele achterstand, om de uitbouw van het socialisme aan te vatten (…) Revolutionair geweld zal onvermijdelijk zijn wegens het repressieve en gewapende karakter van de staat. Het is de enige weg om de politieke en economische macht in handen te krijgen (…) Alleen door de vernietiging van het bureaucratische en militaire apparaat van de burgerlijke klasse kan de socialistische revolutie geconsolideerd worden.”

Deze duidelijke verklaringen waren een weerspiegeling van de streefdoelen van de basismilitanten en sympathisaten die uitkeken naar een revolutionair marxistisch programma. Maar woorden zijn niet genoeg. Om die doelstellingen in de realiteit om te zetten is er nood aan een duidelijk programma en aan revolutionaire acties. De linkervleugel in de leiding van de PSCh gaf de basis wel mondelinge steun voor revolutioanire ideeën, maar zette die woorden niet om in een programma of in daden. Ze hadden alle kenmerken van ‘centrisme’: het gebruiken van revolutionaire en marxistische termen, maar naar buiten uit werken met een erg vaag programma. In de praktijk verschilden ze op beslissende ogenblikken in geen enkel opzicht van reformisten.

De fundamentele zwakte van de PSCh werd reeds aangetoond vóór de verkiezing van Allende in 1970. Allende was binnen de PSCh een centrum-rechtse figuur. Hij werd voorgesteld als presidentskandidaat van de PSCh met 12 stemmen voor en 13 onthoudingen op het Centraal Comité. De linkervleugel bracht geen alternatieve kandidaat naar voor. Toen de volksvergadering van Conception oproep tot het vormen van lokale ‘commandos comunales’, werd dit ook door de centristische vleugel en haar leiders, zoals Altimirano, afgekeurd. In feite werd zo de politieke lijn van Allende en de PCCh versterkt, een politieke lijn die het afremmen van het revolutionaire proces betekende.

Allende bewapent de arbeiders niet

Toen de UP aan de macht kwam circuleerden er al vlug geruchten van een staatsgreep. Maar met uitzondering van een aantal arbeiders en jongeren die wapens hadden kunnen bemachtigen, waren er geen concrete plannen of voorbereidingen om arbeidersmilities op te zetten. Dit alles ondanks het feit dat de PSCh over een gewapende vleugel beschikte. Het was nochtans noodzakelijk dat er zouden milities opgericht worden, bvb vanuit de Cordons. Een aantal arbeiders en jongerne hadden wapens gehad, maar raakten deze kwijt toen de regering instemde met huiszoekingen en razzia’s door het leger en de politie in de fabrieken en wijken. Allende had een enorme wapenvoorraad, maar de wapens werden nooit verdeeld onder de arbeiders.

De leiding slaagde er niet in om afdelingen op te zetten van revolutioanire soldaten, mariniers en luchtmachtpersoneel. En dat ondanks het feit dat veel lagere militairen openstonden voor revolutionaire ideeën. De PSCh en de MIR begonnen met een campagne naar deze lagen in 1973, enkele maanden voor de staatsgreep, maar dit kwam te laat en was te beperkt. De MIR organiseerde de meeste radicale jongeren in Chili. Maar onder invloed van de ideeën van Che Guevara, ontwikkelde de MIR het idee van stadsguerilla. De MIR organiseerde naast studenten vooral de verarmde lagen van de sloppenwijken en niet zozeer de arbeiders. Hun sceptische houding tegenover de Cordons weerspiegelde het gebrek aan vertrouwen en begrip van de rol van de arbeiders en massabewegingen in een revolutionair proces. Dit vond een uitdrukking in de beslissing om ondergronds te werken na de tweede mislukte staatsgreep op 29 juni 1973. Het is inderdaad nodig voor een revolutionaire partij om in zo’n omstandigheden maatregelen te nemen om de leiding en de leden te beschermen, maar de beslissing van de MIR om ondergronds te werken, was vooraal een onderdeel van de voorbereiding om een stadsguerilla te organiseren na een staatsgreep.

Allende, aangemoedigd door de PCCh, bleef vertrouwen op de loyauteit van de legerleiding. In 1972 en 1973 bracht hij drie legerleiders in de regering. Onder hen ook generaal Augusto Pinochet. Allende dacht verkeerdelijk dat hij op deze wijze de kapitalistische staatsmachine onder controle zou kunnen houden. Terwijl er openlijk gesproken werd over een staatsgreep, beperkte de reactie van de PCCh zich tot een petitie met de slogan ‘Neen aan een burgeroorlog’.

De kapitalistische klasse was de verschillende opties aan het onderzoeken om de regering ten val te brengen. Sommigen keken uit naar een ‘golpe blanco’ (witte staatsgreep). In maart 1973 waren er verkiezingen voor het Congres en de oppositie hoopte een meerderheid te verkrijgen om Allende vervolgens te laten arresteren of hem af te zetten via een referendum. De verkiezingen vonden plaats tegen een achtergrond van economische chaos en de hele staat, media en gerecht voerden openlijke campagne voor de rechtse partijen. Die hadden 67% van de stemmen nodig om twee derden van de zetels te halen om Allende te kunnen afzetten. Ondanks alle inspanningen kwamen ze uit op 54% terwijl de UP 43,4% haalde – een beter resultaat dan dat van Allende toen die verkozen werd als president.

De burgerij was er nu volledig van overtuigd dat ze geen andere keuze had dan het doorvoeren van een militaire staatsgreep. De dreiging hiervan was reeds duidelijk na de mislukte staatgreep in juni 1973. Die werd gestopt toen delen van het leger het te vroeg vonden om de macht te grijpen. Honderdduizenden mensen betoogden om de UP te steunen. Na een oproep van de CUT werden in heel het land opnieuw fabrieken en kantoren bezet. De arbeiders betoogden en riepen slogans als: “Allende, Allende, El Pueblo te defiende’, maar ook ‘El pueblo armado, jamas seras aplastado’ (de gewapende bevolking zal nooit verslagen worden).

De militairen wachtten enkele maanden af alvorens hun uiteindelijke slag te slaan. De generaals wilden zeker zijn dat er geen verdeeldheid zou bestaan in het leger. Daarom maakten ze gebruik van de periode na juni om systematisch aanhangers van het regime te verwijderen uit het leger. De samenzweerders waren zich aan het voorbereiden om in Valpariso de staatsgreep te lanceren met de marinebasis als uitvalsbasis. Het plan werd ontdekt door enkele matrozen, die een gedetailleerd plan uitwerkten om ervoor te zorgen dat die plannen zouden gedwarsboomd worden. Allende bestrafte hen om de hogere militaire leiders niet te provoceren! Meer dan 100 mariniers werden opgepakt omwille van subersieve activiteiten! In Conception werd een hele militaire school uitgeschakeld omdat de leerlingen verdacht werden van sympathie voor de MIR.

Op 11 september 1973 sloegen de militairen toe met een genadeloze efficiëntie. Allende kon nog net een laatste toespraak houden voor hij heldhaftig stierf in het presidentieel paleis. Veel arbeiders kwamen om bij de verdediging van de fabrieken tegen militaire aanvallen.

De gevechten in Santiago duurden ongeveer een week en duizenden arbeiders werden afgevoerd naar het nationale voetbalstadion en daarna naar concentratiekampen. Onder hen ook de populaire zanger Victor Jara die tot in het stadion bleef oproepen om verzetsliederen te zingen. Hij werd het zwijgen opgelegd toen eerst zijn vingers en zijn rug gebroken werden en hij daarna geëxecuteerd werd. De ijzeren hiel van de Junta ging genadeloos verder met het breken van het verzet van de massa’s, die tot op vandaag nog niet hersteld zijn van deze enorme nederlaag. De nederlaag van de Chileense massa’s in 1973 leidde tot massaal protest en stakingen in heel de wereld. Dokwerkers in Europa en Australië weigerden Chileense producten te lossen, Britse zeelui boycotten Chileense havens,…

De erfenis van deze nederlaag is vandaag nog steeds aanwezig. Augusto Pinochet benoemde zichzelf tot senator voor het leven. Maar de nederlaag zal niet zinloos geweest zijn indien de revolutionairen leren uit de fouten van de arbeidersleiding tussen 1970 en 1973. Dezelfde taken en uitdagingen zullen zich opnieuw stellen voor de Chileense arbeiders en de internationale arbeidersbeweging.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel