Hoe arbeidersstrijd in 1905 vrede afdwong tussen Zweden en Noorwegen

“Weg met de wapens!” Met deze slogan voerde de socialistische jeugdbeweging in Zweden een massacampagne die in 1905 de vrede met Noorwegen veiligstelde. De socialistische jeugdbeweging riep op tot een algemene staking om een oorlog te voorkomen en verklaarde dat elke mobilisatie beantwoord moet worden met een weigering om bevelen op te volgen en dat “wapens – als ze al op iemand gericht moeten worden – niet op de Noren gericht moeten worden.”

De campagne en de steun van de Zweedse arbeiders voor het vanzelfsprekende recht van Noorwegen op nationale zelfbeschikking maakten een vreedzame ontbinding van de zogenaamde Unie tussen Zweden en Noorwegen in 1905 mogelijk. Het was een overwinning voor de solidariteit van de arbeiders en de socialistische vredesstrijd die internationaal weerklank vond.

Het jaar 1905 begon met de opstand van het Russische volk. Voor Zweden was het een jaar vol confrontaties – die allemaal eindigden in een overwinning voor de arbeidersbeweging, aldus Kalle Holmqvist in het voorwoord van zijn boek, Fred med Norge [Vrede met Noorwegen] (Murbruk, 2015). Eén van deze belangrijke overwinningen was de vreedzame ontbinding van de Unie tussen Zweden en Noorwegen.

De klassenstrijd van 1905 markeerde een nieuw hoofdstuk in de Zweedse geschiedenis. Niet in de laatste plaats droeg de ontbinding van de Unie bij aan de doorbraak van de socialistische arbeidersbeweging in het algemeen en van de socialistische jeugdbeweging in het bijzonder.

Achtergrond: de onafhankelijkheidsstrijd van Noorwegen

Op 7 juni 1905 werd de Unie tussen Zweden en Noorwegen formeel ontbonden. De Unie was ontstaan in 1814 nadat Zweden Noorwegen als oorlogsbuit had gekregen bij het Verdrag van Kiel in januari van datzelfde jaar. “Ten tijde van de napoleontische oorlogen werd Noorwegen door de monarchen aan Zweden uitgeleverd tegen de wil van de Noren, en de Zweden moesten troepen naar Noorwegen sturen om het te onderwerpen,” schreef de Russische revolutionaire leider Lenin in zijn boek ‘Over het recht der naties op zelfbeschikking’ uit 1914.

Maar de inwoners van Noorwegen, die voordien onder Deense soevereiniteit hadden gestaan, wilden iets anders en riepen een vrij Noorwegen uit. Op 17 mei 1814 (officieel de nationale feestdag van Noorwegen in 1836) werd in Eidsvoll een grondwetgevende vergadering bijeengeroepen, een koning gekozen en een grondwet aangenomen die “ongewoon democratisch was voor die tijd,” vooral in vergelijking met het Zweedse parlement. Maar de doorbraak van de democratie was nog lang niet in zicht. Vrouwen hadden helemaal geen stemrecht. Slechts de helft van de mannen mocht stemmen.

De Noorse onafhankelijkheid werd echter verslagen door het Zweedse leger en na een korte oorlog werd in augustus een akkoord bereikt waarbij de Zweedse koning heerser werd over beide landen. Maar Noorwegen mocht zijn leger, zijn Storting [parlement] en zijn nieuwe grondwet behouden. De twee landen zouden echter een gemeenschappelijk handels- en buitenlands beleid voeren.

Het was een regeling vol tegenstrijdigheden. De expansie van het kapitalisme en de groeiende roep van de opkomende burgerij om democratische vrijheden en rechten in zowel Noorwegen als Zweden zouden onvermijdelijk in conflict komen met de monarchie die de Unie bijeen moest houden en de grote Zweedse droom dat Noorwegen deel zou gaan uitmaken van het Zweedse Koninkrijk – net zoals Finland dat tot 1809 was geweest.

Het recht van alle volkeren op nationale zelfbeschikking, met inbegrip van de vorming van een eigen staat, is een democratische eis die vanaf het begin deel uitmaakte van het politieke programma van de socialistische arbeidersbeweging. Door zich op te werpen als de belangrijkste voorvechters van democratie en nationale zelfbeschikking onder de vlag van het revolutionaire socialisme, waren de arbeidersorganisaties in staat de arbeiders te verenigen tegen nationalisme en een rode lijn te trekken tegen de burgerlijke krachten die zichzelf probeerden af te schilderen als compromisloze strijders voor democratie.

Vanaf het einde van de jaren 1800 leidden deze spanningen tot voortdurende conflicten en oorlogsdreigingen. Met tegenzin moest het hoofd van de zogenaamde dubbelmonarchie, koning Oscar II, aanvaarden dat de Noorse autonomie vanaf het midden van de jaren 1880 werd uitgebreid. De enige uitzondering was het buitenlands beleid, dat nog steeds door Stockholm werd bepaald door de Koning en zijn regering.

Begin van het einde voor de Unie

Maar reeds in 1895 brak er een ernstige crisis uit nadat Venstre [de Liberale Partij] de verkiezingen had gewonnen en een regering zou vormen, waar Koning Oscar II zich volledig tegen verzette. Er werden plannen gemaakt voor een militaire interventie in Noorwegen en de defensie-uitgaven werden verdubbeld.

De burgerlijk-liberale partij Venstre, de oudste partij van Noorwegen, werd ook snel de grootste partij van het land. De partij kreeg steun van de boeren en van wat de middenklasse werd genoemd, alsmede van delen van de kapitalistische klasse. De partij sprak ook de arbeiders aan, maar kreeg al snel concurrentie van de Sociaaldemocratische Partij, die in 1887 was opgericht en vanaf 1891 de Arbeiderspartij werd.

Ook Noors rechts had zijn partij, Høyre, die het deel van de bovenklasse en de bureaucratie verenigde dat vreesde dat democratie en onafhankelijkheid de poort zouden zijn naar een republiek en sociale bevrijding.

In Zweden werd de stemming na de verkiezingsoverwinning van de Liberale Partij “puur oorlogszuchtig”, aldus Börje Isaksson in zijn uitstekende boek over het revolutiejaar 1905. De sociaaldemocratische partij in Zweden, die in 1889 was opgericht, reageerde op de oorlogspropaganda met bijeenkomsten en demonstraties ter ondersteuning van Noorwegen.

De sociaaldemocraten van toen waren een heel andere partij dan vandaag. Het was een arbeiderspartij die de socialisten van die tijd verenigde. De partij bood plaats aan zowel revolutionairen als aan hen die sterk beïnvloed waren door het reformisme, dat later in de leidende kringen van de partij dominant zou worden in de sociaaldemocratie.

Op 1 mei 1895 waarschuwde de leider van de sociaaldemocraten, Hjalmar Branting, dat als de heersende klasse een oorlog tegen Noorwegen zou beginnen, zij moest verwachten dat de soldaten hun wapens tegen de machthebbers zouden richten. Brantings waarschuwing deed de burgerij uit haar dak gaan en oproepen tot hardere maatregelen tegen “de socialistische ketterijen.” Branting werd vervolgd en met aanzienlijke boetes afgeserveerd.

Later in het najaar van 1895 werd echter een akkoord bereikt tussen de koning en de Storting en werd een nieuwe coalitieregering gevormd. De oorlogsdreiging was niet meer onmiddellijk aanwezig, maar de dagen van de Unie waren geteld.

De eis dat Noorwegen een eigen buitenlandse vertegenwoordiging, een consulaire dienst, zou hebben, vormde een keerpunt. De Noorse burgerij wilde eigen diplomaten die tot taak hadden de handel en scheepvaart van het land te bevorderen, want Noorwegen had toen de op twee na grootste koopvaardijvloot ter wereld. Maar de Zweedse monarchie zei botweg nee.

Terwijl alle pogingen om tot een akkoord te komen over de consulaatkwestie mislukten, nam de democratische voorsprong van Noorwegen op Zweden toe. In Noorwegen werd in 1899 algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd en twee jaar later kregen vrouwen gemeentelijk kiesrecht. In Zweden had op dat ogenblik 94% van de volwassen bevolking geen stemrecht.

Opleving van strijd en groei van de arbeidersbeweging

“In het voorjaar van 1905 wordt Zweden omringd door opstanden. In het oosten de stakingen van Russische arbeiders, die zich al snel uitbreiden naar Polen, de Baltische staten en Finland. In het westen groeit de Noorse consensus dat het zelfbestuur moet worden uitgebreid. In maart krijgt Noorwegen een nieuwe coalitieregering, die tot doel heeft een eigen Noorse consulaire dienst op te richten,” schrijft Kalle Holmqvist.

In eigen land werd op vele fronten strijd geleverd. De regering was van plan een nieuwe anti-stakingswet in te voeren, die een stakingsverbod voor ambtenaren en gemeentepersoneel inhield. Hieraan moet worden toegevoegd dat de werkgevers, onder leiding van Verkstadsföreningen, van plan waren om te proberen de vakbonden te vermorzelen met behulp van een grootschalige lock-out.

De vakbonden in Zweden waren in een ongekend tempo gegroeid. Tussen 1900 en 1907 steeg het aantal georganiseerde werknemers van 68.500 tot 230.700. Gemeten naar het aantal georganiseerde werknemers was de Zweedse vakbeweging de sterkste ter wereld. Maar het was nog steeds in wezen een mannelijke arbeidersbeweging en vrouwen moesten niet alleen vechten tegen de werkgevers, maar ook tegen mannelijke vakbondsleiders die op zijn zachtst gezegd lauw stonden tegenover het openstellen van vakbonden voor vrouwen en de strijd voor vrouwenkiesrecht.

Ook de sociaaldemocraten en de twee jeugdbonden, de Sociaaldemocratische Jeugdbond en de Jonge Socialisten, groeiden in aantal. De Sociaaldemocratische Jeugdbond, de grootste van de twee socialistische jeugdorganisaties, werd in 1903 opgericht en telde in 1905 maar liefst 5.000 leden en 89 lokale afdelingen. Het weekblad van de Sociaaldemocratische Jeugdbond had een grote oplage van 20.000 exemplaren.

De strijd in Zweden in 1905 kreeg ook impulsen van buitenaf, vooral van de Russische revolutie aan het begin van het jaar. In april wierp het verzet tegen de nieuwe anti-stakingswet zijn vruchten af. Het voorstel werd verworpen in de rechtstreeks verkozen tweede kamer van het parlement, waar vier sociaaldemocraten zitting hadden. Het was een enorm succes voor de arbeidersbeweging.

Een paar weken later, op 18 mei, nam het Noorse parlement een wetsvoorstel aan over de eigen consulaten. Koning Oscars antwoord luidde: “Ik accepteer het besluit van de Storting niet,” waarop de Noorse regering aftrad. Oscar II weigerde het aftreden te aanvaarden en het was nu de Unie die viel. Op 7 juni nam de Storting het formele besluit om de Unie te ontbinden en de koning af te zetten.

De sociaaldemocraten en Branting, die tot dan toe voortdurend hadden geaarzeld over de vraag of de Unie al dan niet moest worden ontbonden, gaven onmiddellijk hun volledige steun aan het besluit van Noorwegen. De Zweedse rechterzijde daarentegen maakte er geen geheim van dat het bereid was militair op te treden tegen wat de ‘staatsgreep’ of de ‘revolutie’ in Kristiania (Oslo) werd genoemd. Voor de Zweedse kapitalistische klasse en de aristocratie stonden ook hun prestige en internationale reputatie op het spel.

Eenheid van arbeiders vs. chauvinisme van de heersende klasse

Terwijl rechts en de heersende klasse alles in het werk stelden om een chauvinistische en oorlogszuchtige stemming op te wekken met bijeenkomsten voor hun ‘vereerde, oude Unie-monarch’, deden zij een beroep op de autoriteiten om de “onpatriottische” sympathieën van de sociaaldemocratie voor het revolutionaire Noorwegen de kop in te drukken.

In de voorhoede van het verzet van de socialistische beweging tegen het oorlogsopbod en het Groot-Zweedse revanchisme stond de Sociaaldemocratische Jeugdbond, die 100.000 exemplaren van hun manifest, “Weg met de wapens – Vrede met Noorwegen”, drukte en verspreidde. De jeugdbond riep de jongeren op orders te weigeren in geval van een algemene mobilisatie en stelde de eis van een grote staking als de oorlogsplannen werden uitgevoerd. De Jonge Socialisten, die beïnvloed waren door anarchistische ideeën, riepen ook op tot een staking en een weigering om bevelen op te volgen.

De strijd van de jongeren zette de sociaaldemocratische partij ertoe aan zich niet alleen uit te spreken, maar ook tot daden over te gaan. In Göteborg kwamen tienduizenden bijeen op een betoging die de volgende groet aan de Noorse Arbeiderspartij bracht: “Het was de eenheid van de heersende klasse die brak. De eenheid van de werkende klasse is vandaag sterker dan ooit.”

De massabeweging die ontstond en die zich ook uitbreidde naar de ‘kameraden in uniformen’ [d.w.z. soldaten] verdeelde en verzwakte zowel de Zweedse autoriteiten. Het koningshuis werd verlamd. Uiteindelijk werd de rechterzijde gedwongen het idee op te geven om door het uitvaardigen van ultimatums een excuus te krijgen voor een invasie in Noorwegen.

Een andere belangrijke reden voor de breuk aan de top was dat de werkgevers (Verkstadsföreningen) in juni 18.000 werknemers in 100 machinefabrieken hadden buitengesloten. Het was het grootste arbeidsconflict tot dan toe in Zweden. Uit vrees voor een oorlog op twee fronten hadden de rechtse kranten een beroep gedaan op Verkstadsföreningen om de grote lock-out met minstens twee weken uit te stellen. De werkgevers verwachtten echter dat de stakingskas snel uitgeput zou zijn en dat de arbeiders na een paar weken zouden breken. Maar het tegendeel gebeurde.

De vakbonden kregen veel steun in Zweden en daarbuiten. Als een uiting van echte solidariteit begonnen bijvoorbeeld Noorse arbeiders geld in te zamelen voor hun Zweedse kameraden. “De Noorse vakbondsfederatie besluit op 16 juni dat alle vakbonden een extra wekelijkse bijdrage van ten minste 25 öre per lid moeten vragen. Het geld gaat rechtstreeks naar de Zweedse metaalarbeiders,” aldus ‘Fred med Norge’. In plaats van de vakbonden te breken, waren het de werkgevers die “gekweld” werden, een uitdrukking die één van hen later gebruikte.

Na enkele maanden werd de gekrenkte Verkstadsföreningen gedwongen zowel het recht van vereniging als delen van de looneisen van de arbeiders te aanvaarden. Voordien hadden de koning en de regering zich genoodzaakt gevoeld onderhandelingen aan te knopen met de Noorse regering op voorwaarde dat er een Noors referendum zou worden gehouden. De Zweedse eis voor een referendum werd gezien als een onbeschaamde provocatie en werd met woede ontvangen in Noorwegen, waar het heel duidelijk was wat de inwoners wilden: een vrij land.

“Machtig zonder manoeuvreerruimte,” is Kalle Holmqvist’s treffende omschrijving van de positie waarin de monarchie en de machthebbers terecht waren gekomen. De dag voor het referendum waren er grote betogingen ter ondersteuning van de Storting. Het referendum van 13 augustus eindigde in wat wel de grootste ja-zege in de geschiedenis moet worden genoemd. De opkomst bedroeg 85 procent. Van de 371.911 mensen die deelnamen, stemden 368.208 voor de ontbinding van de Unie en 184 tegen. Alleen mannen mochten deelnemen, omdat de door de burgerij geleide Storting zich terughoudend opstelde en voortdurend aarzelde om oude gewoonten en gebruiken af te schaffen. Dit was ook de reden waarom zij wilden dat Noorwegen een monarchie werd en geen republiek.

Noorse vrouwenorganisaties hielden in plaats daarvan hun eigen petities en kregen een ongelooflijke 280.000 namen ter ondersteuning van het besluit op 7 juni. Geen wonder dat één van de rechtse parlementsleden berustend verklaarde dat ze Noorwegen konden veroveren, maar niet behouden. De meest rechtlijnige leden van de Zweedse burgerij konden hun ogen niet sluiten voor de toestand van de publieke opinie in Noorwegen, zelfs niet in eigen land. “De publieke opinie was beslist tegen de oorlog,” aldus parlementslid Hjalmar Palmstierna, geciteerd in Fred med Norge.

De onderhandelingen die in het najaar van 1905 volgden over wat zou gelden na de ontbinding van de Unie, werden aanvankelijk omgeven door troepen aan de grens en een oorlogsmobilisatie. Maar tijdens de onderhandelingen trokken de troepen zich terug en de Zweedse heersende klasse, die er het meest op uit was haar gezicht te redden, moest op 23 september 1905 een overeenkomst ondertekenen.

De eenheid van de werkende klasse van onderaf had gezorgd voor een vreedzame scheiding, waarvan er in de geschiedenis maar weinig voorbeelden zijn. De overwinningen in 1905 werden een doorbraak voor de socialistische organisaties in zowel Zweden als Noorwegen, wat niet mogelijk zou zijn geweest zonder de arbeiderseenheid van onderuit voor de vrede met Noorwegen.

Of zoals Lenin schreef in ‘Over het recht der naties op zelfbeschikking’: “Door deze erkenning van de kant der Zweedse arbeiders van het recht der Noren op afscheiding heeft het nauwe bondgenootschap van de Noorse en Zweedse arbeiders, hun hechte broederlijke klassensolidariteit alleen maar gewonnen. Want de Noorse arbeiders hebben zich ervan kunnen overtuigen dat de Zweedse arbeiders niet besmet zijn met Zweeds nationalisme en dat zij het broederlijke verbond met de Noorse arbeiders hoger stellen dan de privileges van de Zweedse burgerij en aristocratie. De Zweedse arbeiders hebben bewezen dat zij onder alle wisselvalligheden van de burgerlijke politiek de volledig gelijke rechten en de klassensolidariteit van de arbeiders van beide naties in de strijd zowel tegen de Zweedse als de Noorse burgerij zullen weten te handhaven en te verdedigen.”

Dit vind je misschien ook leuk...