Energie in private handen: drama voor onze portemonnee, ramp voor onze planeet

Zijn de stijgingen van de energieprijzen een simpel gevolg van vraag en aanbod in de nasleep van de heroplevende economie en een uitzonderlijk koude lente en zomer? Aan de oppervlakte lijkt dat zo, maar er is meer aan de hand. In laatste instantie is het de productiewijze die de schaarste of overvloed van producten bepaalt. Die wordt beheerst door de wetten van de vrije markt waarin de winst allesbepalend is en niet de noden van mens en planeet.

Stijgende prijzen voor vervuilende energie

De stijging van de energieprijzen beheerst de actualiteit en de rekeningen van de werkende klasse. Met uitzondering van diegenen die een inkomen hebben als dat van ministers, heeft iedereen de voorbije weken al eens stilgestaan bij de stijgende energieprijzen. Een heel groot deel zal zich ook al de vraag gesteld hebben of ze deze winter de temperatuur in huis wat lager zullen zetten. Voor diegenen die vandaag met een uitkering of minimumloon leven is de vraag stellen, ze onmiddellijk ook beantwoorden. De vraag daarbij is hoe ver de thermostaat al onder de comforttemperatuur stond.

Zoals zo vaak worden dergelijke gebeurtenissen met een zware impact op de levensstandaard van mensen afgedaan als zaken die ‘nu eenmaal tot de economie en de maatschappij behoren’. Wereldvreemde economen en journalisten, die de neoliberale dogma’s blind herhalen, zien in die menselijke drama’s dan weer een stimulans of ‘incentive’ om minder energie te verbruiken en dus een positieve ontwikkeling voor de klimaatcrisis. We komen hier later op terug.

Het is om te beginnen interessant in herinnering te brengen dat er tijdens de maanden van de wereldwijde lock-down euforisch hoopvol werd gedaan over de dalende vraag naar fossiele brandstoffen. Toen de prijs van een vat olie onder nul dook, in april 2020 (omdat er geen vraag naar olie was en de opslagkosten dus hoger lagen dan wat het vat opleverde), koesterden sommige commentatoren de illusie dat Big Oil wel verplicht zou zijn om van koers te veranderen en meer in te zetten op hernieuwbare energie. Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zou door COVID eindelijk doorbroken zijn.

Vandaag zijn die commentatoren opnieuw een illusie rijker. De economische heropleving na de lockdown baseert zich uiteraard op de productiemiddelen die voorhanden zijn en waren. De kapitalisten hebben tijdens de lockdown, wanneer de economie stilviel, hun winsten niet massaal geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Dergelijke vooruitziendheid is niet besteed aan de chaos van de markt. Enkel korte termijn winst telt. De noden van mens en planeet zijn daar helemaal aan ondergeschikt.

Dat gebrek aan vooruitziendheid ligt ook mee aan de basis van de tekorten in gasreserves die vandaag de prijzen de lucht in jagen. In de kapitalistische winsteconomie bepalen vraag en aanbod uiteraard mee de prijs van de producten. De combinatie van de herneming van de economie, de relatief koude lente en zomer speelt mee. De realiteit is echter dat de kapitalisten de productie zelf aanpassen aan de winstmarges. Dat is wat de OPEC (Organisatie van olie-exporterende landen uit het Midden-Oosten en Afrika plus Venezuela) doet wanneer het de productie van olie bewust laag houdt om de prijzen de hoogte in te duwen. Hetzelfde geldt voor de aanvoer van gas uit Rusland, dat bovendien haar gasreserves gebruikt om geopolitieke redenen. Op basis van de prijsstijgingen van de fossiele brandstoffen gaat ook de elektriciteitsprijs omhoog: de kapitalisten uit de sector gebruiken de hoge prijzen om hun eigen zakken nog meer te vullen. De PVDA berekende dat Engie/Electrabel op die manier 120 miljoen euro per maand extra winst boekt. Dat is anderhalf miljard op jaarbasis. Kortom, de prijsstijgingen van gas en elektriciteit zijn vooral een resultaat van de winsthonger.

Taksen op CO2 zijn niet alleen asociaal, maar ook bijzonder inefficiënt in de strijd tegen de klimaatcrisis. De CO2-prijs steeg in Europa begin september voor de allereerste keer boven de 60 euro per ton, een verdubbeling tegenover begin dit jaar. De emissies die de energieproducenten uitstoten, worden gecompenseerd door de aankoop van emissierechten via het Europese ETS-handelssysteem. Deze kosten worden doorgerekend in de elektriciteitsprijs. Kortom: onze factuur stijgt zonder dat er meer groene energie voor in de plaats komt.

De CO2 die minder uitgestoten wordt door mensen simpelweg te dwingen om hun huis minder te verwarmen en minder te koken is niet alleen een druppel op een hete plaat, het treft bovendien enkel de consument en de armsten in het bijzonder. Bij gebrek aan massale investeringen in echte, betaalbare hernieuwbare energie leidt dit tot verdere druk op de energiefacturen van de gezinnen en toenemende energiearmoede voor de armsten. De stimulans die de productie zou ondervinden om meer in te zetten op hernieuwbare energie, wordt volledig teniet gedaan doordat ook de CO2-arme energie, die verre van altijd hernieuwbaar is, meestijgt in de marktprijzen. Dat is overigens wat duidelijk wordt in de prijsstijging voor elektriciteit opgewekt met kernenergie.

De liberalisering van de energiemarkt in België (2003 in Vlaanderen en 2007 in Brussel en Wallonië) heeft ons niet de beloofde betaalbare energie gebracht. Er is geen planning op lange termijn en enkel de winsten tellen, waardoor we betalen voor de winsten van de energiebedrijven en overgeleverd zijn aan de chaos van de markt.

Daarnaast is er nog een factor die meespeelt in de impact van de energieprijzen. De lonen stijgen niet mee. De prijzen aan de pomp worden al sinds 1994 niet meer meegerekend in de indexering. Dat is de gezondheidsindex. De automatische indexering doet dus niets aan de hogere prijzen voor diesel of benzine. Andere manipulaties van de index hebben ervoor gezorgd dat de verhoging van onze lonen en uitkeringen altijd ver onder de reële stijging van de levensduurte blijft. Die jarenlange onderindexering (gezondheidsindex vs reële index) en de indexsprong van 2016 hebben onze lonen stelselmatig uitgehold. Voor de regering en de patroons was er bovendien slechts 0,4% loonsverhoging mogelijk dit en volgend jaar.

Gascentrales of kernenergie? Een vals dilemma

De urgentie waar we vandaag voorstaan, is niet uit de lucht komen vallen. 30 jaar geleden was er al nood aan een fundamentele transitie. 30 jaar lang heeft het neoliberalisme er alles aan gedaan om de verantwoordelijkheid op de consument af te schuiven, terwijl de energieproducenten en Big Oil ongestoord verder konden doen. Vandaag blijven alle neoliberale politici en commentatoren in hetzelfde bedje ziek en beperken ze de uitdaging tot een vals dilemma tussen kernenergie en fossiele brandstoffen.

De logica van Groen en in het bijzonder minister van Energie Tinne Van Der Straete is wraakroepend. De bouw van gascentrales als alternatief om kerncentrales te sluiten, is hetzelfde als vuur bestrijden met vuur. Elektriciteitsproductie maakt 18% uit van de totale uitstoot (2019) in België. Volgens het Planbureau zou de elektriciteitsproductie bij een vervanging van de kerncentrales door nieuwe gascentrales tussen de 3 en de 4,4 miljoen ton extra uitstoot veroorzaken tegen 2030. Dat betekent een toename van 2,5 tot 3,8% van de totale uitstoot (116,7 Mt) van België in 2019.(1) In de huidige context is dat allesbehalve een “verwaarloosbare stijging” zoals het Planbureau dat noemt. Het is onwaarschijnlijk dat een groene minister de terechte en noodzakelijke eis van de klimaatbeweging voor de sluiting van kerncentrales diametraal tegenover de belangen van onze planeet zet.

Groen geeft zo aan de nucleaire lobby en een deel van het establishment een stok om mee te slaan. Kernenergie is zo stilaan het kapitalistische antwoord op de klimaatcrisis geworden. Een poging om zich in het debat verantwoord op te stellen en tegelijk de logica van het systeem te vrijwaren. Energiebedrijven kunnen immers monsterwinsten boeken met kernenergie, onder meer door een enorme overdracht van publieke middelen naar de zakken van de aandeelhouders. Ondanks de torenhoge kostprijs, is kernenergie voor kapitalisten uit de energiesector bijzonder lucratief: het is de gemeenschap, de belastingbetaler, die de kerncentrales rechtstreeks en onrechtstreeks subsidieert. De opslag van afval, de problemen die dat in de toekomst kan opleveren, de ontmanteling van centrales, het herstel van centrales en ook het risico op een kernramp. Dat alles wordt doorgeschoven naar de samenleving, terwijl de winsten van de verkoop van elke kWh naar de multinationals gaan. Het is trouwens alleszeggend dat kerncentrales altijd onderverzekerd zijn omdat geen enkele verzekeringsmaatschappij wil opdraaien voor het gigantische risico van een kernramp. In de wet staat dat eigenaren van kerncentrales een verzekering moeten sluiten met een dekking van 700 miljoen euro. Dat is een lachwekkend bedrag als je bedenkt dat de schade van de ramp in Tsjernobyl wordt geschat op 430 miljard euro.(2)

Centraal in de campagne om kernenergie te promoten staat de poging om het af te schilderen als een klimaatneutrale energiebron. Kernenergie is verre van een CO2-neutrale energiebron en uranium is een eindige grondstof. Kerncentrales stoten CO2 uit door de voortdurende winning en raffinage van het uranium dat nodig is. Volgens een studie van Mark Z. Jacobson, Professor burgerlijke & milieuingenieurswetenschappen aan de universiteit van Stanford stoten alle centrales ook 4,4g-CO2equivalent/kWh uit door de waterdamp en warmte die ze afgeven. Dit in tegenstelling tot zonnepanelen en windturbines, die de warmte- of waterdampfluxen naar de lucht met ongeveer 2,2 g-CO2e/kWh verminderen, wat voor deze factor alleen een nettoverschil oplevert van 6,6 g-CO2e/kWh.(3)

Diegenen die pleiten voor het bouwen van nieuwe kerncentrales vergeten erbij te zeggen dat “kernreactoren er 10-19 jaar of meer over doen tussen planning en opstart, in tegenstelling tot 2-5 jaar voor zonne- of windenergie. Daardoor veroorzaakt kernenergie de uitstoot van nog eens 64-102 g-CO2/kWh meer dan wind- en zonne-energie over 100 jaar op basis van de periode waarin we wachten tot ze actief worden.”(4)

Samengevat, concludeert Mark Z Jacobson, kosten nieuwe kerncentrales per kWh 2,3 tot 7,4 maal zoveel als windmolenparken op het vasteland of zonnecellen. In vergelijking met zonne-, wind- of water-energie duurt het 5 tot 17 jaar langer tussen planning en exploitatie, en ze produceren op die manier 9 tot 37 keer zoveel emissies per kWh als wind.(5)

Omwille van die kostprijs en lange opstartduur wordt nu steeds meer gesproken over SMR (Small modular reactors), zogenaamde kleine reactoren, gebaseerd op de militaire uitvoeringen zoals in nucleaire duikboten. Het wordt voorgesteld als veiliger, maar het is vooral een manier om de bouw en de exploitatie draaglijker te maken door de kosten te spreiden en sneller tot een afgewerkte productie-eenheid te komen. Dit verandert echter niets aan de gevolgen van een mogelijke kernramp of aan het afval. De reusachtige kostprijs die de samenleving betaalt voor elke kWh energie opgewekt met kernenergie, blijft bestaan, in plaats van die middelen op hernieuwbare energie in te zetten.

De keuze beperken tussen fossiele brandstoffen en kernenergie is volledig te wijten aan de logica van het kapitalisme. Indien alle langetermijnkosten of -voordelen meegerekend worden in de zoektocht naar alternatieven, zou de keuze snel gemaakt zijn: elke euro die geïnvesteerd wordt, levert het meest op in het onderzoek, de productie en de uitrol van volledig duurzame energieproductie en -distributie. Vandaag worden de kosten echter afgeschreven op de samenleving, de planeet en de toekomstige generaties, terwijl de winsten naar de aandeelhouders gaan.

  1. https://www.lesoir.be/397036/article/2021-09-27/sortir-du-nucleaire-ecornera-peine-notre-empreinte-carbone
  2. Greenpeace, Kernenergie, weggegooid geld, 2010
  3. Evaluation of Nuclear Power as a Proposed Solution to Global Warming, Air Pollution, and Energy Security In Jacobson, M.Z., 100% Clean, Renewable Energy and Storage for Everything, Cambridge University Press, New York, 427 pp., 2020
  4. Ibidem
  5. Ibidem

Nationalisatie van de energiesector

We leven in een maatschappij waarin we instant kunnen communiceren met de andere kant van de wereld, met zelfrijdende auto’s, waarin individuen zichzelf in de ruimte kunnen lanceren … maar om onze energieproductie te vergroenen zijn we machteloos?

Het Apollo programma dat in de VS liep van 1961 tot 1972 en dat op 8 jaar tijd de eerste man op de maan zette, betrof op haar hoogtepunt 5% van de publieke uitgaven in de VS. Dat zou vandaag voor de VS gaan over 350 miljard dollar per jaar. De vergelijking gaat uiteraard niet volledig op en België is de VS niet, maar het illustreert de mogelijkheden.

De Britse columnist George Monbiot stelt dat er voor het klimaat een even drastische actie vereist is als de wijze waarop de VS na de aanval op Pearl Harbour (1941) in oorlogsmodus schoten. De overheidsuitgaven vertienvoudigden waarbij alles op de oorlogsinspanning gericht was. Volledige sectoren schakelden op enkele weken tijd hun productie om. Monbiot stelt terecht dat het niet om een wonder ging, maar om “de uitvoering van een goed uitgedokterd plan.” Vandaag is inderdaad hetzelfde nodig: niet om oorlog te voeren en vernielingen aan te richten, maar om de planetaire bedreigingen het hoofd te bieden.

Hoe kunnen we de middelen mobiliseren die het mogelijk maken om een investeringsplan op lange termijn te lanceren dat zich niet laat saboteren door de zoektocht naar winsten op korte termijn? Op het parlementaire politieke terrein is de PVDA de enige partij die zich consequent tegen zowel kernenergie als fossiele brandstoffen verzet. Het is belangrijk voor links om zich niet te laten meeslepen in het valse dilemma dat het kapitalisme ons voorschotelt. De PVDA kaart terecht aan dat elke investering in gas of nucleaire energie een desinvestering is in duurzame energie. Ook de vermindering van BTW van 21% naar 6% op energie is een eis die voor tienduizenden gezinnen een slok op de borrel zou schelen.

Tegelijk lijkt de PVDA haar antwoord te beperken tot maatregelen die de private energiesector niet aantasten. In een interview op LN24 werd David Pestieau, ondervoorzitter van de PVDA, gevraagd of zijn partij voor de nationalisatie van de energiesector is. Het antwoord van Pestieau is “neen”. De controle over de energiesector verkrijgen kan volgens Pestieau door de oprichting van een publiek energiebedrijf dat naast de private bedrijven bestaat.

Als zo’n publieke energiemaatschappij niet enkel de productie en distributie van energie wil controleren, maar ook de investeringen en het onderzoek naar nieuwe, milieuvriendelijke technologieën wil coördineren, kan ze zich echter niet permitteren om in concurrentie te moeten gaan met de private sector. De urgentie is vandaag zo groot dat de investeringen veel hoger moeten zijn dan de directe inkomsten.

Wij denken dat een publiek energiebedrijf in een zee van kapitalisme uiteindelijk verplicht zal zijn om mee te stappen in de concurrentie als het niet wil verdrinken. De noodzakelijke massale investeringen in groene energieproductie en -distributie, gecombineerd met betaalbare prijzen voor energie kunnen onmogelijk rendabel zijn als de private bedrijven hun concurrentieduivels ontbinden. Zij schrijven de vervuiling van onze planeet af op de gemeenschap en toekomstige generaties. Dat is een waanzinnig groot concurrentievoordeel ten opzichte van een publiek energiebedrijf. Enkel een volledige publieke controle over de energiesector, een nationalisatie onder controle en beheer van de werkende klasse dus, is in staat om een langetermijninvestering te vrijwaren en alle werkelijke kosten in rekening te brengen, de kernuitstap onvoorwaardelijk uit te voeren in combinatie met een plan om de CO2-uitstoot van de energiesector naar 0 te herleiden.

De betaalbaarheid van energie en de transitie naar volwaardig duurzame productie zijn dus twee kanten van dezelfde medaille. Het is duidelijk dat zo’n scenario binnen een kapitalistische economie een krachtsverhouding vereist waarin de werkende klasse samen met de klimaatbeweging de eisvan nationalisatie bediscussieert en opneemt. Het zou een veel sterkere beginpositie zijn, die beantwoordt aan de urgentie. De volledige arbeidersbeweging moet zich achter de eis van energie in publieke handen scharen om zo de klimaatbeweging te versterken. Om de nodige transitie te plannen en uit te voeren, zal al het beschikbare personeel in de sector nodig zijn en mogelijk verder uitgebreid worden. Geen enkele job mag verloren gaan!

De discussie over de nationalisatie van de energiesector is deel van een veel bredere discussie over de maatschappij waarin we willen leven. Het mobiliseren van de enorme rijkdommen, technologieën en productiecapaciteit om ze te investeren in hernieuwbare energie, maar ook in onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, sociale zekerheid, wetenschap en technologie zou een enorme sociale en technologische vooruitgang teweegbrengen voor de hele wereldbevolking. Laten we komaf maken met het kapitalistisch systeem dat zoiets verhindert, en gaan voor een democratisch socialisme, waarin dat eindelijk mogelijk wordt!

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel