Tien jaar na de val van Ben Ali in Tunesië

Tien jaar geleden, vanaf eind 2010, trok een krachtige revolutionaire golf door Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Lokale protesten in de armste en meest gemarginaliseerde regio’s van Tunesië veranderden al snel in een nationale opstand, waarbij de moorddadige politie repressie de woede alleen maar aanwakkerde tegen een regime dat zowel verachtelijk als corrupt was.

Door Cédric Gérôme, ISA, auteur van het boek ‘Het volk wil de val van het systeem’

Deze woede leidde in de tweede week van januari 2011 tot massale stakingen in verschillende regio’s. Deze stakingen bespoedigden de val van de Tunesische dictator Ben Ali op 14 januari en zijn vlucht naar Saoedi-Arabië.

Revolutionaire besmetting

Al snel gaf deze overwinning door massale strijd vertrouwen aan miljoenen arme, werkende en onderdrukte mensen in de hele regio. Het ging om miljoenen mensen die niet langer bereid waren te accepteren dat ze in ellende, werkloosheid en despotisme leefden, terwijl een kleine corrupte elite zich verrijkte op de kap van de rest van de samenleving.

In de huidige context van steeds stijgende voedselprijzen is het de moeite waard om te onthouden dat een belangrijke katalysator voor deze enorme explosie van volkswoede de stijging van de prijzen van basisgrondstoffen, met name brood, was. Het dagelijks leven werd steeds harder voor een groeiend deel van de bevolking.

Na Tunesië was het de beurt aan Egypte om op te staan. En al snel verspreidde de protestgolf zich verder met opstanden en bewegingen van uiteenlopende omvang in Libië, Syrië, Jemen, Bahrein, Saudi-Arabië, Marokko, Jordanië, Libanon, de Palestijnse gebieden, Irak en elders. Overal viel de muur van de angst neer, terwijl de massa’s heldhaftige moed aan de dag legden tegenover de repressie van de milities, de sluipschutter en de kogels van de politie. Dezelfde slogan werd overal herhaald en herhaald: “Echa’b yuriid isqat en-nidham”: “Het volk wil de val van het systeem.”

De massa’s werden zich enorm bewust van zowel de gelijkenis van hun omstandigheden als van hun collectieve kracht om te strijden en verandering te bekomen. Dit revolutionaire proces wekte de hoop en verwachtingen van miljoenen mensen in de hele regio, maar ook de bewondering en inspiratie van vele anderen over de hele wereld.

Het heeft ook de heersende klassen, de tirannieke regimes en de imperialistische krachten die deze regimes lange tijd steunden, wakker geschud. De steun aan deze regimes werd jarenlang beloond in de vorm van royale winsten voor de multinationals en de westerse banken. Degenen die geloven in de fabel dat het buitenlands beleid van de toekomstige Amerikaanse regering van Joe Biden zich zal richten op de mensenrechten, kunnen zich beter eens afvragen waarom de hele Democratische regering van Obama – waarvan Biden destijds vicepresident was – de Egyptische dictatuur van Hosni Moebarak tot op het laatste moment heeft verdedigd. Biden zelf verklaarde dat Moebarak geen dictator was en dat hij niet moest aftreden omwille van de groeiende protesten tegen zijn heerschappij. Zijn bijna 30-jarige bewind werd minder dan een maand na deze gênante uitspraak door de Egyptische massa’s beëindigd.

Het onmogelijke werd mogelijk

Overal leek het er plotseling op dat na decennia van dictaturen, vernederingen en neergang, neokoloniale oorlogen en plunderingen, terrorisme en armoede, radicale verandering eindelijk binnen handbereik was. Het hardnekkige idee van een in een sektarisch conflict verwikkeld ‘hopeloos’ Midden-Oosten werd volledig op zijn kop gezet. In het ene land na het andere waren er beelden van solidariteit tussen verschillende religieuze gemeenschappen. De massa’s begrepen immers de noodzaak om zich te verenigen in de strijd tegen hun onderdrukkers.

In Egypte bijvoorbeeld beschermden koptische christenen moslims die op het Tahrirplein baden en vice versa. Door te breken met conservatieve en patriarchale tradities waren vrouwen betrokken bij alle aspecten van deze historische strijd. Over het algemeen leek de revolutie alles mogelijk te maken wat de dag ervoor nog ondenkbaar en onmogelijk was. Door deze offensieve strijd tegen onderdrukking en uitbuiting leken de premissen van een nieuwe samenleving te ontstaan uit acties, bezettingen, betogingen en massale stakingen.

Het was ongetwijfeld in Tunesië en Egypte dat het revolutionaire proces het verst werd doorgedrukt. Dit was het gevolg van de massale interventie van de werkende klasse in actie vanuit haar bevoorrechte strijdmiddel: de verlamming van de economie door de staking, die de burgerij deed beven en haar dwong om sneller en gemakkelijker dan elders toegevingen te doen om haar systeem te behouden.

In beide landen werden in een groot aantal buurten en plaatsen volks- en revolutionaire comités opgericht, die het staatsapparaat van de dictatuur uitdaagden, de politie vervingen om de veiligheid te organiseren en probeerden een hele reeks dagelijkse taken te reorganiseren volgens de wil van de massa’s in strijd. In veel bedrijven en werkplaatsen werden corrupte managers afgezet door boze werkenden.

Alternatief en programma: cruciale kwesties

De heersende klassen waren in eerste instantie verrast, maar hebben zich snel verenigd en hun antwoord georganiseerd. De overwinningen van de eerste weken konden niet langer verhullen dat het systeem zelf nog niet weg was. De politieke macht bleef uiteindelijk in handen van de bezittende klasse. Het gebrek aan een alternatief begon zwaar te wegen, zij het in verschillende mate afhankelijk van de situatie in elk land.

Karl Marx legde uit dat de mens zijn geschiedenis niet maakt op basis van voorwaarden die hij vooraf bepaalt, maar op basis van voorwaarden die hij uit het verleden heeft geërfd. Deze omstandigheden impliceerden overal een zeer zwakke aanwezigheid en invloed van de georganiseerde linkerzijde en de afwezigheid van politieke instrumenten die eigen zijn aan de arbeiders- en revolutionaire beweging. De massa’s hadden een duidelijk en vastberaden bewustzijn van wat ze niet meer wilden, maar geen duidelijk idee van wat er in de plaats moest komen.

Bovendien was elk land de protestgolf ingegaan met zijn eigen kenmerken, zijn eigen geschiedenis en zijn constellatie van specifieke politieke krachten. Sterke tribale tradities in Libië. Staatsapparaten opgericht op basis van sektarisme in Syrië en Irak. Belangrijke rol van het leger in de economie en de politiek in Egypte. Al deze elementen, hoewel ze aan het begin van de bewegingen in het defensief werden geduwd, kwamen des te sterker naar voren omdat de revolutionaire beweging geen alternatief of goed gedefinieerd programma had om de krachten van de contrarevolutie tegen te gaan.

Het einde van het revolutionaire proces?

Bovendien zaten de imperialistische mogendheden, die hun belangen bedreigd zagen door deze revolutionaire golf, duidelijk niet stil. De NAVO-bombardementen in Libië waren een reactie op de wens van het Westerse imperialisme om ‘de controle over het lopende proces te herwinnen’ en het gehavende prestige te herstellen. Op hun beurt gebruikten de Libische en Syrische dictators, Moammar Kadhaffi en Bashar al-Assad, de angst voor imperialistisch ingrijpen om de opstandige beweging te ondermijnen en te verdelen. Om dezelfde reden speelden beiden ook in op de specifieke banden van tribale, regionale en religieuze groepen. Deze verdeeldheid werd mee mogelijk door de zwakte van de georganiseerde arbeidersbeweging in deze landen. In Syrië, Libië en ook Jemen veranderden de revoluties in langdurige burgeroorlogen, die werden aangewakkerd door ingrijpen van buitenaf.

Na een tweede krachtige opstand tegen het bewind van de Moslimbroederschap, die de eerste verkiezingen na de val van Moebarak had gewonnen, bezweek de Egyptische revolutie ten voordele van de contrarevolutie. Het verzet werd geleidelijk aan  gestopt door harde repressie na de militaire staatsgreep van Abdel Fattah el-Sissi in de zomer van 2013.

In datzelfde jaar nam Daesh – ook bekend als de zogenaamde ‘Islamitische Staat’ – hele stukken grondgebied in Irak en Syrië in beslag. Het voedde zich met de ontgoocheling en tegenslagen van de Syrische opstand. In de gebieden die het onder controle had, werd een schrikbewind met extreem geweld gevoerd.

In deze context zijn veel mensen destijds gezwicht voor het idee dat het revolutionaire proces in de regio voorbij was. In een artikel dat in december 2016 werd gepubliceerd onder de titel “De Syrische tragedie betekent het einde van de Arabische revoluties,” schreef wijlen Robert Fisk, een Britse journalist en kenner van de regio, bijvoorbeeld: “Net zoals de rampzalige Anglo-Amerikaanse invasie van Irak een einde maakte aan het Westerse epos van militaire avonturen in het Midden-Oosten, garandeert de Syrische tragedie dat er geen Arabische revoluties meer zullen plaatsvinden.”

Onze internationale organisatie was zich terdege bewust van de beperkingen van het revolutionaire proces, maar wist ook dat het niet zo gemakkelijk begraven kon worden. We hadden vertrouwen in het vermogen van de massa’s om in opstand te komen en nieuwe aanvallen uit te voeren tegen de oude orde of de zogenaamde ‘nieuwe’ regimes die slechts het beleid van het verleden verderzetten.

Ten tijde van de revolutionaire golf in 2010-2011 legden we uit dat de massabewegingen niet oneindig lang konden duren en door het gebrek aan partijen en leiderschap om ze verder te sturen met ernstige complicaties en nederlagen te maken zouden krijgen. Maar we hebben ook benadrukt dat contrarevoluties, gezien hun onvermogen om een solide sociale basis op te bouwen in de context van een veralgemeende crisis van het kapitalistische systeem, en het reproduceren van alle ingrediënten die tot de eerste revolutionaire explosie hadden geleid, op de lange termijn hun controle niet konden behouden. Revolutionaire processen zouden onvermijdelijk weer opduiken, met nog grotere opstanden van de werkende massa’s en de armen van de regio.

Een nieuwe revolutionaire golf

Dit is effectief wat er gebeurde vanaf december 2018, toen een andere keten van opstanden en revoluties explodeerde, te beginnen met Soedan. In februari 2019 ging de Algerijnse bevolking op haar beurt de straat op nadat president Abdelaziz Bouteflika aankondigde dat hij van plan was zich voor een vijfde termijn kandidaat te stellen. Bouteflika werd door het leger gedwongen om de macht af te staan na een spontane, bijna veralgemeende stakingsbeweging die enkele dagen duurde. En de Soedanese tiran Omar al Bashir onderging een week later hetzelfde lot.

Hoewel deze nieuwe revolutionaire golf zijn eigen dynamiek had, werden er duidelijk ook enkele lessen getrokken uit de ervaringen met de eerste golf tien jaar geleden. Zo werd onder meer begrepen dat voor een succesvolle strijd geen uitstel kon worden verleend zodra de hoofden van de regimes waren gevallen en dat er integendeel meer inspanningen nodig waren om de structuren en instellingen waarop die regimes gebaseerd waren volledig aan te pakken.

In Soedan heeft een militaire raad van generaals, die allemaal bloed aan de handen hadden bij misdaden, martelingen en oorlogen onder de dictatuur van Al Bashir, de macht gegrepen. In plaats van Bouteflika werd een president zonder enige legitimiteit onder het volk door het leger geïnstalleerd. Maar in beide gevallen hielden de betogingen niet op, integendeel.

Een populaire slogan tijdens de acties in Khartoem, Soedan, was: “Ofwel de overwinning ofwel Egypte.” De slogan “Algerije is in-sisiable” werd in de Algerijnse straten geroepen. Deze voorbeelden lieten zien dat de ervaring van de Egyptische militaire staatsgreep op regionale schaal in het volksbewustzijn was doorgedrongen en dat de massa’s hadden geleerd van het mislukken van de Egyptische revolutie.

Ze toonden ook de internationalistische instincten die deze revolutionaire bewegingen vanaf het begin hadden bezield, aangezien de massa’s de strijd in elk land als het ware ook als hun strijd beschouwden. Het is dus geen toeval dat in datzelfde jaar, vanaf oktober 2019, ook de volkeren van Irak en Libanon in opstand kwamen.

De omstandigheden in Irak en Libanon zijn zeer verschillend, maar in feite ook zeer vergelijkbaar. Het lot van de volkeren van deze twee landen werd bepaald door een consortium van sektarische, rijke en corrupte leiders en krijgsheren die het aan de oppervlakte met elkaar oneens zijn, maar in werkelijkheid bereid zijn zich te verenigen zodra het systeem dat hun wederzijdse belangen waarborgt, wordt bedreigd.

Beide opstanden toonden dat de bron van de problemen voor de meerderheid van de bevolking niet bij de ene of de andere religie moeten gezocht worden. Dat is een lang beproefde strategie om de werkenden en de arbeidersklasse verdeeld te houden. Hun vijand is in feite de heersende klasse als geheel, het netwerk van cliëntelistische relaties dat hen ondersteunt, het bedrijfsleven dat gebruik maakt van hun greep op de macht om zichzelf te verrijken.

Ook in Iran zagen we een opeenvolging van massabewegingen, vooral vanaf eind 2017/begin 2018, met een nieuwe piek in november 2019, terwijl de sociale basis van het rotte regime van de mullahs bijna dagelijks afbrokkelde. De regionale imperialistische rol van Iran, de sancties en de militaire spanningen en dreigementen tegen het land hebben de neiging om het echte arbeidersverzet dat zich daar ontwikkelt, in de media te overschaduwen, een verzet dat over het algemeen op de meest brute wijze wordt onderdrukt.

Net als elders wordt de woede van de Iraanse massa’s niet alleen gedreven door de dorst naar democratische vrijheden, maar ook – en misschien nog wel belangrijker – door de voortdurende verslechtering van de materiële levensomstandigheden, de groteske ongelijkheden en de afschaffing van overheidssubsidies voor primaire levensbehoeften. Bovendien moet worden opgemerkt dat het precies hetzelfde soort beleid is dat de internationale financiële instellingen voor de regio blijven bepleiten.

Internationale solidariteit

Ondanks de nationale en religieuze verdeeldheid die de heersende klieken in stand hielden, was de wederzijdse inspiratie van de bewegingen in Irak, Libanon en Iran absoluut duidelijk. Zo gingen bijvoorbeeld Iraanse betogers de straat op om “de vijand bevindt zich thuis” te roepen, waarmee ze niet alleen hun solidariteit met de opstanden in Libanon en Irak toonden, maar ook hun verzet tegen de militaire interventies van het Iraanse regime in deze landen. In oktober 2019 hebben de bezetters van het Tahrirplein in Bagdad een boodschap van solidariteit naar de Iraanse betogers gestuurd, waarbij ze erop aandrongen dat hun probleem uitsluitend bij het Iraanse regime lag, dat corrupte politici en criminelen in Irak steunt, en dat ze hoopten sterke en duurzame betrekkingen te kunnen opbouwen met het Iraanse volk, dat ook een rechtvaardige regering verdient.

De weerklank en wederzijdse beïnvloeding van deze strijd is een essentieel kenmerk. Het is gebaseerd op het besef dat het lot van de bevolking van verschillende landen met elkaar verbonden is en dat het wereldwijde systeem overal dezelfde logica reproduceert. De internationale solidariteit is overigens niet beperkt tot deze regio. Al in 2011 volgden miljoenen werkenden en jongeren over de hele wereld de revolutionaire gebeurtenissen in real time.

De internationale impact van deze bewegingen werd enkele weken na de val van Moebarak duidelijk toen in Wisconsin, VS, een massabeweging uitbrak tegen antivakbondsmaatregelen. Spandoeken en protestborden verwezen expliciet naar de strijd in Tunesië en Egypte. In datzelfde jaar ontstond de Occupy Wall Street-beweging en de beweging van Indignado’s in Spanje, Griekenland en elders.

In 2019 waren er massale opstanden van Chili tot Hongkong. Stakingen en klimaatmarsen toonden de bereidheid van miljoenen jongeren en ouderen om te vechten om een einde te maken aan de ecologische ramp die dit systeem veroorzaakt. In 2020 hebben de protesten van Black Lives Matter tegen racisme en politiegeweld zich internationaal als een lopend vuurtje verspreid. Dit alles getuigt van een bredere erkenning van het feit dat het lijden van één volk in één hoek van de wereld het lijden van iedereen is, een gevoel dat wordt versterkt door de drievoudige economische, klimatologische en gezondheidsramp waar we allemaal mee te maken hebben.

Hoewel in de loop van het jaar 2020 veel van deze gevechten aanvankelijk hard werden getroffen door de pandemie, illustreert de tweede helft van het jaar dat ze nog lang niet voorbij zijn. Zelfs in Syrië braken afgelopen juni openlijke protesten uit voor de omverwerping van Assad. Afgelopen zomer werd Iran getroffen door een golf van stakingen zonder weerga sinds de revolutie van 1979, en in oktober registreerde het land in totaal 341 betogingen in 83 steden, met een gemiddelde van 11 protesten per dag. In september was Egypte getuige van zes opeenvolgende dagen van betogingen in meer dan 40 steden en dorpen, de eerste keer dat er in meer dan één Egyptische provincie tegelijk werd gedemonstreerd voor het vertrek van Sissi.

Een langetermijnproces

Hoeveel geweld ze ook gebruiken, de heersende klassen kunnen de vlam van de opstand en het verzet nooit helemaal doven. De twee revolutionaire golven zijn bijna tien jaar van elkaar gescheiden, maar ze moeten worden gezien als onderdeel van een voortdurend revolutionair proces in de hele regio. Een proces dat, met het onvermogen van het kapitalisme en de heersende klassen om de politieke, economische en sociale tegenstellingen die tot deze bewegingen hebben geleid op te lossen, op een of andere manier zal worden voortgezet.

Zelfs in Tunesië, waar de democratische overgang vaak wordt voorgesteld als een “succesverhaal”, is de realiteit heel anders dan de mythe. De economische problemen zijn erger dan onder het regime van Ben Ali. Een opiniepeiling die in november 2020 door het Tunesische Forum voor Economische en Sociale Rechten (FTDES) werd gepubliceerd, zegt veel over wat de armen, jongeren en werkenden in Tunesië zelf denken. 83,6% van de jongeren zegt de Tunesische samenleving als onrechtvaardig te beschouwen, 71,3% vindt deze “niet gebaseerd op goede fundamenten”, 69,7%  is van mening dat de staat niet in de basisbehoeften voorziet en 81,6% vindt dat de staat de rijken bevoordeelt. Onlangs waren er opnieuw gelijktijdige protesten en stakingen in verschillende delen van het land. In december was er opnieuw een algemene staking in de regio Kairouan om jobs te eisen, naast een onmiddellijke verbetering van de gezondheidsdiensten en de infrastructuur.

De woede organiseren

We juichen de broodnodige verderzetting van de strijd toe, maar kunnen ons daar niet toe beperken. De drama’s, contrarevoluties en het bloedvergieten van de afgelopen tien jaar in de regio zorgen ervoor dat het duidelijk is dat spontante strijd van de bevolking niet volstaat om de oude orde weg te krijgen en een einde te maken aan het systeem van uitbuiting en onderdrukking.

Al deze bewegingen hebben aangetoond dat we met een machtige en georganiseerde vijand te maken hebben: een heersende klasse die zich bewust is van haar belangen. Revolutionaire verandering kan dan ook niet worden overgelaten aan louter toeval en spontaniteit. Als revolutionaire spontaniteit in eerste instantie een troef kan zijn om het kamp van de tegenpartij te verrassen en te destabiliseren, verandert dit voordeel in een nadeel, een destabiliserende factor voor de revolutie, als het niet wordt overwonnen.

Wat alle strijd die de afgelopen tien jaar in de regio is uitgebroken, heeft laten zien is dat als bewegingen geen programma  en organisaties hebben, ze uiteindelijk op nederlagen uitdraaien. Of erger nog: dat ze gemanipuleerd of gerecupereerd worden om de agenda van de reactionaire krachten te dienen. Een partij, een programma en politiek leiderschap zijn nodig om de werkende massa’s, de jeugd en alle onderdrukten te organiseren, om hun strijd te bevorderen en hen te leiden naar de omverwerping van het kapitalisme.

Helaas heeft links, in plaats van deze historische revolutionaire strijd aan te grijpen om wortel te schieten onder de werkende bevolking en de jeugd, in plaats van zich volledig te richten op de massabeweging en te zoeken naar politieke uitdrukkingen op basis van resoluut verzet tegen dit systeem, zichzelf vaak in de voet geschoten door te zoeken naar allerlei akkoorden en compromissen met vertegenwoordigers van dit systeem.

In Soedan vormde de Soedanese Beroepsvakbond (SPA), die een leidende rol speelde in de mobilisaties tegen het al-Bashir-regime, een coalitie met verschillende oppositiekrachten die bekend staan als de Forces for Freedom and Change en die in augustus 2019, ten koste van de bevolking, een akkoord van machtsdeling sloot met de contrarevolutionaire generaals.

In Syrië zijn hele delen van internationaal links in een valse tweedeling geraakt. Sommigen hebben archaïsche definities van anti-imperialisme gebruikt om het ongerechtvaardigde te rechtvaardigen door de moordpartijen en bommen van Assad en zijn aanhangers toe te juichen. Anderen hebben de gewapende bendes en de jihadi-militanten verheerlijkt in naam van de ondersteuning van de revolutie tegen het regime, of hebben geëist dat de westerse imperialistische krachten meer betrokken raakten bij de oorlog.

In Tunesië en Egypte hebben de meest invloedrijke linkse partijen de krachten van het oude regime gesteund in naam van de strijd tegen de Islamisten en de Moslimbroederschap, en zo de weg vrijgemaakt voor hun eigen vernietiging …

Het is noodzakelijk om van deze fouten te leren voor de komende gevechten. Zo moet de politieke onafhankelijkheid van de arbeiders- en revolutionaire beweging tegenover de kapitalistische krachten en partijen gegarandeerd worden. In elke fase van de strijd kunnen de werkenden en onderdrukten enkel op hun eigen middelen en instrumenten vertrouwen.

Er is geen kortere weg: hoewel elke kleine overwinning belangrijk is, is er geen duurzame vooruitgang mogelijk zolang de samenleving wordt geregeerd door de wet van de winst en de economie wordt beheerst door een kleine minderheid waarvan de belangen en de positie afhankelijk zijn van de verarming en onderdrukking van de meerderheid van de bevolking.

Daarom is het organiseren van de massa’s op internationaal niveau om ons te verenigen in één wereldwijde strijd om het kapitalistische systeem omver te werpen en een democratisch socialistisch alternatief op te bouwen, de beste manier om de strijd, de inspanningen en de offers die de werkende en uitgebuite massa’s van Noord-Afrika en het Midden-Oosten tien jaar geleden zijn begonnen, te eren en voort te zetten. Solidariteit!

Dit vind je misschien ook leuk...