50 jaar geleden: toen de democratische rechten in Québec opgeschort werden

Québec en de crisis van oktober 1970

Op 16 oktober 1970 vaardigde de liberale premier van Canada, Pierre Trudeau, de War Measures Act uit. Het was de eerste keer dat deze wet in vredestijd werd gebruikt. Québec werd overspoeld met 6.000 gewapende troepen. De wet schortte de democratische rechten op, stond censuur toe en gaf de politie toestemming om zonder bevelschrift mensen te fouilleren en te arresteren.

De aanleiding was de ontvoering van de Britse diplomaat James Cross door het Québec Bevrijdingsfront (FLQ) op 5 oktober. Toen de regering weigerde de gevangengenomen FLQ-leden vrij te laten en de ontvoerders wandelen stuurden, ontvoerde de FLQ op 10 oktober de minister van Arbeid van Québec, Pierre Laporte.

De wet stelde dat deze alleen van kracht kon zijn “tijdens oorlog, invasie of opstand.” De regeringen van Québec en Canada beweerden dat ze geconfronteerd werden met een opstand.

Het Québec Bevrijdingsfront telde ongeveer 30 leden en was een linkse nationalistische terroristische organisatie, opgericht in 1963, die het bombarderen van symbolen van het federalisme zag als een middel om het Québecse nationalisme te bevorderen. Bij de aanslagen vielen één dode, 20 gewonden en de meeste FLQ-leden belandden in de gevangenis. Ontvoering werd een nieuwe tactiek. Na de ontvoeringen kwamen een paar duizend mensen bijeen ter ondersteuning van de FLQ-slogans. Dit kan amper een opstand genoemd worden.

Meer dan 3.000 huizen en gebouwen werden doorzocht, en 497 mensen werden vastgehouden. De gevangenen werden gemiddeld een week vastgehouden, vaak zonder contact met de buitenwereld, en ze kregen geen toegang tot een advocaat of tot hun familie. De persvrijheid stopte tijdens de crisis, waarbij de Royal Canadian Mountain Police (RCMP) redacteurs intimideerde en prominente journalisten ondervroeg en vasthield. Sommige van de gearresteerden waren sympathisanten van het FLQ, maar velen waren gewoon vakbondsleden, journalisten, kunstenaars en schrijvers. Slechts 18 personen werden uiteindelijk voor iets veroordeeld.

Buiten Québec deed het RCMP een inval in de huizen en kantoren van linkse activisten. Krantenredacties in heel Canada werden gewaarschuwd om het manifest van het FLQ niet te publiceren. De deelstaat British Columbia gaf een bevel om eender welke opvoeder te ontslaan die “het beleid van het FLQ” bepleitte, zonder te specificeren wat met dit ‘beleid’ bedoeld werd.

Alleen de Nieuwe Democratische Partij (NDP) stemde tegen de wet, waarbij Tommy Douglas er terecht op wees dat de regering “een voorhamer gebruikt om een pinda te kraken.” Elke grote Engelse krant in Canada steunde de noodwet. De media in Québec waren verdeeld. De meeste Frans-Canadezen waren tegen de methoden van het FLQ. De vakbonden van Québec en de Parti Quebecois (PQ) riepen op tot de intrekking van de wet.

Laporte werd vermoord teruggevonden, zijn moordenaars werden opgepakt en gevangen gezet. Cross werd vrijgelaten en zijn ontvoerders vlogen naar Cuba. De War Measures Act en de troepen in Québec bleven in voege tot april 1971, maanden na de ‘noodtoestand’.

Betekenis

Trudeau, de “kampioen van de burgerlijke vrijheden”, deed het meest in de moderne tijd om de burgerrechten te verpletteren. De crisis van oktober 1970 toonde de ondemocratische kern van de Canadese regering aan. Waarom gebruikte Trudeau een “voorhamer”? Er was niet alleen ongerustheid over het FLQ, maar evenzeer voor de bredere en verregaandere ‘Stille Revolutie’. Dat was een nationalistische en klassenbeweging die Québec omvormde van de meest rechtse en religieus geïnspireerde deel van Canada tot het meest linkse.

In de jaren 1960 waren er internationaal toenemende anti-koloniale, arbeiders- en sociale protestbewegingen, ook in Québec. Eind jaren zestig werd het terrorisme populair onder linkse en nationalistische studenten en intellectuelen. Dit was een ramp, omdat het kleine groepen in de plaats stelde van democratische massabewegingen en onvermijdelijk leidde tot zowel meer repressie als vijandigheid van het volk tegen de tactiek, en vaak ook tegen de ideologie achter de tactiek.

Na bijna 20 jaar van de koppige katholieke en rechtse premier Duplessis, wonnen de liberalen de verkiezingen van 1960 en werden ze door veel strijd verplicht om veranderingen teweeg te brengen. Er was een explosie van het aantal vakbondsleden en enkele van de meest militante syndicale strijdbewegingen van Noord-Amerika. Deze ‘Stille Revolutie’ scheidde Kerk en Staat, inclusief het beëindigen van religieus onderwijs. De financiering van scholen werd vervijfvoudigd, Hydro-Quebec werd genationaliseerd en er kwamen algemeen toegankelijke gezondheidszorg en een provinciaal pensioenplan.

In 1970 richten de grote vakbondsfederaties – de Fédération des travailleurs et travailleuses du Québec (FTQ), Confédération des syndicats nationaux (CSN) en Centrale des syndicats du Québec (CEQ) het Front d’action politique (FRAP) op dat in de richting van een massale arbeiderspartij kon gaan. De autoritaire burgemeester van Montreal, Jean Drapeau, gebruikte de crisis van oktober om de FRAP te besmeuren. Alles werd in het werk gesteld op de FRAP te associëren met het FLQ, wat de PQ (Parti Québecquois) hielp om de onafhankelijkheidsbeweging te domineren. In 1972 vormden de vakbonden een gemeenschappelijk front met een staking waaraan 200.000 werkenden deelnamen. De werkenden wonnen een aanzienlijke verhoging van het minimumloon, betaald zwangerschapsverlof en kinderopvang.

Het waren de massabewegingen van de arbeiders die verandering brachten in Québec, niet een kleine groep terroristen. De arbeidersklasse is nog niet klaar om haar stempel op de geschiedenis van Québec te drukken.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel