1968: alle macht aan de Franse arbeiders!
Er wordt dit jaar veel teruggeblikt op de gebeurtenissen van mei 1968 in Frankrijk. Het is ook nuttig om de analyses van toen te herlezen. Hieronder een vertaling van een artikel over mei ’68 dat verscheen in de Britse Militant, toen nog een maandblad, in juni 1968. Dit artikel bevestigt het voorheen ingenomen standpunt van Militant dat bleef vertrouwen op de capaciteit van de arbeidersklasse om de strijd tegen het kapitalisme aan te gaan.
10 miljoen arbeiders die het werk neerleggen! Honderden bedrijven bezet en gecontroleerd door de arbeiders! Scholen die overgenomen zijn door de jongeren en progressieve personeelsleden! De leugens van de kapitalistische media die ‘gecensureerd’ worden door het personeel in de drukkerijen! De leugens op televisie die gecensureerd worden door journalisten en technisch personeel! Universiteiten die overgenomen worden! Dokken, postkantoren, schepen, … die door het personeel overgenomen worden: “Zelfs de officieren op de boten doen mee met de zitacties van de bemanning.”
Wat een krachtige demonstratie van de onoverwinnelijke macht van de arbeidersklasse eens ze in actie komt! Wat een vernietigende slag voor de cynici, sceptici en apologeten van de grote bedrijven die de arbeidersklasse afschreven als ‘apathisch’, ‘afgekocht’, … Het is ook een slag voor de professionele orthodoxe economen die ondanks hun grondige studies van de complexe mechanismen van de kapitalistische economie er niet in slaagden om de enorme kracht onder de oppervlakte van de moderne samenleving op te merken: de kracht die een nieuwe samenleving tot stand kan brengen, de arbeidersklasse. Zelfs voor de minst politiek ontwikkelde arbeiders moet het duidelijk zijn dat hun Franse collega’s vandaag aan de macht zouden geweest zijn indien ze niet waren gebotst op het laffe beleid van de Franse leiders van de arbeidersbeweging.
De arbeiders en de Franse bevolking kwamen in actie uit protest tegen de brutaliteit van de oproerpolitie CRS in een sadistische aanval op de studenten. Het was de eerste keer dat de politie op de Sorbonne tussenkwam sinds de nazibezetting en de CRS gebruikte potentieel giftig gas. De arbeiders waren in het bijzonder onder de indruk van de successen van de studenten die hun onmiddellijke eisen ingewilligd zagen op basis van vastberaden acties. Brede lagen van de studenten namen overal in het land deel aan de staking tegen de onaanvaardbare overbevolking, onmogelijke werkomstandigheden (bvb 2.000 studenten Engels die het moeten stellen met 4 professoren), de lage slaagcijfers (tot 20% slaagt niet) en het hoge aantal studenten dat moet afhaken vooraleer een diploma wordt gehaald (de helft van de overblijvenden). De studenten protesteren ook tegen het gebrek aan kansen nadat ze afgestudeerd zijn. Voor enkele erg succesvolle carrièristen stelt dit zich niet, maar voor brede lagen van de studenten wel. De studenten hebben het ook over de onmenselijke ‘onpersoonlijke samenleving’ onder het moderne kapitalisme. De Daily Express schreef dat 80% van de Parijse bevolking de studenten steunde.
De industrie-arbeiders – in het bijzonder de jongeren – waren enthousiast over het succes: “De studenten kwamen eerst. Ze vormden een vonk. Ze dwongen de regering tot toegevingen. Ze gaven ons het gevoel dat we konden doorgaan,” zei een van hen aan de krant Times. De arbeiders gingen meteen voorbij hun vakbondsleiders en weigerden om hun strijd te beperken tot een eendaagse staking. Ze toonden aan dat ze hun klachten op de werkvloer niet langer zouden aanvaarden.
Dalende lonen
The Observer merkte op dat 5 tot 6 miljoen mensen onder de armoedegrens leven. Een kwart van de bevolking heeft een basisloon van 12 pond of minder per week. De werkloosheid nam drastisch toe en er zijn nu meer dan een half miljoen werklozen. In sommige regio’s was er een scherpe toename: “In de regio van Parijs is er een stijging met 51% en in het noorden – de traditionele thuisbasis van de steenkoolsector, staal- en textielindustrie – is er een stijging met 59%.” De reële lonen zijn de afgelopen twee jaar gedaald.
Elke loonsverhoging verdween snel door de stijgende prijzen. “De prijzen liggen 45% hoger dan in 1958. Dit is de snelste toename van de prijzen in alle landen van de Europese Economische Gemeenschap.”
De invoering van forse indirecte taksen in de vorm van BTW heeft het de voorbije maanden nog moeilijker gemaakt. Dit ging gepaard met aanvallen door De Gaulle op de sociale diensten en pogingen om de lonen naar beneden te trekken om het Franse kapitalisme een voordeel te geven in de harde concurrentiestrijd die nog harder wordt met de voorgestelde stopzetting van interne tarieven in de gemeenschappelijke markt in juli.
Zelfs de boeren kwamen in opstand tegen de snelle afname van hun inkomen. Velen zitten financieel aan de grond en moeten het platteland verlaten. Sommigen trekken naar bouwvallige woningen in de grote steden. In Parijs alleen woont meer dan een derde van de negen miljoen inwoners in slechte huisvesting. Vooral de jongeren worden getroffen door de vertraging van de Franse industrie. “Van de geregistreerde werklozen zijn 23% jonge schoolverlaters.”
Een gigantische golf heeft Frankrijk overspoeld. Niet alleen de industrie-arbeiders maar ook bijvoorbeeld de bankbedienden, bedienden of nog het horecapersoneel gingen in staking. Slechts 10% van de werkenden is lid van een vakbond, maar toch ging meer dan 50% van het totaal aantal werkenden in staking. Dit is een onbetwistbaar bewijs van de revolutionaire energie die vrijgekomen is.
Zoals in alle revoluties kwamen er uit alle hoeken van de samenleving voorheen politiek onontwikkelde werkenden, verarmde mensen, voorheen gedemoraliseerde en cynische werkenden die nu gemobiliseerd waren. De arme boeren hebben barricaden opgezet rond de stad Nantes “om de arbeiders en studenten te steunen.” De orde wordt bewaard en, zelfs de gevestigde media moeten dit erkennen, de arbeiders controleren de machines die er werkloos bij liggen.
Revolutionaire situatie
Alle voorwaarden voor een succesvolle omwenteling zijn aanwezig: de arbeiders zijn vastberaden om door te zetten. De middenklasse, zeker de lagere lagen ervan, kijkt met grote sympathie naar de stakingsgolf en in veel gevallen neemt ze er zelf aan deel (denk maar hoe op de schepen ‘zelfs de officiers’ meedoen aan zitacties).
Het is de arbeidersklasse die de effectieve macht heeft in de bedrijven, havens, mijnen en op straat. Er is een klassieke revolutionaire situatie. Zelfs de televisie-uitzending van het debat in het nationaal parlement gebeurde enkel omdat de arbeidersorganisaties er toelating voor gaven, moest zelfs een parlementslid van de Gaullisten erkennen. De instrumenten van de staatsrepressie die nog in handen van de regering waren, de politie en het leger, waren compleet onbetrouwbaar. De politie werd zelf aangestoken door het vuur van de revolte. De politievakbond stuurde een waarschuwing naar de regering waarin stond dat “agenten veel begrip hebben voor de redenen die de stakende loonarbeiders tot actie hebben aangezet en betreurden dat ze zelf wettelijk gezien niet mogen deelnemen aan de acties… De publieke autoriteiten zullen de politie niet stelselmatig kunnen inzetten tegen de huidige arbeidsstrijd.” Bij een confrontatie zou er een “ernstige gewetensvraag” zijn. Anders gezegd: grote delen, misschien zelfs de meerderheid, zouden naar de arbeiders overlopen. In het leger zou er ook een scherpe scheiding tussen top en basis zijn als de officiers zouden proberen tussen te komen. Dit blijkt uit opmerkingen van een dienstplichtige die gevraagd werd of hij zou schieten op de studenten en werkenden. Hij antwoordde: “Nooit, ik denk dat hun methoden misschien wat brutaal zijn, maar ik ben zelf de zoon van een arbeider.” Als er ooit een ogenblik was waarop de arbeidersklasse de macht op vreedzame wijze kon grijpen, dan was het nu.
Sovjets
In elke winkel, fabriek en werkplaats zouden arbeidersraden natuurlijk de dominante organisatievorm zijn. Deze raden op lokaal niveau zouden samenkomen in de districten en uiteindelijk op nationaal niveau. De ongeorganiseerde delen zouden hierin betrokken worden tot ze alle werkenden organiseren. Het zou de mogelijkheid creëren van een parlement van de massa’s waar hun eisen en wil naar voor komen, reële democratie in plaats van de schijndemocratie van het huidige parlement. Door de eisen van de arbeiders, boeren en de middenklasse op te nemen, zou het mogelijk zijn om hen te verenigen rond de gemeenschappelijke nood aan drastische verandering, de nood aan een socialistische maatschappijverandering. Eens aan de macht zouden de arbeidersraden, waarin alle vertegenwoordigers verkozen en afzetbaar zijn, niet enkel strijdinstrumenten zijn maar ook organen van het beheer en de controle van de samenleving worden.
Dat is waar de Franse arbeidersklasse naar zoekt, zelfs gewiekste strategen van het kapitaal hebben dat door. Het enige wat hun uitroeiing verhinderde, was de rol van de leiders van de massa-organisaties van de arbeidersbeweging. De kapitalisten zullen niet aarzelen om de verraderlijke rol van de leiders van de Communistische Partij (PCF) in een latere fase uit te spelen om hen te discrediteren, maar ook om de ideeën van het marxisme te discrediteren onder de massa’s.
Rol van de ‘communistische’ leiders
De leidingen van de PCF en van de door communisten geleide vakbond CGT, weigeren net als de leidingen van de katholieke vakbonden en het ‘socialistische’ Force Ouvrière, om door te zetten wat de arbeiders begonnen zijn: het grijpen van de macht. The Observer merkt droogjes op: “De communistische vakbonden en de regering van De Gaulle lijken elkaar te bestrijden, maar staan eigenlijk aan dezelfde kant van de barricaden.”
De studenten werden aanvankelijk hard aangepakt in de pagina’s van de communistische krant L’Humanité. Nadien probeerden de PCF-leiders om alle contacten tussen studenten en arbeiders te vermijden. Ze probeerden de beweging tegen de eigen aard in te beperken tot puur economische eisen – alsof die gedurende langere tijd kunnen afgedwongen worden onder het kapitalisme! Ondanks het falen om de beweging van de werkenden tegen te houden, werd toch gewaarschuwd voor ‘provocaties tegen de regering’ die konden leiden tot ‘bloedbaden.’
Welk alternatief stelt de PCF voor? Over de hoofden van de arbeiders die ze zogezegd vertegenwoordigen, stemden ze er in onderhandelingen met vertegenwoordigers van de grote bedrijven mee in om de arbeiders terug aan het werk te krijgen, ook al hadden ze hen nooit opgeroepen om het werk neer te leggen. Dat gebeurt op basis van een compromis en voorwaarden die onder het kapitalisme geen stand kunnen houden zonder aanleiding te geven tot inflatie, crisis en (zeker met de groeiende arbeidsbevolking) werkloosheid. De voorwaarden zijn bovendien niet voldoende om de werkenden een moderne standaard aan te bieden: het minimumloon wordt 5 francs per uur, de algemene loonsverhoging van 10% wordt over een jaar uitgespreid. Er zijn geen garanties dat de loonsverhogingen niet zullen leiden tot een hogere levensduurte en evenmin zijn er garanties rond sociale zekerheid.
‘Volksfront’
De ‘communistische’ leiders verdedigen het idee van een Volksfrontregering. In tegenstelling tot wat de PCF-leiders beweren, is dit geen ‘alliantie met de middenklasse.’ Het is in werkelijkheid een blok tegen hen. Door een alliantie te sluiten met de leiders van de CFDT wordt een blok gevormd met de politieke uitbuiters van de middenklasse die doorgaans de belangen van de kleine boeren, winkeleigenaars, … uitverkopen aan het grootkapitaal. Enkel in actie kunnen deze tussenlagen in de samenleving losgetrokken worden van hun band met traditionele partijen.
Het is niet met een Volksfront maar met een Eenheidsfront in de strijd voor de macht dat die werkenden die met andere partijen verbonden zijn kunnen overgewonnen worden. Als ze instemmen met een gemeenschappelijke strijd tegen het kapitalisme, kunnen de marxisten in actie aantonen dat hun programma en hun methode beter zijn.
Voor de werkgevers zal het Volksfront iets anders betekenen. Zij zullen de tijd gebruiken om de krachten van de reactie voor te bereiden: ontgoochelde kleine boeren, studenten en de middenklasse die gebukt zal gaan onder de onvermijdelijke vernietigende gevolgen van inflatie en een vertraging van de economie. Die lagen in de samenleving zullen concluderen dat de arbeidersklasse hen niets heeft geboden, waarna ze openstaan voor pseudo-radicale krachten die actie en een alternatief lijken aan te bieden. Dat is de basis voor de ultra-reactie. Ze kunnen daar enkel toe overgaan omwille van de rol van de officiële leiders van de arbeidersbeweging. Op dit ogenblik zijn ze bereid om een deel van de grote reserves die ze de afgelopen jaren opgebouwd hebben te gebruiken. Maar door het akkoord met de vakbondsleiders zal de concurrentiepositie van het Franse kapitalisme op de wereldmarkt verslechteren. Dat is overigens een scherpe veroordeling van de anarchie van het kapitalisme: het is slechts ‘competitief’, dat wil zeggen dat er winsten geaccumuleerd worden bij de werkgevers, zolang de arbeidersklasse bereid is om te overleven aan slechte voorwaarden. Wat de bazen gedwongen worden te geven met de ene hand –enkel door de dreiging van explosies die ondanks de rol van PCF-leiding hun voortbestaan bedreigen – zullen ze morgen met de andere hand proberen terug te pakken. De resulterende inflatie zal bovendien gebruikt worden om de middenklassen op te zetten tegen de ‘excessen’ van de arbeiders.
Vage beloften over ‘participatie’ op de werkvloer zullen de Franse arbeiders niet tevreden stellen. Eén zaak is duidelijk: het ‘onoverwinnelijke’ bewind van De Gaulle is voorbij. Als zijn einde er komt in de komende weken of maanden, dan zal het regime onherstelbaar verzwakt zijn. De Franse arbeiders zullen er niet alleen in geslaagd zijn de regering ten val te brengen, ze hebben ook alle theorieën over ‘sociale vrede’ die de afgelopen 20 jaar zo welig tierden in de Westerse arbeidersbeweging ondermijnd.
Weg naar wereldsocialisme
Het was geen toeval dat The Times waarschuwend terugblikte: “Toen Louis Philippe in 1848 van zijn troon werd verdreven na enkele dagen van rellen in Parijs, waarop hij de vlucht naar Londen nam, volgden er revoluties in heel Europa. Italië, West-Duitsland, België en Spanje kennen al genoeg problemen zonder dat de moeder van alle revoluties nogmaals een slecht voorbeeld stelt.” De ideologen van het kapitalisme begrijpen met een scherp realisme de gevaren waarmee ze geconfronteerd worden. Maar hoe bedeesd en verraderlijk is de vage hoop van de arbeidersleiders in vergelijking hiermee!
De zieke staat van het Britse kapitalisme zal ook leiden tot een explosie. De traditionele partijen in alle Europese landen zullen van top tot basis door elkaar geschud worden. Zelfs indien de PCF erin slaagt om het akkoord met De Gaulle verkocht te krijgen aan de eigen basis, dan zal dit niet zonder interne onrust gebeuren. De PCF-leiders hebben niet langer dezelfde greep op de basis als in de jaren 1930. Dit komt al tot uiting in het ontslag van één van de leiders van de CGT, een prominent lid van de PCF, die ontslag neemt omdat de CGT “geen gebruik maakt van de situatie om het regime van De Gaulle omver te werpen.” Als het tot een Volksfront komt, kan dit tot een massabeweging tegen die regering leiden waarbij de PCF splitst en delen overgaan naar een marxistisch programma.
Het gevoel van de macht, de gigantische stappen vooruit in het begrip, de strijdbaarheid en de ervaringen met strijd maken dat heel veel arbeiders die voorheen politiek zagen als iets voor advocaten en dokters voortaan zelf een rol zullen spelen. De Franse arbeiders hebben een kracht naar boven gebracht waarmee een einde kan gemaakt worden aan de heerschappij van rente, intresten en winsten in Europa en de rest van de wereld.