150ste verjaardag van ‘Het Kapitaal’ van Marx. Analyse en kritiek van het kapitalisme nog steeds relevant
De Britse krant ‘Daily Mail’ reageerde in mei 2017 hysterisch toen John McDonnell verklaarde dat je het kapitalistische systeem niet kunt begrijpen zonder ‘Het Kapitaal’ van Marx te lezen. Jeremy Corbyn werd gevraagd om afstand te nemen van de uitspraak van McDonnell maar weigerde en stelde terecht dat Marx een “grote econoom” was.
Deze positieve benadering door McDonnell en Corbyn is helemaal anders dan de manier waarop de voormalige Labour-leider Harold Wilson in 1963 over het meesterwerk van Marx sprak. Wilson zei dat hij niet voorbij de voetnoot op de tweede pagina was geraakt.
De arrogantie van Wilson weerspiegelt een tijdperk dat voorbij is. De periode van economische groei na de Tweede Wereldoorlog liet uitschijnen dat het kapitalisme op een aanhoudend groeipad zat waarbij de overblijvende klassentegenstellingen verdwenen. De taak van een Labour-leider bestond er voortaan uit om het systeem mee te beheren en de arbeidersklasse tot kalmte aan te zetten door de gewone werkenden een aantal voordelen toe te kennen met meer welvaart, volledige tewerkstelling en publieke diensten.
Karl Marx werd in die periode weggezet als een irrelevante 19e-eeuwse ideoloog. Zijn voorspelling dat het kapitalisme zou leiden tot een grotere ongelijkheid tussen de klassen en de verpaupering van miljoenen werkenden, werd in het belachelijke getrokken.
De huidige wereld toont evenwel aan dat de inschattingen van Marx het patronaat opnieuw achtervolgen. Er wordt tevergeefs gezocht naar een uitweg uit de aanhoudende schade toegebracht door de Grote Recessie in 2008. Die recessie zorgde wereldwijd voor een verlies van minstens 12,8 triljoen dollar aan waarde en voor 10 triljoen dollar aan overheidstussenkomsten.
Het is niet verwonderlijk dat het neoliberale magazine ‘The Economist’ besloot om terug te kijken naar de standpunten van Marx. In een artikel onder de titel: “Labour is Right: Karl Marx has a lot to teach today’s politicians” (Labour heeft gelijk: Karl Marx kan de hedendaagse politici heel wat leren), schrijft het magazine over de concentratie van kapitaal in steeds minder handen, over de dalende lonen voor werkenden, de superflexibele ‘Uber’-jobs met onzekerheid en ellende voor miljoenen mensen, waaronder veel jongeren.
Deze trends die lang geleden werden uitgelegd door Marx zijn niet uniek voor deze periode. In hoofdstuk 10 van ‘Het Kapitaal’ wordt ingegaan op de arbeidsdag waarbij Marx ingaat op schokkende arbeidsvoorwaarden en de wijze waarop jong en oud blootgesteld worden aan vreselijke omstandigheden om de winsten op te drijven.
Marx toont hoe de kapitalisten de werkuren proberen uit te breiden of de werkdruk in de bestaande uren opvoeren als onderdeel van de zoektocht naar meer winst. De veiligheid en gezondheid van werkenden worden genegeerd als onderdeel van de concurrentie tussen bedrijven en natiestaten.
Binnenkort vieren we de 100ste verjaardag van de Russische Oktoberrevolutie. Maar er wordt nog een andere verjaardag gevierd: op 14 september 1867, 150 jaar geleden, kwam het eerste deel van Marx’ Kapitaal uit. Dit boek vormde een belangrijk theoretisch fundament voor de partij die de Bolsjewieken zouden worden onder leiding van Lenin en Trotski in 1917.
Politieke economie
‘Het Kapitaal’ verscheen tijdens het leven van Marx en Engels in negen talen. De eerste vertaling van de drie volumes was naar het Russisch. Enthousiaste jonge werkenden en intellectuelen dompelden zich onder in het boek.
De oudere broer van Lenin, Alexander, las het en raadde het enthousiast aan zijn broer aan. Alexander zou later opgehangen worden voor zijn betrokkenheid bij de poging tot moord op de tsaar als onderdeel van een wanhopige daad van individuele terreur. Zijn jongere broer Vladimir las, leerde en bereidde zich voor. Lenin omschreef ‘Het Kapitaal’ later als “het belangrijkste werk over politieke economie.”
Friedrich Engels, die heel zijn leven met Marx heeft samengewerkt, stelde in 1867 over ‘Het Kapitaal’: “Zolang de kapitalisten en arbeiders bestaan hebben in de wereld, kwam er geen enkel boek uit dat zo belangrijk was voor de arbeiders.”
Marx besteedde 40 jaar van zijn leven aan het schrijven van ‘Het Kapitaal.’ Na zijn dood in 1883 ondernam de onvermoeibare Engels de taak om de onafgewerkte nota’s van Marx te verzamelen en te ontcijferen voor wat Volume 2 (Het circulatieproces van het kapitaal) en Volume 3 (Het totale proces van de kapitalistische productie) werden. [Deze twee delen worden nu pas naar het Nederlands vertaald op marxists.org, noot van socialisme.be]
In hun werken van de jaren 1840 (Bijdrage tot de Kritiek van Politieke Economie, Economische en Filosofische Manuscripten uit 1844, De Duitse Ideologie, De Armoede van de Filosofie, Loonarbeid en Kapitaal en het Communistisch Manifest) begonnen Marx en Engels de basis te formuleren van een materialistische interpretatie van de geschiedenis en van de theorie van het wetenschappelijk socialisme dat hieruit voortkwam.
Wetten van het kapitalisme
In ‘Het Kapitaal’ ontdekte Marx de economische ontwikkelingswet van de kapitalistische samenleving. In het eerste deel van ‘Het Kapitaal’ onderzoekt hij de economische strijd van de arbeidersklasse, legt hij de rol uit van fabrieksregels in deze strijd en maakt hij een analyse van de wijze waarop het kapitalisme gebruik maakt van machines.
Hij legt uit dat geld omgevormd wordt tot kapitaal naarmate de kapitalist een surplus accumuleert dat enkel wordt geïnvesteerd om een groter surplus te bekomen in een volgende fase van de productie.
Het gaat om een toepassing van de ‘dialectisch materialistische’ interpretatie van het historisch proces op de analyse van de vorming van het kapitalisme. Marx toonde aan dat de kapitalistische economie niet ontwikkelt doorheen een reeks willekeurige uitwisselingen, maar wordt bepaald door specifieke en vaststelbare economische wetten.
Hij begint ‘Het Kapitaal’ met een onderzoek van waren, de producten van menselijke arbeid die geruild worden. De kapitalistische productie is bovenal de creatie en enorme accumulatie van waren. Elke waar heeft een gebruikswaarde. Dit betekent dat ze nuttig zijn voor iemand anders die deze waar wil aanschaffen. De gebruikswaarde is beperkt tot de fysieke eigendom van de waar. Maar elke waar heeft een dubbel karakter, de waar heeft ook een ruilwaarde.
Gebruikswaarde is in elk tijdperk geproduceerd, maar enkel de kapitalistische productievorm zet deze om in ruilwaarde. Goederen worden niet geproduceerd voor de directe consumptie ervan, maar om verkocht te worden. De waren hebben dus een dubbel karakter. Ze hebben een specifieke vorm (een jas, ijs, een krant, …) die op een bepaald ogenblik al dan niet vereist wordt door de potentiële consument die de waar kan aanschaffen. Maar er is ook een mysterieuze verborgen eigendom die niet kan gedragen, gegeten of gelezen worden.
Ondanks hun fysieke verschillen, kunnen waren op de markt, los van hun gebruik, uitgewisseld worden met andere waren. Hoe gebeurt dit? Wat is het mechanisme waarmee verschillende waren worden uitgewisseld?
Menselijke arbeid
Marx stelde vast dat het gemeenschappelijke kenmerk van alle waren bestond uit de menselijke arbeid tijdens de productie ervan, of correcter gesteld: de aankoop door de kapitalist van arbeidskracht.
In elke periode vereist de productie van elke waar een bepaalde tijd, rekening houdende met de gemiddelde arbeid, machines en methoden. Dit wordt mee bepaald door het niveau van techniek in de samenleving. In Marx’ woorden: alle waren worden geproduceerd in een sociaal noodzakelijke tijd.
De waarde van elke waar is dan ook de hoeveelheid sociaal noodzakelijke arbeidstijd die in de productie ervan zit.
Vraag en aanbod zijn niet de elementen die in laatste instantie de prijzen bepalen. Een vrachtwagen zal steeds duurder zijn dan een plastic tafel omwille van de arbeidstijd die vereist is voor de productie van beide waren. De uiteindelijke uitdrukking van deze ruilwaarde is geld, de prijs is een monetaire uitdrukking van de waarde.
Door arbeidskracht te kopen, gaan de kapitalisten een contract aan waarbij de arbeider een loon betaald krijgt. De arbeidskracht zelf is ook een waar en de waarde ervan hangt af van de arbeidstijd die nodig is voor de productie ervan. Marx toonde aan dat de arbeidskracht dan wel een waar is, maar een erg bijzondere waar. Het is de enige waarde-creërende kracht, de oorsprong van waarde en de bron van meer waarde dan het zelf bezit.
De truc met het geld
Hier komt de grote kapitalistische ‘truc met het geld’ in het spel. Na een akkoord over het loon kan de arbeider bijvoorbeeld op vier uur tijd de waarde van dit loon reproduceren. Maar de werkgever kocht acht uur arbeidskracht. Het loon van de arbeider stemt overeen met slechts een deel van de geproduceerde waarde, de tweede vier uur produceert de arbeider meerwaarde: hij werkt voor de kapitalist.
Marx legt dit proces bondig uit: “De omstandigheid dat een halve arbeidsdag nodig is om de arbeider 24 uur lang te onderhouden, verhindert hem geenszins een hele dag te werken.” Het surplus dat bekomen wordt, is de meerwaarde of de winst – de onbetaalde arbeid van de arbeidersklasse. Dit vormt de basis voor de accumulatie van kapitaal.
Klassenstrijd spelt een rol op elke werkplaats. Het is een strijd voor meer loon of meer winst, kortom een aanhoudende strijd voor de verdeling van de meerwaarde. Zelfs de minst ontwikkelde baas beseft instinctief dat ‘tijd geld is’.
Marx was de eerste om de oorsprong van meerwaarde te begrijpen. Anderen, zoals de klassieke econoom Ricardo, hadden er wel op gewezen, maar konden de oorsprong ervan onvoldoende verklaren.
Marx bracht al zijn onderzoek rond deze kwestie bijeen en begon een dialectisch onderzoek van de processen van de kapitalistische productie, te beginnen met een analyse van de waar als elementaire vorm en het tegenstrijdig tweezijdig karakter van de arbeid waarmee een waar tot stand komt.
De ontdekking van het functioneren van meerwaarde, was volgens Engels de tweede belangrijke ontdekking van Marx na zijn ontwikkeling van het historisch materialisme.
‘Het Kapitaal’ is enorme bron van ideeën die uitleggen hoe het systeem werkt met ingebouwde uitbuiting van de arbeidskracht van de werkenden. Cynische economen die vrolijk toegeven dat ze niet kunnen voorspellen hoe hun systeem er morgen zal uitzien, laat staan dat ze perspectieven op lange termijn kunnen formuleren, beweren niettemin dat economie te ingewikkeld is voor gewone mensen.
Revolutie
Voor ons, net zoals voor Marx, legt het bestuderen van de politieke economie de economische krachten bloot die ons leven beheersen en toont dit hun interactie met sociale ontwikkelingen, geschiedenis, politiek, cultuur en de klassenstrijd.
Trotski schreef in 1940 over ‘Het Kapitaal’: “Indien de theorie de gang van de ontwikkeling juist heeft voorzien en de toekomst beter kan aangeven dan andere theorieën, blijft het de meest vooruitstrevende theorie van onze tijd, ook al is zij reeds vele tientallen jaar oud.”
Nu het kapitalisme opnieuw meer gediscrediteerd is – met een politieke, sociale en economische impasse – zullen werkenden doorheen de wereld opnieuw ‘Het Kapitaal’ en het marxisme bestuderen. Dit tegen de achtergrond van de bekende uitspraak van Marx: “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen.”