90 jaar geleden: het bloedbad van Shanghai
Op 12 april 1927 zorgde een bloedige militaire staatsgreep voor een kantelpunt in de Chinese revolutie.
Dossier door Vincent Kolo, Chinaworker.info
Negentig jaar geleden leden de Chinese arbeidersklasse en de jonge Communistische Partij (CCP) een vreselijke nederlaag in het bolwerk Shanghai. Dit was een beslissend keerpunt in de Chinese revolutie. Deze belangrijke verjaardag zal grotendeels onopgemerkt voorbijgaan in China. De maoïstisch/stalinistische CCP die in 1949 aan de macht kwam op basis van een boerenleger en niet doorheen de georganiseerde kracht van de stedelijke arbeidersklasse, was nooit in staat om uit te leggen wat er in 1927 gebeurde. De huidige ‘communistische’ heersers in China zijn daar evenmin toe in staat.
Midden jaren 1920 was er een revolutionaire periode waarin de CCP een erg snelle groei kende. Op dat ogenblik vormden de arbeiders het zwaartepunt van de partij. Met een correct programma en een bijhorende leiding was het mogelijk geweest om met de Chinese arbeiders de macht te nemen naar het voorbeeld van de socialistische revolutie in Rusland in 1917. In de grote steden Shanghai en Guangzhou hadden de arbeiders effectief de macht. Maar ze werden bloedig neergeslagen als gevolg van de rampzalige politiek die Stalin en de nieuwe bureaucratische elite die zijn macht in de Sovjet-Unie consolideerde hadden opgelegd. Om in Rusland aan de macht te kunnen blijven, gebruikte de stalinistische bureaucratie de grote autoriteit van de Russische Revolutie om een beleid en methoden te verdedigen die haaks op de revolutie stonden.
Had de Chinese revolutie tot een overwinning geleid, dan zou de wereld er anders uitgezien hebben. Het zou de internationale arbeidersklasse een nieuwe dynamiek bezorgd hebben na een periode van nederlagen. Het zou de 10 jaar oude Russische Revolutie nieuw leven gegeven hebben, waarbij dit de arbeiders het vertrouwen kon geven om de stalinistische contrarevolutie te stoppen.
Vervolging van communisten
De bloedige staatsgreep in Shanghai begon voor zonsopgang op 12 april. Het signaal werd gegeven met een jachthoorn vanuit het militaire hoofdkwartier van Tsjang Kai-Tsjek, de leider van de burgerlijk-nationalistische Kwomintang. Gewapende groepen die getooid waren in overals van arbeiders en die witte armbanden droegen met het Chinese teken kung (‘arbeider’) erop, kwamen uit de door buitenlandse bedrijven gecontroleerde delen van de stad om op vakbondsmilitanten en communisten te jagen. Soldaten kwamen tussen om de arbeidersmilities van de Rode Garde in de stad te ontwapenen. Die arbeidersmilities telden meer dan 5.000 eenheden.
Arbeiders werden doodgeschoten of onthoofd in de straten. Dit gebeurde op zo’n grote schaal dat een van de generaals van Tsjang door het magazine Time de bijnaam “hakker van communistische hoofden” kreeg. Er waren verslagen van gevangen genomen communisten die levend in de ovens van locomotieven werden gegooid.
Er was een enorme verwarring onder de werkenden. Hun leiders hadden hen immers verzekerd dat er een onverbreekbare alliantie was met de soldaten van de Kwomintang die bovendien opgeleid en bewapend werden door de Sovjet-Unie. In het boek ‘The Tragedy of the Chinese Revolution’, een schitterende weergave van deze vreselijke periode door de Amerikaanse trotskist Harold Isaacs, zegt de auteur dat 12 april “voor niemand een verrassing was, behalve voor de arbeiders.”
Na de staatsgreep door Tsjang Kai-Tsjek ging de golf van arrestaties en executies van CCP-leden en sympathisanten verder in alle gebieden onder zijn controle. In het jaar volgend op 12 april 1927 vielen er ongeveer 300.000 doden. Vakbonden werden buiten de wet gesteld, stakingen waren verboden. Tsjang vestigde een eenpartijdictatuur die zich baseerde op het Chinese kapitalisme en in grote mate afhankelijk was van imperialistische machten, eerst Duitsland en nadien Amerika. Zijn regime trad hardhandig op tegen de linkerzijde – dit bleef ook het geval toen zijn krachten de macht verloren aan het rode leger van Mao Zedong in de jaren 1940 waarop ze zich in Taiwan terugtrokken.
De slachtpartij waar de CCP na de nederlaag van 1927 het slachtoffer van werd – het ledenaantal liep terug van 58.000 tot ongeveer 10.000 – maakte dat de meeste overlevende leiders uit de steden wegvluchtten en een oriëntatie hadden op de boeren, later zou dit de centrale tactiek van Mao worden. Hierdoor werd de grootste klasse in China, de boeren, de centrale focus van de revolutionaire strijd. De arbeidersklasse in de steden werd herleid tot de rol van passieve steun. Deze verkeerde benadering ging samen met de ontaarding van de partij langs stalinistische lijnen, met een top-down bureaucratische leiding en een steeds meer nationalistisch perspectief.
Permanente revolutie
China kwam uit de revolutie van 1911 als een ‘gefaalde staat.’ Het oude dynastieke systeem was ineengestort maar de burgerij was niet in staat om de revolutionaire strijd tegen het feodalisme, de krijgsheren en de buitenlandse dominantie te leiden.
Zoals hun Russische tegenhangers kwamen de Chinese kapitalisten te laat op het toneel en waren ze bijgevolg sterk afhankelijk van zowel de buitenlandse imperialistische belangen als de Chinese grootgrondbezitters.
Onder leiding van Lenin en Trotski had de Russische Revolutie als arbeidersrevolutie een brede steun gekregen van de boeren waardoor het kapitalisme en het grootgrondbezit aan de kant geschoven werden. Lenin en Trotski begrepen dat de Russische kapitalisten met handen en voeten gebonden waren aan de imperialistische belangen en hierdoor niet in staat waren om een nationalistische kapitalistische revolutie te voeren tegen het bestaande semi-feodale systeem. Hiervoor moest de revolutie geleid worden door de arbeidersklasse tegen de kapitalisten.
Dit proces werd het duidelijkst ontwikkeld door Trotski in zijn briljante theorie van de permanente revolutie. Hij legde uit dat de arbeiders eens ze de macht nemen niet zouden stoppen bij de puur kapitalistische taken van de revolutie (herverdeling van de grond en vestiging van een democratische republiek), maar zouden doorgaan en socialistische maatregelen van democratisch bezit en controle door de arbeiders op de economie zouden doorvoeren en hun revolutie bovendien internationaal zouden uitbreiden.
De Russische mensjewieken (rechtse sociaaldemocraten) benadrukten daarentegen dat de revolutie zich achter een kapitalistische leiding moest scharen waarbij de arbeiderspartijen een ondersteunende rol moesten spelen tot het kapitalisme zich consolideerde – een proces dat volgens hen decennia zou duren.
Onder het stalinisme werd deze mensjewistische ‘stadiatheorie’ een kenmerk van de officiële communistische partijen. Het had rampzalige gevolgen in Spanje, Vietnam, Indonesië, Chili en tal van andere landen. De Chinese revolutie was de eerste waar deze verkeerde ideeën het officiële standpunt van de Communistische Partij vormden. Dit zette een rem op de strijd van de arbeidersklasse om alles op een ‘alliantie’ met de kapitalistische Kwomintang te zetten.
Zwakte van het Chinese kapitalisme
Sun Yat-sen, de “vader het moderne China” en de leider van de Kwomintang tot aan zijn dood in 1925, was een uitdrukking van de politieke zwakte van de Chinese kapitalistische klasse. Sun had overdreven veel vertrouwen in de imperialistische machten en in manoeuvres achter de schermen. Hij stond vijandig tegenover de klassenstrijd omdat deze volgens hem tot verdeeldheid leidde. De kijk van Sun doet denken aan die van burgerlijke hervormers en ‘democraten’ in China, Hong Kong en Taiwan vandaag.
De Russische Revolutie van 1917 bracht het marxisme naar China. Hiervoor hadden heel wat intellectuelen het achtergebleven karakter van China toegeschreven aan het gebrek aan een ‘sterke regering’ in plaats van het te bekijken als een product van het kapitalisme en het imperialisme. De Chinese intellectuelen begonnen nu te kijken naar de ideeën van Lenin, Trotski en de eerste arbeidersregering. Deze intellectuelen speelden een rol in de revolutionaire ‘gisting’ door de groeiende interesse voor marxistische ideeën onder de jonge arbeidersklasse te ondersteunen. De CCP werd in 1921 opgezet en groeide op enkele jaren tijd uit tot een massapartij.
De capaciteit tot strijd door de Chinese arbeidersklasse begon zich te tonen in verschillende belangrijke bewegingen begin jaren 1920, waaronder de heldhaftige matrozenstaking in Hong Kong in 1922 die door heel China gevolgd werd. Deze bewegingen hadden ook een impact op de leiders van de Kwomintang. De inspanningen van Sun Yat-sen om het imperialisme in te zetten, leverden geen resultaat op. Hij richtte zich daarop naar de Sovjet-Unie voor militaire hulp maar ook als hefboom om een invloed te hebben op de arbeidersbeweging. Het leidde tot een akkoord waarbij de Kwomintang aanzienlijke militaire steun en opleiding kreeg en door de regering van Stalin erkend werd als “leidinggevende kracht” in de Chinese revolutie.
De alliantie met de Kwomintang stond centraal in Stalin’s politiek in China. Stalin wilde immers een vriendschappelijk regime dat een veilige oostelijke grens zou vormen. De stalinistische contrarevolutie in de Sovjet-Unie waarbij de democratische controle door de arbeidersklasse over de regering en de economie werd ontmanteld, zorgde ervoor dat het internationalisme van 1917 steeds meer plaats moest maken voor een beleid gericht op de nationale positie van de nieuwe bureaucratische elite.
De CCP kreeg te horen dat het moest opgaan in de Kwomintang, door de leiding van de Comintern (Communistische Internationale) omschreven als een “alliantie van binnenin.” Sun Yat-sen zou er niet mee instemmen dat de CCP als partij bij de Kwomintang aansloot, het kon enkel door op individuele basis lid te worden. De Comintern/Stalin stemde met die voorwaarde in. De CCP werd hierdoor politiek onderworpen aan het programma en de bureaucratische leiding van de Kwomintang. Het prestige van de Comintern maakt dat veel Chinese communisten alsnog instemden met deze koers.
Trotski verzette zich tegen de koers om lid te worden van de Kwomintang. Hij waarschuwde dat dit de communisten zou ontdoen van hun politieke onafhankelijkheid. Hij was niet gekant tegen een beperktere alliantie rond specifieke acties, bijvoorbeeld tegen de imperialisten die enkele sleutelsteden in China bezet hielden. Maar de koers van Stalin bestond uit een gemeenschappelijke partij met de politieke vertegenwoordigers van de burgerij waarbij de specifieke stem van de communisten verloren zou gaan. Zoals Trotski waarschuwde, bleek dit een rampzalige koers te zijn. Het leidde tot complete verwarring bij de CCP rond kwesties van perspectieven, programma en tactieken voor de komende revolutie.
Revolutionaire opgang
Toen de Britse troepen in mei 1925 elf arbeiders doodschoten tijdens een betoging in Shanghai, leidde dit tot een algemene staking en een revolutionaire beweging in de grootste steden van het land. Miljoenen boeren sloten aan bij boerenorganisaties die in heel wat dorpen begonnen op te treden als embryonale sovjets met eigen gewapende milities. Het ledenaantal van de CCP nam in 1925 toe van 1.000 tot 20.000 en in het daaropvolgende jaar was er nog eens meer dan een verdubbeling. Nieuwe vakbondsorganisaties trokken miljoenen leden aan.
De kapitalistische klasse en de grondbezitters op het platteland, wier zonen goed vertegenwoordigd waren onder de officiers van het leger van de Kwomintang, raakten angstig door de steeds radicalere eisen van de arbeidersklasse (voor een kortere arbeidsweek en tegen het terreurregime in heel wat fabrieken) en van de boeren (voor een landhervorming en tegen de verpletterende belastingen van de grootgrondbezitters). Deze tegenstellingen leidden tot de eerste scherpe confrontatie tussen de leiders van de Kwomintang en de communisten in Guangzhou, waar de Kwomintang in juli 1925 een ‘nationale regering’ had opgezet. De arbeidersklasse van Guangzhou had hiervoor in de praktijk een sovjet opgezet, een verkozen revolutionaire arbeidersraad, die bekend stond als de ‘tweede regering’ in de stad.
In maart 1926 voerde Tsjang een staatsgreep door in Guangzhou. Hij beweerde dat hij een communistische samenzwering om hem te ontvoeren had ontmaskerd. Dit plan werkte enkel omwille van de verwarring van de leiding van de CCP als gevolg van verkeerde perspectieven en een foute oriëntatie. De Rode Gardes van de arbeiders (die niet mogen verward worden met de studentengroepen tijdens Mao’s Culturele Revolutie) werden ontwapend en voortrekkers van de communistische partij werden opgepakt. Daaronder ook de Russische adviseurs van de Kwomintang. Dit gebeurde ondanks de aanwezigheid van duizenden soldaten die loyaal waren aan de CCP en de honderdduizenden georganiseerde arbeiders waarvan er duizenden bewapend waren.
Tsjang vestigde een militaire dictatuur in Guangzhou en beval de ontbinding van arbeidersorganisatie. De Comintern heeft geen vinger uitgestoken om te protesteren! Stalin bevestigde zijn positie dat de alliantie met de Kwomintang tegen elke prijs moest bewaard worden. In plaats van de arbeiders te organiseren om de staatsgreep te stoppen, kreeg de CCP te horen dat er nieuwe toegevingen aanvaard moesten worden. Het ging onder meer om een verbod op de aanwezigheid van CCP-leden in de leiding van de Kwomintang en het leger en de eis dat elke communicatie tussen de CCP en Moskou langs het hoofdkwartier van de Kwomintang zou passeren.
Het nieuws van de staatsgreep in Guangzhou werd verborgen gehouden voor de internationale communistische beweging. Het was immers te vernederend voor de stalinistische leiding. Westerse mediaberichten over de staatsgreep werden afgedaan als “imperialistische leugens” die enkel tot doel hadden om verdeeldheid te zaaien tussen de CCP en de Kwomintang.
Waarschuwing van Guangzhou
Slechts enkele dagen na de staatsgreep in Guangzhou keurde het Uitvoerend Comité van de Comintern het lidmaatschap van de Kwomintang als sympathiserende afdeling van de internationale goed. Er was slechts één tegenstem: die van Trotski. “Bij de voorbereiding van zijn rol als beul,” zei Trotski over Tsjang Kai-tsjek, “wilde hij gedekt worden door het wereldcommunisme – en hij kreeg die dekking.”
De analyses van Trotski en zijn strijd tegen het rampzalige China-beleid van Stalin waren onbekend in China en de bredere communistische beweging. Dit kwam door de censuur die de stalinistische machine oplegde in naam van de ‘partijdiscipline.’
Desondanks begon de oppositie tegen de koers van Stalin ook te ontwikkelen in de CCP. In juni 1926 haalde de oprichter en voorzitter van de partij, Chen Duxiu, een meerderheid in de leiding rond een voorstel om de vrijwillige gevangenschap van de partij binnen de Kwomintang te vervangen door een blok van twee afzonderlijke partijen. Het voorstel werd naar Moskou doorgestuurd en daar verworpen.
In plaats van historische gebeurtenissen of stadia van elkaar te scheiden, zijn revolutie en contrarevolutie tegengestelde kanten van een ontwikkelend proces. Dat is waarom de arbeidersklasse nood heeft aan een duidelijk programma en een leiding om het socialisme te bewerkstelligen. De tragedie van de Chinese revolutie bestond erin dat de arbeiders geen dergelijke leiding hadden. De jonge Communistische Partij was een heldhaftige kracht, maar het was nog geen bolsjewistische partij en het potentieel om daartoe te ontwikkelen, werd gesaboteerd door het beleid dat opgelegd werd door het regime van Stalin.
De gebeurtenissen van Guangzhou waren een generale repetitie voor de veel bloediger slachtpartij in Shanghai een jaar later. Jammer genoeg was er maar één kant hierop voorbereid: die van de kapitalistische contrarevolutie. De massa’s van werkenden en boeren, en zelfs voor de politiek meest ontwikkelde lagen, hadden de belangrijkste lessen van Guangzhou – het gevaar van contrarevolutie en het programma en de methode die nodig zijn om dit te bestrijden – niet getrokken. Tot op het moment dat hij zijn bloedige slachtpartij zou aanrichten, werd Tsjang Kai-tsjek in de officiële communistische propaganda opgevoerd als een bondgenoot en de “leider van de revolutie.”