Om het besparingsbeleid te stoppen, moeten we vechten voor een nieuw systeem
Het “Overgangsprogramma” is een tekst die door Leon Trotski werd geschreven in 1938. Dat is 77 jaar geleden. Het zou dus waanzin zijn om programma-eisen uit deze tekst rechtstreeks over te plaatsen naar de hedendaagse context. Nochtans zijn er heel wat gelijkenissen te trekken tussen de periode waarin Trotski dit werk schreef en de periode die we vandaag doormaken. Hoewel lang niet alle concrete eisen uit Trotski’s overgangsprogramma hun relevantie vandaag bewaren, blijven het werk en de ideeën die erin vervat zitten een uitstekende gids en leidraad voor socialisten en marxisten.
Dossier door Jarmo
andaag beleven we een periode van crisis zoals de meesten van ons nooit eerder meemaakten. Overheden overal ter wereld zitten met enorme schuldenbergen omdat ze de gecrashte banken “nationaliseerden” (d.w.z. ze nationaliseerden de verliezen, waardoor de gemeenschap voor de speculatie van een kleine elite aan de top moet opdraaien) en waanzinnige bedragen in de economie injecteerden in de hoop ze zo terug op gang te krijgen. Overal ter wereld wordt de arbeidersklasse, de werkende bevolking, gedwongen de crisis te betalen door middel van loonverlies, afbouw van sociale voorzieningen en een totale ontmanteling van de welvaartsstaat.
Historische en hedendaagse context
Deze situatie lijkt erg op de maatschappelijke context in 1938. In een periode van diepe crisis – de Grote Depressie – werd de arbeidersklasse gedwongen de prijs te betalen in de vorm van een algehele teloorgang van hun levensstandaard. In sommige Europese landen hadden fascistische krachten van de wanhoop onder de massa’s gebruik gemaakt om regimes aan te stellen die het kapitaal met brute kracht verdedigden tegen de organisaties en de belangen van de werkende bevolking. Uiteindelijk zou de wereldbrand van de Tweede Wereldoorlog nodig zijn om de productiekrachten opnieuw aan te zwengelen; iets dat Trotski tegen 1938 al als een onvermijdelijke ontwikkeling omschreef. In deze situatie stond de arbeidersklasse uitermate zwak. Volgens Trotski was het een situatie “waarin elke ernstige eis van de arbeidersklasse en zelfs elke progressieve eis van de kleinburgerij onvermijdelijk de grenzen van het kapitalistische eigendom en de burgerlijke staat overschrijdt.”
Dat is een zeer belangrijke parallel met de situatie vandaag. Ook nu stoot elke eis tot een correctere of eerlijkere verdeling van de welvaart op het idee dat “iedereen de broeksriem moet aantrekken.” Het is echter enkel de arbeidersklasse die de broeksriem aantrekt: de 1% superrijken – die de crisis veroorzaakten – zagen hun rijkdom sinds het begin van de crisis alleen maar toenemen.
Vandaag komen steeds grotere lagen van de werkende bevolking tegen dit dogma in opstand. Een half jaar geleden ontspon zich in België het grootste en meest indrukwekkende syndicale actieplan van de afgelopen decennia. Dat was in de jaren ‘30 niet anders, met nog een gigantische stakingsgolf in ons land in 1936. Maar op het moment dat de arbeidersklasse de strijd aanging, verviel haar leiding (de op dat moment reusachtige sociaaldemocratische partijen, maar ook de stalinistische communistische partijen die met handen en voeten aan de USSR-bureaucratie gebonden waren) in een hemeltergend conservatieve houding. Op het moment dat de massa’s in beweging kwamen, weigerden zij een revolutionaire strategie te overwegen. De sociaaldemocratie hield vast aan een “minimumprogramma” (eisen om de levensstandaard van de arbeidersklasse te verbeteren, voor zo ver het aanvaardbaar bleef voor de burgerij) en een “maximumprogramma” (het idee van een socialistische toekomst die niet geconcretiseerd mocht worden, maar enkel ceremonieel beleden op zon- en feestdagen). De stalinistische bureaucratie in de Sovjet-Unie zag, van haar kant, meer heil in vriendschappelijke relaties met de zogenaamd “democratische landen” dan in allianties met buitenlandse arbeiders om tot een socialistische samenleving te komen.
Trotski verwoordde het kort en bondig: “de huidige crisis van de mensheid valt terug te brengen op de crisis van de leiding van de arbeidersbeweging.” Als de mensheid geen perspectief zag op een betere toekomst, had ze dat te danken aan het cynisme van de leiders van die laag in de samenleving die een dergelijke toekomst tot stand kon brengen: de arbeidersklasse.
Vandaag, 70 jaar later, is er heel wat veranderd. De stalinistische partijen zijn als invloedrijke politieke factoren van het toneel verdwenen; de sociaaldemocratische partijen zijn schimmen van zichzelf geworden, kozen resoluut de kant van het neoliberale besparingsbeleid en zagen hun steun in de samenleving smelten als sneeuw voor de zon. Het fundamentele probleem van de arbeidersklasse – nog steeds de motor voor vooruitgang en verandering – is niet alleen het conservatisme van haar leiding, maar ook het gebrek aan massaorganisaties die haar belangen politiek opnemen en verdedigen.
Hoe de weg bereiden naar een andere samenleving?
De problemen waarmee de samenleving vandaag geconfronteerd wordt – groeiende permanente werkloosheid, een dreigende milieucatastrofe, daling van de levensstandaard, extreme ongelijkheid, … – kunnen niet binnen de grenzen van het kapitalistische systeem opgelost worden. Daarvoor is een andere samenleving nodig. Dat is voor LSP een democratisch socialistische samenleving.
Wie naar een dergelijke samenleving streeft kan zich niet beperken tot minimumeisen. Wij zijn uiteraard voorstander van een miljonairstaks. Jammer genoeg weten we dat miljonairs achterpoortjes genoeg zullen vinden om zich aan de taks te onttrekken. Natuurlijk willen wij een democratischer en breder onderwijs. Maar we beseffen ook dat de enorme investeringen die we daarvoor nodig hebben, nooit uitgevoerd zullen worden door kapitalistische regeringen. En het spreekt voor zich dat wij er niet tegen zijn dat mensen inspraak krijgen door bindende referenda; toch beseffen we dat zulke referenda in de huidige samenleving geen beslissingsmacht aan de bevolking zullen geven over thema’s die de kapitalistische eigendomsverhoudingen zouden kunnen raken.
Nieuwe linkse formaties steken vandaag overal de kop op. Socialisten wereldwijd houden Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje met argusogen in de gaten. We zien echter keer op keer dat formaties die op zoek gaan naar wat aanvaardbaar is voor het kapitalisme, binnen de kortste keren op de grenzen van hun eigen programma botsen. Om in Griekenland een fors investeringsplan in sociale voorzieningen, jobcreatie en pensioenen te lanceren, moet je natuurlijk de dictaten van de trojka naast je neerleggen. Dat is voor het kapitalisme onaanvaardbaar. Zolang je het echter niet doet, zul je vroeg of laat geconfronteerd worden met de beperkingen van de hervormingen die je wel kan doorvoeren.
Bovendien ondervinden we vandaag maar al te goed wat verwezenlijkingen in het kapitalisme betekenen. De 8-urige werkdag was ooit een enorme stap vooruit voor de arbeidersklasse en zou aangetoond hebben dat fundamentele verandering wél mogelijk is binnen de krijtlijnen van dit systeem. Ga vandaag maar eens na wie er in jouw familie of vriendenkring werkelijk 8 uur of minder per dag werkt onder een voltijds contract. Via de indexsprong, de aanval op onze pensioenen, jarenlange besparingen in onderwijs en gezondheidszorg, wordt waar onze grootouders voor gevochten hebben, ons vandaag weer afgenomen.
Uiteraard zijn wij als socialisten voorstander van elke verbetering in de levensomstandigheden van de werkende bevolking. Maar we moeten er steeds aan toevoegen dat het verzekeren van deze verworvenheden een andere samenleving vereist. Deze samenleving vereist ook een ander type strijd: niet om de verdeling van de koek, maar om de controle over de koek.
Welke overgangseisen in 2015?
Om dagdagelijkse eisen ter verbetering van onze levensstandaard te koppelen aan de strijd voor een rechtvaardige samenleving, baseren we ons nog altijd op Trotski’s overgangsprogramma. Trotski stelde dat elke eis die een revolutionaire organisatie naar voor brengt, de link moet maken met het eindstreven van onze politieke activiteit: een socialistische samenleving.
Zo brengen wij vandaag de eis van een 30-urige werkweek naar voor. Niet omdat we denken dat hiermee alle problemen opgelost zouden zijn, wel omdat het een opstap kan betekenen naar een maatschappelijke discussie over de flexibilisering en enorme werkdruk. Vandaar uit kan gediscussieerd worden over een samenlevingsmodel waarin het beschikbare werk en de beschikbare welvaart correct verdeeld worden.
De steunpilaren van het kapitalisme zijn voor ons geen heilige huisjes. Bij het opstellen van ons programma vertrekken wij vanuit de concrete noden van de arbeidersklasse, net zoals de traditionele partijen van de concrete noden van de burgerij uitgaan. Privé-eigendom van de productiemiddelen in de samenleving vormt vandaag de grootste hindernis voor vooruitgang en een betere toekomst. Wie zijn job verloor bij Ford Genk, kan – terecht – niet begrijpen dat een dergelijke fabriek geen toekomst zou kunnen hebben, enkel en alleen omdat elders ter wereld goedkopere arbeidskrachten bestaan, die aan een hogere uitbuitingsgraad tewerkgesteld kunnen worden. Wij eisen dat een dergelijke fabriek genationaliseerd wordt onder arbeiderscontrole en -beheer.
Bindende referenda kunnen mensen bewust maken van bepaalde thema’s, maar stellen hen niet in staat om controle over de productiewijze in onze samenleving uit te oefenen. Daarvoor zijn democratisch verkozen en permanent afzetbare vertegenwoordigers nodig. Zulke vertegenwoordigers moeten hetzelfde loon krijgen als de geschoolde arbeiders die ze vertegenwoordigen – wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Amper 85 superrijken bezitten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking. Een honderdtal grote bedrijven controleert het grootste deel van de wereldhandel. We moeten die bedrijven onder democratische controle van de gemeenschap plaatsen. In eerste instantie moet het bankgeheim opgeheven worden, zodat de arbeidersklasse kan zien wat er met de door haar geproduceerde rijkdom gebeurt. Het zou ons toelaten om te breken met het besparingsbeleid.
Wanneer op 15 december de grootste staking in België plaatsvond, was dat uiteraard om de regering weg te staken. Geen enkele linkse organisatie kwam met een ordewoord dat op die evidentie verder bouwde. Geen enkele, behalve LSP. Wij kwamen naar voor met de slogan “Michel I én het hele besparingsbeleid wegstaken.” Een nieuwe tripartite na Michel I zou immers geen fundamentele veranderingen teweeg brengen. Om dat te bekomen, zou een voortzetting van de strijd na de val van de regering noodzakelijk zijn. Maar het moment ging verloren.
De noodzaak aan nieuwe massaorganisaties voor de arbeidersklasse stelt zich vandaag op een acute manier. De eerste stappen in de richting van zo’n organisaties zien we onder meer in het zuiden van Europa, maar de ontwikkeling ervan verloopt uiteraard niet rechtlijnig. Aan ons om ervoor te zorgen dat ze niet verzanden in compromissen met de burgerij die hun bestaansreden en steun ondermijnen.
Als we ons vandaag nog steeds op het Overgangsprogramma baseren, is dit omdat het een gids voor revolutionaire actie is. Lezers van onze krant weten dat ze ons te allen tijde in de vuurlinie van de strijd zullen tegenkomen bij het verdedigen en opeisen van onze rechten. Dat doen we in functie en ter ondersteuning van fundamentele verandering in de vorm van een democratisch socialistische maatschappij.