“China ervaart nu een harde landing”
Een op hol geslagen aandelenmarkt en vervalste groeicijfers van het bruto binnenlands product (BBP) kunnen de realiteit van economie die kampt met grote problemen niet verdoezelen.
Dikang, chinaworker.info
Voor de Chinese dictatuur van de Communistische Partij (CCP) is 2015 in een gevaarlijk jaar aan het veranderen. Na jaren van schuldgedreven groei en ’s werelds grootste boom in de bouwsector wordt de Chinese economie geconfronteerd met verschillende zware problemen. Overcapaciteit, deflatie, een crisis op de huizenmarkt en een schuldencrisis bij de lokale overheden werken allemaal als een rem op de economische groei die volgens verschillende maatstaven tot een slakkengang is vertraagd.
De economie is voor elke regering van cruciaal belang maar nog meer voor het Chinese regime dat overleefde op basis van een combinatie van vreselijke staatsrepressie en constante snelle economische groei. Van 1980 tot 2012 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP 10%. Vorig jaar werd een officieel groeicijfer van 7,4% opgetekend en dit jaar is het streefdoel verlaagd tot “ongeveer 7%” – een doelstelling waarvan zelfs de premier Li Keqiang toegeeft dat het “moeilijk te bereiken zal zijn”. Tot overmaat van ramp zijn deze groeicijfers zo goed als zeker vals en is de echte groei een pak lager. Sommige economen waarschuwen dat China nu al gevaarlijk dicht staat bij een harde landing die gedefinieerd wordt als een terugval van “een tweecijferig groeiritme naar een laag eencijferig”.
Dit is de achterliggende oorzaak voor een recente serie van haastige maatregelen van een versoepelende monetaire politiek, belastingverlagingen en andere stimulusmaatregelen. Deze gaan schijnbaar in tegen de vroegere verstrakking van het monetair beleid dat erop gericht was om de economie van zijn schuldverslaving af te helpen. De bijeenkomst van het Politburo eind april bevestigde de vermoedens dat het regime een bocht van 180 graden neemt. Het veelbesproken hervormings- en herstructureringsprogramma wordt op korte termijn ingeruild voor stimulusmaatrelen, zelfs als dat een verergering van de hoge schuldgraden betekent. De People’s Daily, die verslag bracht van de meeting, zei dat de regering zou “teruggrijpen naar oude methoden”- verwijzend naar meer overheidsinterventie en verdere maatregelen om de ineenstortende vastgoedmarkt te ondersteunen.
Sinds november verlaagde de overheid al tweemaal de intrestvoeten en de zogeheten verplichte kapitaalreserves, de hoeveelheid cashgeld dat een bank moet aanhouden, wat een manier is om extra kapitaal te injecteren in het bankensysteem. Er worden meer versoepelende maatregelen verwacht en er is een groeiende nervositeit in regeringskringen. “Peking mag dan wel niet de paniekknop indrukken, maar ze schijnen zich er toch van te verzekeren of die knop werkt,” zei Christopher Balding op de financiële website Seeking Alpha. Vorig jaar waren China’s leiders rond deze periode optimistischer over de vertragende economie. Ze stelden dat dit een gecontroleerde ingreep was om de economische groei gebaseerd op overmatige investeringen te herbalanceren naar een duurzame groei gebaseerd op consumptie. Nu echter zowel consumptie als investeringen, samen met zowat al de rest, aan het stagneren zijn, lijkt de ‘gecontroleerde vertraging’ en de ‘herbalancering’ te zijn ontspoord.
De twee verlagingen van de vereiste kapitaalreserves, in februari en april, zorgen ervoor dat ongeveer 1,8 biljoen yuan (300 miljard US dollar), wat geen kleine som is, in het bankensysteem is gepompt met de hoop dat er toenemende investeringen en huisverkopen zouden uit voortvloeien. Tot op vandaag is dat niet gebeurd en dat is de achtergrond voor de bocht van 180 graden van het Politburo. De huizenbouw en de industriële capaciteit zijn al verzadigd en de winsten zijn aan het dalen. Dat leidt bij de grote bedrijven tot een tegenzin om te investeren zelfs wanneer krediet goedkoper wordt.
De knip in de vereiste kapitaalreserves door de Volksbank van China op zondag 28 april, slechts 48 uur nadat de nieuwe regels die waren afgekondigd door de beursregulator een sterke daling van de Chinese aandelenfutures in de VS en andere overzeese markten had veroorzaakt, leek zo getimed om de markt te ondersteunen wanneer de beurzen in Shanghai en Shenzen openden op maandagochtend. Dit is voor het eerst dat de overheid en de centrale bank zo direct zijn tussengekomen om de aandelenmarkt te redden.
Hysterie op de aandelenmarkt
China’s grootste commerciële banken, ogenschijnlijk onder controle van de CCP, weigeren de extra cash te leiden naar waar de regering het wilt. In de plaats daarvan vloeit het grootste deel van de extra liquiditeit naar de aandelenmarkt, die de laatste 6 maanden met 80% is gestegen. Kleine beleggers overrompelen de markt en in de laatste week van april alleen al werden 4 miljoen nieuwe handelsrekeningen geopend. Ongeveer 40% van de aandelen worden gekocht op krediet en mensen verkopen hun huizen om deel te nemen aan de “goudkoorts” op de aandelenmarkt. Volgens de econoom Andy Xie is meer dan 2,5 biljoen yuan aan leningen in de aandelenmarkt gestopt. Terwijl de Chinese schuldencrisis het gevolg is van de gigantische stimulusmaatregelen voor het bouwen van infrastructuur en vastgoed, waarvan veel is verspild, creëren de huidige stimulusprogramma’s niets dan fictieve rijkdom op de aandelenmarkt. Het regime heeft de hysterie op de aandelenmarkt ondersteund door enerzijds de regelgeving te ontspannen (op 13 april werd de limiet van één handelsrekening per persoon opgeheven, de laatste in een reeks van maatregelen) en anderzijds een gigantische mediacampagne. De regering is nu duidelijk zenuwachtig over de grote schaal van de ‘margin trading’ (aandelen kopen op krediet) maar is tegelijk bang dat ingrijpen zou leiden tot een crash van de markt, wat gezien de fragiele staat van de economie China in een echte recessie zou kunnen storten.
Het CCP-regime beschouwt, ondanks de overduidelijke gevaren, een boomende aandelenmarkt als wenselijk, deels om het uiteenspatten van de zeepbel op de huizenmarkt op te vangen maar ook om een kapitaalmarkt te ontwikkelen als een alternatieve bron van financiering voor de krediethongerige bedrijven (vooral privébedrijven). Deze bedrijven zijn momenteel afhankelijk van de schaduwbankensector die Beijing probeert onder controle te krijgen omwille van de gigantische risico’s die het inhoudt voor het financiële systeem. Maar het regeringsbeleid gaat van de regen in de drup, de rally op de aandelenmarkt zuigt liquiditeit uit het bankensysteem doordat spaarders hun geld terugtrekken om te gaan gokken op de beurs. Hierdoor is de centrale bank gedwongen om nog meer versoepelende maatregelen te nemen om een liquiditeitscrisis te voorkomen.
Volgens de aangepaste schattingen van de Forbes China Rich List steeg de het aantal dollarmiljardairs en miljardairfamilies van 242 in oktober 2014 naar 400 in april. Dit betekent dat er gemiddeld per maand meer dan 25 nieuwe miljardairs zijn bijgekomen door de stijgende aandelenkoersen. Ondertussen wordt voorspeld dat de lonen de zwakste stijging zullen kennen in tien jaar en stakingen verspreiden zich steeds verder.
Dit alles legt het klassenkarakter bloot van de economische hervormingsmaatregelen van president Xi Jinping en permier Li Keqiang die, samen met de het beleid van kapitalistische regeringen wereldwijd, de belangen beschermen van het bedrijfsleven terwijl de kosten van de verdiepende crisis worden afgewenteld op de rug van de werkende klasse. Minister van financiën Lou Jiwei, één van de meest openlijk neoliberale topfiguren, gaf in een toespraak op 24 april een ongewone waarschuwing door te zeggen dat China een “kans van 50% heeft om vast te komen zitten in de valkuil van het middeninkomen in de komende 5 tot 10 jaar” en drong aan op meer radicale ingrepen in de arbeidswetgeving om het goedkoper te maken voor bazen om werknemers te ontslaan. De valkuil van het middeninkomen is een populair concept bij de Wereldbank, dat verwijst naar landen die zeker mate van ontwikkeling kennen maar dan vast komen te zitten. Voorbeelden zijn Zuid-Afrika en Brazilië. Lou’s toespraak wordt op het internet bediscussieerd als een voorbeeld van de nieuwe aanvallen die de regering beraamt op de inkomens en de wettelijke bescherming van werkenden en boeren.
De steile klim van de aandelenkoersen staat duidelijk los van de economische fundamenten en moet op een gegeven moment crashen. Zo zijn bijvoorbeeld de aandelen van de People’s Daily, de grootste propagandaspreekbuis van de CCP, op zes maanden tijd met 67% gestegen. Aandelen op de ChiNext (de Chinese variant van de Nasdaq) noteren op twee keer het niveau van Nasdaq aan de vooravond van de dotcomcrash van 15 jaar geleden. Verschillende commentatoren hebben erop gewezen dat een zeepbel op de aandelenmarkt de laatste fase inluidt van de schuldgedreven economische boom. Dat was het geval in 1989 in Japan en, meer verontrustend, in de Verenigde Staten in 1929.
In een recent rapport zei BNP Paribas: “de Chinese aandelenrally heeft weinig te maken met macro-economische fundamentals maar bijna alles met een zelfversterkende en hefboomgedreven koopgekte”. Het rapport van de bank waarschuwde dat “hoe langer de rally doorgaat, hoe groter de correctie waarschijnlijk zal zijn. De zeepbel op de beurs is mogelijk gemaakt door marginale schulden. De zeepbel kan niet zomaar blijven groeien, maar de Chinese autoriteiten kunnen het zich ook steeds minder veroorloven om ze te laten barsten.”
Zeven procent, echt?
Het regime gebruikt de uitdrukking “het nieuwe normaal” om de economische vertraging te beschrijven. Het sleutelwoord is hier “normaal” – niemand zou de indruk mogen krijgen dat Peking de controle over de economie verliest. De mate van controle kan echter bediscussieerd worden en het is juister om te zeggen dat het regime reageert op een reeks van schokken en onaangename verrassingen, waardoor ze gedwongen is om te zigzaggen in haar beleid, terwijl de economie steeds meer worstelt met deflatie als gevolg van de ongelofelijke mate van overcapaciteit en schuldengraden die ervoor zorgen dat de effecten van de nieuwe stimuluspakketten een maat voor niets worden.
Voor het Chinese regime is de jaarlijkse doelstelling voor de groei van het BBP het belangrijkste cijfer dat bestaat en waar het zijn geloofwaardigheid op baseert. De officiële cijfers worden door velen als frauduleus beschouwd. “Er bestaat het vermoeden dat de tekortkomingen eerder het gevolg zijn van bewuste ingrepen dan van problemen bij het verzamelen van de data,” stelde de Wall Street Journal. Het gerucht wint aan kracht dat de overheid, net zoals fabrieksbazen die de overheid om de tuin willen leiden, twee boekhoudingen bijhoudt – één voor publiek gebruik en de andere voor puur intern gebruik met een echt beeld om het beleid op de realiteit af te stemmen.
Kevin Lai, senior economist bij Daiwa in Hong Kong, vertelde Reuters “Als je naar het eerste kwartaal kijkt, was de export zwak, de industriële productie beperkt, FAI (fixed asset investment) was veel trager en de detailhandel vertraagt. Dus hoe kan het dat de BBP-groei in reële cijfers nog steeds 7% bedraagt?”
Als we een beroep doen op de “Li Keqiang Index”, zo genoemd omdat de premier ooit zei dat hij zijn inschatting van de economische groei baseerde op de statistieken van het goederenvervoer per spoor, het elektriciteitsverbruik en de bankleningen – deze cijfers geven een meer betrouwbare leidraad dan de officiële groeicijfers – dan ligt de reële groei een stuk onder de 7%. Het elektriciteitsverbruik bijvoorbeeld groeide in het eerste kwartaal met slechts 0,03% tegenover het jaar ervoor. De zwakste groei sinds 2008 toen China geraakt werd door de globale financiële crisis. Zelfs de overheidsmaatregelen om de energie-efficiënte te verbeteren en de vervuilende industrieën te beteugelen kunnen niet verklaren waarom het elektriciteitsverbruik stagneert, dit wijst op een scherpe vertraging van de bredere economie. Het goederenvervoer per spoor daalde in het vorige kwartaal drastisch met 9%.
Het consultancybureau Fathom in Londen analyseerde de Chinese groei in het eerste kwartaal aan de hand van premier Li’s drie criteria en stelt dat de groei zich eerder rond de 3% situeert dan het officiële 7%. “China maakt nu een harde landing mee,” verklaarde Erik Britton van Fathom aan de Britse krant The Guardian. (13 april 2015)
Crisis op de huizenmarkt
China’s huizenmarkt en de investeringen in vastgoed waren de belangrijkste pijler van de economische groei van de afgelopen 7 à 8 jaar, nog belangrijker dan de export. De dramatische vertraging begon vorig jaar en drukt niet alleen de vraag naar staal, cement, bouwmachines en een reeks andere voormalige groei-industrieën maar dreigt ook een golf van financiële faillissementen te creëren bij vastgoedontwikkelaars die diep in de schulden zitten en de ‘investeringsproducten’ van de schaduwbanken die aan hen gelieerd zijn. De helft van alle leningen in China zijn betrokken bij de vastgoedsector. Zelfs als de huizenprijzen zouden stabiliseren op een lager niveau, wat het meest optimistische gevolg zou zijn van de renteknip en de stimulusmaatregelen van de overheid, zal het de industriële overcapaciteit en de druk op het financieel systeem doen toenemen.
De crisis op de Chinese huizenmarkt laat zich nu al voelen op de wereldeconomie, vooral bij de exporteurs van mineralen zoals Australië, Brazilië, Chili en verschillende Afrikaanse landen. Waar China in 2000 12% van ’s werelds metaalproductie consumeerde, steeg dit in de laatste jaren tot bijna 50%. Investeringen in vastgoed groeiden gemiddeld met 20,2% per jaar sinds 1998, twee keer zo snel als het BBP in China, maar deze groei daalde tot 8,5% in het eerste kwartaal van 2015.
De huidige verslechtering op de vastgoedmarkt is de meest serieuze sinds de markt werd gecreëerd met de massale privatisering van huisvestiging in 1998. In het laatste jaar daalden de huizenprijzen gemiddeld met 6% na jaren van tweecijferige stijgingen. In het eerste kwartaal daalden de prijzen met 9,1% nog scherper. De malaise is nog groter bij de landverkopen van de lokale overheden. Deze vielen met 32% terug in het eerste kwartaal vergeleken met het jaar ervoor. Vastgoedontwikkelaars trekken zich terug omdat ze opgezadeld zijn met een inventaris van onverkochte huizen, een inventaris die goed is om gedurende meerdere jaren de vraag te voldoen. Volgens Zhiwu Chen in de Foreign Policy magazine: “Op het eind van 2014 had China ongeveer 75 miljard vierkante voet aan nieuw vastgoed onder constructie of te koop. Zelfs als de vraag constant blijft, zou het meer dan vijf jaar duren om alles te verkopen.” (30 april 2015)
Landverkopen speelden een cruciale rol om de lokale overheden solvabel te houden en stonden in voor 46% van de inkomens van deze overheden. De vastgoedcrisis dreigt daardoor een kettingreactie van bedrijfsfaillissementen in gang te zetten en zo een nieuwe fase in te luiden van de al zware schuldencrisis bij de lokale overheden. De totale schuld van de lokale overheden bedroeg volgens de laatste officiële audit in juni 2013 17,9 biljoen yuan (ongeveer 3.000 miljard US dollar). Een nieuwe audit werd vertraagd omdat Beijing de opdracht gaf aan de lokale overheden om het opnieuw te doen omdat het vermoedde dat sommige rapporten vervalst werden. Caixin magazine, wiens rapporten als betrouwbaar worden beschouwd, zei dat de echte schuld ondertussen 40 biljoen yuan (ongeveer 6400 miljard US dollar) kan bedragen.
De Financial Times (12 januari 2015) bracht verslag uit van lokale overheden die, om de begrotingstekorten op te vangen, hun toevlucht zochten tot het zelf opkopen van land via de investeringsfondsen die ze zelf bezitten en op die manier dus extra schuld opnemen. Deze ‘nepdeals’ zijn een wanhopige poging om de prijzen van de bouwgrond op peil te houden. Een daling ervan zou zware gevolgen hebben voor de lokale overheden doordat hun schulden moeilijker terug te betalen zouden zijn en ze moeilijker leningen zouden kunnen verkrijgen.
Dit bemoeilijkt het dilemma van Peking als het probeert te balanceren tussen het verlagen van de schuld en het behouden van voldoende economische groei om een oncontroleerbare golf van faillissementen die een financiële crisis kunnen starten, te vermijden. De overheidsbanken volgen in toenemende mate hun eigen agenda in de plaats van die van de overheid. Een artikel van Reuters (20 april 2015) toonde aan dat geen van de grote banken de recente maatregelen van Peking om de huizenmarkt te ondersteunen, zoals goedkopere interestvoeten bij hypotheekleningen en betere leningsvoorwaarden voor tweede huizen, hebben uitgevoerd. De banken hebben duidelijk geen vertrouwen in het feit dat de huizenprijzen zich op korte termijn zullen herstellen. “Banken zoeken naar goede opbrengsten voor hun investeringen en dus investeren ze eerder in de aandelenmarkt,” vertelde een vastgoedontwikkelaar uit Shenzhen aan Reuters.
Schuldenval
Chinaworker.info en de aanhangers van het CWI in China waarschuwen al langer dat de huidige economische crisis niet gewoon een vertraging van de economie of een cyclische aanpassing is, maar het begin van een onbeheersbare crisis waarbij China een heleboel gelijkenissen vertoont met Japan nadat daar de zeepbel van het vastgoed en de financiële zeepbel begin jaren ’90 barstten. Dit veroordeelde de toenmalige tweede economie ter wereld tot decennia van lage groei, deflatie (wat de terugbetalingsproblemen voor de schuld verergert) en ‘zombie’ bedrijven (die waarde uit de economie zuigen omdat hun schuldkosten zo hoog zijn). Zo’n situatie bestaat al in sommige regio’s en sectoren van de Chinese economie.
China leek in eerste instantie de neerwaartse aantrekkingskracht van de globale recessie in 2008 te ontwijken. Door een ongezien schuldgefinancierd stimuluspakket wist het zichzelf terug te brengen tot een tweecijferige groei. Door dit doen, hielp het de kapitalistische wereldeconomie een depressie in de stijl van de jaren ’30 te vermijden. De schuld die gedurende vier jaar (2009-2012) en in de nasleep van megastimulus werd opgebouwd, weegt nu als een loden blok op de Chinese economie.
China’s schuld is in zeven jaar tijd verviervoudigd van 7000 miljard dollar in 2007 naar 28.000 miljard dollar in 2014, aldus een rapport van McKinsey & Co van 7 februari 2015. In verhouding tot het BBP bedraagt de schuldgraad van China een duizelingwekkende 282%, dat is meer dan Duitsland en de VS. Apologeten voor het CCP-beleid stellen dat China hiervoor “waar voor zijn geld kreeg” met nieuwe steden, snelwegen en hoge snelheidstreinen terwijl de post-2008 stimulusprogramma’s van de westerse kapitalistische overheden vooral naar financiële speculatie gingen. Hoewel socialisten ondubbelzinnig voorstander zijn van sociaal noodzakelijke infrastructuur, woningen en stedelijke ontwikkeling, willen we er op wijzen dat wat echt gebeurd is in China veraf staat van het rooskleurig beeld dat het regime ervan ophangt. Een studie die vorig jaar werd gepubliceerd door onderzoekers van de Chinese overheid stelde vast dat 6.800 miljard dollar aan investeringen, 37% van alle investeringen in China sinds 2009, werd verspild.
Een reeks van prestigeprojecten, om de reputatie van het regime en haar lokale vertegenwoordigers op te poetsen, overschreden consequent de geraamde budgetten als gevolg van omkoping, verduistering, het aanrekenen van te hoge prijzen voor bouwmaterialen en slechte planning. De Drie Kloven Dam overschreed het budget met 100% en de Peking-Shanghai hogesnelheidsspoorweg met 139%. Het Chinese spoornetwerk groeide tussen 2005 en 2010 met 21% in kilometers lengte en vervoerde 45% meer passagiers. Dat vereiste echter een stijging van de investeringen met 518% in diezelfde periode. De private bedrijven die betrokken waren bij de bouw, rekenden stelselmatig te veel aan. Caixin stelde dat sommige toeleveranciers 30.000 yuan ( 4.800 dollar) aanrekenden voor één enkele stoel op een hoge snelheidstrein. Het bedrijf in Shanghai dat de belangrijkste leverancier werd voor stoelen op de Chinese hogesnelheidstreinen, “rekende driemaal de prijs van de concurentie”. De verklaart hoe het voormalige spoorministerie een schuld opbouwde van 2,2 biljoen yuan (354 miljard dollar) – groter dan de totale schuld van Griekenland.
Overcapaciteit
Nu moet de economie afrekenen met de gevolgen van de schuldgedreven stimulus. Elke sector heeft te kampen met overcapaciteit. China produceert de helft van alle staal wereldwijd (822 miljoen ton in 2014) maar er is een niet-gebruikte capaciteit van meer dan 200 miljoen ton, het dubbel van de jaarlijkse staalproductie in de Verenigde Staten. Vorig jaar daalde de staalproductie met 3,4%, de eerste krimp in 30 jaar en er wordt voor dit jaar een verdere daling van 10% voorspeld. De vooruitzichten voor de autoindustrie, ’s werelds grootste, is gelijkaardig. Dit jaar kunnen de Chinese autofabrieken 10,8 miljoen meer auto’s maken dan er verkocht zullen worden. De ongebruikte capaciteit is het equivalent van ‘twee Japans’. (Japan verkocht 5,5 miljoen voertuigen in 2014).
De overcapaciteit leid tot deflatie. De afgelopen drie jaar daalden de fabrieksprijzen continu, dit jaar versnelt die daling. In maart daalde China’s producer price index (PPI) met 4,6%. Deflatie en lage inflatie spelen de verschillende delen van de wereldeconomie parten, vooral Europa en Japan. Deze deflationaire druk zal verergerd worden als China beslist zich een weg uit de deflatie te exporteren door de yuan te devalueren en aan de valutaoorlog deel te nemen.
Devaluatie creëert inflatie op de thuismarkt door de kost van de import, onder meer van grondstoffen, te doen stijgen. Tegelijk zorgt het voor een deflationaire druk op de andere economieën omdat de Chinese producten goedkoper worden op de wereldmarkt. Totnutoe weerstond het Chinese regime aan de verlokking hiervan, niet in het minst door haar poging om de yuan te internationaliseren als de ‘redback’, een onderdeel van een langetermijnstrategie om de dominante positie van de dollar als ‘greenback’ in het wereldwijde financiële systeem te contesteren. Hiervoor en voor andere internationale doeleinden moet Peking een stabiele munt onderhouden. Naarmate de crisis verdiept, kan het regime gedwongen worden om deze overwegingen overboord te gooien en te opteren voor een devaluatie. Dit zou echter leiden tot toenemende protectionistische conflicten met de Verenigde Staten en Europa en deze maatregel brengt ook weer nieuwe problemen voort.
Toestaan dat de yuan daalt ten opzichte van de dollar zou de kapitaalvlucht uit China, die in de afgelopen twee kwartalen naar recordhoogtes steeg, versnellen. Volgens Barclays Bank vloeide er dubbel zoveel kapitaal uit China dan vorig jaar uit Rusland als gevolg van de sancties onder leiding van de Verenigde Staten. Barclays schat dat er in de laatste 12 maanden ongeveer 300 miljard dollar uit China is weggetrokken (meer dan drie keer het officiële cijfer) om te profiteren van de stijgende dollar en in te spelen op de verwachte verhoging van de intrestvoeten. Een devaluatie, die leidt tot een verhoogde kapitaalvlucht, zou de regering kunnen dwingen om strengere kapitaalcontroles in te voeren. Wat een omkering van de huidige en geplande liberaliseringsmaatregelen zou betekenen. Dat zou op z’n beurt het begin kunnen zijn van een bankrun en financiële paniek terwijl de globale en Chinese kapitalisten in angst terugdeinzen.
Een historische crisis
China’s dilemma benadrukt de waanzin van het huidige economische systeem. Dat komt omdat de productie en investeringen niet gericht zijn op de noden van de maatschappij maar de winsten van een kleine minderheid. De Chinese markt kan de afzet van de fabrieken en de bouwwerven niet aan omdat de meerderheid van de bevolking zich deze dingen niet kan veroorloven. De in totaal ongeveer 260 miljoen migrante werknemers leven in geïmproviseerde woningen en bijna de helft van hen leeft op bouwwerven of in fabrieksbarakken. Tegelijkertijd staan er naar schatting 49 miljoen appartementen leeg in China.
De CCP geloofde dat het in staat was het kapitalisme te slim af te zijn door gebruik te maken van massale overheidsinterventies, leningen van staatsbanken en overheidscontracten om fantastische winsten te creëren voor een kleine partijgebonden elite en tegelijkertijd de negatieve kanten van het kapitalisme, zoals een overproductiecrisis, te ontwijken. De stimulus van 2009 werd door de hele wereld geprezen als een wonder, maar het heeft de economie in een impasse gebracht en nu besluiten de leiders van de CCP dat het oude staatskapitalistische model z’n grenzen bereikt heeft. Omdat ze het socialisme als een alternatief uitsluiten, wat natuurlijk onverenigbaar is met de belangen van de miljardairs die nu de CCP domineren, komt het regime met geen ander antwoord dan een variant van het neoliberaal marktbeleid dat wordt uitgevoerd in de Westerse economieën. Tegelijkertijd geeft ze geen centimeter toe op haar autoritaire controle.
Het is in de financiële sector dat Peking de meest radicale neoliberale hervorming voorbereidt. Dit is nog een reden waarom het lijkt alsof ze carte blanche geeft aan de speculanten op de aandelenmarkt. Tegelijkertijd voert het regime ook de plannen op om de obligatiemarkten en de bankensector te openen voor privékapitaal. Een andere kenmerk van dit proces is de groei van het online bankieren dat gedomineerd wordt door privébedrijven als Tencent en Alibaba, net zoals de aankondiging van Li Keqiang om de restricties op buitenlandse leningen door banken in vier vrijhandelszones op te heffen (Guangdong, Fujian, Tianjin en Shanghai). De liberalisering van de financiële sector in tandem met de liberalisering van het kapitaalverkeer in yuan heeft als doel om door concurrentie de druk op de staatsbanken op te voeren en zo kapitaal meer winstgevend te investeren. Dit verschaft ook de kans aan de CCP-elite, onder meer de princelings die al bekend zijn met de wereld van de haute finance, om zichzelf verder te verrijken en de reeds verkregen rijkdom te legitimiseren.
‘Belt and road’-strategie
Op 1 mei traden de langverwachte depositogaranties van het regime in werking. Deze dekken bankdeposito’s tot 500 000 yuan (80.700 dollar) en zijn gelijkaardig aan de regelingen in andere landen. In het geval van China daarentegen betekent dit het einde van de impliciete garantie dat de overheid eender welk failliet financieel instituut zou redden (omdat deze allemaal in bezit zijn of verbonden zijn aan één of ander onderdeel van de staat). Met deze nieuwe maatregel wordt verwacht dat Peking financiële faillissementen op veel grotere schaal zou toestaan zolang deze geen gevaar zouden zijn voor de bredere economie. Banken en bedrijven die too big to fail zijn, zouden wel gered worden. Deze delicate evenwichtsoefening is erop gericht om de financiële sector meer discipline op te leggen, de excessen van het schaduwbankieren in te perken en de schuldafbouw aan te moedigen. Maar het houdt gigantische risico’s in, vooral omwille van het ondoorzichtige karakter van het schaduwbankieren dat nu instaat voor een derde van alle leningen in de economie. Er liggen potentieel inschattingsfouten en verder onaangename verrassingen in het verschiet.
Tegelijkertijd probeert Xi Jinping verder te gaan met een hele reeks van ambitieuze regionale en internationale initiatieven die als doel hebben China’s financiële macht te verspreiden. Deze vormt een steeds grotere uitdager van het Amerikaans kapitalisme dat op de terugweg is. Maar het heeft ook als doel om nieuwe markten te creëren voor China’s overbodige cement, aluminium, staal en andere producten van de zware industrie die devaluatie creëren op de thuismarkt. Dat is het belang van de Silk Road Economic Belt en de Maritime Silk Road projecten, gekend als de ‘Belt and Road’, dat erop gericht is om massale infrastructuurprojecten te promoten om Azië te verbinden met Europa en Afrika. Het houdt onder andere plannen in voor snelwegen, hogesnelheidstreinen, oliepijplijnen, havens en zelfs een tunnel onder de Mount Everest die gebouwd worden door Chinese bedrijven en gefinancierd worden met Chinese leningen en kapitaal.
Door deze strategie hoopt Peking haar buren meer afhankelijk te maken van het Chinese kapitalisme en zo de poging van de Verenigde Staten om haar invloed te ondermijnen te blokkeren. Een belangrijk bijkomend doel van de ‘Belt and Road’ strategie en de nieuwe regionale bankentiteiten, zoals het AIIB (Asian Infrastructure Investment Bank) dat China creëert om het te ondersteunen, is om het gebruik van de yuan in het internationale financieel systeem te bevorderen. Dat is een voorwaarde voor het Chinese kapitalisme om zich los te maken van de beperkingen van de dollar. Omdat de dollar de belangrijkste reservemunt is – 65% van alle reserves aangehouden door overheden wereldwijd zijn in dollar – heeft de VS een unieke mogelijkheid om haar eigen economisch pad te bepalen en haar voorwaarden aan andere regeringen op te leggen.
De interne tegenstellingen van de Chinese economie, het angstbeeld van een ‘Japans perspectief’ en het risico van een enorme sociale omwenteling als de economie stagneert, dwingen de Chinese staat tot een ‘Grote Sprong naar Buiten’. Dat zal onvermijdelijk leiden tot intensere globale en regionale conflicten en concurrentie. In het verleden werd China’s snelle economische expansie opgevangen en bevorderd door het wereldkapitalisme. Dit kon wegens de uitzonderlijke omstandigheden in de nasleep van de val van het stalinisme in Rusland en Oost-Europa en de snelle maar inherent instabiele groei van het Aziatische kapitalisme. Maar vandaag groeit de globale taart niet meer, maar krimpt ze eerder en kan de strijd voor elke deel ervan bij de rivaliserende elites alleen maar harder worden. Enkel de werkende klasse in China en internationaal kan door zich te organiseren voor een socialistisch alternatief een einde maken aan de economische vernietiging door het kapitalisme dat nieuwe crisissen en internationale rampen aan het voorbereiden is.