1885: oprichting BWP. Ontstaan uit strijd
In 1985 werd het 100-jarige bestaan de Belgische Werkliedenpartij (BWP) uitgebreid gevierd. In Vonk nummer 58, maart-april 1985, schreef François Bliki een dossier over het ontstaan en de eerste stappen van de BWP. De opstelling van de burgerij tegenover de eerste arbeidersorganisaties komt vandaag overigens bijzonder bekend en actueel voor.
“Er is maar één land in de beschaafde wereld, waar men met begeerte en plezier iedere staking als voorwendsel aangrijpt om arbeiders te vermoorden. Dat unieke land is België (…). De Belgische kapitalist staat algemeen bekend om zijn vurige liefde voor de vrijheid van de arbeid. Hij is zo gesteld op de vrijheid van zijn arbeiders om gedurende heel zijn leven voor hem te werken, zonder uitzondering van ouderdom of geslacht, dat hij iedere arbeidswet met verontwaardiging afwijst. Hij huivert bij de gedachte alleen dat een vulgaire arbeider pervers genoeg zou zijn om een hogere lotbestemming te betrachten dan het verrijken van zijn meester, zijn natuurlijke overste (…). Vandaar zijn woeste haat tegen de stakingen. Voor hem is een staking een godslastering, de revolte van een slaaf, het signaal van de maatschappelijke ineenstorting. Geeft nu in handen van die bevende kapitalisten, wreed uit lafheid, de onverdeelde en ongecontroleerde handhaving van de absolute heerschappij, wat het geval is in België, en gij zult er u niet langer over verwonderen dat in dit land de sabel, de bajonet en het geweer wettelijk en regelmatig functioneren als het instrument voor het neerdrukken van de lonen en het hoog houden van de winsten.”
Karl Marx schreef dit in 1869, nadat de stakingen van de glas- en textielarbeiders in Vlaanderen en de mijnwerkers in Wallonië voor de zoveelste keer op bloedige wijze neergeslagen waren.
De geschiedenis van België, sinds haar ontstaan in 1830, is er een geweest van altijd weerkerende en steeds beter door de arbeiders georganiseerde klassengevechten. Daarvan lezen we echter heel weinig in geschiedenisboekjes. De door de burgerij dikbetaalde universiteitsprofessoren en “geleerden” die de schoolboekes volschrijven, zullen zich er wel voor hoeden hierover veel te vertellen. Ook bij de 100ste verjaardag van de BWP zullen we weer in iedere krant uitgebreide verhalen over de geschiedenis van het socialisme lezen, waar vooral veel over datums en grote (verantwoordelijke) persoonlijkheden zal gesproken worden. Maar één element zal hoogstens een paar keer vermeld worden: de dagelijkse strijd die door duizenden, miljoenen arbeiders (ook kinderen en vrouwen) op gevaar van hun leven, bedreigd door broodroof en hongersnood geleverd werd.
De BWP werd in april 1885 opgericht. Dit was niet zomaar een datum: het is een mijlpaal in de geschiedenis van de arbeidersbeweging, een eindpunt van een langdurig proces waarin de Belgische arbeiders met vallen en opstaan naar de gepaste organisatievorm zochten om zich beter te kunnen verzetten tegen een klassenvijand die alle middelen van het staatsapparaat gebruikte om iedere organisatie van de arbeiders in de kiem te smoren.
1830 was een proletarische revolutie
Het kapitalisme is niet zomaar ontstaan. Het handelskapitalisme en later de manufactuur ontwikkelden zich sinds de middeleeuwen in de schoot van het feodalisme in de steden. Maar deze kapitalistische ontwikkeling kwam steeds meer in botsing met de feodale maatschappij. Een van de voornaamste belemmeringen was dat de lijfeigenen gebonden waren aan het land en dat om een beroep te mogen uitoefenen men meester moest zijn van een gilde. Dat maakte dat deze mensen dus niet “vrij” konden uitgebuit worden door het steeds groeiende aantal kapitalisten. Deze belemmeringen maakten het steeds moeilijker om de productiemogelijkheden verder te laten groeien. Als dit gebeurt komen we in een periode van sociale revolutie. De Franse Revolutie van 1789 is er het meest klassieke voorbeeld van. Maar samen met het kapitalisme was binnen de feodale maatschappij ook het proletariaat gegroeid.
De burgerlijke geschiedschrijvers spreken altijd over de decadentie van het Franse koningshuis, de adel van de kerk, maar weinig over de economische crisissen die de massa van de bevolking steeds weer in de grootste ellende bracht.
De Franse Revolutie werd vooral op de barricaden uitgevochten door het volk. In 1789 was het proletariaat echter nog een klein en ongeorganiseerd deel van de bevolking. Als er al een organisatie bestond was het meestal een geheim samenzweerdersgenootschap, maar nog geen massapartij van de arbeiders. De burgerij was als klasse nog jong en progressief. Hun maatschappij was de maatschappij van de toekomst. Het was dan ook betrekkelijk gemakkelijk voor hen om de leiding van de revolutie, eenmaal het vuile werk gedaan was, over te nemen.
Waar in 1789 nog moet gesproken worden van “het volk” zien we in de revoluties van 1830 dat de barricadenbouwers steeds meer kunnen geïdentificeerd worden met het industrieproletariaat dat 40 jaar later al veel sterker ontwikkeld was. In zijn boek: “De proletarische opstand van 1830 in België” beschrijft Maurice Bologne hoe de Belgische burgerij in feite helemaal niet van plan was zich van Nederland af te scheuren maar heel braaf een paar tegemoetkomingen van de Nederlandse koning vroeg. Toen ze zagen hoe de arbeiders, ten gevolge van de economische crisis en de ellende die hiervan het gevolg was, in opstand kwamen, vluchtten ze uit vrees voor represailles van de koning het land uit! Alleen toen bleek dat de revolutie een succes werd, kwamen ze terug en stelden ze zich aan het hoofd van de “nationale revolutie van de Belgen tegen de Nederlandse bezetter”.
Toen België onafhankelijk werd zat de burgerij wel met een zwaar probleem. De arbeiders waren nog steeds bewapend. In de inleiding uit 1891 bij “De Burgeroorlog in Frankrijk” van Marx, zegt Friedrich Engels “dat de ontwapening van de arbeiders het eerste gebod is voor de burgerij die na een door de arbeiders bevochten revolutie het roer van de staat in handen krijgt.” Daar had de Belgische burgerij wel moeite mee. Eerst had ze nog geprobeerd de wapens gewoon af te kopen, maar toen ging ze over tot de eerste grootse smeerlapperij die ze in haar geschiedenis uitgehaald heeft. De arbeidersmilities werden als de eerste geregelde Belgische troepen, compleet met de werkmanskiel als uniform, tegen de Hollands- Pruisische inval van augustus 1831 ingezet. Hendrik Concience, die als 17-jarige Antwerpenaar aan deze veldtocht deelnam geeft in zijn boek “De omwenteling van 1830” wel een klein detail: het Belgische bewind had dit arbeidersleger niet van munitie voorzien!
In zijn in 1885 uitgegeven historische roman “De omwenteling van 1830” trekt E. Anseele (toen nog marxist) de juiste les. Hij schrijft: “Werklieden, zo er in uw land of uw stad een oproer uitbreekt die u het bewind in handen geeft, laat dan uw eerste werk zijn: ontwapening der burgers en wapening van U en uwe zonen.”
Reactie
Het is zoals Marx zegt: bevende kapitalisten worden wreed uit lafheid. De Belgische burgerij had duidelijk het gevaar van een georganiseerde arbeidersklasse ingezien en deed dan ook alles wat in haar mogelijkheden lag om de organisatie van de arbeidersklasse te voorkomen. Dit was vooral duidelijk in het strafwetboek: leden van eenzelfde sociaaleconomische laag mochten niet in gemeenschappelijk overleg optreden met het doel de werkvoorwaarden te veranderen (art. 414 en 415). Met andere woorden: geen stakingsrecht. Erger nog: toen de Oostendse timmerlieden in 1857 eerbiedig om een kleine loonsverhoging verzochten werden ze, ondanks de tussenkomst van hun eigen bazen, tot drie maand gevangenis veroordeeld.
Tussen 1830 en 1860 werden 946 arbeiders tot gevangenisstraf en 149 tot boete veroordeeld omdat ze gestaakt hadden. Verder zei artikel 1781 van het Burgerlijk Wetboek dat bij iedere betwisting tussen arbeiders en patroon over het loon, de patroon automatisch gelijk kreeg. Bovendien werd het Werkmansboekje weer verplicht. Hier kon de patroon alles inschrijven om “weerbarstige” arbeiders na hun afdanking iedere kans op werk te ontnemen.
De eerste arbeidersorganisaties
Het was onder deze zeer moeilijke omstandigheden dat onze voorouders een socialistische partij uit de grond moesten stampen. Maar geen enkele wet, hoe repressief ook, heeft ooit kunnen beletten dat de arbeiders zich steeds opnieuw gingen verzetten tegen de uitbuiting van de kapitalisten.
Aangezien de burgerij d.m.v. het gerecht iedere poging tot organisatie van de arbeiders in de kiem probeerde te smoren, gingen de arbeiders zich vooral in beurzen, mutualiteiten of hulpkassen voor wederzijdse bijstand organiseren. Daarnaast ontstonden ook productiecoöperatieven (bakkerijen enz.) die hoopten op die manier iets fundamenteels in het voordeel van de arbeiders te veranderen. De burgerij zag wel toe dat deze organisaties zich alleen bezighielden met het lenigen van de ergste miserie. Van zodra de gelden van de hulpkassen gebruikt werden om een staking van de leden te ondersteunen werden de kassen direct in beslag genomen. Bovendien konden deze organisaties wel blijven bestaan zolang alles goed ging, bij een economische verslechtering en dus stijgende werkloosheid, gingen de kassen echter direct failliet en was het gedaan met de organisatie.
Verwoede klassenstrijd
Samen met de economische groei in België groeit ook dat deel van de bevolking dat in het industrieel productieproces opgenomen is. Samen met deze groei trekken de arbeiders ook hun lessen: in de praktijk werden de arbeiders steeds duidelijker politiek bewust. Waar de arbeidersstrijd in het begin tegen “de mekanieken” gericht was en men via coöperatieve de ergste ellende probeerde te lenigen, brak tussen 1857 en ’61 te Gent de textielstaking uit. Hierin werden duidelijke looneisen gesteld en werden niet alleen contacten tussen de verschillende fabrieken, maar ook met Brussel en Antwerpen gelegd.
In de jaren ’60 zagen we ook in Wallonië de ene mijnstaking na de andere uitbreken, een stakingsgolf die ondanks de enorme repressie (België had in die jaren een groter leger dan de VS of Engeland) en verschillende doden, jaren bleef aanhouden.
1864- ’72: De Eerste Internationale
Het is in deze periode van verhevigde klassenstrijd dat in Londen in 1864 de Eerste Internationale opgericht wordt. Hier worden door theoretische reuzen als Marx en Engels duidelijke perspectieven en een strategie voor de arbeidersstrijd uitgewerkt. In zijn adres aan de arbeidersklasse schrijft Marx in 1864: “De bevrijding van de arbeidersklasse kan enkel het werk zijn van de arbeidersklasse zelf.” Daarnaast wordt duidelijk gesteld dat de arbeiders niet via de productiecoöperatieven maar wel via de werkstaking en het zich organiseren in vakbonden en politieke partijen de staatsmacht moeten overnemen en de productiemiddelen moet doorvoeren. (Na de nederlaag van de Parijse Commune zou Marx hieraan toevoegen dat het niet voldoende is de staatsmacht over te nemen maar dat het kapitalistische staatsapparaat moet verbrijzeld worden). Daarbij werd de strijd voor het algemeen stemrecht als een (dus niet als enige) middel gezien om dit doel te bereiken.
Het feit dat de Eerste Internationale ook in België aan invloed won, was het niet het gevolg van het feit dat de ideeën van Marx en Engels zo schoon waren, maar omdat ze beantwoordden aan de objectieve noden van de arbeidersklasse in strijd.
In 1867 bereikten de prijzen van aardappelen en brood het hoogste punt van de 19e eeuw terwijl de metaalbazen de goedkopere Duitse steenkool gingen gebruiken, dus minder afzet voor Belgische kolen, afdankingen en lagere lonen. In Charleroi breekt in ’67 een staking uit. Het leger bezet de streek, drie doden. De lonen blijven dalen. In 1868 vallen bij de mijn “de l’ Empin” 6 doden. In 1869 breekt ook in Luik, mede onder invloed van de Internationale, een staking uit: 1 dode. Door haar engagement in deze stakingen kende de Internationale in België een reële invloed. Er werden kernen opgericht in Antwerpen, Gent en Verviers.
De nederlaag van de Parijse Commune in 1871 zou het einde van de Internationale in 1872 betekenen. In de periode van economische heropleving van 1871-72 hadden de Belgische arbeiders onder impuls van de Internationale, nog hun eerste successen geboekt. In Verviers en Brussel dwongen de metaalarbeiders de 10-urendag af, in Brussel konden de timmerlieden en de marmerbewerkers na 5 maanden staking een ernstige loonsverhoging afdwingen. Deze successen legden de basis voor het zelfvertrouwen, solidariteitsgevoel en geloof in de organisatie bij de arbeiders.
De Belgische sectie van de Eerste Internationale stond echter sterk onder invloed van de anarchistische ideeën van Bakoenin en Proudhon. Toen de marxistische standpunten in de Internationale de meerderheid haalden tegen die van Bakoenin, stapte de Belgische sectie er uit. Deze breuk met de duidelijke ideeën, perspectieven en de strategieën van het marxisme zou de Belgische arbeiderspartij van bij het begin hypothekeren.
Ondertussen was de Belgische burgerij wat meer zelfvertrouwd geworden. De herinnering aan de revolutie van 1830 was niet meer zo levendig. De progressieve liberale stroming (die sinds 1846 ontstond) voelde wel veel voor de afschaffing van het coalitieverbond (vooral om hun reeds bestaande productie- en prijsafspraken te kunnen voortzetten). Dit, samen met de massale stakingsbewegingen van de jaren 1860, maakte dat in het parlement in 1866 een “formele” toelating van het stakingsrecht gestemd werd. Alhoewel dit in de praktijk weinig veranderde (stakingen werden uiteindelijk nog even brutaal uit elkaar geschoten) was dit een enorme overwinning. De arbeidersklasse werd een factor waar rekening moest mee gehouden worden in deze kapitalistische maatschappij.
Het marxisme verliest terrein
De bloedige onderdrukking van de Parijse Commune in 1871, de ineenstorting van de Eerste Internationale, dit alles bovenop de economische crisis van 1872-73… dit alles maakte dat het eerste enthousiasme van de arbeiders snel weer afkoelde.
Als marxist trok Lenin echter juist revolutionaire lessen uit de nederlaag van de Parijse Commune. Dit stelde hem in staat zijn meesterwerk “Staat en Revolutie” te schrijven, de fouten van 1871 te voorkomen en de Russische Revolutie tot de overwinning te voeren.
De Belgische leiders trokken echter geen enkele les. Hun enige conclusie was: het revolutionair marxisme is dagdromerij, onrealistisch… Ondertussen haalden de socialisten in Duitsland bij de parlementsverkiezingen enkele zetels. Dit “realisme” sprak meer aan. In Gent werd in 1877 een Vlaamse Socialistische Partij en in Brussel in 1878 de Parti Socialiste Brabançon opgericht.
Samen met een paar Waalse kernen ontstond dan in 1879 de Belgische Socialistische Partij. Het programma was een kopie van het Duitse programma van Gotha. Het was echter vooral in Wallonië waar de anarchistische ideeën van Bakoenin een grote invloed hadden en dus een afkeer “tegen alles wat met politiek te maken had” meebrachten.
Andere, neutrale arbeidersorganisaties, hadden iets tegen de naam “socialist” en sloten liever aan bij de acties voor het algemeen stemrecht die door de progressieve liberalen gevoerd werden.
Zoals alle grote gebeurtenissen in de geschiedenis van de arbeidersbeweging zijn het niet de schone ideeën van een paar leiders, maar de massabeweging van de arbeiders zelf die iets tot stand brengen. Ondanks alle goede bedoelingen van Anseele, De Paepe enz…. kwam het niet tot de oprichting van een arbeiderspartij die overal in België ingeplant was.
De partij werd in strijd gevormd
De jaren 1880 waren weer crisisjaren. De ene staking na de andere liep op een nederlaag uit. Wanneer de arbeidersbeweging in de dagelijkse economische strijd de ene nederlaag na de andere lijdt zien we dat ze op zoek gaat naar een politiek alternatief. Dat zagen we ook in dit beginstadium gebeuren.
In de dagelijkse strijd werd het totale gebrek aan sociale wetgeving scherp aangevoeld. De burgerij kon “volledig volgens de wet” het leger inzetten en de arbeidersstrijd bloedig neerslaag. Voorlopig verwachtten vele arbeiders nog veel van de progressieve liberalen die in 1881 de “Ligue de la Réforme Electorale” oprichtten. Toen de liberalen in 1884 een verkiezingsnederlaag leden, begrepen de arbeiders dat ze van de liberalen niet te veel moesten verwachten en dat de “bevrijding van de arbeiders alleen het werk van de arbeiders zelf zou kunnen zijn.”
Theoretische onduidelijkheid
Daarmee hadden alle voorwaarden voor de oprichting van de Arbeiderspartij zich ontwikkeld. In april 1885 werd dan uiteindelijk in De Zwaan (daar waar K. Marx in 1848 het Communistisch Manifest schreef) de BWP opgericht. Het probleem bleef echter de theoretische onduidelijkheid van de leiding. Hun enige doelstelling was: alle arbeidersverenigingen in België nationaal groeperen.
De Waalse arbeiders stonden nog steeds onder invloed van het anarchisme, verschillende arbeidersverenigingen hadden nog maar pas hun hoop in de progressieve burgerij opgegeven om op zoek te gaan naar een eigen politieke uitdrukking.
Anseele had dan wel een duidelijker perspectief en meer strategisch inzicht maar toen hij voorstelde het programma en de naam van de reeds bestaande BSP over te nemen werd dit direct afgewezen. De naam “Socialistisch” en het radicale programma zou te veel arbeiders afstoten…. Bovendien maakte de vrees voor het direct weer uiteenvallen van de nationale eenheid dat iedere theoretische discussie uit de weg gegaan werd. In plaats van de Belgische Socialistische Partij werd de Belgische Werkliedenpartij opgericht. (Socialistisch betekende in die periode dat men zich duidelijk op het standpunt van de klassenstrijd stelde). In het stichtingsdocument stond enkel dat de BWP zou trachten “door onderlinge verstandshouding het lot van de arbeidersklasse te verbeteren”.
De BWP krijgt vorm op basis van de klassenstrijd
De BWP werd echter direct meegesleurd in de gebeurtenissen van 1886. Toen de Luikse arbeiders de 15e verjaardag van de Parijse Commune wilden vieren, werd de stad door het leger bezet. Het enige gevolg was dat de staking over gans Wallonië uitbreiding nam. Deze staking werd bloedig neergeslagen. Tientallen arbeiders werden vermoord. Willekeurig opgepakte arbeiders werden tot levenslang veroordeeld. E. Anseele die de soldaten opgeroepen had niet op hun broeders te schieten werd tot 6 maand gevangenisstraf veroordeeld! Ondertussen deed Anseele in Gent wel alles om de staking geen uitbreiding te laten nemen en organiseerde de BWP in Antwerpen, Verviers en Brussel meetings die opriepen tot kalmte. De Vlaamse coöperatieven stuurden wel brood naar Wallonië en de BWP nam de verdediging van aangehouden arbeiders op.
De nederlaag van deze stakingen versterkte ook in Wallonië de noodzaak van een politieke organisatie. De BWP werd de draagster van de verwachtingen van de arbeiders in een politieke oplossing. Het bereiken van het algemeen stemrecht en de politieke inbreng van de arbeiders werd gezien als de voor alles noodzakelijke voorwaarde wilden de stakingen nog kans maken. In betogingen van 1887 voor het algemeen stemrecht stapten reeds veel meer Waalse arbeiders mee op.
Revolutionair avonturisme
Maar waar de Waalse arbeiders dan wel hun allergie “voor de politiek” overwonnen hadden, op het gebied van actie vonden ze de strategie van de BWP te gematigd. Vooral de gebroeders Defuisseaux eisten dat de partij het middel van de directe algemene revolutionaire staking zou gebruiken. I.p.v. binnen de partij op politieke basis voor een meerderheid te vechten, gingen ze zo hard te keer dat de BWP-leiding hen op een congres van 1887 gemakkelijk kon isoleren en uitsluiten.
Dit scheen voor de gebroeders Defuiseaux geen probleem te zijn: praktisch gans de arbeidersklasse van Henegouwen verliet samen met hen de BWP en de Parti Républicain Socialiste werd opgericht die begin 1887 opriep tot de revolutionaire staking. De BWP-leiding kon de beweging tot Henegouwen isoleren terwijl de staatsveiligheid deze partij infiltreerde met provocateurs die door hun dynamietaanslagen het alibi gaven om deze staking weer eens bloedig neer te slaan.
Resultaat van deze eerste oppositiebeweging was dat de gematigde standpunten van de BWP-leiding nog meer steun kregen en ook in Wallonië meer invloed kregen. De strijd voor het algemeen stemrecht (die niet door de progressieve liberalen, maar wel door de arbeidersbeweging in verschillende algemene stakingen van 1893, 1902 en 1913 en uiteindelijk door de revolutionaire golf die op WO 1 volgde bereikt werd) maakte van de BWP de politieke uitdrukking van de arbeidersbeweging in België.
100 jaar later
Na 100 jaar zijn de arbeiders er via de socialistische partij er nog steeds niet in geslaagd blijvende veranderingen in het voordeel van de arbeiders door te voeren. Verhofstadt zou niets liever doen dan het stakingsrecht weer afschaffen en er zal nog harde strijd nodig zijn (zie naar Thatcher) om dat te voorkomen.
De rode draad die door de artikels (spijtig genoeg vooral uit linkse hoek) over 100 jaar BWP loopt is: de BWP was van bij het begin reformistisch, ze heeft altijd de strijd van de arbeiders verraden, de beweging afgeremd. Iedere oppositiebeweging (Defuisseaux 1887, De Man 1910, Spaak in de jaren 1930, Renard in de jaren 1950- ’60, De socialistisch jonge wachten, Mandel en La Gauche in 1964….) kon steeds door de leiding uitgesloten of gerecupereerd worden.
Zelfs de revolutionaire golf die na de Russische Revolutie ook België overspoelde en aanleiding gaf tot het ontstaan van de KPB, net zo min als de revolutionaire situatie na WO II waarbij de KBP 12,5% van de stemmen haalde, heeft hieraan niets veranderd. De BWP is en blijft de politieke uitdrukking van de arbeiders in België. Ze is organisatorisch gegroeid uit de massale strijd van de arbeiders in België en ze zal niet zomaar door een groepje “revolutionairen” uit het historisch bewustzijn van de arbeiders verdreven worden.
De huidige crisis van het kapitalistisme word steeds dieper. Dit zaal onvermijdelijk tot een vernieuwde radicalisering, en in de eerste plaats aan de basis van de SP aanleiding geven. 100 jaar geschiedenis van de BWP hebben dit keer op keer aangetoond. Het zou echter verkeerd zijn te zeggen: “dat hebben we al dikwijls zien gebeuren en het leidt toch tot niets”. Het komt er echter niet op aan te vertrekken van wat gebeurd is en de vraag te stellen: “Waarom hebben die verschillende radicaliseringsgolven en massale afsplitsingen de koers van de partij nooit fundamenteel doen veranderen?” Daaruit moeten we de lessen gehaald worden om actief en afhankelijk van politieke bewustzijn van brede lagen van de arbeidersbeweging een politieke rol in dit proces te gaan spelen.
Het marxisme werd bij de oprichting van de BWP in de minderheid gesteld. Het feit dat het geïsoleerd bleef, vooral omdat de vertegenwoordigers ervan zich lieten integreren of tot avonturisme lieten verleiden, heeft gemaakt dat de Belgische arbeiders tot nu toe geen fundamentele maatschappijverandering konden doorvoeren.
Ondertussen blijft het marxisme echter een onvervreemdbaar deel in België. In de radicaliseringsperiode die we nu zien ontwikkelen, zullen we deze ideeën weer steeds meer ingang vinden. De marxistische tendens wil aan deze radicaliseringsgolf een spreekbuis bieden om op die manier de lessen te trekken uit het verleden om de komende strijd met des te meer kans op slagen te kunnen voeren.