Lessen van de staking van 1983
In 1983 was er een opmerkelijke tiendaagse staking in de openbare diensten. Het was een eerste grootschalige beweging tegen de rechtse regering van Martens en Gol. We publiceren de tekst ‘Lessen van de staking’ die in oktober 1983 door onze stroming, toen nog onder de naam Vonk, werd verspreid. Enkel taalkundig zijn er wat aanpassingen aan de tekst gedaan.
Vandaag is de situatie natuurlijk anders. Het interne leven in de sociaaldemocratie is zo goed als stilgevallen, althans wat de bijdragen vanuit de arbeidersklasse betreft. De SP.a en PS worden door arbeiders niet langer gezien als hun partij waarmee ze verandering kunnen bekomen. In het beste geval zien ze deze partijen nog als het minste kwaad. Begin jaren 1980 was dit nog anders en was onze stroming actief binnen de SP. Een Franstalige werking was er nog niet. Het socialistische programma dat we naar voor brachten, werd voorgesteld als een programma voor een socialistische meerderheidsregering. Geen programma gericht op toegevingen en coalitievorming, maar een overgangsprogramma naar een socialistische breuk met het kapitalisme.
Deze tekst bevat heel wat interessante lessen die nog steeds nuttig zijn. De noodzaak van democratische organisatie van de strijd, het belang van actiecomités en een opbouwend actieplan, maar ook de nood aan een socialistisch programma. De septemberstaking van 1983 leidde niet tot een overwinning. De staking toonde de kracht van de arbeidersbeweging, maar de nederlaag leidde tot een periode van een zekere demoralisatie. Dat duurde maar even, in 1986 ontwikkelde reeds een beweging die sterk genoeg was om het lot van de rechtse regering te bezegelen.
We bedanken Liesbeth (LSP-Antwerpen) om onderstaande tekst te digitaliseren.
Lessen van de staking. Extra editie van Vonk, oktober 1983
De staking van het personeel van de openbare diensten van september 1983, wat ook de directe gevolgen ervan voor de Belgische arbeidersbeweging mogen zijn, was één van de grootste gebeurtenissen in de naoorlogse geschiedenis van de arbeidersklasse.
Ondanks alle vooroordelen van de gevestigde maatschappij, ondanks de dreigementen van het politie- en rechtsapparaat, ondanks het gemanoeuvreer van de regering en het schaamteloos manipuleren van de publieke opinie via de pers, radio en TV, toonde de georganiseerde arbeidersbeweging zich als de sterkste macht in de Belgische maatschappij.
Deze staking was een uitbarsting van de ontevredenheid en de opgekropte woede van de arbeiders. De arbeiders wilden duidelijk een einde stellen aan deze regeringspolitiek.
Toen de spoorwegarbeiders van Charleroi spontaan in staking gingen, breidde deze staking zich op een paar dagen uit tot de hele openbare sector. De regering was volkomen verrast.
Het vervoer, de post en als gevolg daarvan delen van de industrie, werden volledig lamgelegd.
De hele economie was geblokkeerd. Ondanks het feit dat de rest van de bevolking ongemakken van de staking ondervond, konden de stakers op de sympathie van de meerderheid van de bevolking rekenen. Zelfs de burgerlijke pers moest dit toegeven.
De staking begon stilaan uitbreiding te nemen tot de privésector. Op maandag 19 september was het al duidelijk dat de privésector massaal zou gevolgd zijn indien de nationale vakbondsleiding hiertoe ondubbelzinnig had opgeroepen.
De regering trachtte een zelfvertrouwde indruk te maken, maar ze was totaal overrompeld. Ze kon op geen enkele steun meer rekenen.
Toen de dagbladen op 20 september waarschuwden dat het verder bestaan van dit systeem zelf in gevaar kwam door de staking, kon Louis Michel van de PRL alleen maar een hysterische aanval doen tegen de RTBF, die volgens hem de “informatie van de regering op systematische wijze verdraaide”. Deze staking is geen overwinning geweest, maar ook de regering heeft weinig reden tot juichen. De regering Martens-Gol heeft een duidelijke waarschuwing gekregen.
Voor de staking dacht de regering dat ze de levensstandaard van de bevolking ongestraft kon afbreken. De zwaksten in de maatschappij werden ondraaglijke offers gevraagd. Aan de andere kant werd fiscale amnestie verleend aan degenen die via speculatie en de arbeid van anderen rijk geworden waren. Het leek wel een lugubere grap!
De regering kent nu de kracht van de arbeidersbeweging. In deze staking ging het om meer dan alleen maar de begroting van ’84. De regering Martens- Gol werd bijna ten val gebracht. Met een andere leiding zou zich heel gemakkelijk een algemene staking samen met de privésector ontwikkeld hebben die heel vlug het kapitalisme zelf in vraag zou gesteld hebben. Maar niet alleen de kapitalisten en hun politieke spreekbuizen zullen de lessen uit de deze staking trekken. Uit deze staking zijn belangrijke lessen te trekken voor de vakbondsmilitanten en de honderdduizenden jonge arbeiders die in deze staking voor de eerste keer bij een actie van de georganiseerde arbeidersbeweging betrokken werden.
De rol van de vakbondsleiding
Het ACV
De strijdbaarheid die de ACV-basis op verschillenden plaatsten aan de dag legde, stak duidelijk af tegen de rol van de nationale vakbondsleiding.
Deze leiding nam op geen enkel ogenblik het initiatief om de beweging uit te breiden en te versterken. We konden het belachelijke schouwspel meemaken van een “leiding” die door haar basis geleid werd.
De leiders van de CVCC en de CCOD [christelijke centrales in de openbare sector] zijn niet met de actie begonnen, maar ze wisten ook dat ze de beweging niet zomaar een halt konden toeroepen. Ze wisten goed genoeg dat de arbeiders vastbesloten waren om te ageren tegen deze regeringsmaatregelen.
Zoals later bleek had de ACV-leiding van bij het begin maar één bekommernis: de stakingsbeweging afremmen.
In Luik en Charleroi was de CVCC-leiding zelfs bereid de oproep van de basis tot uitbreiding van de staking tot de privésector te verwoorden. Het moet nu wel duidelijk zijn dat ze dit alleen maar deed om de steeds militanter wordende basis onder controle te houden. Alleen omdat de basis van de CCOD en de CVCC in Wallonië meer strijdbaar is, is in de periode tot aan de het voorakkoord geen enkele teken van het schandalige verraad merkbaar.
In Vlaanderen (vooral in Antwerpen) was dit verraad al van bij het begin merkbaar. De bekendmaking van het voorakkoord, waarin bijna geen enkele verbetering op de vorige voorstellen voorkwam, en dat goedgekeurd werd zonder enige voorafgaande raadpleging van de basis, was een zware slag voor de eenheid en het moreel van de stakers, die een verbeten strijd voerden voor het behoud van hun levensstandaard.
Vanaf dit ogenblik begonnen de zwakkere en meer onzekere elementen zich tegen de staking te verzetten. De arbeiders zullen zich deze ondertekening als een verraad blijven herinneren. De morgen van na de afkondiging van het voorakkoord kwamen de arbeiders, dikwijls samen met vrouw en kinderen, mee betogen om te tonen dat ze de staking verder wilden zetten en het voorakkoord verwierpen.
In Oostende werd een poging om de socialistische en katholieke arbeiders van elkaar te scheiden verijdeld en stemden 80 procent van de arbeiders op een gemeenschappelijke vergadering voor het verderzetten van de actie. In Antwerpen, waar de CCOD-leiding de beweging reeds vanaf de eerste dag probeerde te boycotten, stemde een strijdbare ACOD- vergadering voor de onvoorwaardelijke verderzetting van de staking. De katholieke LRB [lokale en regionale besturen] verloor 257 leden aan de socialistische.
Twee katholieke delegees waren zo gedegouteerd, dat ze hun lidmaatschapsboekje aan het piket verscheurden. In Brussel werd twee dagen na het voorakkoord door de socialistische arbeiders (maar ook de katholieke arbeiders liepen mee) massaal betoogd voor de vederzetting van de actie. In Luik en Charleroi werd unaniem voor de verderzetting van de staking gestemd. Ook in Gent werd het voorakkoord verworpen. Dit alles toont aan hoe ver de vakbondstop van zijn eigen basis vervreemd is.
Het is van levensbelang dat de arbeiders van het ABVV, die een diepe en begrijpelijke afkeer hebben gekregen van de rol die het ACV in deze staking heeft gespeeld, bij het leveren van kritiek een duidelijk onderscheid maken tussen de basismilitanten en de leiding.
De grote meerderheid van de christelijke stakers vochten tegen hun eigen “leiding”. De houding van een D’Hondt of een Houthuys mag de solidariteit van de basismilitanten van beide vakbonden niet in gevaar brengen.
We vinden bovendien dat de strijdbare militanten van het ACV hun vakbond beter niet verlaten, maar in hun eigen vakbond een campagne starten, waarbij ze de lessen van de staking trekken en uitleggen en vechten voor leiders die bereid zijn en in staat zijn de taken die hen in de komende stakingsbewegingen zullen gesteld worden, ook uit te voeren.
Het ABVV
De ABVV-leiding is echter ook medeverantwoordelijk voor de uiteindelijke mislukking van de staking. De ABVV-leiding stond, tenminste in woorden, meer op het standpunt van de basis dan de ACV- leiding. Het nationaal bureau van het ABVV erkende de eis tot een “veralgemening” van de staking samen met de privé. Het moet ook gezegd worden dat ze weigerden de wil van de basis te volgen. Dag na dag dreigden ze met een algemene staking, maar ze waren bang om deze ook uit te roepen. Aan de stakers werd er gevraagd te wachten tot “de resultaten van de volgende vergadering”.
De ABVV-leiding wist niet dat ze met haar eigen macht, die ze plots in de schoot geworpen kreeg, moest aanvangen.
Ze kon niet terug, daarvoor was de stakingsbeweging te sterk. Maar ze had ook geen idee over hoe het nu verder moest. Ze probeerde dus tijd te winnen in de hoop dat de regering met een beter voorstel voor de dag zou komen. Daardoor werd ze een rem op de verdere ontwikkeling van de staking.
Organisatie
Er werd geen enkele poging ondernomen om de strijd die in de verschillende delen van het land gevoerd werd met elkaar te verbinden. Vooraleer een stakingsbeweging volledig bewust kan worden van haar eigen kracht, en om de strijdbaarheid van de werkers te verhogen, is het nodig om nationale meetings en betogingen te organiseren. Op die manier kunnen de arbeiders zich een beeld vormen van de situatie en de nieuwe ordewoorden hierop baseren.
Voor een stakersbeweging als deze is het ook noodzakelijk dat een democratische structuur met actiecomités op lokaal, regionaal en nationaal vlak verder gezet word. Alleen op die manier was het mogelijk geweest het enorme potentieel aan initiatief en energie van de werkers aan te wenden om deze staking tot een succes te doen uitgroeien.
Zo’n organisatiestructuur had ook een vlottere en meer bewuste discussie mogelijk gemaakt over de juiste doelstellingen van deze staking en de manier waarop deze doelstellingen bereikt moesten worden. Bovendien zou op die manier het grootst mogelijk aantal werkers betrokken geweest zijn bij de bewuste leiding, organisatie en versterking van de beweging.
De traditionele vakbondsstructuur, alhoewel ze schijnbaar voldoet onder normale omstandigheden, blijkt in een massale stakingsbeweging als die van september niet meer te volstaan.
In een stakingsbeweging is de organisatie alles behalve een tweederangsprobleem. Ook op dit vlak moeten de lessen uit deze staking voor de toekomst getrokken worden.
De algemene staking
De duidelijkste aanwijzing dat de leiding van de socialistische vakbonden er niet ernstig over nadacht om tot een algemene staking, samen met de privé over te gaan, was misschien wel het uiterst beperkt programma zelf dat ze aan de stakers voorstelde.
Was het werkelijk de bedoeling van de ABVV-leiding om op te roepen tot een algemene staking, waarbij de hele bevolking gemobiliseerd werd en waarbij het hele sociale en economische systeem verlamd wordt… alleen maar om de begroting te herzien?
Een algemene staking zou gevolgen gehad hebben die veel verder gingen dan de begroting van ’84. De slogan: “Op naar de algemene staking” mag niet zo maar gesteld worden. Een algemene staking brengt voor de arbeidersbeweging de vraag van de macht zelf naar voren, als een direct en concreet probleem.
Een algemene staking maakt de rol van de verschillende klassen in de maatschappij duidelijk en dus niet alleen aan een paar politieke militanten maar aan miljoenen werkers die in actie komen.
Wanneer gans het productieapparaat lam ligt, kunnen de kapitalisten geen enkele rol meer spelen en wordt het duidelijk dat ze feitelijk nergens voor nodig zijn. Ondanks dat zullen ze echter hun positie als klasse trachten te heroveren.
Een algemene staking uitroepen betekent oproepen voor een finale confrontatie tussen beide klassen. Bij een algemene staking bestaat er niet één, maar bestaan er twee staten in het land. De kapitalistische staat kan niet meer regeren en zijn macht wordt direct bedreigd. Ondertussen ontwikkelt zich via vakbonden, de stakerscomités en de gemobiliseerde arbeidersklasse het embryo van een nieuwe staat. Oproepen voor een algemene staking van onbeperkte duur betekent niets anders dan de arbeidersklasse naar de machtsovername voeren.
Maar wat was de politiek van de ABVV-leiding? De enige eis die van de eerste tot de laatste stakingsdag naar voor gebracht werd, was wel het minste wat kon gevraagd worden, nl dat de regering de begroting herziet.
Er werden zelfs geen reformistische eisen, laat staan een eis tot verbetering i.p.v. een daling van de levensstandaard naar voren gebracht. Het was duidelijk dat de idee van de machtsovername nooit in het hoofd van de leiding opkwam.
Daardoor was een duidelijk socialistisch programma nodig dat opkwam voor de 36-uren week NU zonder loonverlies en met evenredige aanwervingen, een minimumloon van 25.000 fr. netto, werk of volle loon en het onmiddellijke herstel van de index. Er moest duidelijk uitgelegd worden dat, indien het kapitalisme zich deze beperkte eisen niet kan veroorloven, wij ons het kapitalisme niet meer kunnen veroorloven. Dan moet er een socialistische regering komen die de sleutelsectoren van de economie, de banken en de verzekeringsmaatschappijen onder arbeiderscontrole en zelfbeheer moet nationaliseren. Op die manier zou de economie bewust kunnen gepland worden in het belang van iedereen en niet langer in het belang van een kleine minderheid.
Het programma (m.a.w. de doelstellingen van de stakersbeweging) moet overeenkomen met de omvang van de stakersbeweging. Als de leiding van de basis vraagt om een algemene staking uit te roepen, maar ondertussen geen enkel programma voorstelt, dan betekent dit enkel dat deze leiding geen enkel begrip heeft van wat een algemene staking juist betekent.
Het heeft weinig belang rond welke eisen een staking juist begonnen is. In 1968 zagen we in Frankrijk dat de eerste eisen vlug op de achtergrond verdwenen van zodra de staking een bepaald niveau bereikt had.
De staking van ’68 in Frankrijk begon rond beperkte economische en sociale eisen, maar toen 10 miljoen arbeiders in staking waren, toen De Gaulle het land uit gevlucht was, toen de regering in totale paniek was en het leger met de stakers begon te sympathiseren begonnen de arbeiders de organisatie van de maatschappij in eigen handen te nemen.
In ’68 was er een revolutie die echter mislukte omdat de leiding (vooral de leiders van de Franse KP en hun vakbond) weigerden de logische besluiten te trekken uit deze staking en hun programma bleven beperken tot reformistische eisen die binnen het kader van het kapitalisme zelf kunnen ingewilligd worden. In België ging de vakbondsleiding niet eens zo ver, ze vroeg gewoon niets.
Eenmaal de werkers zich bewust zijn van de nieuwe situatie, eenmaal ze zich realiseren hoe groot hun macht is, gaat hun bewustzijn snel stijgen. Ondanks het feit dat deze staking tot de openbare sector beperkt bleef, zagen we dit ook nu gebeuren. Toen ze zagen hoe de staking zich ontwikkelde en dat de ganse arbeidersklasse bereid was een vastberaden strijd te voeren, verwachte een groot deel van de stakers dat de staking algemeen zou worden en dat de regering zou vallen. Op die plaatsten waar de staking het best werd opgevolgd hoorden we discussies over “wie moet er in de plaats van Martens- Gol komen?” “Zou een socialistische regering in staat zijn de problemen op te lossen?” “Zou een nieuwe regering niet gewoon verder moeten bezuinigen zoals bv Mitterand in Frankrijk?” “Wat moet de regering doen om deze crisis op te lossen?”
Ook m.b.t. het programma en de doelstellingen van de stakersbeweging zagen we dat de vakbondsleiding hopeloos achter de basis aanliep.
Maar laat ons voor een ogenblik veronderstellen dat deze staking zich tot een algemene staking van onbeperkte duur, samen met de privé, zou ontwikkeld hebben. Onder zulke omstandigheden zou Martens- Gol zeker bereid zijn geweest de “begroting te herzien”. En dan? Zou de leiding de staking dan afgezegd hebben? Dat zou nog een grotere nederlaag geweest zijn dan het goedkeuren van het voorakkoord!
In een algemene staking van onbeperkte duur wordt de vraag van de macht gesteld. Ofwel neemt de arbeidersklasse de industrie en de staat in eigen beheer, ofwel capituleert ze voor de kapitalistenklasse, die altijd wel bereid zal zijn iets toe te geven voor ze alles verliest. De vakbondsleiding was echter verantwoordelijk voor het feit dat deze staking zich niet tot een algemene staking kon ontwikkelen.
Welk programma voor de SP?
De Socialistische Partij is de enige politieke massaorganisatie van de arbeiders in België. Nu de staking voorbij is, zullen vele werkers op het politieke vlak naar een oplossing zoeken voor hun problemen. Het is enkel de Socialistische Partij die rechtse partijen kan verslaan.
De geloofwaardigheid van SP lijdt echter onder de gevolgen van tientallen jaren reformisme en coalitieregeringen met burgerlijke partijen. In de laatste verkiezingen behaalde de SP slechts 22 procent in Vlaanderen en de PS 27 procent van de stemmen in Wallonië.
Maar hoe reageerde de SP-leiding op deze staking? In De Morgen van vrijdag 23 september (de laatste dag van de staking dus) werd een interview afgenomen met Van Miert. Op de vraag: “Dat de regering deze staking overleeft, heeft dat niet te maken met het ontbreken van een politiek alternatief? In tegenstelling tot Spitaels heeft de SP niet gezegd dat ze klaar staat om een andere coalitie te vormen?”, antwoordt Van Miert: “Dit was een bij uitstek syndicale actie. Iedereen weet dat we het over een compleet andere politieke boeg willen gooien. Een sociaaleconomisch alternatief. Vanaf het ogenblik dat we partners vinden om dat alternatief in de praktijk om te zetten, nemen we onze verantwoordelijkheid op.”
Gedurende de staking riep het katholieke CVCC op om in de volgende verkiezingen niet te stemmen voor de CVP. Maar als het enige alternatief een CVP-SP regering is, waarom zouden ze dan voor de SP stemmen? Tussen ’45 en ’81 zat de SP meer dan 20 jaar lang (meestal met de CVP) in een coalitieregering. De christelijke arbeiders zagen dan ook geen verschil tussen de politiek van de CVP en de SP.
Nu de CVP samen met de Liberalen een politiek voert die duidelijk tegen de arbeiders en in het belang van het kapitaal is, beginnen hun ogen open te gaan. Binnen de christelijke vakbond en vooral bij de jeugd (KAJ) hoorden we al verschillende oproepen tot het vormen van een katholieke arbeiderspartij. In Wallonië is dit proces al veel eerder gevorderd. Indien de SP een duidelijk socialistisch programma aannam, dan zouden de christelijke arbeiders massaal naar ons overkomen en zou gemakkelijk een meerderheid voor een politiek in het belang van de arbeiders gevonden worden. Dan zou het bovendien niet nodig zijn dat de christelijke arbeiders een eigen politieke partij oprichten. We hebben nu al twee vakbonden, een socialistische partij die gesplitst is in een Vlaamse en een Waalse vleugel. Als daar nu nog eens een christelijke arbeiderspartij bijkomt, is de verdeling nog groter. Hier ligt een grote verantwoordelijkheid bij de SP-leiding. Zij mag niet toelaten dat de arbeiders nog eens verdeeld worden. Het beleid van deze leiding is immers verantwoordelijk voor de splitsing van de partij op nationalistische basis. Ze voerde de partij in het doodlopend straatje van het reformisme en trapte in de val van het nationalisme. Het programma van de partij komt hierdoor weinig geloofwaardig over en zal de crisis van het kapitalistisch systeem niet kunnen oplossen.
Het SP-alternatief
Het SP-alternatief gaat uit van de vaststelling dat de politiek die op dit ogenblik in alle kapitalistische landen gevoerd wordt er een is die de koopkracht van de bevolking via loonsverlagingen en besnoeiingen in de sociale zekerheid vermindert. Dit geeft alleen aanleiding tot meer faillissementen en werkloosheid (dus nog minder koopkracht) waardoor de economie nog meer achteruit gaat. Dit noemen de kapitalisten een aanbodeconomie waarmee ze bedoelen dat het bedrijfsleven ten koste van alles meer winstgevend gemaakt moet worden waardoor de kapitalisten weer bereid zouden zijn tot meer investeren.
Daartegenover stelt het SP-alternatief een vraageconomie waarbij de overheid juist meer geld in de economie moet pompen waardoor er meer goederen gevraagd worden zodat de bedrijven weer meer kunnen produceren, dus meer werknemers aannemen enz. … Maar dat is juist de Keynesiaanse politiek die sinds WO 2 gevoerd werd en uiteindelijk in gans de wereld tot de enorme inflatie geleid heeft die we sinds het begin van de jaren ’70 gekend hebben. Wat de SP nu voorstelt, is niets anders dan de politiek die ze reeds 20 jaar samen met de CVP gevoerd heeft en alleen maar tot een steeds verdere afbrokkeling van het stemmenpercentage van de SP geleid heeft. Bovendien kon deze politiek alleen maar gevoerd worden omdat niet alleen de arbeiders, maar ook de burgerij zelf er voordeel bij hadden.
De verkeerde idee van “selectieve groei” via staatstoelagen die door de SP- leiding nu wordt voorgesteld als een middel om de crisis te bestrijden is reeds uitgeprobeerd en mislukt, zowel in België als in het buitenland.
Een socialistisch alternatief
De huidige kapitalistische regering voert nu d.m.v. volmachten een frontale aanval door op de verworvenheden van de arbeiders. Het enige antwoord dat de SP hierop kan geven is een even frontale aanval op de verworvenheden van het kapitaal. De oppositie van de CVP-politiek toont aan welke steun de SP zou krijgen wanneer ze zich radicaal tegen het kapitaal opstelt. Daarom mag onder geen enkele voorwaarde nog maar over een coalitie met de CVP (en zeker niet met de PVV!) gesproken worden. De SP moet zich duidelijk opstellen als de enige vertegenwoordiger van de arbeiders tegen het kapitaal. Als op die manier een parlementaire meerderheid kan bekomen worden (hetgeen heel vlug kan gebeuren!) kunnen we de kapitalisten die zich jarenlang op onze rug hebben verrijkt voor deze crisis laten betalen.
De staking van het overheidspersoneel heeft slechts één ding bewezen: De arbeiders zijn bereid te vechten. Een duidelijk socialistisch alternatief zou niet alleen bij het overheidspersoneel, maar ook bij de privé nog een groter enthousiasme en een nog grotere strijdvaardigheid teweegbrengen. Daarom vechten we met Vonk binnen de SP voor het aannemen van een programma dat de volgende eisen moet bevatten:
- Onmiddellijk en volledig herstel van de index
- Opheffing van de volmachten en volmachtbesluiten
- 36-urenweek NU, met bijkomende aanwerving en zonder loonverlies
- Een minimumloon van 25.000 fr. netto
- Werk of volle loon
- Democratische controle en zelfbeheer van de openbare diensten, weg met bureaucratische verspilling en inefficiëntie
- De nationalisatie van de grote monopolies onder arbeiderscontrole en zelfbeheer om de economie te kunnen plannen in het belang van allen en niet alleen voor de winst van een handvol kapitalisten
Een herenigde SP (met de PS) moet hier rond een zo breed mogelijke campagne voeren, zowel naar de basis van de SP als naar de basis van het ACV en de niet-georganiseerde arbeiders. In deze campagne moet de SP oproepen voor nieuwe verkiezingen die het aan de SP mogelijk maken dit programma door te voeren.
Alleen op die manier kan een einde gesteld worden aan deze politiek van inleveren en loonverlies en kan een eerste stap gezet worden in de richting van een socialistisch België als eerste stap naar een socialistisch Europa en een socialistische wereld.
Eenheid Vlaamse-Waalse arbeiders
Een van de belangrijkste lessen van de staking voor de arbeidersbeweging hier in België, is ongetwijfeld de noodzaak tot eenheid van Vlaamse en Waalse arbeiders tegen de regering. In het verleden zijn tal van acties op een nederlaag uitgelopen omdat de arbeiders verdeeld waren.
Zo is er de Socialistisch-Christelijke verdeeldheid, de verdeeldheid tussen de openbare en privé- sector, en bovenal de Waals-Vlaamse verdeeldheid. Maar wat heeft de afgelopen staking bij de overheidsdiensten ons nu geleerd? Heel belangrijk is, dat vele vooroordelen die de Waalse arbeiders in het verleden hadden t.o.v. hun Vlaamse kameraden en vice versa, tijdens deze staking in het niets zijn verdwenen. In het verleden hebben we vaak gezien dat acties in Wallonië geïsoleerd bleven, en weinig respons kregen in Vlaanderen. Deze acties hadden dan ook als voornaamste resultaat dat ze de verdeeldheid tussen Vlaamse en Waalse arbeiders aanscherpten. Hoewel met deze staking lang niet het verhoopte resultaat is bereikt, leert ze ons dat een nationale regering enkel door de ganse arbeidersbeweging over de taalgrenzen heen, effectief kan bestreden worden. Want hoezeer de regering ook probeerde een zelfverzekerde houding aan te nemen gedurende de staking, één ding staat vast: ze beefde van angst voor haar voortbestaan. Ook nu weer probeerde de burgerlijke pers de communautaire kaart te spelen. Erg overtuigend was ze echter niet. Zo schreef Manu Ruys in “De Standaard”: Het is een Belgische traditie dat sociale beroering op grote schaal haast altijd word uitgelokt door de Waalse vakbonden, en dat de Vlaamse arbeiders dan volgen, soms tegen wil en dank.
Maar wat hebben we nu gezien? Ook in Vlaanderen was de staking vrijwel algemeen. Ook al werkte hier het veel sterkere ACV de staking in sommige gebieden duidelijk tegen, zoals in Antwerpen, werden anderzijds o.a. Gent en Oostende, vanaf het begin tot het einde acties in een gemeenschappelijk front gevoerd. Men kan dus moeilijk beweren dat de Vlaamse overheidsdiensten “tegen wil en dank” werden meegesleurd in een staking. Verder was er de Antwerpse delegatie in Charleroi, die met luid gejuich werd begroet door hun Waalse kameraden. Helaas weigerde de vakbondsleiding hen het woord te geven om hun kameraden in te lichten over de strijd in Antwerpen. Nochtans is dergelijke informatie broodnodig voor een succesvolle strijd.
Arbeiders in streken waar het moreel aan het afbrokkelen is, kunnen een hart onder de riem gestoken worden door het succes van de strijd in andere gebieden. Voor deze informatie was echter iedereen aangewezen op kranten, radio en TV. Deze media geven echter een vals of onvolledig beeld van de beweging, omdat ze in handen zijn van de kapitalisten.
Op een vergadering van de spoorarbeiders op zondag 24 september te Charleroi, werd de vastberadenheid de Vlaamse arbeiders, die onder zeer ongunstige omstandigheden de strijd hadden gevoerd, zoals de spoormannen in Limburg, met een warm applaus toegejuicht. (La Cité 26 september).Dit alles toont dan ook duidelijk aan waar de tegenstellingen in België in werkelijkheid liggen.
Tijdens de hele beweging was de communautaire rompslomp in de hoofden van de arbeiders helemaal op de achtergrond verdwenen. Zelfs de oorspronkelijke reden waarom de actie op gang gebracht was verdween tijdens de staking op de achtergrond.
De strijd werd niet langer gevoerd om de maatregelen ongedaan te maken, maar was duidelijk gericht op de val van de regering. De tegenstelling lag duidelijk tussen arbeiders in heel België en de huidige patronale regering.
Het is dan ook onjuist te beweren dat de strijd op een gedeeltelijke nederlaag is uitgelopen door “de schuld van Vlaanderen”. Dit sluit echter niet uit dat nationalistische gevoelens, ook in de arbeidersbeweging, in de toekomst opnieuw kunnen opflakkeren.
De enige manier om dit te voorkomen en de eenheid te bewaren is juist het aannemen door de SP (PS) en het ABVV van een duidelijk socialistisch programma zoals hierboven beschreven.
Maar hoe staan we nu als marxisten tegenover het nationaal probleem?
Indien een meerderheid van de bevolking in Vlaanderen of in Wallonië zich voor een onafhankelijke regering, of zelfs voor een volledige afscheiding zou uitspreken, moet de arbeidersbeweging dit als een fundamenteel democratisch recht erkennen. Maar terwijl het noodzakelijk is dit recht op zelfbeschikking te verdedigen, betekent dit geenszins dat we deze zelfbeschikking zouden propageren.
Afscheiding zou immers geen enkele van de sociale en economische problemen waarmee beide gemeenschappen worden geconfronteerd oplossen. Onder alle omstandigheden moet de arbeidersbeweging echter elke verdeling van haar organisaties tegengaan. De arbeiders van beide landsdelen (en in feite over de gehele wereld) hebben identieke klassenbelangen. Om deze belangen te kunnen verdedigen, is een eenheidsorganisatie nodig. Ook op het syndicale vlak moeten we streven naar de uiteindelijke eenmaking van de beide vakbonden nastreven.
Ondertussen is het noodzakelijk de maximale eenheid in de actie te bevorderen tussen de twee verschillende organisaties. Versterk de vakbonden, versterkt de Socialistische Partij! De lessen uit de staking van september ’83 moeten naar alle hoeken van de arbeidersbeweging worden uitgedragen! Strijd met ons mee voor een verenigde Socialistische Partij op een duidelijk socialistisch programma. Dat is de enige weg voorwaarts!