Europees besparingsverdrag zal geen stabiliteit brengen
Na het falen van de besparingspolitiek, nog meer besparingen
Het besparingsbeleid leidt nergens tot het einde van de crisis. Het zorgt enkel voor massale werkloosheid, een afname van de lonen en uitkeringen, een explosie van miserie,… Samen met een afname van de investeringen door bedrijven (die nochtans voldoende geld hebben) leidde deze politiek vanaf eind 2011 tot een algemene neergang van de economie in de Eurozone. Tal van Europese landen kwamen in een recessie terecht. Het ‘Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie’ dat de EU wil opleggen, heeft als doel om de nefaste besparingspolitiek te institutionaliseren.
Het verdrag zal concreet leiden tot meer besparingsoperaties, meer onrechtvaardige belastingen voor de gewone bevolking en een machtsoverdracht aan de Europese Commissie en de Europese Raad, twee niet-verkozen organen die hun besparingsagenda willen opleggen. Het verdrag is er op gericht dat het voor een nationale regering niet langer wettelijk mogelijk is om zich tegen het neoliberalisme en de besparingen te verzetten. Nadat eerder niet-verkozen regeringen van technocraten werden opgelegd in Italië en Griekenland, wordt nu een nieuwe stap gezet in het aanpakken van het verzet tegen het besparingsbeleid in de verschillende Europese landen. Dat verzet laat zich op straat voelen, maar ook meer en meer bij verkiezingen.
Begrotingsevenwicht en schuldafbouw
Artikel 3 van het verdrag legt op dat het structurele begrotingstekort maximaal 0,5% van het bbp mag bedragen en 1% indien de totale overheidsschuld minder dan 60% van het bbp bedraagt. Om deze norm, die verder gaat dan de nu reeds amper behaalde Maastrichtnorm, na te leven zullen alle landen moeten overgaan tot grote besparingsoperaties waarbij de volledige economie in het gedrang komt. Het argument van de Europese kapitalisten is dat een regering net zoals een gezin niet meer kan uitgeven dan wat het heeft. De zaken zijn net iets complexer dan dat. De EU wil verbieden dat een land massale investeringen in de economie kan doen om zo werk te creëren. Nochtans zijn dergelijke investeringen nodig om de crisis te bestrijden.
Er stelt zich nog een probleem. De term ‘begrotingstekort’ is erg abstract. Vraag aan 10 verschillende economen een definitie en er zullen 10 verschillende antwoorden en cijfers volgen. Voor 2006 schat het IMF het structurele Ierse begrotingstekort op 5,4% van het bbp, terwijl de Europese Commissie het op een overschot van 2,2% houdt. In april 2007 schatte het IMF nog dat er in 2006 een overschot van 2% was. Wie zal er bij de toepassing over het cijfer beslissen? De Europese Commissie zelf! Volgens deze ultra-neoliberale instelling moeten 18 van de 25 Eurolanden in 2013 hun uitgaven met alles samen 166 miljard euro verminderen. Het is ook dezelfde Commissie die wil bepalen hoe een evenwicht moet worden bereikt. We kunnen er van op aan dat de Europese Commissie niet de rijken zal laten aanpakken, maar wel degelijk onze levensstandaard en openbare diensten onder vuur zal nemen.
Artikel 4 van het verdrag gaat over het de afbouw van de overheidsschulden. Voor landen met een totale schuld die meer dan 60% van het bbp bedraagt (het gemiddelde in de Eurozone is 85%…) zou de overheidsschuld jaarlijks met een twintigste van het stuk boven die 60% moeten afnemen. Voor de gehele Eurozone zou dat, indien we gemakshalve uitgaan van een economische nulgroei, neerkomen op een totale schuldafbouw van 2.300 miljard euro of 115 miljard per jaar.
Deze twee artikels maken meteen duidelijk waarom dit verdrag vooral voordelig is voor de grote aandeelhouders, speculanten en schuldeisers. Het verdrag legt een permanent besparingsbeleid op. Het is antidemocratisch, elk ander economisch beleid wordt verboden. En het is een verdrag om de levensstandaard van de gewone bevolking drastisch naar beneden te trekken. Er wordt enkel rekening gehouden met de belangen van de kapitalisten op korte termijn door hun zoektocht naar snelle en maximale winsten gemakkelijker te maken. De gevestigde partijen zijn ideologisch zo sterk aan het neoliberalisme gebonden dat ze zelfs niet opmerken hoe de toepassing van dit verdrag op langere termijn ook vanuit het standpunt van de kapitalisten zelf rampzalig is.
Aanval op de democratie
Het verdrag moet gezien worden in het bredere kader van aanvallen op de democratische basisrechten die samen met de ontwikkeling van de economische crisis zijn ingezet. De Europese Unie is op zich een ondemocratische instelling, het is zelfs geen parlementaire democratie. Er is in de praktijk een machtsconcentratie bij de Europese Commissie en de Europese Raad. Wat er aan ‘democratie’ bestaat binnen de Unie werd de afgelopen jaren al sterk ondermijnd. Zo werden er eind 2001 zes maatregelen genomen om belangrijke beslissingsbevoegdheden van verkozen regeringen over te dragen aan de niet-verkozen Europese Commissie. Deze maatregelen werden het ‘six-pack’ genoemd. In de Europese Commissie is de beslissingsprocedure aangepast waardoor er bijna automatisch sancties worden opgelegd indien de neoliberale dictaten niet worden opgevolgd.
Een van de democratische basisrechten is dat de bevolking van een land de mogelijkheid moet hebben om te kiezen voor een economisch beleid naar keuze. De EU wil nu gaan naar een situatie waarbij de bevolking gelijk welke regering kan verkiezingen, tenminste als het een neoliberale regering is. Het doet wat denken aan de uitspraak van Ford bij het begin van de massaproductie van auto’s: “je kan gelijk welke kleur van wagen kiezen, zolang het maar zwart is.” Het neoliberalisme wordt niet meer voorgesteld als een economische keuze, het wordt een verplichting. Het is deze logica die eerder werd gebruikt om de verkozen regeringen van Griekenland en Italië te vervangen door regeringen van bankiers.
Artikel 5 van het verdrag voorziet een mechanisme waardoor een land onder direct toezicht kan worden geplaatst. In dat geval kan de regering niet meer zelf beslissen over de begroting of het economische beleid. Als de regels van het verdrag strikt worden toegepast, zou dit momenteel in 23 van de 27 EU-lidstaten zo zijn. Artikel 7 is er op gericht om een besparingsclub te vormen van de beste leerlingen van de Europese besparingsklas die kunnen beslissen over de sancties die worden opgelegd. Bij de stemming daarover zouden landen die zelf sancties kregen immers niet mogen meestemmen.
Biedt dit verdrag een antwoord op de crisis?
Alle gegevens wijzen erop dat ook met dit verdrag Ierland, Griekenland en Portugal in een diepe recessie zouden terechtgekomen zijn. In 2007 had Ierland een overheidsschuld die minder dan 60% van het bbp bedroeg en er was een begrotingsoverschot. Dat was grotendeels ook zo in Spanje en Portugal. Het argument dat dit verdrag een antwoord zou bieden op de crisis, is een poging om de geschiedenis te herschrijven.
Bij de ineenstorting van de bank Lehman Brothers in 2008 zagen zelfs de meest rechtse politici zich verplicht om kritiek te geven op het ‘casino-kapitalisme’. Er werd gesproken over de nood aan een strengere regulering van de banksector. Vandaag zegt hetzelfde politieke en economische establishment dat de crisis veroorzaakt is door onverantwoorde overheidsuitgaven. De snel stijgende overheidsschulden zijn grotendeels het gevolg van de tussenkomst van de overheden bij het redden van de banken en het overnemen van private schuldenbergen. De enorme omvang van de overheidsschulden is het resultaat en niet de oorzaak van de crisis. De ‘oplossing’ die in dit verdrag wordt voorgesteld, is een remedie die uitgaat van een totaal foutieve diagnose.
Een akkoord van 12 regeringen volstaat om het nieuwe offensief op onze sociale en democratische verworvenheden in de praktijk om te zetten. We kunnen niets verwachten van de kapitalistische politici die het in algemene woorden hebben over een groeipolitiek zonder hun besparingsbeleid in vraag te stellen. We moeten ons verzetten op straat en op de werkvloer. Een algemene staking op Europees vlak zou een uitstekend wapen zijn waarmee meteen ook geantwoord wordt op de opmars van nationalisme in het ongenoegen dat door het beleid van de EU wordt versterkt. Het zal voor steeds meer mensen duidelijk worden dat het kapitalisme ons enkel nog meer besparingen te bieden heeft en dat er een alternatieve socialistische politiek nodig is doorheen Europa.
Ierland. Pyrrusoverwinning voor politieke establishment
Het Ierse referendum over het Fiscaal Verdrag leverde een meerderheid van 60% op bij een lage opkomst van 51%. Het verdrag omvat een aantal begrotingsregels die het besparingsbeleid institutionaliseren en zorgen voor een verdere afbrokkeling van de democratische rechten. We publiceren een (ingekort) verslag van de Socialist Party in Ierland over dit referendum en de perspectieven voor de komende periode.
Het resultaat van het referendum kan door de regering echter niet als belangrijke overwinning of als steun aan het gevoerde besparingsbeleid gezien worden. Een minister moest toegeven dat velen met een ‘enorme terughoudendheid’ ‘ja’ stemden. De krant Sunday Independent stelde: “Dit is geen stem van vertrouwen in Europa of voor de regering, de overwinning van het ja-kamp in dit referendum was eerder een wanhoopsdaad.”
De Socialist Party en haar bekendste publieke figuren, parlementsleden Joe Higgins, Clare Daly en Paul Murphy, stond vooraan in de campagne tegen het verdrag. Onze rol werd algemeen erkend.
Intimidatie
De Ja-campagne moest het hebben van dreigementen en chantage. De tekst van het Fiscaal Verdrag werd afgelopen zomer opgesteld, maar in februari aangepast met de stelling dat enkel de landen die het Fiscaal Verdrag aanvaarden toegang zouden hebben tot fondsen van het binnenkort op te richten Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Het ESM is een nieuw fonds met 700 miljard euro om bankiers en speculanten te redden en een stabiele euro te creëren.
Deze chantageclausule werd ondersteund door de Ierse regering. Het werd als geweer tegen het hoofd van de Ierse bevolking geplaatst om alsnog ja te stemmen en geen algemene financiële ineenstorting van het land te riskeren.
De bevolking kreeg te horen dat er zonder bijkomende middelen onmiddellijk een rampzalig besparingsbeleid zou moeten komen dat nog erger is dan wat we nu kennen. Er werd gezegd dat de begrotingsvoorstellen in december rampzalig zouden zijn indien het referendum negatief zou uitvallen. Een ja-stem zou stabiliteit, investeringen en jobs opleveren, een neen-stem het tegenovergestelde.
Heel wat mediakanalen volgden het politieke establishment blindelings en zorgden ervoor dat het hele debat over de toegang tot financiële middelen ging, waardoor discussie over het Fiscaal Verdrag en de effecten ervan op het besparingsbeleid werd vermeden.
Het resultaat van het referendum is een uitdrukking van de huidige sfeer en het algemene politieke bewustzijn. Algemeen wordt begrepen dat besparingen slecht zijn voor de economie, er is een breed ongenoegen en oppositie tegen het besparingsbeleid. Dat bleek recent nog in het massale protest tegen de nieuwe huishoudtaks. Die sfeer is vooral onder arbeiders aanwezig en onder diegenen die het hardste geraakt worden door de zware besparingen, nieuwe belastingen en de maatregelen van de afgelopen jaren.
Angst
Voor een groot aantal mensen, in het bijzonder de middenklasse en beter begoede arbeiders, werd de vrees voor de besparingen weg geduwd door een nog grotere angst voor een mogelijke financiële ineenstorting als de garanties van de EU en het IMF ten einde komen. Velen geloofden niet dat de EU het dreigement zou waar maken om geen fondsen meer te voorzien bij een neen-stem, maar er werd toch gekozen voor wat de minst risicovolle optie leek.
De regering van Fine Gael en Labour probeerde zelfs de verkiezingsoverwinning van François Hollande in Frankrijk in te roepen met het idee dat besparingen hand in hand kunnen gaan met groei. Ze beweerden dat er belangrijke groeimaatregelen zouden genomen worden eens het Verdrag erdoor komt.
Anderzijds wezen ze op de economische ineenstorting en onstabiliteit in Griekenland als een gevolg van strijd tegen besparingen en het niet naleven van de voorwaarden bij de reddingsoperaties.
Het feit dat niet algemeen wordt begrepen dat er een alternatief bestaat op het dictaat van de markten en het kapitalisme, of wat een socialistische beleid zou betekenen, tastte het vertrouwen van de mensen om neen te stemmen aan. Dat werd versterkt door het stilzwijgen van de vakbondsleiders. Die zwijgen al 25 jaar, maar vooral hun weigering om iets van strijd tegen de besparingen te organiseren speelt een rol.
Oppositie wordt scherper
Het feit dat ondanks al deze elementen 40% neen stemde, is belangrijk. De ja-stem stond sterk in de middenklassewijken en in het bijzonder op het platteland. In arbeiderswijken liep het aandeel van de neen-stemmen op tot 70%, 80% en zelfs 85%.
Premier Enda Kenny (Fine Gael) en anderen beloofden eens te meer dat er economisch herstel zou komen. De economische en schuldencrisis in de Eurozone wordt nochtans erger wat de gemaakte beloftes snel zal ontmaskeren. Kenny verklaarde ook dat er een akkoord met de EU zal komen om de onhoudbare bankenschulden te verminderen.
Naarmate het duidelijk wordt dat er geen herstel is en geen vermindering van de werkloosheid en dat aanpassingen van de bankenschulden afhankelijk worden gemaakt van nieuwe besparingsmaatregelen, zal ook Ierland ten prooi vallen aan de onstabiliteit die het establishment naar eigen zeggen zo hard wil vermijden.
Met nog meer besparingen en een dieper wordende kapitalistische crisis, is een drastische verandering mogelijk in wat mensen als mogelijk en noodzakelijk zien. Het effect van dictaten, intimidatie en manipulatie kan dan wel eens drastisch afnemen en plaats ruimen voor een grotere openheid voor echte en radicale oplossingen, waaronder ook socialistische antwoorden.
Politieke gevolgen
Het referendum heeft de regering niet versterkt. Als ze het referendum zouden verloren hebben, dan zou de regering wel drastisch verzwakt zijn. Maar nu kreeg de regering het verdrag erdoor met beloften die ze niet kan houden. Hierdoor zal de autoriteit van de regering sneller ondermijnd geraken.
De Labour Party verliest al een groot deel van haar aanhang. Ongeveer een jaar nadat de partij aan de macht kwam, verloor ze volgens een recente peiling al ongeveer de helft van haar electorale steun. Er waren heel wat verslagen die aangaven dat Labour het tijdens de campagne erg moeilijk had in de arbeidersbuurten. Deze druk op en in Labour zal wellicht enkel nog toenemen.
Ook al stonden ze aan de verliezende kant in het referendum, op politiek vlak halen vooral de partijen Sinn Fein en United Left Alliance voordeel uit de campagne.
Sinn Fein kon op heel wat mediabelangstelling rekenen en de campagne van de partij had een impact. Sinn Fein baseerde zich op het verzet tegen de besparingen en benadrukte dat meer dan de aanvallen op de democratische rechten. De partij suggereerde dat een beter akkoord met de EU mogelijk was. De kritiek op de EU en het systeem zelf verdween naar de achtergrond.
Labour probeerde ironisch genoeg Sinn Fein te ontmaskeren met de terechte vaststelling dat Sinn Fein in het zuiden van Ierland beweert tegen de besparingen te zijn, terwijl het in het noorden zelf een besparingsbeleid voert. De hypocrisie van Sinn Fein ging echter verloren in het feit dat dit verwijt van Labour kwam, een partij die niet bepaald de geloofwaardigheid heeft om anderen op dat vlak van hypocrisie te beschuldigen.
Er zijn nog steeds heel wat arbeiders die niet voor Sinn Fein willen stemmen. Maar toch ziet het er naar uit dat vooral Sinn Fein electoraal voordeel haalt uit de politieke crisis die alle gevestigde partijen treft. Tenzij de linkerzijde natuurlijk bouwt aan een echte arbeidersalternatief. De vraag is of het mogelijk is om een dergelijke linkse en socialistische kracht te lanceren nog voor de sociale en politieke explosie plaats vindt. De wijze waarop de strijd tegen de huishoudtaks verder zal ontwikkelen, zal cruciaal zijn om daarop te antwoorden.
Socialist Party
De Socialist Party ging de campagne rond dit referendum sterker aan dan bij vorige referenda. Parlementslid Clare Daly deed het erg goed in een aantal debatten en interviews, ook in debatten met prominente ministers en regeringsleden. Het referendum was ook belangrijk voor Paul Murphy. Tal van commentatoren verwezen naar Paul als een van de beste en meest uitgesproken vertegenwoordigers van het neen-kamp.
Zowel in maart als tijdens de campagne in mei verdeelde de Socialist Party pamfletten in iedere bus van Dublin, waar er meer dan 400.000 huizen zijn. We verdeelden ook op grote schaal pamfletten in arbeiderswijken in Cork en andere steden.
De Socialist Party verspreidde affiches van de campagne tegen de huishoudtaks en van de United Left Alliance, de linkse alliantie waar we deel van uitmaken. Maar vooral de eigen affiches van de Socialist Party hadden een impact op de campagne en zorgden voor heel wat commentaar. De Irish Times had het in haar overzicht van de campagne over de “alomtegenwoordige affiches van de Socialist Party”.
De campagne vormde een goed platform waarop de Socialist Party en de United Left Alliance verder kunnen groeien. De strijd tegen de huishoudtaks zal wellicht verder ontwikkelen nu de regering en de gemeenteraden mensen voor de rechtbank willen slepen. De helft van de gezinnen heeft zich niet geregistreerd voor de belasting. De campagne hierrond zal enorme kansen bieden om te bouwen aan een beweging die de strijd aangaat tegen de regering, de EU en hun besparingsbeleid.
Artikel door Nicolas Croes