Nota Di Rupo: ‘compromis’ van meer neoliberale besparingen
Dapper, moedig, verbazingwekkend of ook nog “Di Rupo doorbreekt (bijna) alle taboes”, aldus de commentaren van de Franstalige massamedia over de nota Di Rupo. Iets minder euforie langs Nederlandstalige kant, maar ook hier wordt het “een opmerkelijk werkstuk” genoemd “dat de andere partijen niet zomaar van tafel kunnen vegen”. Vanwaar die eensgezindheid? Omdat dit “geen voorstellen zijn van iemand die verkiezingen in gedachten heeft”, aldus Etienne de Gallatay, hoofdeconoom bij Bank Degroof. Of ook nog omdat “dit een formateursnota is, niet die van een PS-voorzitter”. Kortom, het opmerkelijke bestaat erin dat Di Rupo zo hard en brutaal “de taboes” van de socialistische achterban overboord gooit.
Hij mag dan wel hardnekkig ontkennen dat er harde besparingsmaatregelen in staan, voor wie daar nog illusies in had, is het ver zoeken naar het “socialistische gehalte” van de nota. Geen wonder dat het VBO “voorzichtig positief” is. Als een aartsreactionair als Unizo-voorzitter Van Eetvelt het een interessant voorstel vindt, weten de werknemers meteen hoe laat het is. Ook het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen vindt de nota een evenwichtige basis voor regeringsvorming.
De drie vakbonden anderzijds, vinden van hun gezamenlijke open brief van 30 juni aan formateur Di Rupo niets terug. Daarin hadden ze de aanbevelingen van de Europese raad onaanvaardbaar genoemd, “een weerspiegeling van het neoliberale model dat aan de grondslag ligt van de financiële en economische crisis”. Zij hadden gepleit voor een meer evenwichtige groei, waarbij de toenemende rijkdom niet langer ten koste zou gaan van de groeiende kloof tussen arm en rijk. Een dappere nota had naar ons oordeel die kloof gedicht en daarmee het evenwicht gedeeltelijk hersteld. Maar zoals de vakbonden benadrukken, is de nota niet evenwichtig, ze vergroot integendeel het onevenwicht. Voor de werkende en hun gezinnen zijn er reële aanvallen, voor de rijksten hoogstens enkele symbolische tikjes.
Achter communautaire geruzie schuilt neoliberale eenheid
Het voorbije jaar discussieerden de traditionele partijen bijna uitsluitend over het communautaire. Hoewel we immers, met uitzondering van het jaar 2009, ieder jaar allemaal samen steeds meer rijkdom produceren, blijft er door de ongelijke verdeling van die rijkdom steeds minder over voor de overgrote meerderheid van de bevolking. Bijgevolg moet er beknibbeld worden op allerlei diensten, sociale huisvesting, onderwijs, cultuur etc. In plaats van de dienstverlening uit te breiden om aan ieders behoeften tegemoet te komen, stelt zich dan al snel de vraag welke bevolkingsgroep of welke gemeenschap als eerste moet inbinden. De communautaire kwestie is dus in hoofdzaak een zaak van middelen.
De nota Di Rupo erkent dat en trekt de discussie open naar het sociaal economische. Dat moet de basis vormen om tot een compromis te komen. Maar in plaats van meer middelen te zoeken bij de rijken om een betere dienstverlening aan te bieden, organiseert de nota Di Rupo een koehandel waarbij democratische rechten afgekocht worden met verschuivingen binnen de bestaande budgetten. We hadden niet anders verwacht, want zoals de Linkse Socialistische Partij al dikwijls herhaalde, schuilt achter het communautaire geruzie van de traditionele partijen een neoliberale eenheid, zij het met nuanceverschillen over het ritme van de besparingen en de aanvallen. Deze koehandel zal geen duurzame staatshervorming baren, maar slechts de basis leggen voor weer nieuwe communautaire twisten.
Di Rupo aanvaardt een splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. In ruil worden de rechten van de Franstaligen in de 6 faciliteitengemeenten min of meer gebetoneerd, in de 29 andere gemeenten van de rand kunnen Franstaligen voortaan niet langer stemmen voor de kieslijsten van het Brussels hoofdstedelijk gewest. Voor de MR en vooral het FDF die er electoraal sterk staan, is zoiets totaal onaanvaardbaar. Tegelijk worden enkele PS-dada’s zoals de herfinanciering van het Brussels hoofdstedelijk gewest (tot 461 miljoen euro extra), een gedeeltelijke versoepeling van de taalwetgeving en zelfs tweetalige lijsten voorop gesteld. De Vlaamse regering blijft bevoegd voor het benoemen van de burgemeesters, maar er komt een beroepsprocedure bij het grondwettelijk hof. Dat is ver verwijderd van een splitsing zonder compensaties, maar toch al veel guller dan welk eerder voorstel tot splitsing ook.
De bevoegdheidsoverdracht naar de regio’s omvat maar liefst 17 miljard euro. Het controleren van de beschikbaarheid, sanctioneren en activeren van werklozen wordt overgeheveld naar de gewesten. Bejaardenzorg, bouw en renovatie van ziekenhuizen etc. naar de gemeenschappen en ook het kindergeld gaat naar de gemeenschappen en in Brussel naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Die overheveling gaat gepaard met een automatische besparing doordat slechts 80% van de middelen volgen. De vraag werd ook al gesteld of het niet louter gaat om het doorschuiven van een aantal facturen van het ene niveau naar het andere. De deelstaten krijgen wel een grotere fiscale autonomie met de overheveling van 10 miljard, bijna een derde, van de personenbelasting en een weliswaar nog beperkte vorm van gewestelijke vennootschapsbelasting.
De communautaire voorstellen van Di Rupo verschillen niet opmerkelijk van eerdere voorstellen. Toch reageren zowat alle media enthousiast. Nieuw is dat het sociaal-economische beleid, de 22 miljard euro besparingen, wordt geconcretiseerd. Enkel voor De Tijd gaan die voorstellen niet ver genoeg, de zakenkrant meent dat vooral de investeerders worden geraakt terwijl de aanvallen op de pensioenen en uitkeringen onvoldoende zijn.
“Evenwicht” van Di Rupo: reële aanvallen op pensioenen en uitkeringen, symbolische tikjes voor rijken
Di Rupo en de PS staan zogezegd voor aanvallen met een fluwelen handschoen in de plaats van de harde confrontatie waarop de aanhangers van het Duitse model (N-VA, VLD, MR) aandrongen. Intussen stelt Di Rupo wel een pak maatregelen voor die bijzonder verregaande aanvallen op de werknemers vormen. Het Generatiepact verbleekt bij wat Di Rupo voorstelt op het vlak van de brugpensioenen en de pensioenen. Hij wil een aanval op de werklozen inzetten en de middelen voor de welvaartsvastheid van de sociale uitkeringen met 40% beperken (zoals in de IPA-onderhandelingen reeds werd voorgesteld door werkgevers en vakbondsleiders). Ook het personeel van de openbare sector zal het hard te verduren krijgen met een bevriezing van de personeelskosten voor de administraties en een aanval op de ambtenarenpensioenen.
In ruil hiervoor worden enkele ‘sociale’ elementen naar voor gebracht: het behoud van de index of het behoud van de pensioenleeftijd op 65 jaar (ook al wordt dat in de praktijk ondermijnd). Verder komt er een symbolische en tijdelijke vermogensbelasting van 0,5% op vermogens boven de 1,25 miljoen euro. Zonder vermogenskadaster en zonder opheffing van het bankgeheim is die maatregel onuitvoerbaar. Enkele symbolische maatregelen (verlaging van de ministerlonen met 5%, taks op vliegtuigbiljetten in eerste klasse, bevriezing dotatie koningshuis,…) moeten het geheel aanvaardbaar maken. Aan meer fundamentele zaken – de fiscale cadeaupolitiek met bijvoorbeeld de notionele intrestaftrek – wordt nauwelijks geraakt. Het tarief wordt geplafonneerd op 3% tegenover 3,42% nu, en de interestaftrek zou volgens het voorstel niet meer overdraagbaar zijn naar volgende jaren. KMO’s zouden echter een half procent extra mogen aftrekken.
Dat de fiscale vrijstelling op spaarboekjes voortaan wordt verrekend via de belastings-aangifte is een overbodige maatregel die veel kleine spaarders in de handen zal duwen van doorwinterde speculanten. Dat geldt ook voor het optrekken van de roerende voorheffing op rente van 15 naar 20% die eveneens vooral kleinere spaarders zal treffen. Een meerwaardebelasting van 25% bij verkoop van effecten tussen één en acht jaar na aankoop en vooral van 50% bij verkoop binnen een jaar na aankoop moet winsten uit speculatieve beleggingen extra viseren, maar de maatregel wordt helaas ondermijnd door toe te staan dat minwaarden worden verrekend op het bedrag van belastbare meerwaarden. Geen wonder dat de maatregel ook bij verstokte beleggers op begrip kan rekenen.
De symbolische maatregelen wegen niet op tegen de aanvallen op de sociale zekerheid die Di Rupo voorstelt. De communautaire voorstellen zijn er op gericht om die aanvallen verder op te delen en te verpakken. “Responsabiliseren” heet dat in het nieuw-vlaamse jargon. Zo wil Di Rupo federaal besparen op de financiering van de pensioenen van de statutaire ambtenaren via “een toegenomen inspanning van de lokale overheden en een responsabilisering van de deelstaten.”
De voorgestelde aanval op de werklozen is hard. Gewesten die erin slagen om voldoende werklozen uit de statistieken te krijgen, zullen daar een bonus voor krijgen. De gewesten krijgen daartoe bevoegdheid om lastenverlagingen toe te kennen aan specifieke doelgroepen, om de beschikbaarheid van de werkzoekenden te controleren en om ze te straffen. Om dit te bevorderen, wordt de werkloosheidsuitkering voor langdurig werklozen verlaagd en de toegang tot een uitkering voor jongeren moeilijker (een jongere die onvoldoende inspanningen levert om werk te zoeken krijgt geen uitkering of kan deze opnieuw verliezen gedurende zes maanden). Oudere werklozen zullen ook actief worden gecontroleerd.
De werkloosheidsuitkering zal worden opgedeeld in drie perioden: in de eerste periode (maximaal een jaar) komt er aanvankelijk een beperkte verhoging van de uitkering, in de tweede periode (afhankelijk van de loopbaanduur tot drie jaar) is er een vermindering van 33% en in een derde periode tenslotte wordt de uitkering van alle werklozen geplafonneerd tot het forfaitair minimum. Zonder het zo te omschrijven, wordt de werkloosheidsuitkering in de tijd beperkt om in de derde periode plaats te maken voor een uiterst beperkte uitkering ter hoogte van het leefloon. Werklozen zullen steeds meer gelijk welke job moeten aannemen. De minimumafstand om een job te zoeken wordt van 25 km op 60 gebracht, “ongeacht de verplaatsingstijd”.
Naast de werklozen wordt ook naar de gepensioneerden gekeken om voor de crisis op te draaien. De pensioenleeftijd van 65 jaar wordt officieel behouden, maar wie langer werkt zou een bonus krijgen (personen “die langer werken dan een volledige loopbaan” zullen “recht hebben op een hoger pensioen”). Met de bijzonder lage wettelijke pensioenen die er vandaag zijn, wordt langer werken op die manier mogelijk een noodzaak voor een steeds grotere groep van de bevolking. Om tot een leefbaar pensioen te komen, worden de sociale partners verzocht om “een veralgemening van de tweede pijler te overwegen.” Met andere woorden: een opwaardering van het wettelijk pensioen zit er niet in.
Brugpensioen wordt steeds minder toegankelijk: pas na 40 loopbaanjaren zou er toegang tot zijn en dit vanaf 60 jaar (in de plaats van 58 jaar). Voor ondernemingen in herstructurering wordt de afwijkende minimumleeftijd van 50 tot 52 jaar opgetrokken tot 55 jaar. De leeftijd voor vervroegd pensioen (60 jaar) wordt per jaar met 2 maanden verhoogd. Het verminderen van het aantal “gelijkgestelde periodes” dat wordt meegerekend in het pensioen, zal vrouwen harder treffen en voert een nieuwe discriminatie in.
De pensioenen in de openbare sector zouden voortaan op een andere wijze worden berekend (enkel voor nieuwkomers): op basis van het salaris van de laatste tien loopbaanjaren in de plaats van de laatste vijf. Dit betekent in de praktijk een lager pensioen. Door de pensioenen in de publieke sector harder aan te pakken, wil Di Rupo uiteraard inspelen op mogelijke verdeeldheid tussen werkenden uit de publieke en de private sector. Dat is een vaak terugkerende tactiek bij besparingen en op zich ook de basis voor de politiek van “responsabiliseren” van de regio’s: door de ene groep tegen de andere op te zetten, wordt uiteindelijk bij iedereen bespaard en wordt eengemaakt verzet vermeden.
Welk antwoord van de arbeidersbeweging?
De aanvallen op de pensioenen en werklozen gaan erg ver. Bovendien zal een beperking van de groeinorm in de gezondheidszorg tot 2% ook op dat vlak tot tekorten leiden. De ambtenarenbonden reageerden in gemeenschappelijk vakbondsfront dat de nota van Di Rupo voor hen onaanvaardbaar is. De ABVV-leiding heeft de afgelopen jaren steeds gewezen op de ‘progressieve’ rol van de ‘vrienden’ van de PS. Maar net zoals destijds met het Generatiepact is het nu opnieuw de sociaal-democratie die met de concrete voorstellen voor de aanvallen op de pensioenen afkomt. Di Rupo is niet de eerste die dergelijke voorstellen doet, eerder waren er al twee ministers van pensioenen die hetzelfde deden: Willockx en Colla, beiden van SP.a.
De afgelopen maanden stelden de vakbondsleidingen dat ze geen harde besparingen wilden, maar een evenwichtige spreiding ervan. Met een aantal symbolische maatregelen wil Di Rupo daaraan tegemoet komen en bovendien wordt uitdrukkelijk bepaald dat niet aan de index en de pensioenleeftijd van 65 jaar wordt geraakt. Maar de nota Di Rupo betekent wel degelijk een voortzetting van de sociale afbraak, die de PS de afgelopen 20 jaar mee heeft georganiseerd en nu een versnelling hoger schakelt.
Zullen de vakbonden dat zomaar aanvaarden of hun verzet beperken tot woordenkramerij? Zullen ze louter om stoom aan de basis af te laten nog eens een wandeling in Brussel organiseren zonder daar verdere consequenties aan te verbinden? De vakbondsleiding staat voor een keuze: de politiek van sociale afbraak in de praktijk laten passeren om de politieke vrienden niet te schofferen ofwel in het verzet gaan en de strijd tegen de sociale afbraak ernstig organiseren met een actieplan. Het breken van alle banden met de traditionele partijen, is onderdeel van het organiseren van deze strijd.