Ideologische zwaktes van de beweging in het Noorden
- Gebrek aan politieke duidelijkheid
- Geen breuk met het kapitalisme
- Geen democratie
De beweging in Mexico vertoonde duidelijk revolutionaire kenmerken, maar er was een enorme ideologische zwakte van haar leiding. Verscheidene figuren die doorheen de revolutie uitgroeiden tot linkse leiders, hadden op voorhand nauwelijks of geen politieke en ideologische vorming genoten.
Er bestond in Mexico geen traditie van politieke partijen in de zin zoals wij die kennen. Er werden af en toe wel partijen opgezet, maar deze functioneerden louter als campagnemachines bij verkiezingen. Pas op het einde van het revolutionaire proces in 1910-1916, of vlak erna, werden de eerste, echte politieke partijen opgezet, die zich ook tussen twee verkiezingen door organiseerden en een bepaald politiek programma verdedigden.
Dit gebrek aan traditie van politieke organisatie en vooral het ontbreken van een goed georganiseerde arbeidersbeweging, maakte dat de revolutie al snel de organisatievorm van een guerrillastrijd aannam. Diverse krijgsheren voerden elk een groep opstandelingen aan. De meest succesvollen onder hen vergaarden het grootste aantal volgelingen. Daarbij bestond er eveneens de traditie van een soort clientèlesysteem in de verschillende strijdgroepen: volgelingen verwachtten beloond te worden door hun leiders, zeker na een belangrijk succes of een reeks belangrijke successen. Als Villa zich kon opwerken tot de leider van de beweging in het noorden, dan kwam dat niet doordat hij een correcte interventie in de beweging uitvoerde, met de formulering van correcte eisen op basis van een marxistische analyse, maar wel op basis van het feit dat hij van alle krijgsheren de meest bekwame was, zeker in het leiden van grote groepen. Villa was iemand die zijn mannen een enorm sterke discipline wist bij te brengen. Hij had bvb. de gewoonte om bewakers die tijdens hun wacht in slaap vielen terstond te executeren. Villa had echter geen enkele ideologische vorming. Het feit dat hij in 1910 nog analfabeet was, maakt ook duidelijk in welke mate hij ideologische scholing genoten kon hebben. Het gebrek aan vorming speelde een rol in het feit dat Villa relatief laat doorhad hoe groot het verschil tussen hem en Carranza werkelijk was.
De beweging in het noorden was ontstaan op basis van werkloosheid, economische achterstelling, de ley fuga en algemene ontevredenheid. Deze beweging trok enerzijds mensen aan op basis van een klassenstandpunt (mensen die hun eigen stuk land wilden of wraak wilden nemen op de hacendados voor hetgeen zij hen in het verleden aangedaan hadden, etc.), maar anderzijds trok de beweging ook heel wat avonturiers aan en mensen die hoopten carrière te kunnen maken doorheen de revolutie (Orosco was daar een voorbeeld van). Deze carrièristen waren zowel in het noorden als in het zuiden te vinden, maar ze speelden een grotere rol in het noorden. Het zuivere revolutionaire karakter was aanwezig in de beweging, maar het was niet het enige element. Dit werd mogelijk gemaakt door het vage ideologische karakter. In het noorden werden sommige mensen die bij de opstand aansloten niet zozeer aangetrokken door het idee van landherverdeling, maar wel door het idee van regionale autonomie tegenover de centralistische tendens van Mexico-Stad. De lagen die door de beweging in het noorden werden aangetrokken, waren heterogener dan in het zuiden. In het noorden werden onder de leiding van Villa naast boeren ook mijnwerkers aangetrokken, spoorwegarbeiders, fabriekarbeiders, militaire kolonisten uit de wildernis, delen van de middenklasse en zelfs een paar overgelopen, hervormde hacendados. Villa kon zelfs rekenen op de steun van een deel van de familie van Madero. De beweging in het zuiden daarentegen bestond voor het grootste deel uit boeren. Landhervorming speelde een rol voor de beweging in het noorden, maar was zeker niet de enige of de voornaamste bekommernis. Zo pleitte Villa ook voor loonsverhogingen voor de arbeiders. Dit was anders in het zuiden, waar landherverdeling de centrale eis van heel de beweging vormde.
Banditisme speelde eveneens een rol. In het zuiden ging het voornamelijk om bendes die buiten de beweging van Zapata stonden, maar die om aan buit te geraken, treinen en haciënda’s plunderden in naam van het zapatisme. In het noorden was banditisme geïncorporeerd in het leger van Villa. De discipline die Villa oplegde en de intellectuelen uit de middenklasse die een grote rol speelden in zijn beweging konden de meeste excessen beperken. In het noorden slaagde Villa er in om bij de bezetting van nieuwe steden grootschalige plunderingen te vermijden, dit in tegenstelling tot andere leiders uit het noorden. Toen de troepen van Villa eind 1914 Mexico-Stad bezetten, liep het echter mis. Alhoewel ze eerst gedisciplineerd waren, gingen de troepen geleidelijk aan steeds meer over tot plunderingen, moorden en verkrachtingen. Veel persoonlijke afrekeningen werden gemaakt uit naam van de revolutie. Dit leidde ertoe dat de bevolking van Mexico-Stad, en zeker diens middenklasse, al gauw vijandig stond tegenover Villa en zijn troepen.
Het leidde er eveneens toe dat Zapata zich distantieerde van de alliantie die net tussen hem en Villa tot stand gekomen was. Zapata trok zich terug in Morelos en had de neiging Villa alleen te laten strijden tegen Carranza die tegen landhervormingen was. Zelfs indien er niet samen met Villa werd gestreden, was het duidelijk dat Zapata een confrontatie met Carranza zou moeten aangaan waarbij het niet nuttig was om Carranza zich eerst te laten versterken.
De ideologische zwakte en de dominantie van allerlei guerrilla- en legerleiders bij de opstandelingen, waarvan velen een persoonlijke carrière hoopten op te bouwen, leidde tot wisselende coalities en de toepassing van het principe van “de vijand van mijn vijand is mijn vriend”. Deze spelletjes werden gespeeld over de klassenbelangen waar de diverse bewegingen en leiders een uitdrukking van vormden heen. Zo steunde Villa Maytorena in zijn claim op het gouverneurschap in Sonora, enkel omdat hij een concurrent was van Obregón. Maytorena kwam zelf uit de elite en saboteerde Villa’s instructies om landhervormingen uit te voeren. Plantage-eigenaars uit het zuiden zouden Villa gesteund hebben in de strijd tegen Carranza, alhoewel die laatste het felst gekant was tegen landhervormingen.
In de periode 1913-1915 regeerde Villa in Chihuahua en voerde hij er een links beleid, zonder evenwel met het kapitalisme te breken. Zijn regime zou gekenmerkt worden door relatief weinig corruptie. Het grootste deel van de elite was gevlucht en diegenen die waren overgebleven, werden aan zware belastingen onderworpen. Er werden landherverdelingen doorgevoerd, alhoewel het meeste land werd gegeven aan hen die onder Villa hadden gestreden en er niet noodzakelijk een volledige herverdeling van het land onder alle landlozen of alle dorpen plaatsvond. Dit dient natuurlijk deels geplaatst te worden tegen de achtergrond van het clientèlesysteem. Niettemin vond hier en daar wel een landherverdeling tussen haciënda en nabijgelegen dorp plaats: soms waren het de boeren van het dorp zelf die opnieuw land in beslag benamen, daarbij gebruik makend van de algemene krachtsverhouding in Chihuahua. Dit bleef relatief beperkt en Villa zou hierdoor uiteindelijk de steun van een deel van links verliezen. Niet alle grond werd herverdeeld: in het noorden bestond er een traditie van veeteelt, wat een zekere grootschaligheid noodzakelijk maakte. Sommige gebieden werden niet opgedeeld maar door Villa in beheer gegeven aan zijn generaals. In tegenstelling tot Zapata, hadden Villa en zijn generaals de gewoonte om in de grootste (dikwijls leegstaande) huizen van een stad te verblijven.
Villa liet zijn eigen papiermunt drukken en probeerde vaste, goedkope prijsafspraken voor allerlei levensnoodzakelijke producten op te leggen (dit voor vooral brood, melk en vlees). Hij organiseerde de verdeling en de rantsoenering van het voedsel. Hij verhoogde de lonen van de loonarbeiders. Toen Villa met geldtekort kampte, nam hij een voor een ongeschoolde man voorspelbare maatregel: hij besloot gewoon geld bij te drukken. Daarmee werd de inflatie aangewakkerd.
Villa en zijn naaste omgeving legden een sterke nadruk op scholing, ze breiden het aantal scholen uit en verhoogden de lonen van leerkrachten. Het motto was dat er voor iedere haciënda ten minste één basisschool zou moeten bestaan. Er werd opvang georganiseerd voor de talloze straatkinderen. Pancho Villa liet zijn troepen allerlei infrastructuurwerken uitvoeren, zoals het herstellen van de spoorwegen en de telefoonverbindingen, maar eveneens het onderhouden van de water- en elektriciteitsvoorzieningen. Alhoewel er niet met het economische systeem zelf gebroken werd, steeg de levenstandaard van de meerderheid van de bevolking wel.
Er slopen elementen van een ideale, utopische samenleving binnen in het gedachtegoed van Villa. Villa wou van Mexico een land maken dat onderverdeeld werd in allerlei militaire kolonies, waarbij de bevolking 3 dagen per week zou werken en de andere 3 dagen onder de wapens zou verkeren om zich militair te trainen, zodat ieder vijandig leger afgeslagen kon worden. Villa’s droom was om zelf in een dergelijke kolonie te wonen. In zekere zin plaatste Villa zich in de traditie van de utopische socialisten van de tijd voor Marx.
Villa liet de buitenlanders en vooral de Amerikanen en hun bezittingen volledig met rust. Hij wilde de VS niet provoceren tot een ingrijpen in Mexico. Hij had moeilijkheden om de mijnen weer te laten functioneren. Enerzijds deed hij de buitenlandse eigenaars allerlei extravagante beloften, waaronder zelfs het verbieden van mijnwerkersvakbonden, anderzijds dreigde hij met onteigening. Dat laatste was een dreigement dat hij niet in de praktijk omzette en de mijnen bleven grotendeels gesloten. In zijn houding tegenover buitenlandse kapitalisten bleek dat Villa niet wilde breken met het kapitalistische systeem.
Een andere beperking was het feit dat Villa’s regime geen democratie kende. Alhoewel Villa erkende dat er lokale verkiezingen moesten plaatsvinden, had hij deze voor onbepaalde duur uitgesteld omwille van de oorlogsdreigingen en het feit dat contrarevolutionairen van de verkiezingen gebruik konden maken om het revolutionaire bewind te ondermijnen.