Antwoord UB op de tekst “En réponse au texte du

Uit de lectuur van het antwoord van de 11 Luikse kameraden blijkt dat ze zich beledigd voelen. Dat was ook zo op de afdelingsvergadering van woensdag 27 januari ’10, waar EB en SD namens het UB de tekst van het IEC, die over de Belgische situatie en het antwoord van het UB op hun voorgaande moties en teksten toelichtten. Op die vergadering waren 6 van de 11 ondertekenaars aanwezig. Voorts waren ook sympathisant Y. en districtsvoorzitter S. aanwezig. Het was geenszins de bedoeling van het UB om de kameraden te beledigen, laat staan hen “terug te sturen naar hun zandbak” zoals K. dat op de afdeling boos verwoorde.

De motie gepubliceerd in IB 34, creëert de indruk dat het verspreiden van interne teksten via het IB, het bediscussiëren van die teksten in de afdelingen en op districtscongressen, zaken zijn die moeten afgedwongen worden, terwijl dat toch gewoon traditie is in de partij. Alle teksten werden ook nu opgenomen in het IB 34. De nieuwe tekst plus het antwoord van het UB vind je in dit IB 35, dat eveneens op alle afdelingen verkocht zal worden. Uiteraard verspreiden we geen teksten om ze niet te bediscussiëren. Aangezien die teksten in het IB staan, zullen ze ook op de districtscongressen besproken worden. Het UB wou aan het NC voorstellen om op de districts-congressen een indicatieve stemming te organiseren en na die stemming de betrokken kameraden uit te nodigen voor het volgende NC om het resultaat en de manier waarop we de discussie verder zullen zetten te bespreken. De tekst “voor een democratisch debat…” stelde immers de integriteit van het UB, bij uitbreiding van de nationale leiding tot “het democratisch functioneren van de partij zelf”, in vraag.

De nieuwe tekst gaat nog een flinke stap verder en ook daarop willen we antwoorden. Hij illustreert naar ons oordeel dat een uitgebreider discussie met de kameraden over de democratische werking van de partij zich opdringt. We stellen dan ook voor om alle kameraden uit het dsitrict Luik al op het eerstkomende NC uit te nodigen om daar hun standpunten uiteen te zetten. We vragen aan de D-congressen om dat ook te doen. Hoe dat practisch kan geregeld worden, kan op het NC worden afgesproken.

Voert het UB een “intentieproces”?

1.Op 25/1 stuurde J. een antwoord, in naam van 11 kameraden van het district Luik, op de vorige UB-tekst. De tekst begint met de stelling dat het antwoord van het UB “op niets concreet” berust, wat “niet erg ‘marxistisch’” is, en feitelijk een “intentieproces” is. Ze citeren daarvoor uit het antwoord van het UB dat “de echte discussie” nog steeds die rond de partijnaam is. Ze ontkennen dat, maar zonder uitleg waarom wat voor het blad niet kan, wel zou kunnen voor de partijnaam. Waarom denkt het UB dat de echte discussie nog steeds die over de partijnaam is?

2.In het voorstel voor naamsverandering naar “La Lutte”, schrijft P. dat Lutte Socialiste “twee ernstige tekortkomingen” heeft. De eerste zou de “inherente verwarring verbonden aan het woord socialistisch” (in het Frans zowel in de naam van de partij als van het blad vertaald naar “socialiste”) zijn, gekoppeld aan het feit dat “een stevig aantal personen ons verwarren met de Parti Socialiste”. Wij ontkennen die mogelijkheid niet. Integendeel, we citeren ze zelf op een veel preciesere manier in de tekst van het Congres van 2008 over de naamsverandering van de partij (zie IB 31, § 18 van de tekst). Maar die tekst besluit wel, op basis van een totaalbeeld waarin voor- en nadelen tegen elkaar afgewogen worden, dat dit nadeel niet opweegt tegen de talloze voordelen, die we ook in ons voorgaand antwoord al opsomden. Als de kameraden dit een onoverkomelijk probleem vinden voor de naam van het blad, waarom dan niet voor de partijnaam?

3. Het tweede nadeel is het feit dat “Lutte Socialiste” niets zou betekenen, ons partijproject – socialisme – niet zou definiëren en de idee kan opwekken dat we enkel strijd met een socialistisch karakter of een socialistische retoriek zouden steunen. Als dat zo is, dan geldt dat toch net zo goed voor Parti Socialiste de Lutte? Dit zijn de redenen waarom we vinden dat de echte discussie hier niet enkel de naam van het blad betreft, maar nog steeds die is over de partijnaam. Het antwoord van het UB was dus niet gebaseerd op een intentieproces, maar op een reële en gemakkelijk te staven inschatting van de aangehaalde argumentatie.

4.Over intentieprocessen gesproken. De kameraden citeren uit het vorige antwoord van het UB het stuk dat handelt over het mandaat dat het NC aan het UB gaf om, indien uit de toetsingsfase zou blijken dat er grote tegenstand is, de beslissing uit te stellen. Zij stellen daarover echter dat men “daaruit kan afleiden dat zelfs het NC er bewust van was dat niet alle kameraden de congrestekst op dezelfde manier geïnterpreteerd hadden als het NC of het UB, anders zou de toetsingsfase nutteloos geweest zijn”. Dit schrijft aan het NC een andere intentie toe dan de reële beslissing aangeeft, namelijk dat het NC op vraag van enkele van haar leden de beslissing nog wou aftoetsen, niet meer, niet minder.

Het proces van besluitvorming rond de naam van het blad

5. We begrijpen niet wat er “onduidelijk” is aan de paragrafen 7 en 8 van het vorige antwoord van het UB. De 11 zeggen niets over paragraaf 9, waar we de reden uitleggen voor het mandaat van het Congres aan het NC om over de partijnaam de knoop door te hakken: ” Dit was ingegeven door de bekommernis van een Brusselse kameraad, dat Lutte Socialiste mogelijk beschouwd zou worden als een blad enkel bestemd voor strijdbare syndicalisten en activisten en niet voor een breder publiek.We wilden wie dat wenste nog even de kans geven om een overtuigend alternatief te ontwikkelen.” In plaats van in te gaan op de uitleg die daar werd gegeven, krijgen we een retorische vraag: “Waarom dan niet die beslissing acteren tijdens het congres in plaats van een mandaat te geven aan het NC om de beslissing nadien te nemen?” Dit is slechts een aanloop om de NC-beslissing te “herinterpreteren”. “Blijkbaar was deze interpretatie van de tekst enkel voor het UB en een aantal NC-leden duidelijk. Zoniet had de stemming plaatsgevonden op het congres.” Een UB en NC-leden die rekening hielden met de twijfels van een lid, worden met die kunstgreep omgetoverd tot een cynisch clubje!

6. Als het Congres mandaat geeft aan het NC om te beslissen, betekent dat uiteraard wel een mandaat om een beslissing te treffen die niet ingaat tegen de algemene oriëntatie uit de congresteksten die op dit congres met grote meerderheid werd goedgekeurd. Marxisten vertrekken immers van een globale analyse om van daaruit naar de verschillende specifieke details te gaan, niet omgekeerd. Het voorstel tot naamsverandering naar PSL maakt een globale, afgewogen analyse om tot het voorstel PSL en Lutte Socialiste te komen. Het voorstel voor “La Lutte” vertrekt van “twee ernstige tekortkomingen” en daar houdt het mee op.

7. Ook de kwestie van de “toetsingsfase” na het NC werd in de vorige tekst uitgelegd. De enige reden waarvoor het UB de beslissing kon uitstellen of herroepen, was indien er in de partij “grote tegenstand” tegen de naam bestond. Wij wisten dat er in de afdeling Luik-OD destijds minstens 5 leden het niet eens waren met het voorstel van naam. Van de 83 effectieve en consultatieve stemmen op het Congres kregen zij er 7. Onder de 11 vinden we 6 van de auteurs van twee toenmalige tegenvoorstellen, naast 2 nieuwe leden en een sympathisant uit de periferie van die kameraden en 2 kameraden die al langer meedraaien. We erkennen de verdiensten van die kameraden. Maar de bedoeling van het NC was niet om de discussie met die kameraden langs een omweg te heropenen.

8. De toetsingsfase werd ingelast op vraag van J. en andere kameraden. Het NC ging uiteraard akkoord dat indien uit consultatie in de afdelingen zou blijken dat er grote tegenstand was, het UB de beslissing mocht uitstellen. Het UB denkt dat die toetsingsfase heeft aangetoond dat de oppositie tegen de naam van het blad niet fundamenteel groter is dan die destijds tegen de partijnaam. Dat er dus geen “grote tegenstand” is die uitstel van die beslissing zou verantwoorden. We laten het aan de leden over om te oordelen over de opmerking van de 11 dat in LSP “een ‘toetsingsfase’, zoals we verder zullen zien, een periode betekent waar alle kameraden de beslissingen van de leiding aanvaarden”.

9. “Het is onmogelijk om bij iedereen de twijfels over elk aspect van het project weg te nemen”, stelt de UB-tekst. De 11 kameraden antwoorden op die vrij evidente stelling: “waartoe dient het twijfels te uiten indien er hoe dan ook geen rekening mee wordt gehouden?” Wat willen de kameraden? Dat we discussiëren tot iedereen, van het eerste tot het laatste lid, akkoord is? Het is juist om beslissingen te kunnen treffen en uit te voeren dat er naast democratie ook centralisme nodig is. Lenin stelt in zijn Stellingen over het Anarchisme dat de weigering om meerderheidsbeslissingen te aanvaarden het onmogelijk maakt om gelijk welke organisatie uit te bouwen, laat staan een revolutionaire socialistische organisatie die de kapitalistische klasse en haar gecentraliseerde staat wil bevechten.

10. Indien na een controversiële discussie een kleine groep kameraden met twijfels of meningsverschillen overblijft en het uitstellen van de beslissing het voor de partij onmogelijk maakt om op de beste manier (volgens de meerderheid van de partij) haar taken en verantwoordelijkheden aan te pakken, wordt van die kameraden gevraagd loyaal de meerderheids-beslissing mee uit te voeren. De meerderheid moet immers de kans krijgen om in de realiteit te bewijzen dat haar standpunten correct zijn. De praktijk is de enige factor die alle twijfels bij iedereen kan wegnemen. Indien die realiteit tekortkomingen en fouten bij de meerderheid blootlegt of als nieuwe elementen zich voordoen die een ander licht op de zaak werpen, wordt de discussie opnieuw gevoerd. Noodzakelijke unanimiteit voor alle beslissingen leidt ertoe dat niets beslist wordt en dat de revolutionaire partij verwordt tot een discussieclub.

11. Over het “geheugenverlies” van Nico, Anja en Geert en het “sterk verwonderd” zijn van het UB om in de teksten de “beschuldiging te lezen dat het UB niet bereid was de discussie met de afdeling Luik-Openbare Diensten te voeren” valt slechts te zeggen dat we niet verwonderd waren dat er (dan toch uiteindelijk) een alternatief voorstel voor de naam kwam, maar wel dat die vergezeld werd van een beschuldiging tegenover het UB wegens gebrek aan democratie en aan bereidheid om de discussie met de afdeling Luik OD te voeren. Onze partij is op zeer lange afstand de meest democratische van dit land, hetzelfde geldt voor het CWI op internationaal vlak.

12. Over JP’s inleiding op het DC waar GC aanwezig was. De discussie is blijkbaar belangrijk genoeg om “een heel district te déstabiliseren” (1ste paragraaf onder punt 4), maar niet om in de inleiding op een districtcomité beargumenteerd te worden, daarvoor volstaat een aanvulling tijdens een tussenkomst door PZ. Een inleiding zet de toon, vestigt de aandacht op de belangrijkste zaken, stuurt de discussie in een bepaalde richting. Waarom, zeker als NC-lid, zo’n belangrijk meningsverschil – de naam van het blad, het vermeende gebrek aan interne democratie – aan een tussenkomst van een ander lid overlaten zonder je eigen positie duidelijk te maken? Dat is niet wat je doet als je een diepgaande discussie wil voeren.

13. De 11 kameraden schrijven: “Het gaat hem niet enkel over misprijzen tegenover die leden, maar ook tegenover het geheel van de Luikse kameraden die de goede gewoonte hebben genomen niet zomaar alle voorstellen en beslissingen te slikken die men hen voorstelt zonder te twijfelen, zich vragen te stellen, te debatteren.” Over misprijzen gesproken! Het is ongetwijfeld vooral een poging om de Luikse kameraden die niet akkoord zijn met hun voorstel of eventuele twijfelaars onder de 11 te paaien, maar het toont een ongelooflijk misprijzen voor alle andere leden. Die hebben allemaal niet gemerkt dat er op een zeer ondemocratische wijze boven hun hoofden beslist wordt. Het voltallige NC – een team met een aantal van de meest ervaren kameraden in de partij – en alle andere afdelingen “slikken zonder twijfelen”. Zou het niet eerder kunnen dat de rest van de kameraden, zeker zij die al jarenlang actief zijn, wel een lijn zien tussen wat we dit jaar en wat we de vorige jaren hebben beslist? Dat die kameraden niet kunstmatig het verschil maken tussen de discussie over de partijnaam en die van het blad en beide op dezelfde analyse baseren? Dat ze ermee akkoord gaan dat we via een partijnaam die refereert aan de tradities van de arbeidersbeweging de beste overgangsbenadering hebben die de brug kan leggen tussen de voorhoede en de bredere lagen?

14. De 11 kameraden stellen dat er “geen dringendheid is” in het nemen van de beslissing. Denken ze dan niet dat het met de voorziene campagne rond het nieuwe blad goed is om nu al de nieuwe naam te hebben en die niet volgend jaar opnieuw te moeten veranderen? “Waarom dan het risico nemen om een heel district te destabiliseren?”, schrijven ze. Wat moet dit betekenen? Is dat de manier waarop voortaan beslissingen genomen en/of afgestraft worden? Is de keuze die de 11 kameraden ons hier voorschotelen die tussen hun wens doorvoeren of een district destabiliseren, zelfs als we ervan overtuigd zijn slechts de wil van de ruime meerderheid van de partij toe te passen? We hopen dat dit slechts een stelling in het vuur van de polemiek was en dat de kameraden deze zinsnede intrekken

15. Over de verwijzing door het UB naar de statuten dat een derde van de NC-leden of een vierde van de afdelingen een buitengewoon congres kunnen afdwingen, zeggen de 11 het volgende. “Dat vormt volgens ons een bekentenis van zwakheid, goed wetende dat het UB ons niet de mogelijkheid biedt de nodige aantallen samen te brengen gezien nog niet alle leden onze teksten hebben kunnen ontvangen vooraleer het UB beslist om de naamsverandering van het blad toe te passen». De 11 kameraden moeten het UB wel heel laag inschatten. Bedoelen ze met “bekentenis van zwakheid” dat het UB weet dat ze een minderheid vertegenwoordigt (waaruit dat zou moeten blijken, weten we niet), maar dat omzeilt met een maneuver? De realiteit nu: de drie teksten werden de dag zelf dat we ze ontvangen hebben, doorgestuurd naar de NC-leden. Ze werden vertaald en voorzien van een antwoord van het UB binnen de 10 dagen in IB 34 ter beschikking gesteld van alle leden. De bedoelde bladproductie begon op 23 januari. Dat ze binnen die tijd die voorwaarden zouden ingevuld krijgen, is inderdaad bijzonder onwaarschijnlijk, maar dat is ook niet wat wij bedoelden. We wezen de kameraden enkel op de mogelijkheden om het NC later ter verantwoording te roepen, hetzij op een buitengewoon congres, hetzij op het congres in het najaar, § 37 van ons vorig antwoord laat daar geen twijfel over bestaan.

Interne discussie in de partij en de houding naar Buitenuit

16. De lijst insinuaties over vermeende foute praktijen gaat door. In de tweede paragraaf van punt 1 van hun “voorstellen” lezen we het volgende: “We hebben dus nood aan militanten die in staat zijn om niet alleen onze standpunten uit te leggen, maar ook om met anderen te debatteren (t.t.z. naar hen luisteren, hun standpunten te begrijpen, punten van akkoord te zoeken en de meningsverschillen naar voor te brengen, onze standpunten te beargumenteren en zich niet tevreden stellen met hen met een hamer te bewerken),…” (hun nadruk). Hebben de kameraden dan ook meningsverschillen over de houding van de partij tegenover anderen/andere organisaties? Van wie of van welk orgaan vinden ze dat die enkel hamert?

17. Volgens de 11 kameraden zou “de huidige manier van functioneren van LSP” niet “op een voldoende efficiënte manier” toelaten dat onze individuele leden ontwikkelen tot kaders die in staat zijn “een sociale entourage – en soms een politieke periferie – op het werk, in de school, in hun familie, op Facebook” op te bouwen. Als je ook maar enige idee hebt van het werk van onze – jonge en oudere – kameraden op het syndicale vlak of van wat onze jongeren presteren, zou je dat anders niet zeggen. Uiteraard hebben we meer kaders nodig en dus ook een constante aandacht voor kadervorming. Onze methodes voor kadervorming moeten ongetwijfeld verder worden uitgewerkt en dat gebeurt ook op basis van ervaringen van de partij. Volgens ons bestaat er echter een democratische debatcultuur in de partij, waarbij voldoende tijd wordt genomen en middelen bestaan om ervaringen uit te wisselen en discussie te voeren. Als de kameraden dan vragen om “middelen voor de uitwisseling van ervaringen en debat onder de leden”, zou het veel correcter zijn om te stellen “meer” of “andere middelen” dan de reeds bestaande: alle nationale vergaderingen, comités, commissies, de publicaties van de organisatie, de IB’s, de regelmatige mails naar districtvoorzitters vanwege het UB, de ontelbare individuele discussies en telefoontjes tussen allerlei leden, NC-leden en UB-leden rond het dagelijks werk van de partij,…?

18. Dat de ideale situatie soms doorkruist wordt door praktische bezwaren, ontkennen we niet. Dat de kameraden de tijd die werd voorzien na het congres om met alternatieve voorstellen te komen voor de naam van het blad, niet hebben benut in volle kiescampagne, begrijpen we ten volle. Maar op het NC van 29 en 30 augustus werd al een eerste discussie gevoerd over het project publicaties met een blad van 16 bladzijden en kleur. Dan hadden de kameraden aan het werk kunnen gaan. Dachten ze dat we zouden vergeten de naam van het blad te veranderen? We weten dat een deel van de 11 pas na het congres zijn aangesloten, anderen een tijd lang inactief waren, maar een aantal waren perfect op de hoogte van iedere ontwikkeling.

Lenin en het democratisch centralisme

19. Vervolgens krijgen we te lezen dat “de PSL functioneert volgens de principes van het democratisch centralisme, dat iets meer dan 100 jaar geleden door Lenin werd uitgewerkt. Sindsdien heeft de term verschillende sauzen over zich gekregen.” Waar bij de stalinisten het “centralisme bureaucratisch was geworden”, zou bij de trotskisten “het democratische aspect min of meer goed in acht zijn genomen”. Maar als je dan toch een algemeen punt wil maken, waarom hem dan niet afmaken en het ook hebben over de discussies tussen het marxisme en het anarchisme en die binnen de trotskistische stromingen over ultrademocratische, bijna elk centralisme ontkennende, methodes, die in het verleden steeds tot ultieme versplintering en fractionalisme hebben geleid?

20. De kameraden citeren Lenin als volgt: “Volledige vrijheid in de discussie, absolute eenheid in de actie”. Wellicht bedoelen ze Trotsky, die met deze formule de voorlaatste paragraaf van zijn overgangsprogramma afsluit.Dergelijke formules, die proberen de essentie van iets in een notendop weer te geven, hebben altijd tekortkomingen. De geschiedenis van de bolsjewieken is rijk aan veranderingen en verschuivingen in de relatie tussen democratie en centralisme, afhankelijk van de objectieve situatie, de staat van de organisatie en haar taken op korte en langere termijn. De vrijheid van discussie verliep was nooit zo vrij dat ze tot anarchie verviel en de eenheid was alleen maar in woorden absoluut.

21. De meest gebruikelijke formule is “vrijheid in discussie, eenheid in actie”. Lenin beschouwde beide als relatief (vandaar dat het woord “totaal” ons stoort) en bracht steeds de dialectische band tussen beide naar voor. Ze zijn begrensd door elkaar: vrijheid in discussie zolang het de eenheid in actie niet in gevaar brengt, eenheid in actie die de vrijheid van kritiek en discussie – en dus het natuurlijke proces van ontwikkeling van ideeën – niet vernietigt. De 11 stellen dan ook correct dat er “geen organisatorisch recept voor eens en voor altijd” is. De staat van ontwikkeling van de samenleving en de staat van de partij zelf bepalen hoe beide elementen zich op een specifiek moment tegenover elkaar verhouden. Maar beide elementen blijven wel aanwezig.

22. Lenin zag democratisch centralisme als de enig mogelijke organisatiewijze voor het proletariaat dat leeft in een kapitalistische samenleving en die wil omverwerpen. In een klassensamenleving zijn de ideeën van de heersende klasse de dominante ideeën in de samenleving als geheel – daartegen vechten, kan enkel door een hoge mate van democratie, waarin een diepgaande discussie kan worden gevoerd en waarin een zo groot mogelijke meerderheid van de partij overtuigd is van de analyses en de strategieën van de hele partij. Dat begrip van de standpunten is belangrijker voor de democratie dan formele procedures. Anderzijds is het gevecht van de arbeidersklasse een gevecht tegen een vijand met een sterke gecentraliseerde staat, waartegen ieder gevecht discipline en eenheid vergt om een overwinning te kunnen boeken. Het besluiteloos maken van de partij door zich te berusten op formele burgerlijk-democratische procedures werd door Lenin meermaals als “misdadig” beschreven. Wat voor Lenin voorop moest staan, voor zowel meerderheid als eventuele minderheden, waren de belangen van de arbeidersklasse en van haar revolutionaire partij.

23. Bovendien moet in het kader van de huidige discussie ook eerlijkheidshalve aan het citaat toevoegen dat Lenin ook spreekt over een periode van discussie en een periode waarin gedisciplineerde eenheid nodig is om de democratisch genomen beslissingen uit te voeren. Ook dat moest voor Lenin steeds op een flexibele manier worden toegepast, en niet op een formele. Bij verschillende organisaties worden citaten van Lenin in die zin misbruikt om kunstmatig de discussie in de partij te beperken tot de periode van discussie voor het congres en moeten minderheden nadien zwijgen. Niet zo bij ons, we hebben met de houding van Lenin gemeen dat we steeds proberen het democratische aspect zo ruim mogelijk te interpreteren. Letterlijk alle kameraden die een controversiële discussie wilden aangaan hebben het recht gekregen hun standpunten in de partij te verdedigen, met name door publicatie in het IB – ook buiten de discussieperiode voor het congres – door uitnodigingen voor diverse vergaderingen van de leidinggevende organen,…

24. Ook nu weer publiceren we alle teksten van de 11 kameraden – na vertaling – in het IB. Niet omdat we in de discussieperiode voor de D-congressen zitten, maar om de mening van de kameraden aan de rest van de partij kenbaar te maken. Dat is nu gebeurd en in de districten en afdelingen wordt deze kwestie besproken. Als uit die discussies zou blijken dat bepaalde beslissingen herroepen moeten worden, zal het NC beslissen wat er moet gebeuren en hoe. Indien dit de kameraden niet bevredigt, is er een Congres op het einde van dit jaar, waar alle punten die ter discussie staan opnieuw openliggen en waar nieuwe beslissingen kunnen worden genomen.

25. Wat de “statutaire onmogelijkheid” van leden en afdelingen om zich tot andere leden of afdelingen te richten betreft, moet gezegd dat dit geheel en al imaginair is. Er zijn ten eerste een hele reeks vergaderingen waar leden van verschillende afdelingen samenkomen. Bovendien hebben alle kameraden die een controversiële tekst naar de leden wilden brengen, daartoe in het IB het recht gekregen. We begrijpen dat een aantal van de 11 kameraden niet op de hoogte zijn hoe een discussieproces in de partij verloopt, maar een aantal van de 11 waren al actief ten tijde van de oppositie van een groep Antwerpse kameraden rond N. Ver van dat de controverse met N. beperkt werd tot een “exclusieve relatie” tussen het lid of de afdeling of het district en het UB, werd de groep niet alleen op het NC uitgenodigd, maar ook op alle districtcomités. De groep besloot zelf enkel in te gaan op de uitnodiging voor het NC en het DC van Antwerpen. Nadien beslisten ze de partij te verlaten, ondanks ons aanbod dat ze ook op alle afdelingen en nadien op het nationaal congres hun standpunt konden verdedigen, De leden die toen actief waren en nu uitspraken doen over de zogenaamde exclusieve relatie tussen afdeling en UB in het bespreken van controverses, geven gewoon een foute voorstelling van de feiten.

26. Er is ook geen enkel feit op te noemen waarbij sancties genomen zijn tegenover leden die op een onstatutaire manier hun oppositie tegen beslissingen laten kennen. Welke redenen hebben de kameraden om te veronderstellen dat er hen dan een “beschuldiging van een ‘fractionele vergadering buiten de structuren van de partij’ boven de neus hangt”? Is dat ook niet gewoon een intentieproces? En waarom zouden de kameraden de discussie buiten de structuren van de partij houden als het simpel opsturen van een voorstel naar het UB volstaat om het via de districtvoorzitters en NC-leden naar alle afdelingen te krijgen? Het UB vertaalt het zelfs, zodat echt alle leden kunnen worden bereikt!

27. Bovendien voorzien onze statuten het recht op tendens- en/of fractievergaderingen indien kameraden dat nodig zouden achten. Maar “niemand zal zich”, volgens de kameraden,”lanceren in het opzetten van een tendens op de enkele basis van een meningsverschil over de naam van het blad.” Maar de meningsverschillen blijken zich op te stapelen. Tot nu gaat de grootste energie van de 11 niet naar een beargumenteerde verdediging van hun voorstel tot naam van het blad, maar naar de kwestie van interne democratie. De kameraden blijken het ook oneens over de houding van de partij tegenover andere linkse organisaties en individuen.

28. De houding van “de verantwoordelijken” (hier wordt niet duidelijk gemaakt wie hiermee wordt bedoeld) zou berusten “op een relatie die veel te veel top-down is waarbij de verantwoordelijken de lijn uitleggen aan de leden (namelijk door middel van inleidingen van 30 à 40 minuten die nauwelijks tijd laten aan de leden, meestal verdoofd door de hoeveelheid informatie, om echte debatten te voeren” (hun nadruk). Ten eerste laten we het gebruik van die afgrijselijke term “de lijn” aan de 11, wij spreken over een gezamenlijke analyse. Ten tweede moeten de kameraden beseffen dat bijvoorbeeld een theoretische of historische kwestie bevredigend uiteenzetten tijd in beslag neemt. Dat geldt ook voor een verslag van een congres, een vergadering van het districtscomité of het NC, de politieke en organisatorische voorbereiding van een belangrijke activiteit. Het NC is bijvoorbeeld een orgaan waar alle ervaringen van alle afdelingen en die van onze meest ervaren en betrokken kameraden in de discussie worden gegooid. Een NC-verslag dat korter is dan 30 of 40 minuten kan gewoon niet de belangrijkste punten in de objectieve situatie en de partijopbouw naar voor brengen. Enerzijds willen de kameraden meer informatie, maar anderzijds mag dat geen tijd en energie kosten. We kennen die opmerking al in de vorm van klachten over zogenaamd “te lange congresteksten”. Democratie en het komen tot een gezamenlijke analyse vergen nu eenmaal een grote inspanning.

29. Waar de kameraden het halen dat de “leiding de leden te zeldzaam stimuleert om hun analyses te ontwikkelen en actief deel te nemen aan het uitwerken van de politieke lijn”, weten we niet. Ze stellen verder dat het “hoog tijd is om een wijze van functioneren te ontwikkelen die meer participatief is…”, wat volgens hen nodig is om kaders te ontwikkelen. Na een hele uitleg over wat volgens de 11 kaders zijn, volgt “…kortom, om meer te zijn dan enkel efficiënte metselaars en toegewijden aan de opbouw van de partij, maar ook architecten die regelmatig hun eigen stijl toevoegen aan de plannen.” Maar zijn de meerderheid van onze leden volgens de 11 kameraden dan “enkel efficiënte metselaars” en “geen architecten”? En is er dan hoe dan ook iets mis met aan de opbouw van de partij toegewijde metselaars? Volgens ons niet. De metselaars van vandaag zullen dikwijls de beste architecten van morgen zijn.

30. Hoe moeten we die opmerking begrijpen, goed wetende dat al onze structuren op alle niveaus er steeds alles aan proberen te doen om kaders te vormen, zowel via theoretische discussie en vorming als via praktische ervaring in de opbouw van de partij en in het tussenkomen in de objectieve situatie. Kennen de 11 dan andere partijen die hun leden op afdelingsvergaderingen een wekelijkse discussie bieden? Kennen ze andere partijen die proberen zoveel mogelijk aan elk lid een functie te geven om hen te betrekken in de werking – een belangrijk onderdeel van kadervorming? En dat kadervorming niet kan zonder overdracht van kennis en inzicht, wat ook gepaard gaat met regelmatig iets langere inleidingen, kan toch niemand ontkennen! De afdeling is in onze partij hét centrale orgaan bij uitstek – haar ervaringen stromen door naar de leidinggevende structuren, waar de ervaringen van alle afdelingen worden samengebracht, waarna de discussie over die ervaringen terugstroomt in de vorm van verslagen. Het is met andere woorden een permanente kruisbestuiving.

31. Die “nieuwe” wijze van functioneren moet op twee manieren worden gestimuleerd: “door in de vergaderingen zoveel als mogelijk de leden aan te zetten tot debat over de strategie en de ontwikkeling van de organisatie” (welke afdelingen doen dat niet?) “en door het favoriseren van transversale” (euh) “uitwisselingen tussen de verschillende afdelingen”. Er zijn nationale vergaderingen van de districtsvoorzitters, van de penningmeesters, van de bladverantwoordelijken, van de contactenverantwoordelijken, van het jongerencomité, voor syndicaal actieve kameraden, van de vrouwenwerking,… En dan is er nog de redactieraad en de bladproductie, de vergaderingen van het NC,… Of zijn dat geen “transversale” uitwisselingen tussen de verschillende afdelingen? Als het echter gaat om discussies die de 11 kameraden willen voeren waarbij enkel gelijkgestemden aanwezig zijn, zijn de statuten duidelijk. Er is zowel tendens- als fractierecht, met de nodige voorzieningen voor de organisatie van de discussie tussen die tendens/fractie en de rest van partij.

32. En dan zijn er nog “vier concrete voorstellen”. Ten eerste “Een verlenging van de discussieperiode voor de nationale en de districtcongressen: vier maand voor het nationaal congres, drie maand voor het districtscongres». Wat de kameraden blijkbaar niet begrijpen, is dat een grondige analyse van de objectieve situatie en duidelijke perspectieven, gecombineerd aan een evaluatie van de staat van de organisatie, waarop een reeks voorstellen worden gebaseerd voor de werking voor de komende twee jaar niet zomaar uit de lucht komt vallen. Om de teksten nu zes weken voor het congres bij alle leden te krijgen, begint het UB al in juli het studiewerk naar de economische, sociale en politieke situatie op nationaal en internationaal vlak. Dat mondt uit in een eerste opzet die door het UB besproken en geamendeerd wordt en die eind augustus een eerste maal door het NC besproken wordt.

33. Zonder deze algemene analyse is het onbegonnen werk om aan de organisatorische voorstellen te beginnen. Het is echter in de huidige periode van snelle veranderingen in de ontwikkeling van de situatie en in het bewustzijn van de arbeidersklasse niet mogelijk om het congres een degelijke analyse en perspectieven te bieden die meer dan een half jaar voor het congres is opgesteld. De realiteit van hun voorstel betekent dat het UB en het NC in de weken voor het congres zo goed als alles grondig moet aanpassen. Het begin van het nieuwe politieke, syndicale en academische jaar in september wordt grotendeels bepaald door de afloop van het “oude jaar” begin juli. Zonder kennis daarover valt onmogelijk in te schatten wat de meest waarschijnlijke economische, politieke en syndicale perspectieven zijn en dus ook niet waarop de organisatie zich in de komende periode moet concentreren.

34. Volgens het UB moet zes weken voldoende zijn voor leden om amendementen voor een nationaal congres uit te werken. We weten niet welk districtsbureau het in dit stadium van ontwikkeling mogelijk acht, laat staan nuttig, om haar teksten 3 maanden vooraf bij de leden af te leveren. Voor de districtscongressen die binnen 4 weken oplaats grijpen, ontvingen we “reeds” de teksten van 4 van de 6 districten. Luik is daar niet bij. Het tegendeel zou ons in het stadium van ontwikkeling van het district, verbaasd hebben. Waarom niet eerst proberen de teksten 3 of 4 weken voor het congres af te leveren, en pas daarna in te schattten of dat ook 3 maand vooraf zou kunnen? Als de 11 kameraden voorstellen hebben voor wijzigingen in de ideeën, het interne functioneren, de houding van de partij naar buitenuit of over wat dan ook, zullen deze voorstellen in de discussieperiode voor het congres besproken worden. Maar niets houdt hen tegen om ze nu al te beginnen uitwerken. Een aantal van hun voorstellen – zoals de verlenging van de discussieperiode voor het congres – vergen een verandering van de statuten, sommige zelfs van de statuten van het CWI.

35. De leiding van de partij moet immers niet enkel rekening houden met mogelijke kritieken en discussiepunten die door de kameraden naar voor worden gebracht, maar moet de hele werking van de partij in goede banen leiden. Op dit moment zijn er in de objectieve situatie, met een toenemend verzet van de arbeidersklasse, kansen voor de partij te grijpen. De tussenkomst hierin is prioritair. Als de leiding de partij van die prioriteit afleidt door het organiseren van een interne discussie, zullen we die kansen missen en zal de leiding dus haar taak niet hebben volbracht. Het is een discussie voor het volgende NC hoe het discussieproces in de komende periode kan verlopen en hoeveel aandacht er daarnaar kan gaan. Het NC zal zich daarbij baseren op de verdediging van de belangen van de hele partij en de rechten van alle kameraden, net zoals het UB dat doet.

36. Over het IB: het IB wordt nu gepubliceerd op ieder moment dat nodig is, op ieder moment er iets te melden is aan de leden. Geen enkele controversiële tekst van een kameraad is ooit al geweigerd voor publicatie. We kunnen nadenken over geschreven verslagen van alle belangrijke vergaderingen, maar dat zullen enkel verslagen zijn over de beslissingen van die vergaderingen. Als de kameraden van iedere belangrijke vergadering minuten willen, begrijpen ze volgens ons niet hoeveel tijd daarin kruipt. Met de huidige taken van de leidinggevende kameraden van zowel het UB, het NC, de DC’s,… en de huidige vertaalen corrigeercapaciteit van de partij denken we dat de gesproken verslagen, waarbij er ook meteen vragen kunnen worden gesteld en discussie kan worden gevoerd in de afdelingen, niet alleen volstaan, maar in dit stadium van de partij ook beter zijn om kameraden te betrekken in het beslissingsproces. Dat kan volgens ons niet worden vervangen door geschreven minuten.

37. En dan als laatste punt het internet. De partij vindt dit een belangrijk medium voor haar opbouw, vandaar de aandacht naar het professionaliseren van de site in de laatste jaren, het gebruik van de e-maildatabase in het onderhouden van een periferie, enz. In de meeste afdelingen wordt het als middel gebruikt voor het maken van praktische afspraken en het verspreiden van praktische informatie. Als middel voor interne discussie heeft internet volgens ons echter een hele reeks gebreken, waarvan de capaciteit tot ultrasnelle verspreiding er slechts één is. Discussie op internet zet bijvoorbeeld aan tot snelle, weinig doordachte opmerkingen, die enkel op een eerste indruk zijn gebaseerd en niet in discussie zijn getoetst – het is de ervaring van nagenoeg alle “linkse fora”. Indien ideeën verspreid worden door discussie in de afdelingen en in de structuren waarin kameraden actief zijn, worden een hoop misverstanden vermeden. Een ander nadeel zal de meeste leden evenmin onbekend zijn, nl. de cyberrevolutionair die de revolutie beleeft van achter het klavier. En tenslotte blijft er de eeuwenoude wijsheid die je leert tweemaal na te denken vooraleer je schrijft: verba volent, scripti manent.

38. Buiten onze grote twijfels over het nut van discussiefora, die vaak in het luchtledige, zonder enige omkadering discussiëren over allerhande details, is er op dit moment ook absoluut geen ruimte binnen het fulltime team om hiervoor een moderator te voorzien, zeker als daarbij dan verwacht wordt dat de fulltimers alle mogelijke teksten over alle mogelijke details vertalen. En erop antwoorden, want het is ook de taak van de leiding om op foute en ondoordachten stellingen te antwoorden vooraleer die een eigen leven gaan leiden. Dit zou de fulltimers of minstens een deel van de fulltimers, die met mandaat van het NC en binnen de lijnen die het congres en het NC heeft uitgezet de dagelijkse leiding en organisatie van de partij in handen nemen, reduceren tot vertaal-machines en effectief verlammen. We zien niet in hoe dat de partij zou kunnen doen ontwikkelen en het is niet onze opvatting van wat de taak van een UB is.

39. De vorige teksten van de leden zijn verspreid in het IB, ook de nieuwe tekst zal na vertaling verspreid worden. De oudere vermelde teksten zijn allemaal verkrijgbaar op het secretariaat. We weten dat de kameraden een volle agenda hebben, maar de discussie met de 11 toont aan dat ons democratisch functioneren niet voor iedereen duidelijk is. We hopen met deze antwoorden een aantal essentiële zaken te hebben uitgeklaard.

> Inhoudstafel

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel