Recensie: “De rode vlag” door David Priestland

“Een wereldgeschiedenis van het communisme”, is de ondertitel van David Priestlands boek “De rode vlag”. Met zo’n titel ga je een gigantische uitdaging aan. Iets te gigantisch blijkbaar, want Priestland valt in zijn boek al snel terug op oppervlakkige analyses over het revolutionair socialisme waarvan anticommunisten kunnen smullen. Hoewel Priestland wel een poging doet om de burgerlijke kritiek op het marxisme in een nieuw kleedje te steken, blijven zijn argumenten een voortdurend déjà-vu-gevoel opwekken.

Een recensie door TIM (Brussel).

De wereld waarin David Priestland leeft is eenvoudig. De moderne geschiedenis wordt bepaald door grote individuen, leiders, die de onnadenkende massa’s achter zich weten te scharen via mooie idealen of platte leugens. Er zijn de “Goeden”, zoals Mikhail Gorbatsjov, een geboren leider “vol energie en enthousiasme”, een bewonderaar van de “westerse sociaaldemocratie met haar verzorgingsstaten” die vanuit een “romantische visie” zou beginnen met democratische hervormingen, weg van het koude stalinisme. Of zoals de SPD-kanselier Friedrich Ebert die na de Russische revolutie een “bolsjewistische opstand in Duitsland wist te vermijden”.

Dat Gorbatsjov een overtuigde stalinistische bureaucraat was, en dat Glasnost en Perestroika niet meer waren dan pogingen van de stalinistische bureaucratie om zichzelf om te vormen tot een nieuwe kapitalistische klasse komt niet aan bod. De geplande economie is verantwoordelijk geweest voor de enorme economische ontwikkeling die de Sovjetunie gekend heeft. De stalinistische bureaucratie was een enorme rem op deze economie: zolang de economie relatief eenvoudig was enkel een “vertragende” factor, maar het bureaucratisch besturen van een economie die steeds ingewikkelder werd, vereiste een gigantisch apparaat van hoge en lagere controleurs. In de jaren ’80 was de economie in de Sovjetunie zo goed als volledig tot stilstand gekomen en in een wanhopige poging om aan de macht te blijven, koos de stalinistische bureaucratie het pad van de herinvoering van het kapitalisme, waarbij zij zichzelf zou omvormen tot de nieuwe kapitalistische klasse. In tegenstelling tot wat Priestland mag beweren, speelden “romantische ideeën” over het welzijn van de Sovjetbevolking hierbij hoegenaamd geen rol.

Het ophemelen van Friedrich Ebert is al helemaal misplaatst. Ebert had zich in 1914 reeds nuttig gemaakt voor de oorlogszuchtige Duitse burgerij door de SPD in het parlement voor het verlenen van oorlogskredieten te laten stemmen, waardoor de grootste slachting uit de geschiedenis van start kon gaan. De Oktoberrevolutie van 1917 kende al snel navolging in Duitsland, en in 1919 mocht Ebert de eerste Duitse president worden, op voorwaarde dat hij de Duitse sovjets bloedig zou neerslaan. Zelfs Priestland kan niet voorbijgaan aan deze slachting, hij geeft toe dat Eberts houding “veel discussie heeft losgemaakt” en dat zijn contrarevolutie “misschien een overreactie was”. Priestland rechtvaardigt het bloedbad echter door te stellen dat het de enige mogelijkheid was een “communistische machtsovername” te vermijden.

Want Priestland heeft in zijn boek ook oog voor de “slechten”: Lenin natuurlijk en ook Trotski. Lenin’s leven staat volgens Priestland in het teken van een bijna ziekelijke zelfdiscipline, een discipline die hij ook oplegt aan zijn partij met het “voorhoedemodel”. Trotski is daarbij een autoritair militair die het Rode Leger gebruikt om komaf te maken met het begin van de arbeidersdemocratie in de Sovjetunie. De rol van de bolsjewieken in de gebeurtenissen tussen februari en oktober 1917 wordt geminimaliseerd en de Oktoberrevolutie zelf wordt omschreven als een “staatsgreep”. De Bolsjewieken worden afgeschilderd als een geïsoleerde minderheid, die al spoedig moet teruggrijpen naar geweld en terreur om haar macht te behouden. De misdaden van het stalinisme worden op die manier een logisch gevolg van het beleid van Lenin en Trotski na de revolutie.

Toch beseft ook Priestland dat hij die redenering moet afzwakken. Wat te doen met de ongelooflijke populariteit die de bolsjewieken genoten na de Oktoberrevolutie, de steun die het Rode Leger kreeg uit de arbeiders –en boerenbevolking? Priestland moet toegeven dat de Oktoberrevolutie wel wat veranderingen meebracht voor de arbeidersklasse, zonder deze echter te noemen. Het gaat bijvoorbeeld om de invoering van het algemeen stemrecht, beperken van de arbeidsduur, beperken van nachtwerk, invoeren van het recht op abortus en echtscheiding, invoeren van een pensioenstelstel, gratis onderwijs, gratis gezondheidszorg, landhervormingen, het einde van de eerste wereldoorlog,… Priestland noemt geen enkel van deze elementen, maar noemt deze politiek “het populistische gedrag van de bolsjewieken tegenover hun medestanders”. Voor een professor in Oxford is een socialistisch programma blijkbaar niet meer dan een propagandastunt.

Priestland spreekt over de Nieuwe Economische Politiek, het oorlogscommunisme,… zonder ooit uit te leggen wat deze termen betekenen of in welke context ze tot stand kwamen. Hij spreekt nauwelijks over de gevolgen van de burgeroorlog en negeert de invasie van tientallen buitenlandse imperialistische legers voor de jonge Sovjetstaat, maar hij blijft wel voortdurend het idee naar voren brengen dat het marxisme van bij aanvang een autoritaire denkwijze was, waarbij het stalinisme er niet meer dan de logische gevolgtrekking van was.

Dit soort ideeën wordt naar voor gebracht zonder echte argumenten. Elk hoofdstuk begint met een illustratie uit de literatuur, film, muziek of andere kunstvormen. Op die manier poogt Priestland het punt dat hij in dat hoofdstuk wil maken op kleurrijke wijze te kaderen. Soms slaagt hij daarin: de vergelijking tussen de politieke gebeurtenissen in de vroege jaren van de Sovjetunie enerzijds en de evolutie in het filmwerk van de Sovjetregisseur Eisenstein anderzijds is één van de weinige interessante elementen uit het boek. In de film “Oktober” uit 1929 komen de idealen van de Oktoberrevolutie nog sterk naar voren: opvallend is dat in de film nauwelijks “heldenrollen” voorkomen, zelfs de rol van Lenin is vrij beperkt: vooral de collectieve kracht van de arbeidersklasse is een centraal thema. In 1938 zal het thema van Eisensteins film “Aleksandr Nevski” aansluiten bij de nationalistische koers die Stalin op dat ogenblik voerde in de Sovjetunie en in “Iwan de Verschrikkelijke” uit 1944 en 1946 kan men een verontschuldiging zien voor Stalins’ wreedheden, die vergoelijkt worden als “noodzakelijk voor het algemeen belang”.

Maar vaak komen deze verwijzingen naar de kunst als vervanging van een degelijke analyse over het onderwerp dat Priestland in het hoofdstuk wil aansnijden: vaak gebruikt hij een individu uit een literair werk om het punt dat hij wil maken te “bewijzen”: het mislukken van de Duitse revolutie wordt enkel verklaard door het persoonlijke verhaal van een held uit het boek Spartacus van Berthold Brecht, de onmogelijkheid van het socialisme als maatschappijsysteem wordt “bewezen” aan de hand van Tsjernysjevski’s “Wat te doen? Verhalen over nieuwe mensen.”

Een gedegen analyse over wat Priestland bedoelt met de term “communisme” krijgen we niet. De verschillen tussen het stalinisme, trotskisme, maoïsme, of zelfs progressieve burgerlijke regimes in de neokoloniale wereld komen niet aan bod. Zelfs van het hoofdstuk over de grondleggers van het marxisme, Karl Marx en Friedrich Engels, worden we niet veel wijzer. Priestlands korte uiteenzetting over de denkbeelden van Karl Marx doen ons vermoeden dat hij zijn analyses eerder heeft gehaald bij de stalinistische interpretatoren van het marxisme, meer dan bij Karl Marx zelf: zo stelt hij foutief dat Marx zélf de grondlegger was van de stalinistische tweestadiatheorie. Het idee dat Priestland naar voor brengt, is dat het stalinisme geen afwijking van het marxisme is, maar enkel een consequente verderzetting van de ideeën van Marx en Engels zelf. Ook in dit hoofdstuk hecht Priestland veel belang aan de centrale boodschap die hij in zijn boek probeert uit te dragen: hij stelt een jonge, naïeve en idealistische Marx in contrast met een oudere, veel autoritairdere Marx van na de revolutie van 1848. De jonge Marx, die wel aan de basis ligt van de marxistische analyse van de maatschappij, maar die nog meent dat de progressieve burgerij misschien toch nog een rol te spelen heeft, wordt het voorbeeld van de “goede” marxist. De latere Marx als revolutionair wordt afgeschilderd als een star en autoritair denker. De boodschap is zolang marxisten zich ver houden van het veranderen van de maatschappij, ze eigenlijk weinig kwaad kunnen doen.

“Nu de kritiek op het geglobaliseerde kapitalisme en zijn financieel-economische uitwassen groeit, krijgt de communistische theorie weer actuele waarde”, staat op de achterflap van het boek te lezen. “De Rode Vlag” is een poging om een ideologische strijd te voeren tegen de opkomst van het socialistische gedachtegoed. De boodschap is duidelijk: het kapitalisme mag vandaag dan wel in crisis zijn, maar het systeem werkt wel. De economische puinhoop die we vandaag meemaken is veroorzaakt “individuele fouten”, en niet door het falen van het kapitalistische systeem op zich, zo wil Priestland ons doen geloven. Het socialisme is daarentegen een “onwerkbaar” systeem: in het beste geval leidt het tot desillusies, in het slechtste geval tot gewelddadige dictaturen.

Toch wil Priestland niet alle revolutionairen over dezelfde kam scheren: de Hongaarse communistische intellectueel Lukács wordt tegenover Lenin geplaatst, Gramsci tegenover Trotski. Daarmee wordt het ideaal van een “romantisch socialisme” als leuke hobby opgehemeld tegenover de revolutionaire praktijk. Enkel als vaag ideaal heeft het marxisme een toekomst, zo stelt Priestland, maar zeker niet als methode om de maatschappij te analyseren, én te veranderen. Voor salonsocialisten die op zoek zijn naar een excuus om geen werkelijke rol te moeten spelen in de klassenstrijd is dit boek een godsgeschenk. Voor revolutionaire socialisten ligt de enige waarde van dit boek in de korte besprekingen van de films van Eisenstein en de sovjetliteratuur.

De Rode Vlag is uitgegeven door De Bezige Bij en kost 39,90 euro.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel