Loon, prijs en winst: hoofdstuk 11

11. De verschillende delen, waarin de meerwaarde uiteenvalt

De meerwaarde of dat deel van de totale waarde van de waar, waarin de meerarbeid of onbetaalde arbeid van de arbeider gerealiseerd is, noem ik winst. Deze winst wordt niet in zijn geheel door de kapitalistische ondernemer opgestreken. Het grondmonopolie stelt de eigenaar van de grond in staat zich een deel van deze meerwaarde onder de naam rente toe te eigenen, ongeacht of de grond voor landbouw, als bouwterrein of voor de spoorwegen wordt gebruikt of voor welk ander productief doel dan ook. Juist ‘het feit, dat het bezit van de arbeidsmiddelen de kapitalistische ondernemer in staat stelt een meerwaarde te produceren of, wat op hetzelfde neerkomt, zich een bepaalde hoeveelheid onbetaalde arbeid toe te eigenen, stelt aan de andere kant de eigenaar van de arbeidsmiddelen, die hij de kapitalistische ondernemer geheel of ten dele uitleent, kortom, stelt de geldlenende kapitalist in staat, een ander deel van deze meerwaarde onder de naam interest voor zich op te eisen, zodat voor de kapitalistische ondernemer als zodanig slechts overblijft, wat men industriële of commerciële winst noemt.

Door welke wetten deze verdeling van de totale hoeveelheid meerwaarde onder de drie categorieën mensen wordt gereguleerd, is een vraag, die ver van ons onderwerp af ligt. Uit liet tot dusverre uiteengezette blijkt ondertussen het volgende:

Rente, interest en industriële winst zijn louter verschillende namen voor verschillende delen van de meerwaarde der waar of van de -daarin belichaamde onbetaalde arbeid en zij worden gelijkelijk aan deze bron en uitsluitend aan deze bron ontleend. Ze worden niet ontleend aan de grond als zodanig of aan het kapitaal als zodanig, doch grond en kapitaal stellen hun eigenaars in staat hun respectieve aandeel te verkrijgen van de door de kapitalistische ondernemer uit zijn arbeider geperste meerwaarde. Voor de arbeider zelf is het een zaak van ondergeschikte betekenis of die meerwaarde, het resultaat van zijn meerarbeid of onbetaalde arbeid, volledig door de kapitalistische ondernemer wordt opgestreken of dat deze gedeelten daarvan onder de naam renten en interest aan derden moet doorbetalen. Veronderstel, de kapitalistische ondernemer gebruikt slechts zijn eigen kapitaal en is zijn eigen grondeigenaar. In dat geval belandt de gehele meerwaarde in zijn zak.

Het is de kapitalistische ondernemer, die deze meerwaarde direct uit de arbeider perst, ongeacht welk gedeelte hij tenslotte voor zich zelf vermag te behouden. Het hele loonsysteem en het gehele tegenwoordige productiesysteem draaien dan ook om deze verhouding tussen de kapitalistische ondernemer en de loonarbeider. Enkele burgers, die aan onze discussie hebben deelgenomen, hebben er dan ook niet goed aan gedaan toen zij trachtten de zaken fraaier voor te stellen dan ze zijn en deze principiële verhouding tussen de kapitalistische ondernemer en de arbeider als een kwestie van het tweede plan te behandelen, hoewel ze gelijk hadden met de vaststelling, dat onder zekere omstandigheden een stijging van de prijzen een zeer verschillende uitwerking kan hebben op de kapitalistische ondernemer, de landheer, de geldkapitalist en, zo u wilt, de belastinggaarder. Uit het voorgaande volgt nog iets anders.

Dat gedeelte van de waarde van de waar, dat slechts de waarde van de grondstoffen, de machinerieën, kortom de waarde van de verbruikte productiemiddelen vertegenwoordigt, vormt in het geheel geen inkomen, doch vervangt slechts kapitaal. Maar afgezien hiervan is het onjuist, dat het andere gedeelte van de waarde van de waar, dat inkomen vormt of in de vorm van arbeidsloon, winst, rente en interest kan worden uitgegeven, samengesteld wordt uit de waarde van het arbeidsloon, de waarde van de rente, de waarde van de winst enz. We willen allereerst eens het arbeidsloon buiten beschouwing laten en slechts de industriële winst, interest en rente behandelen. We hebben zojuist gezien, dat de in de waar vervatte meerwaarde of dat gedeelte van haar waarde waarin onbetaalde arbeid gerealiseerd is, in verschillende gedeelten met drie verschillende namen uiteenvalt. Het zou echter het omgekeerde van de waarheid zijn als men zou zeggen, dat haar waarde samengesteld is uit of gevormd wordt door het optellen van de zelfstandige waarden van deze drie bestanddelen.

Als een uur arbeid gerealiseerd wordt in een waarde van zes pence, als de arbeidsdag van de arbeider twaalf uur bedraagt, als de helft van die tijd uit onbetaalde arbeid bestaat, zal deze meerarbeid aan de waar een meerwaarde van drie shilling toevoegen, d.w.z. een waarde waarvoor geen equivalent betaald is. Deze meerwaarde van drie shilling vormt het gehele fonds, dat de kapitalistische ondernemer met de grondeigenaar en de geldschieter kan verdelen, in welke verhoudingen dan ook. De waarde van deze drie shilling vormt de grens van de waarde die zij onder elkaar te verdelen hebben. Het is echter niet zo, dat de kapitalistische ondernemer aan de waarde van de waar ten bate van zijn winst een willekeurige waarde toevoegt, waaraan wederom een waarde voor de grondeigenaar wordt toegevoegd enz., zodat de optelling van deze drie willekeurig vastgestelde waarden de totale waarde vormt. U ziet dan ook het. bedrieglijke van de gangbare voorstelling, die de splitsing van een gegeven waarde in drie delen verwisselt met de vorming van deze waarde door het optellen van drie zelfstandige waarden, zodat ze de totale waarde, waaruit rente, winst en interest zijn afgeleid, in een willekeurige grootheid verandert.

Wanneer de door een kapitalist gerealiseerde totale winst gelijk is aan £ 100, noemen we deze som, als absolute grootheid beschouwd, het bedrag van de winst. Als we evenwel de verhouding berekenen, waarin deze £ 100 tot het voorgeschoten kapitaal staan, noemen we deze relatieve grootheid de winstvoet. Het is duidelijk, dat deze winstvoet op tweeërlei wijze uitgedrukt kan worden.

Laten we aannemen, dat £ 100 bestaat uit in arbeidsloon voorgeschoten kapitaal. Wanneer de voortgebrachte meerwaarde eveneens £ 100 bedraagt – wat aantoont, dat de halve arbeidsdag van de arbeider uit onbetaalde arbeid bestaat – en wij deze winst aan het in arbeidsloon voorgeschoten kapitaal meten, zeggen wij, dat de winstvoet 100% beloopt, omdat de voorgeschoten waarde en de gerealiseerde waarde 200 is.

Wanneer wij aan de andere kant niet alleen het in arbeidsloon voorgeschoten kapitaal in ogenschouw nemen, maar het totale voorgeschoten kapitaal, laat ons zeggen £ 500, waarvan £ 400 de waarde vertegenwoordigt van grondstoffen, machines enz., zeggen we, dat de winstvoet slechts 20% beloopt, omdat de winst van £ 100 niet meer is dan een vijfde deel van het totale voorgeschoten kapitaal.

De eerste vorm om de winstvoet uit te drukken is de enige die u de werkelijke verhouding tussen betaalde en onbetaalde arbeid aantoont, de werkelijke graad van exploitation (vergeef mij het gebruik van dit Franse woord) van de arbeid. De andere vorm van uitdrukking is de algemeen gebruikelijke en voor zekere doeleinden inderdaad geschikt. In elk geval is ze zeer nuttig om de mate, waarin de kapitalist gratis arbeid uit de arbeider perst, te versluieren.

In hetgeen ik nog op te merken heb, zal ik het woord winst gebruiken voor het totale bedrag van de door de kapitalist uitgeperste meerwaarde, zonder hoe dan ook rekening te houden met de verdeling van deze meerwaarde tussen de verschillende partijen, en waar ik het woord winstvoet gebruik, zal ik steeds de winst afmeten aan de waarde -van’ het in arbeidsloon voorgeschoten kapitaal.

>> Inhoudstafel

Dit vind je misschien ook leuk...