Voorwoord tot de eerste druk
Het vraagstuk van de staat krijgt in onze dagen niet alleen in theoretisch, maar ook in praktisch politiek opzicht bijzondere betekenis. De imperialistische oorlog heeft het proces van de overgang van het monopolistische kapitalisme naar staatsmonopolistisch kapitalisme buitengewoon versneld en verscherpt. De monsterachtige knechting van de werkende massa’s door de staat, die al nauwer met de almachtige kapitalisten verbonden samensmelt, wordt steeds monsterachtiger. De vooraanstaande landen — we spreken van hun ‘achterland’— veranderen voor de arbeiders in militaire tuchthuizen.
De ongehoorde gruwelen en ellende van de steeds maar voortdurende oorlog maken de toestand van de massa’s ondraaglijk en doen hun verbolgenheid stijgen. De internationale proletarische revolutie rijpt zienderogen. Het vraagstuk van haar verhouding tot de staat verkrijgt praktische betekenis.
De elementen van het opportunisme, gedurende tientallen jaren van betrekkelijk vreedzame ontwikkeling opeengehoopt, hebben de in de officiële socialistische partijen van de gehele wereld heersende stroming van het sociaal-chauvinisme in het leven geroepen. Deze stroming (Plechanow, Potresow, Bresjkowskaja, Roebanowitsj, voorts in een lichtelijk verhulde vorm de heren Tsereteli, Tsjernow en Co. in Rusland; Scheidemann, Legien, David en anderen in Duitsland; Renaudel, Guesde, Vandervelde in Frankrijk en België; Hyndman en de Fabiërs in Engeland enz. enz.) –socialisme in woorden, chauvinisme metterdaad — wordt gekenmerkt door een laaghartige, lakeiachtige aanpassing van de ‘leiders van het socialisme’ aan de belangen niet alleen van ‘hun’ nationale bourgeoisie, maar in het bijzonder ook van ‘hun’ staat, want de meerderheid van de zogenaamde grote mogendheden buit al sinds lang een hele rij kleine en zwakke volken uit en knecht hen. De imperialistische oorlog is immers juist een oorlog om de verdeling en herverdeling van dit soort buit. De strijd voor de bevrijding van de werkende massa’s van de invloed der bourgeoisie in het algemeen en van de imperialistische bourgeoisie in het bijzonder is onmogelijk zonder de strijd tegen de opportunistische vooroordelen met betrekking tot de ‘staat’.
Wij zullen hier eerst de leer van Marx en Engels over de beschouwen en ons vooral en uitvoerig ophouden bij in vergetelheid geraakte of aan opportunistische verminking blootgesteld kanten van deze leer. Daarna zullen wij ons in het bijzonder bezighouden met de voornaamste vertegenwoordiger van deze verminkingen, Karl Kautsky, de bekendste leider van de Tweede Internationale (1889—1914) die gedurende deze oorlog zo jammerlijk bankroet is gegaan. Verder zullen wij de voornaamste resultaten samenvatten van de ervaringen van de Russische revolutie van 1905 en vooral die van 1917. Deze laatste sluit, naar het schijnt,, in deze dagen (begin augustus 1917) de eerste fase van haar ontwikkeling af; overigens echter kan heel deze revolutie slecht’ begrepen worden als een schakel in de keten van socialistische proletarische revoluties die door de imperialistische oorlog worden teweeggebracht. Het vraagstuk van de verhouding van de socialistische revolutie van het proletariaat tot de staat krijgt, op die manier niet alleen een praktisch politieke, maar ook een hoogst actuele betekenis als een vraagstuk van het uiteenzetten aan de massa’s wat zij in de nabije toekomst moeten doen voor bun bevrijding van het juk van het kapitaal.
Augustus 1917. De schrijver
>> Inhoud