Ecologie versus kapitalisme. Opkomen voor het ene, betekent strijden tegen het andere

Ieder jaar wordt het Amazonewoud (goed voor een derde van de tropische bossen op deze wereld) zo’n 30.000 km² kleiner. Dat is ongeveer de oppervlakte van België. Meer dan 30.000 soorten en planten, waaronder ook medisch erg nuttige planten, worden hierdoor bedreigd. De bedreiging van deze groene long biedt een beeld van de algemene kanker die ons leefmilieu ondermijnt.

Daarbovenop zijn er natuurlijk de vele stammen in het Amazonegebied die quasi nooit contact hebben gehad met de moderne wereld en zich bijgevolg soms amper bewust zijn van de gevaren waarmee hun toekomst wordt bedreigd. Dat wordt pas concreet als de bulldozers hun dorpen vernielen. De grotere bezorgdheid voor milieproblemen en klimaatsverandering zorgt ervoor dat het er soms op lijkt dat een groot deel van de werkende bevolking eveneens een bedreigd Amazonedorp vormt. Hebben we dan geen mogelijkheden om de levenskwaliteit op onze planeet te verdedigen?

Uit die vraag vloeien er uiteraard nog heel wat andere vragen voort. Voor marxisten kan er misschien nog een bijkomende vraag worden gesteld: moeten we de strijd voor socialisme niet ondergeschikt maken aan een dringender probleem zoals het milieu? Moeten we niet eerst bezorgd zijn om de aarde en dan pas over de manier waarop de samenleving is georganiseerd?

Wij menen alvast van niet. De problemen van het milieu en het klimaat zijn geen geïsoleerde fenomenen die los staan van de manier waarop de samenleving is georganiseerd. Wij verschillen van de meest officiële “ecologisten” op dit punt. Veel van deze ecologisten beperken zich tot vaak erg terechte kritieken op specifieke elementen van het kapitalistische uitbuitingssysteem zonder een diepgaandere visie naar voor te brengen over de oorzaken van deze symptomen.

Is er geen verzoening mogelijk tussen ecologie en vooruitgang?

De gevolgen van menselijke activiteiten op het milieu zijn natuurlijk geen nieuw fenomeen. Reeds in de Oudheid verschenen er teksten waarin werd ingegaan op de ecologische problemen die bijvoorbeeld werden veroorzaakt door het Romeinse Rijk. Maar op ecologisch vlak was er toch een fundamentele ontwikkeling met de opkomst van de grote kapitalistische industrie. Dit heeft de afgelopen decennia geleid tot het opstapelen van de ecologische problemen.

Reeds van bij de opkomst van het kapitalisme hebben wetenschappers gewezen op de mogelijke gevolgen van deze productiewijze op het leefmilieu. Dat is nu in een stroomversnelling gekomen. Eén van de vragen daarbij is of de afbraak van het milieu niet onvermijdelijk verbonden is met de “vooruitgang”. Moeten we de industriële productie op zich verwerpen?

Dat soort argumenten komt vaak van lagen in de samenleving die het relatief goed hebben met een hoge levensstandaard. De arbeidersklasse, de werkenden en hun gezinnen, is ook bezorgd om haar levenskwaliteit. Maar die levenskwaliteit wordt op een erg directe manier aangetast door de uitbuiting onder het kapitalistische systeem.

Heel wat ecologische bewegingen die de afgelopen decennia zijn ontwikkeld, ontbrak het aan een analyse over de samenleving en de verhoudingen tussen arbeid en kapitaal. Hierdoor werd gezocht naar “mirakeloplossingen” die tot niets leiden en veelal beperkt blijven tot individuele zaken.

Er zijn geen individuele oplossingen

Een voorbeeld van het zoeken naar schijnoplossingen zien we in het standpunt dat er overbevolking is. Er zouden te veel mensen zijn waardoor de energiereserves en voedselvoorraden onvoldoende zouden zijn en bovendien zou dit een steeds grotere druk op het milieu zetten. De natuur kan zoveel mensen niet aan. Deze analyse wordt meestal gemaakt door Westerse intellectuelen met die opmerking dat de bevolkingsgroei vooral een fenomeen is van de zogenaamde ‘Derde Wereld’ (de ex-koloniale landen). De conclusie is dan ook gemakkelijk gemaakt: laat ons de armste lagen aanpakken want zij vormen de “overschot” van de bevolking. Wij denken dat er geen absolute overbevolking is en denken dat de bevolkingsgroei reeds sterk zou afnemen indien iedereen over een degelijke levensstandaard beschikt (waarbij kindersterfte wordt beperkt en sociale zekerheid geen loutere gezinsaangelegenheid is).

Een andere positie die sterk aanwezig was en is in de ecologische beweging, is deze van een terugkeer naar “authentieke” waarden. In de jaren 1970 ging dit gepaard met geitenwollensokken en het idee om op het platteland te gaan leven en daar te voorzien in het eigen levensonderhoud. Vandaag wordt er de voorkeur aan gegeven om eerder bioproducten te kopen. Vanuit een bezorgdheid over wat we eten, wordt de biosector steeds meer big business. Bioproducten kunnen duurder verkocht worden en de winsten kunnen zo worden opgedreven. Bovendien is het niet altijd duidelijk wanneer iets “bio” is en wanneer niet (behalve op het vlak van de prijs natuurlijk, daar merk je het verschil meteen).

We verzetten ons ook tegen een blind wantrouwen tegen iedere technologische vooruitgang. Het zijn niet de wetenschappelijke ontwikkelingen op zich die een probleem vormen, maar wel de wijze waarop deze worden toegepast met het oog op het vergroten van de winsten. Een verzet tegen vooruitgang leidt tot absurde situaties waarbij ook levensreddende mogelijkheden worden verworpen.

Nog een theorie die verbonden is met het wantrouwen in vooruitgang is deze van het “duurzame ontgroeien”. Om de grondstoffen niet uit te putten, moeten we met z’n allen minder consumeren. Deze theorie gaat ervan uit dat het beter is om het leefmilieu te verdedigen dan de levensstandaard. Dit leidt tot een “progressieve” invulling van de besparingslogica die de neoliberale regeringen ons opleggen. De verantwoordelijkheid voor de gevolgen van het productiesysteem wordt aldus bij de consumenten gelegd. Wij denken dat het productiesysteem in vraag moet worden gesteld en niet de individuen die de gevolgen van dit systeem ondergaan. Of zijn diegenen die het slachtoffer zijn van kapitalistische uitbuiting evenzeer verantwoordelijk voor dat kapitalisme als hun uitbuiters?

In de traditionele ecologische bewegingen en partijen komen dit soort theorieën vaak voor. In oproepen zoals die van “nationale eenheid voor het klimaat” (voorgesteld door Ecolo) zien we het idee dat de volledige bevolking verantwoordelijk is aangezien zowel bedrijfseigenaars als arbeiders vervuilen. Het zou bijgevolg volstaan om allemaal eens rond de tafel te gaan zitten om tot oplossingen te komen. Daarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat de grootste vervuilers de bedrijven zijn die bovendien ook bepalen wat er wordt geproduceerd en hoe dit gebeurt. Daarbij tellen enkel hun eigen winstbelangen en niet de belangen van de gemeenschap.

Voor het patronaat en de aandeelhouders kan alles geofferd worden op het altaar van de winst. De concurrentie en winstjacht van de bedrijven zal door hen steeds vooraan staan, ook indien dit als gevolg heeft dat het milieu onder druk komt te staan. In een systeem gebaseerd op winst en niet op het streven naar de behoeftenbevrediging van de mensen is er geen plaats voor drijfveren in de richting van het algemeen belang van de mensheid en de zorg voor een proper milieu.

Het milieu redden door collectieve strijd

De belangen van de meerderheid van de bevolking omvatten ook een veilige leefomgeving. Om de verdediging van de belangen van de meerderheid van de bevolking op te nemen, kunnen we enkel vertrouwen op die bevolking zelf. De arbeidersklasse heeft potentieel heel veel macht omwille van haar rol in het productieproces. Bovendien omvat de arbeidersklasse, indien het er in slaagt de steun te krijgen van kleine boeren en armen, de overgrote meerderheid van de bevolking.

Productie naar behoefte, in plaats van naar winst, is enkel mogelijk als dit onder de democratische controle van de bevolking gebeurt. Dat is ook de enige manier om voluit gebruik te maken van de technologische mogelijkheden en die ten dienste te stellen van de behoeften, ook de ecologische behoeften. Alle sociale verworvenheden zijn afgedwongen op basis van collectieve strijd, ook het behoud van onze planeet zal deze weg moeten volgen.

Marx en Engels. Opkomen voor de arbeiders betekent ook opkomen voor hun milieu

Reeds in de 19e eeuw stelden Marx en Engels dat het een vals probleem is om technologie tegenover ecologie te plaatsen of om de strijd voor het leefmilieu los te zien van de maatschappelijke verhoudingen. Friedrich Engels stelde bijvoorbeeld dat het in de natuur van deze samenleving ligt om bij de productie enkel rekening te houden met de onmiddellijk tastbare resultaten. Marx en Engels stelden dat de kapitalistische industrie, en dus niet de industrialisatie op zich, de ware verantwoordelijke is voor de aftakeling van het milieu.

De kortetermijn belangen van de minderheid die de productiemiddelen bezit en de samenleving controleert, gaan in tegen de belangen van de arbeiders en hun gezinnen in het algemeen, onder meer op het vlak van ons leefmilieu.

Marx nam het voorbeeld van de landbouw (nog voor het massaal gebruik van pesticiden) om te stellen dat de kapitalistische productie gericht op onmiddellijke winsten, ingaat tegen de logica van de landbouw die moet vertrekken van de permanente behoeften van de menselijke generaties. Marx stelde: “Iedere vooruitgang van de kapitalistische landbouw is niet alleen een vooruitgang in de kunst de arbeiders te beroven, maar tegelijk in de kunst van het beroven van de bodem. Iedere vooruitgang in het vergroten van de vruchtbaarheid van de bodem gedurende een bepaalde tijd is tevens een vooruitgang in het verwoesten van de blijvende bronnen van deze vruchtbaarheid.” (Het Kapitaal, deel 1, hoofdstuk 13)

Engels stelde in zijn werk “De dialectiek van de natuur” onder meer dat de mens de natuur niet domineert als een buitenstaander, maar dat iedere controle op de natuur verbonden is aan onze kennis van het functioneren van de natuur. We leren iedere dag meer aspecten van de natuur kennen alsook meer effecten van onze eigen interventies. Engels waarschuwde tegelijk ook dat het voor een oplossing niet volstaat om onze kennis over de natuur uit te breiden, maar dat het kapitalistische productiesysteem en haar sociale ordening moeten worden omvergeworpen. “De winsten die uit de verkoop worden gehaald zijn de enige en unieke drijfveer van een kapitalist (…) die zich niets aantrekt van wat er nadien met de goederen of de aanschaffer van die goederen gebeurt. Hetzelfde geldt tevens voor de impact op de natuur.”

Zowel Marx als Engels stelden dat de industriële samenleving en de natuur niet tegenover elkaar staan. Maar de industriële productie moet bewust georganiseerd worden en gepland in het belang van de meerderheid van de bevolking. Enkel dan kan een einde gemaakt worden aan verspillingen en de winstlogica die zich beperkt tot kortetermijn belangen van een minderheid. Er is nood aan een fundamentele verandering van de samenleving. Pogingen om beperkte veranderingen door te voeren op slechts één terrein, is als het bestrijden van een kanker met aspirines.

De Sovjetunie en China

Als we de noodzaak naar voor brengen om te breken met het kapitalisme om zo de milieuproblemen aan te pakken, komt wel eens het argument dat de vervuiling in de vroegere Sovjetunie en China niet bepaald minnetjes was of is. Tsjernobyl lag uiteindelijk in de Sovjetunie… Het klopt dat de stalinistische bureaucratie in de Sovjetunie amper rekening hield met het leefmilieu. Vandaag leeft een vijfde van de Russische bevolking in ecologisch sterk aangetaste regio’s waar er gezondheidsgevaren zijn. Voor een derde van het Chinese grondgebied is zure regen een realiteit.

Wij denken dat het “socialisme” dat in deze landen werd toegepast, slechts een karikatuur was van socialisme. Er was een bureaucratie die over alles besliste, terwijl een geplande economie arbeidersdemocratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft. De dictatuur van de bureaucratie in deze landen heeft niet alleen gevolgen gehad op het vlak van repressie, het heeft ook geleid tot ernstige ecologische schade die voelbaar zal zijn voor de komende generaties. Bovendien heeft de herinvoering van het kapitalisme in Rusland of het versterken van de kapitalistische elementen in China die situatie niet bepaald verbeterd.

Ecologie. Enkele interessante cijfers

Met dit dossier willen we niet zozeer een technische analyse maken van de ecologische problemen. We denken dat het beter is om een analyse te maken van de wijze waarop ons leefmilieu wordt bedreigd en hoe we daar tegen kunnen ingaan. Daarnaast is het natuurlijk nuttig om in discussies gebruik te maken van een aantal cijfers die een beeld geven van de ernst van de milieuproblematiek. Dat maakt discussies hierover soms concreter.

  • Op wereldvlak wordt ieder jaar heel wat afval geproduceerd:
    > 2 miljard ton industrieel afval
    > 350 miljoen ton gevaarlijk afval
    > 7.000 ton nucleair afval

    (90% van dit afval komt van bedrijven gevestigd in de landen die deel uitmaken van de OESO)

  • De toegang tot water zal een belangrijke bron van conflicten worden. Tussen 1960 en 2025 zal de watervoorraad sterk afgenomen zijn, van 3.340 kubieke meter tot 667 per persoon. Dat is ver beneden de alarmerende grens van 2.000
  • De woestijnvorming zorgt er elk jaar voor dat zo’n 6 miljoen hectare vruchtbare grond verloren gaat
  • Per jaar verdwijnen zo’n 6.000 dierstoorten
  • De ontbossing, een belangrijke oorzaak van het broeikaseffect, zorgt ervoor dat de tropische bossen (waar 70% van de levende wezens zich bevinden) ieder jaar 1,5% tot 2% van hun grondgebied prijsgeven
  • In Frankrijk wordt 34% van de uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt door het verkeer. Maar gewone auto’s vormen slechts een beperkt aandeel in die uitstoot. Wegtransport vormt een belangrijker factor, maar transport over de wegen is momenteel goedkoper dan via het spoor. Wegtransport is verantwoordelijk voor 94% van de uitstoot in het verkeer.
  • Het poolijs verdwijnt bijzonder snel, sinds de jaren 1960 is 40% van het poolijs verdwenen.
  • Het aantal zware stormen is de afgelopen 30 jaar verdubbeld.
  • Het Kyoto-protocol omvat geen enkele verplichting voor de ondertekenende landen. De doelstellingen in dat akkoord waren nochtans erg bescheiden… Indien deze doelstellingen zouden worden behaald, dan zou dit slechts goed zijn voor 3% van de inspanning die nodig is om de klimaatsveranderingen effectief te stoppen. Deze doelstellingen zouden slechts leiden tot een vermindering van de temperatuursstijging met 0,6 graden tegenover een verwachte toename met 2 tot 4 graden tegen 2050. Ter vergelijking: in de laatste ijstijd (zo’n 18.000 jaar geleden) lag de temperatuur gemiddeld 4 graden lager dan nu. Twee derden van wat nu Frankrijk is, bevond zich toen onder het ijs. Dat geeft slechts een beeld van de immense veranderingen die ons te wachten staan.
  • Op de G8-top in juni hebben de wereldleiders afgesproken om de mogelijkheid van een “post-Kyoto protocol” te bediscussiëren. Daarnaast werd 60 miljard dollar beloofd voor de strijd tegen Aids, TBC,… Die beloften worden zelden nagekomen, tegelijk stegen de militaire uitgaven in 2006 wereldwijd met 29 miljard dollar, op 10 jaar tijd was er een stijging met 37%. De huidige uitgaven komen overeen met 111 euro per mens.

Geef een reactie

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel