Solidariteit in anonimiteit. De geschiedenis van de leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij

Wat is de overeenkomst tussen de schrijver Sal Santen, de uitgever Geert van Oorschot, de publicist en het latere PvdA-kamerlid Jacques de Kadt, de neerlandicus Garmt Stuiveling, de componist Marius Flothuis en de chroniqueur van de Indische bellettrie Rob Nieuwenhuys? Zij allen waren in hun jonge jaren lid van een kleine, links-socialistische organisatie, de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP, 1932-1935).

Hoewel deze partij met ruim 7.000 leden ternauwernood geen parlementszetels wist te veroveren deed zij in haar korte bestaan vaak van zich spreken. Omdat de gemiddelde leeftijd vrij laag was bruiste de partij van energie en ludieke ideeën. In zekere zin waren de OSP’ers dan ook de provo’s van hun tijd. Bart de Cort tekende de verhalen op van de betrokkenen bij deze links-socialistische partij: Solidariteit in anonimiteit. De geschiedenis van de leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij.

Ontstaan linkervleugel SDAP

Waar kwam die OSP nu eigenlijk vandaan? In de twintiger jaren van de vorige eeuw won de behoudende vleugel van de SDAP die zich inzette voor samenwerking met de confessionelen veld. Hiertegenover vormde zich een linkervleugel gegroepeerd rond het blad Eenheid. Eenheid van links, nationaal en internationaal, stond voorop. Het waren niet alleen sociaal-democraten die aan dit blad meewerkten. Ook verleenden communisten en andere linksen hun medewerking. Het blad steunde de door de linkse SDAP-er Piet J. Schmidt voorgezeten Liga tegen Imperialisme en Koloniale Overheersing, een internationale door de communisten gecontroleerde organisatie. De SDAP-leiding verklaarde deze organisatie echter verboden voor haar leden. De overheersende visie op het kolonialisme was nog altijd die van de ethische politiek: kolonialisme light. De groep rond Eenheid besloot na stevige aandrang door Franc van der Goes, een van de twaalf apostelen die aan de wieg van de SDAP stonden, het blad op te heffen en een nieuw orgaan te starten met de naam De Socialist, links socialistisch weekblad. De enkele jaren eerder uit de CPH getreden Bond van Kommunistische Strijd- en Propagandaclubs (BKSP) onder leiding van Jacques de Kadt werkte hier ook aan mee. De combinatie van ex-CPH-intellectuelen en sociaal-democratische jonge arbeiders bleek vruchtbaar. De Socialist stelde zich op het standpunt dat bij elke deelname aan een regering eerst gekeken moest worden naar een zogeheten minimumprogramma. In zo’n programma moet worden bewezen welke hervormingen bijdragen aan de overgang tot het socialisme. Uitgangspunt is de socialisatie van de productiemiddelen. Het geloof in een parlementaire overwinning zonder buitenparlementaire machtsvorming heette in De Socialist een illusie.

Consequent internationalistisch

De Socialist-groep boekte succes op het Koloniaal Congres van de SDAP begin 1930. Het recht op onafhankelijkheid van Oost-indië werd nu erkend. De partijleiding wilde echter geen onmiddellijke onafhankelijkheid. Dit zou een obstakel kunnen zijn in de toenaderingspogingen richting een christelijk-rode coalitie. Daarnaast zou het levenspeil van de Nederlandse arbeidersklasse hierdoor beïnvloed worden. De Socialist bestreed deze positie met het argument, dat investeringen in de koloniale economie de arbeiders in Nederland niets opleveren. Ze zorgden immers voor makkelijke winsten en deden aldus de lust tot investeren in eigen land dalen.

De Socialist nam een van de SDAP-leiding afwijkend standpunt in ten aanzien van de Sovjet Unie. Het blad keerde zich tegen de ondemocratische ontwikkelingen in de eerste arbeidersstaat. Maar, zo schreef de belangrijkste ideoloog van het blad, Schmidt, deze mislukkelingen moeten vooral worden toegeschreven ‘aan de zwakte onzer eigen arbeidersbeweging, die in de Rusland omringende landen een kapitalistisch stelsel laat voortbestaan dat alles doet, met alle middelen, om een werkelijke socialistische ontwikkelingen van Rusland te verhinderen’. De groep partijleden die zich schaarde rondom het blad De socialist verbond een antikoloniaal standpunt met een anti-nationalistische stellingname. Het blad kwam op voor een consequent antimilitarisme, dat verder ging dan de door de SDAP beleden ontwapening in het beginselprogramma en verkiezingsmanifesten.

Eind 1931 telde het blad ongeveer 1.000 abonnees. De meeslepend redenaar en breker van vrouwenharten Schmidt werd afgevaardigd naar de Socialistische Internationale en tot lid van het SDAP-partijbestuur gekozen. Toch was de groeiende invloed van de stroming een doorn in het oog van de partijleiding.

SDAP-leiding grijpt in

Op het congres van 1931 werd een partijbestuursresolutie aangenomen met de eis dat De Socialist moest verdwijnen. In plaats daarvan zou een partijblad worden uitgegeven met de naam De Sociaal-Democraat, waarin naast twee mensen uit de kring van De Socialist twee door het SDAP-bestuur aangewezen personen de redactie zouden voeren. Tegenwerking door de partijleiding leidde ertoe dat de linkse stroming zich terugtrok en opnieuw aan de slag ging met De Socialist, nu echter onder een andere naam De Fakkel. Directe aanleiding was het weigeren van een artikel van Schmidt, waarin hij zich onvoorwaardelijk solidair verklaarde met de ‘wilde’ staking in Twente, een massale staking tegen loonsverlagingen die niet gesteund werd door het NVV. Het SDAP-congres van 1932, dat gehouden werd in Haarlem, eist op voorstel van het bestuur de opheffing van De Fakkel. De Fakkel-groep wachtte uitsluiting niet af en trad uit de SDAP.

Afsplitsing

De nieuwe partij kreeg de naam Onafhankelijke Socialistische Partij. De OSP groeide snel. De Fakkel verscheen driemaal per week en de partij was bij vele buitenparlementaire acties aanwezig, wat in het geval van steun aan het matrozenverzet op het marineschip ‘De Zeven Provinciën’ gevangenisstraf opleverde. Met name in de werklozensteun vervulde de partij een vooraanstaande rol. Daarnaast kwam de partij prominent in het geweer tegen het opkomende fascisme. De linkse socialisten namen onder het motto ‘sociale revolutie of fascisme en oorlog’, terreur en fascisme hoogst serieus en probeerden elke vergadering van rechts-extremisten te beantwoorden met pamfletten, een tegenvergaderingen of soms een ‘ludieke’ actie. Dat dat niet geheel zonder risico was bleek wel uit het feit dat OSP-ers regelmatig in elkaar geslagen werden door onder andere de Rotterdamse politie, waaronder nogal wat fascisten actief waren, en de marechaussee in Overschie. Desalniettemin wisten de kameraden zich soms uit grote problemen te redden. Toen ze na het schilderen op de muren ‘Soldaten, arbeiders staakt’ aangehouden werden, voerden ze bij arrestatie aan dat ze nog niet klaar waren geweest: er had ‘…het vloeken’ achter gemoeten. In 1932 ging de partij over tot de oprichting van de Socialistische Arbeidersweer, in verband met een verwacht verbod op revolutionaire organisaties in 1933 omgezet in Sport- en Atletiekvereniging Wilskracht, dan wel Waakt. Volgens OSP-voorman Sal Tas was het ‘de kern van een proletarisch leger’. Men wandelde veel en trainde in de duinen of op de heide in het vechten met stenen en stokken.

De verkiezingen van 1933 leidden tot een grote teleurstelling. De OSP behaalde slechts 27.000 stemmen. Ze kwam daarmee een vijfhonderdtal stemmen tekort voor een zetel. De partij stond aan een felle campagne bloot. Van de kant van de SDAP en van de communisten, die ook links-socialisten in deze periode uitmaakten voor ‘sociaal-fascisten’. Het aan de SDAP gelieerde NVV royeerde systematisch. Bovendien viel de beoogde afbrokkeling van de SDAP nogal tegen. In de OSP staken conflicten de kop op over het gebruik van geweld, vooral naar aanleiding van het werklozenoproer in 1934 in de Amsterdamse Jordaan.

In deze Amsterdamse arbeiderswijk met veel OSP en RSP-leden brak in juli 1934 een complete opstand uit tegen de verlagingen van de werklozenuitkeringen. De autoriteiten reageerden zeer nerveus. Een jonge OSP-er, Gerresen, viel als slachtoffer van het overheidsgeweld. De OSP-leiders Schmidt, De Kadt en Sal Tas riepen op om de strijd voort te zetten en uit te breiden. Een golf van arrestaties en huiszoekingen volgden. De Kadt en Tas doken onder en namen afstand van het revolutionaire socialisme. Hun voormalige kameraad Schmidt zat vanwege een opruiend artikel een maandenlange gevangenisstraf uit, maar wist zich gesteund door duizenden OSP-leden. Tijdens het Jordaanoproer vond verdere toenadering plaats tussen OSP en de Revolutionair Socialistische Partij (RSP) van Sneevliet. Ook op internationaal vlak zochten deze partijen naar de mogelijkheid van een nieuwe internationale samenwerking.

De partij fuseerde in 1935 met de uit de Communistische Partij afkomstige RSP tot de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij (RSAP). Hoewel de onafhankelijke socialisten van de voormalige OSP numeriek sterker waren, kregen de oud-RSP-ers, met hun uit de CPH geërfde discipline, grotere onderlinge samenhang en politieke ervaring, al snel de overhand. Het debat over welke nieuwe internationale relaties onderhouden moesten worden leidde al spoedig tot het uittreden van een groep leden onder leiding van Franc van der Goes. Zij richtten de Bond van Revolutionaire Socialisten op, door Sneevliet honend de Bond van Rustende Schutters genoemd.

Geschiedenis van onderop

De auteur Bart de Cort, die al eerder publiceerde over de uit de OSP voortkomende verzetsorganisatie ‘De groep Gerretsen’ , gaat niet voorbij aan de bovengeschetste ontwikkeling van de OSP. Hij gebruikt dit verhaal als achtergrond voor zijn ‘antropologische’ rondgang langs de vele leden van de partij.

Het unieke van de levens van de leden van de OSP is hun geschiedenis van ruim een halve eeuw ononderbroken in praktijk gebrachte solidariteit: van de klassenstrijd, de hulp aan Duitstalige emigranten en de activiteiten in en voor het republikeinse kamp in de Spaanse Burgeroorlog in de jaren dertig, de deelname aan het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van diverse belangenorganisaties, zoals het COC (Niek Engelschman) en het Humanistisch Verbond na de oorlog. Parallel aan dit alles loopt altijd het werk voor de vakbond.

De Cort schroomt niet om ook de keerzijden hiervan te vermelden: velen waren niet in staat voldoende aandacht aan hun gezin te schenken, menig huwelijk strandde door toedoen van de gehuisveste vluchteling, etc. Toch raak je bij het lezen van de vele feiten en personen in het boek het spoor wel eens bijster.

Dit boek is waarschijnlijk de laatste gelegenheid om ten minste een deel van de turbulente politieke geschiedenis tijdens het interbellum in de vorm van oral history te vertellen. Tientallen oud-leden worden gevolgd van eind jaren twintig tot medio jaren negentig van de vorige eeuw. Het boek bevat dan ook drie delen: Voor de oorlog met als thema’s ondermeer de partijorganisatie, de leden, de vakbonden, levensbeschouwing en cultuur, jeugdbeweging (de OSP was vooral een partij van jongeren), strijd tegen fascisme en hulp aan vluchtelingen, fusie OSP-RSP en de Spaanse burgeroorlog; Tijdens de oorlog met als invalshoek de betrokkenheid van ex-OSP-ers bij het verzet vanuit het gezichtspunt van de BRS, de RSAP en andere groepen; en in het deel van na de oorlog behandelt De Cort de verschillende bladen en organisaties waarin ex-OSP-ers actief waren en ook de tegenstand die zij daarbij ondervinden van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, nu AIVD geheten.

Hun verhalen ‘van onder op’ vormen de geschiedenis van een politieke partij waarvan de leden na haar bestaan maatschappelijk meer ‘voor elkaar hebben gekregen’ dan tijdens haar korte bestaan. Dat was dan over het algemeen wel in organisaties als de PvdA, het COC, het Humanistisch Verbond, kranten als Het Parool, Het Vrije Volk, etc. Een minderheid van de leden heeft het revolutionaire enthousiasme van hun jeugd kunnen vasthouden en bleef ook op latere leeftijd actief in de socialistische beweging. Dit nieuwe boek van Bart de Cort kan een nieuwe generatie van socialistische activisten inspireren en scholen om die belangrijke leus van de OSP ‘Het socialisme nu!’ te realiseren.

Bart de Cort, Solidariteit in anonimiteit. De geschiedenis van de leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij, Breda 2004, 288 pagina’s, 21 euro.

Dit vind je misschien ook leuk...