Stalinisme: enkele vragen en antwoorden
Onlangs kregen we een vragenlijst van een scholier die in het kader van een werkje over het stalinisme onderstaande vragen naar voor bracht. Aangezien dit wel een aantal belangrijke vragen zijn omtrent het stalinisme vind je hieronder een antwoord op die vragen.
1)a. In 1928 treedt het eerste 5 jarenplan in werking. Hierin wordt vooral de aandacht gevestigd op de transformatie van het agrarische Rusland tot een industriestaat. De collectivisering van de landbouw is daar een belangrijk onderdeel van. Deze collectivisering leidt echter tot een ware oorlog met de boeren en tot een grote hongersnood. De hongersnood alleen al leidde tot vermoedelijk 6 miljoen doden.
Het 5-jarenplan was een project van de stalinistische heersers tussen 1929 en 1933. Dit was een noodzakelijke draai voor Stalin en z’n kliek.
In 1927 voelde Stalin zich sterk genoeg om de Linkse Oppositie uit te sluiten. Trotsky werd verbannen naar Alma Ata in Turkestan en tenslotte in 1929 uit de Sovjetunie gedeporteerd. De prijs die Stalin moest betalen was het vragen van de steun van de meest conservatieve lagen van de Russische maatschappij. Op buitenlands vlak leidde dit tot extreem opportunisme, binnenlands tot verregaande toegevingen aan koelaks en NEP-lieden (NEP: systeem van gemengde economie ingevoerd tijdens de oorlogssituatie door de inval van een 20-tal buitenlandse legers na de Russische Revolutie van oktober 1917).
Zoals Trotsky had gewaarschuwd bracht dit de SU in groot gevaar. Ook Stalin besefte dit. Als vertegenwoordiger van een bureaucratische kaste vreesde hij voor z’n positie bij een mogelijke herinvoering van het kapitalisme. Na de verregaande toegevingen begon hij in paniek ultra-linkse noodmaatregelen te treffen.
Daartoe diende het eerste vijfjarenplan. Dit plan werd geïntroduceerd in 1929. Toen de eerste schattingen gemakkelijk behaald werden, werd in slogans opgeroepen om het plan in 4 jaar te vervullen en tot Stakhanovisme (productiepremies en het opofferen van kwaliteit aan kwantiteit, genoemd naar de mijnwerker Stakhanov). Deze industriepolitiek werd gekoppeld aan een verplichte collectivisering in de landbouw. De Russische landbouw heeft lange tijd geleden onder deze waanzinnige politiek. Aan de vooravond van de collectivisatie, bedroeg de productie 109 miljoen poed (een tsaristische gewichtsmaat). Op het hoogtepunt van het collectivisatieprogramma was dat terug gebracht tot 48 miljoen. De boeren lieten massa-slachtingen plaatsvinden onder het vee, omdat de boeren dit verkozen boven het afstaan van hun kudden aan het collectief. Het aantal schapen nam af met 66%, het aantal paarden met 55%.
De daling van de veestapel leidde tot hongersnood waarin honderdduizenden slachtoffers vielen. In de fabrieken verslechterde de toestand door het invoeren van eentonig stukwerk en hoge productienormen. In plaats van arbeiderscontrole kwam er bureaucratisch management. Tijdens het eerste 5-jarenplan werd het stakingsrecht afgeschaft (omdat dit een ‘economische sabotagedaad’ zou uitmaken), was ontslag mogelijk na 1 dag afwezigheid, werd een paspoortregime ingevoerd dat repressiever was dan dat van de Tsaar,..
Trotsky schreef hierover in “De Verraden Revolutie” dat “de schuld voor deze ramp niet in de collectivisering ligt, maar in de blinde gewelddadige manier waarop ze werd doorgevoerd. Het geforceerde karakter van de nieuwe koers vond z’n oorsprong in de nood om de politiek gevoerd tussen ’23 en ’28 enigszins te corrigeren. Doch zelfs dan zou men met een gematigder tempo en meer vrijheid in de uitwerking meer resultaat hebben gehad.”
Onder het stalinisme is echter wel een enorme vooruitgang geweest. Van een achterlijk derde-wereldland slaagde de Sovjetunie erin een wereldmacht te worden. Dat was vooral te danken aan de voordelen van de planeconomie. In een interview met Goldman (verschenen in diens boek: “The case of Leon Trotsky”) zegt Trotsky: “De successen van de Sovjetunie zijn heel belangrijk en ik onderstreep dat elke keer. Ze zijn te danken aan de afschaffing van de particuliere eigendom en aan de mogelijkheden die inherent zijn aan de planeconomie. Maar ze zijn – en ik kan dat niet exact aangeven – 2 tot 3 maal minder dan ze geweest zouden zijn onder een regime van sovjetdemocratie.” Aangezien er een planeconomie was, maar geen arbeidersdemocratie, wordt de stalinistische Sovjetunie ook wel een gedegenereerde arbeidersstaat genoemd.
2) In de jaren ‘30 wordt de censuur alsmaar strenger. De overheid stelt richtlijnen op die bekend staan als het socialistisch realisme met als enige doel het communistisch bewind te verheerlijken. Ook wordt de schrijversbond opgericht om de literatuur de mond te snoeien. Bent U het eens met deze vormen van censuur? Als uw partij aan de macht zou komen zou er dan ook zo’n vorm van censuur worden ingevoerd? Ook de personencultus van Stalin wordt ingevoerd overal worden er portretten van Stalin ingevoerd. Keurt U zo’n ‘verheerlijking’ goed?
De discussie omtrent het al dan niet toestaan van bepaalde kunst is gelinkt aan de vraag wat de sociale rol van kunst en cultuur is. Hieromtrent is het nuttig te kijken wat Trotsky schreef:
“De ruzies over ‘pure kunst’ en over ‘tendensieuze kunst’ vonden plaats tussen de liberalen en de ‘populisten’. Dergelijke discussies voeren wij niet. Het dialectisch materialisme stelt zich boven deze ruzie. Vanuit het standpunt van een objectieve historische processen is kunst altijd een sociaal hulpmiddel en historisch nuttig.” (Trotsky: The Social Roots and the Social Function of Literature)
Voor marxisten staat kunst niet los van de rest van de samenleving. Het is meestal een uitdrukking van wat leeft in de samenleving. Je kunt dat proberen te verdoezelen door de kunst aan banden te leggen, of je kunt je bezig houden met de maatschappelijke basis. Voor marxisten is dat tweede belangrijk.
Vandaar stelt Trotsky: “Marxisten houden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek. (…) Het marxisme “beschuldigt” een poeet niet voor de gedachten en gevoelens die hij uit, maar stelt vragen met een diepgaandere betekenis, namelijk vragen naar de sociale roots of basis waarmee een bepaald kunstwerk overeenkomt. Wat zijn de sociale voorwaarden voor de gedachten en gevoelens? En op basis van welke literaire erfenis worden nieuwe vormen ontwikkelt? Onder welke historische invloeden breken nieuwe complexe gevoelens en gedachten door? Onderzoek hierover kan erg moeilijk en complex zijn, met veel details. Maar de centrale idee is dat kunst een subsidiaire rol speelt in sociale processen.”
Dit leidt tot de noodzakelijke conclusie dat censuur van kunst absoluut verkeerd is. Het opleggen van een kunstvorm door een dictatoriale kaste van bovenaf is niet enkel afbreuk doen aan iedere vorm van arbeidersdemocratie, maar ook een poging om de gevolgen van de sociale realiteit te verdoezelen door de uitingen waardoor dit naar voor komt aan banden te leggen.
Wat de persoonsverheerlijking betreft geven Marx en Engels reeds een antwoord in Het Communistisch Manifest. Daarin stellen ze: “De geschiedenis van elke tot nog toe bestaande maatschappij is de geschiedenis van klassenstrijd. Vrije en slaaf, patriciër en plebejer, baron en lijfeigene, gildemeester en gezel, kortom: onderdrukkers en onderdrukten stonden in voortdurende tegenstelling tot elkaar, voerden een onafgebroken, nu eens bedekte, dan weer openlijke strijd, een strijd die telkenmale eindigde met een revolutionaire omvorming van de gehele maatschappij of met de gemeenschappelijke ondergang der strijdende klassen. In de vroegere tijdperken van de geschiedenis vinden wij bijna overal een volkomen indeling van de maatschappij in verschillende standen, een veelsoortige rangschikking van de maatschappelijke posities. In het oude Rome hebben wij patriciërs, ridders, plebejers, slaven; in de Middeleeuwen feodale heren, leenmannen, gildemeesters, gezellen, lijfeigenen; en bovendien in bijna ieder van deze klassen nog bijzondere rangschikkingen.”
Marx en Engels schreven dat de klassenstrijd de motor van de geschiedenis is, niet één of ander individu. Al kunnen individuen uiteraard een belangrijke rol spelen. Dat een aantal leiders van revolutionaire bewegingen populair worden is in zekere zin zelfs normaal. Er wordt uitgekeken naar verandering en naar figuren die in staat zijn om binnen een revolutionaire partij een rol te spelen om die verandering af te dwingen. Daarbij is het echter wel belangrijk dat duidelijk blijft dat de geschiedenis er niet één is van opeenvolgende leiders, maar één van klassenstrijd.
3) De grootschalige repressie in ’36-’38 treft ook dezen die meegeholpen hebben aan een succesvolle revolutie, zoals Boecharin. Wat vindt U van deze manier van handelen van Stalin?
De Moskouse processen van 1936 vormden een bitter ‘hoogtepunt’ voor het stalinisme. Eind jaren ’20 beheersten de stalinisten reeds de Kommunistische Partij, waardoor ze megalomane projecten als het Eerste Vijfjarenplan konden doorvoeren. Maar uiteraard kon de Stalinistische kliek niet zomaar alle verworvenheden van de oktoberrevolutie overboord gooien. Dit maakte dat Stalin niet zomaar alle oude bolsjewieken die leidinggevende rollen hadden gespeeld in de oktoberrevolutie kon liquideren. Ook in de partij bestond daar oppositie tegen, tot in de hoogste regionen. Zo wordt door sommigen gesteld dat de stalinist Kirov een belangrijke rol speelde in het terug opnemen in de leiding van de KP van figuren als Boucharin en Rykov in 1934. Op 1 december 1934 werd Kirov vermoord, waarbij nooit opgehelderd is wie de opdrachtgevers waren… Dit zorgde voor paniek in de hoogste kringen van de KP. In de lente van 1935 stonden 40 leden van de lijfwacht van Stalin terecht in processen, twee ervan werden geëxecuteerd. Tegen eind 1935 stond de Pravda vol met berichten over vermeende ontdekkingen van geheime oppositie-kernen binnen de KP. Dit leidde tot een aantal processen in 1936-38 tegen o.a. Zinoviev, Kamenew, Smirnov (proces van augustus 1936), Radek, Sokolnikov (proces van januari 1937), Rykov, Boecharin, Yagoda (proces van maart 1938),… Bij de beschuldigden zaten alle leden van het Politbureau van de KP onder Lenin, behalve Stalin zelf en Trotsky (die ondanks z’n afwezigheid op deze processen toch de hoofdbeschuldigde was). Alle beklaagden werden ervan beschuldigd pogingen te hebben ondernomen om het kapitalisme opnieuw te herstellen. Ze werden ervan beschuldigd sinds de vroege dagen van de revolutie te hebben gewerkt als spionnen. Dat doet uiteraard vragen rijzen. Als de Moskouse processen ernstig zouden zijn, zou de Oktoberrevolutie van 1917 dus geleid geweest zijn door een groep contra-revolutionaire agenten van het imperialisme? Maar waarom zouden ze dan een rol gespeeld hebben in die oktoberrevolutie en direct nadien op een ogenblik dat de bolsjewieken zo zwak stonden en amper het hoofd konden overeind houden tegenover de troepen van de Witte Legers en de buitenlandse legers die de Sovjetunie de oorlog hadden verklaard?
De waanzin van de Moskouse processen blijkt o.a. uit de valse bekentenissen die tal van beklaagden aflegden. Zo “bekenden” Holtzman, David en Berman-Yurin dat ze een geheime ontmoeting hadden met Trotsky in een hotel in Kopenhagen, waarvan bleek dat het al jaren verdwenen was. Ook andere getuigenissen konden fysiek niet kloppen. Desalniettemin werden alle beklaagden schuldig bevonden…
Deze periode werd niet voor niets omgedoopt tot de ‘Grote Terreur’. Daarbij werd een hele generatie bolsjewieken afgeslacht. De cijfers zijn duidelijk: van de leden van 17e Partijcongres in 1934 kwam 60% om! Hierdoor werd natuurlijk een onzekerheid gecreëerd.
Een overzichtje van wat gebeurd is met de leden van het laatste Centraal Comité dat Lenin had bijgewoond is veelzeggend: van de 26 leden werden er 17 door Stalin terechtgesteld, vermoord of tot “zelfmoord” gedwongen (Boecharin, Jaroslawski, Kamenew, Korotkow, Ordjonikidze, Petrowski, Radek, Radowski, Roedzoetak, Sapronov, Smirnov, Sokolnikov, Tomski, Tsjoebar, Trotski; Zelenski, Zinoviev). Van de 10 leden van het Politiek Bureau in 1922 ondergingen 6 leden hetzelfde lot. Van de 31 leden van het Politiek Bureau tussen 1919-1935 verdwenen er 20 op tragische wijze.
Van een groot deel van de terechtgestelde partijkaders kunnen natuurlijk vragen gesteld worden omtrent hun politieke consequentie. De rechtse oppositie binnen de KP, onder leiding van Boecharin, steunden jarenlang Stalin, toen die deze rechtse oppositie nodig had voor de strijd tegen de linkse oppositie. Zinoviev die in 1925 Trotsky nog waarschuwde voor Stalin, ging plat op z’n buik liggen voor Stalin,…
Het stalinisme had zich doorheen de jaren echter danig versterkt dat een hard optreden tegen de leiders van de Oktoberrevolutie mogelijk werd. Het vormde een bevestiging van de macht van de stalinistische bureaucratie, waarbij er geen plaats meer was voor arbeidersdemocratie (macht aan de sovjets, ofte raden), wat nochtans de basis is voor een marxistisch systeem.
4) In 1940 wordt Trotsky door Stalins agenten in Mexico vermoord. Keurt U deze opruiming van politieke tegenstanders goed?
Zinoviev schreef in 1925 aan Trotsky: “Hij (Stalin) had je al aangepakt in 1924 als hij niet bang was voor de reactie van de jongeren, die misschien tot terrorische daden zouden overgaan. Dat is waarom Stalin beslist heeft eerst de kaders van de oppositie te vernietigen, om u pas daarna te vermoorden, in de zekerheid dat dit ongestraft kan”. Zinoviev heeft op dit punt gelijk gekregen. Na de dood van Lenin begonnen Stalin en z’n steunpunten in de partij een meer openlijke campagne tegen Trotsky. Dat ze daar wel niet té ver in konden gaan blijkt uit wat Stalin schreef in 1924: “Al het praktische werk in verband met de organisatie van de opstand werd gedaan onder de rechtstreekse leiding van kameraad Trotsky, de voorzitter van de Sovjet van Petrograd. Het kan met zekerheid worden gesteld, dat de partij in eerste instantie en voornamelijk in de schuld staat bij kameraad Trotsky voor de snelle overgang van het garnizoen naar de kant van de Sowjet en voor de efficiënte wijze waarop het werk van het Militair Revolutionair Comité werd georganiseerd”. (in een latere editie werd deze passage veranderd in: “Kameraad Trotsky speelde geen speciale rol, noch in de partij, noch in de Oktoberopstand, en kon dat ook niet doen omdat hij in de Oktober-periode een man was die betrekkelijk nieuw in de partij was.”)
Omwille van de vooraanstaande rol die Trotsky had gespeeld in de Oktoberrevolutie en de Sovjetunie kon hij op heel wat steun rekenen van de bevolking. Stalin kon niet zomaar een dergelijk boegbeeld liquideren zonder z’n eigen positie in gevaar te brengen. Dat betekende echter niet dat Stalin de liquidatie van Trotsky volledig van de baan schoof. Integendeel. Na de ‘Grote Repressie’ van 1936-1938 was z’n positie in de partij versterkt (o.a. door de liquidatie van mogelijke tegenstanders). Daarnaast bleef Trotsky een bedreiging vormen voor Stalin. Ondanks de enorme repressie kon Trotsky eind jaren ’30 nog steeds op enorme steun rekenen in de Sovjetunie.
Victor Serge schrijft in z’n boek dat de moord op Trotsky een logische conclusie was van de Moskouse Processen en de terreur van de jaren ’30. Eerst werden honderden medestanders van de Linkse Oppositie vermoord, om uiteindelijk Trotsky zelf aan te pakken. Ook binnen de Trotskistische beweging was men zich bewust van die mogelijkheid. De Amerikaanse trotskist James Cannon zei in een toespraak naar aanleiding van de moord op Trotsky in 1940: “Kameraad Trotsky is jaren geleden al ter dood veroordeeld. De verraders van de revolutie wisten dat de revolutie in zijn figuur verder leefde, net zoals de traditie en de hoop. Alle middelen van een machtige staat werden gebruikt voor de moord op een persoon met slechts een kleine groep trouwe kameraden.”
De ingezette middelen tonen aan hoe Stalin Trotsky zag als een echte bedreiging voor z’n positie. Honderden bolsjewieken in de Sovjetunie werden door de heersende kliek als “Trotskist” bestempeld en naar Siberië verbannen of geëxecuteerd. Dit belette niet dat Trotsky een groot aanzien behield onder lagen van de bevolking. Zo vermeldt Cannon in z’n toespraak dat enkele dagen voor de dood van Trotsky hij nog een brief ontving uit Riga met steunbetuigingen van enkele lokale arbeiders. De moord op Trotsky was een verschrikkelijke misdaad, maar de ideeën van het trotskisme zijn niet zo gemakkelijk uit te roeien.
5) Marx vermeldt duidelijk dat uiteindelijk het dwangapparaat van de staat zou moeten afgebouwd worden terwijl Stalin dit juist gebruikt om zijn absolute macht te beschermen. Dit is een duidelijke tegenstelling. Wat verdedigt U het meest; de Marxistische visie of de Stalinistische?
De rol van de staat is een belangrijke discussie in de arbeidersbeweging. De staat is geen “eeuwig” vaststaand gegeven, maar een instrument van de klasse met de economische dominantie en macht, de heersende klasse, die de staat creeërde om zichzelf te beschermen, haar tegenstanders te onderdrukken en vervolgens te verzekeren dat haar wil wordt uitgevoerd. Een belangrijk punt in het marxisme is bijgevolg de noodzaak om het oude staatsapparaat volledig te vernietigen, om een democratischere samenleving te kunnen opbouwen. Het marxisme gaat ervan uit dat we niet zomaar direct een staatsloze samenleving zullen kunnen vestigen.
Het zal belangrijk zijn voor arbeidersorganisaties om eens ze de macht in handen hebben, zich bezig te houden met het voorkomen van sabotage en verstoringen van de nieuwe socialistische maatschappij. Anti-sociaal gedrag zal niet op één dag verdwijnen. Dit is niet alleen een kwestie van materiële omstandigheden als armoede die we onmiddellijk zouden kunnen beginnen aan te pakken. Het is ook nodig om de psychologische schade die het kapitalisme aanbrengt te voorkomen. Een grotere gelijkheid zal de criminaliteit sterk doen afnemen. Door het kapitalisme omver te werpen komt ook een einde aan een sociaal systeem dat bijvoorbeeld de vrouwen discrimineert en hen behandelt als bezit van de mannen. Door dat systeem te vervangen door een socialistisch systeem zal de basis voor misdrijven als verkrachting en geweld binnen het gezin ondermijnen.
Als we stellen dat het nodig zal zijn om op te treden tegen sabotage-daden van vertegenwoordigers van de afgezette heersende klasse, of de noodzaak om af te rekenen met elke anti-sociaal gedrag betekent dit niet dat we denken dat er nood zal zijn aan een speciale ‘macht’ die geen verantwoording verschuldigd is aan de maatschappij. Dat is een cruciaal punt. Als we ons baseren op de traditie van de Commune van Parijs, is het duidelijk dat we voor een aantal democratische maatregelen zijn, die ook door Lenin overgenomen werden in z’n Aprilstellingen. De belangrijkste punten daarbij zijn: functionarissen mogen niet meer verdienen dan het gemiddeld loon van de mensen die ze vertegenwoordigen, democratisering van het monopolie op geweld (de bevolking moet kunnen beslissen over wanneer en waar er geweld nodig is, en niet een kleine groep machthebbers die politie en leger controleren en willekeurig optreden), iedereen moet kunnen verkozen worden in een functie (dit mag niet afhankelijk zijn van afkomst, financiële middelen,… zoals nu het geval is), permanente afzetbaarheid (zodat de vertegenwoordigers verantwoording moeten afleggen aan diegenen die ze vertegenwoordigen).
Militant Links is ervan overtuigd dat door het rationeel gebruiken van de aanwezige middelen en het bereiken van een hoger niveau van productie, de nood aan een optreden tegen sabotage en dergelijke niet langer zal bestaan, zodat de staat uiteindelijk zal kunnen verdwijnen. Om het met Marx te zeggen: de staat zou beginnen “afsterven”.
Als Stalin evenwel toch overging tot de uitbouw van een sterke staatsmacht (zonder enige democratische controle), dan was dit omdat hij een dergelijk instrument nodig had om z’n bureaucratische dictatuur in stand te houden. Trotsky schreef over deze staat: “There is no doubt that the USSR today bears very little resemblance to that type of Soviet republic that Lenin depicted in 1917 (no permanent bureaucracy or permanent army, the right of recalling all elected officials at any time and the active control over them by the masses “regardless of who the individual may be,” etc.). The domination of the bureaucracy over the country, as well as Stalin’s domination over the bureaucracy, have well-nigh attained their absolute consummation”.
Het is echter één zaak om te evalueren hoe die staat juist werkte en wat er fout aan was, het is echter een andere zaak om te analyseren hoe het zo ver is kunnen komen en in welke zin de stalinistische dictatuur een instrument was van de heersende kaste in de gedegenereerde arbeidersstaat. En dan komen we natuurlijk terug op hoe Stalin aan de macht is kunnen komen. Militant Links denkt dat in de huidige omstandigheden het stalinisme geen schijn van kans meer maakt (door de sterkere kracht van de arbeidersbeweging, het afdwingen van democratische rechten tot op zekere hoogte,…).
6) Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen het beleid dat Uw partij zou voeren als het aan de macht in België zou komen? En wat zouden de belangrijkste verschilpunten zijn?
Het is belangrijk om een evaluatie te maken van wat gebeurd is in de Sovjetunie: hoe is Stalin aan de macht kunnen komen, wat betekende dit voor de bevolking, op welke lagen baseerde hij zich en wat is de relevantie daarvan vandaag.
Onder het ‘communisme’ is de economie in de Sovjetunie enorm vooruitgegaan. Van een zogenaamd Derde Wereld land avant la lettre werd de Sovjetunie omgetoverd in een sterke wereldmacht. Het is geen toeval dat de SU daartoe in staat was, het toont aan dat met een geplande economie er enorme stappen vooruit kunnen gemaakt worden. De verdiensten van de planeconomie werden er echter gecombineerd met een on-democratische organisatie van de samenleving. Een planning zonder arbeidersdemocractie, maar met een bureaucratische kaste, heeft echter enorme beperkingen. De resultaten van de SU tonen slechts een begin van wat mogelijk zou zijn met een arbeidersdemocratie.
We kunnen enkel vaststellen dat de machtsname van de stalinisten alleen mogelijk was door het achtergebleven karakter van Rusland, het isolement van de Sovjetunie en de relatieve zwakte van de arbeidersklasse in de Sovjetunie. Vandaag de dag staat de arbeidersklasse numeriek veel sterker en is het potentieel veel groter. Bovendien hebben in de meeste landen de arbeiders democratische rechten tot op zekere hoogte kunnen afdwingen (o.a. via de strijd voor vakbondsrechten, algemeen stemrecht,…). Dat maakt dat het stalinisme geen schijn van kans meer maakt.
De belangrijkste overeenkomst zou dus de geplande economie zijn (om een antwoord te bieden op werkloosheid, de waanzin van de zogenaamde vrije markt die tot hongersnood leidt,…), de belangrijkste verschilpunten het vestigen van een arbeidersdemocratie (zodat de bevolking ook kan beslissen wat, hoe en hoeveel geproduceerd wordt).