80 jaar novemberrevolutie in Duitsland

Marxisten hechten enorm belang aan de geschiedenis. Die bevat immers de konkrete ervaring van de arbeidende mensheid en vormt de basis voor de marxistische theorie. Willen we vandaag korrekt reageren op de gebeurtenissen die op ons afkomen, dan moeten we ons wapenen met de lessen van het verleden. Wie niet leert uit het verleden, is immers gedoemd om zijn fouten van gisteren morgen te herhalen.

Deze maand is het 80 jaar geleden dat de Duitse arbeiders en soldaten een beslissende halt toeriepen aan de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Tegelijk ontketenden ze een offensief tegen de heersende klassen in wiens belang de oorlog begonnen was: de grootgrondbezitters en wapenfabrikanten, bankiers en inhalige spekulanten.

Voor de kapitalisten betekende de oorlog in geen geval “de buikriem aanhalen”. Met de schrik in het hart je man, je kinderen, je vrienden uitwuiven, wetende dat de kans erin zit dat je ze nooit meer terug zal zien, de vreselijke toestanden in de loopgraven,… Integendeel, deze nette lieden hebben zich met een gerust geweten vetgemest aan de grote oorlogsleveringen, terwijl ze “om de overwinning van het vaderland te verzekeren” en uiteraard ook “de konkurrentiekracht van de ondernemingen niet in het gedrang te brengen” de lonen van de arbeiders terugdrongen tot het minimum om te overleven.

Het Duitse staalconcern Krupp sloot de oorlogsjaren af met een winst van zomaar even 40 miljoen mark. Om dit fabelachtige spaarpotje in de wacht te slepen, waren alle middelen geoorloofd. Naar aanleiding van zijn “undercover”-werk als Turkse arbeider in de Duitse staalnijverheid beschreef Gunther Walraff hoe Duitse soldaten in de Eerste Wereldoorlog aan stukken werden gereten door Britse granaten… voorzien van ontstekingsmechanismen met het Krupp-logo. Per granaat die op de “vaderlandse troepen” kwam neergesuisd, verdiende Krupp 60 mark licentievergoeding. Duitse en Engelse arbeiders stonden elkaar gewelddadig naar het leven, Krupp en het Britse wapenbedrijf Vickers konden klinken op een “vruchtbare samenwerking”.

De revolutie stopt de oorlog

Maar de arbeiders bleven niet lijdzaam toezien hoe een ganse generatie jonge, levenskrachtige mensen weggeveegd werd. In februari ’17 brak de zwakste schakel in het geallieerde front, Rusland. De oorlogsmoeheid van de Russische arbeiders en boeren zette zich om in een revolutionaire beweging die korte metten maakte met het vervolmde regime van de tsaar. Er kwam een burgerlijke Voorlopige Regering aan de macht, maar die bleek niet in staat een oplossing te bieden. Problemen als het nationaliteitenvraagstuk, de herverdeling van de landbouwgrond onder de boeren en de vraag naar arbeiderszelfbeheer werden niet opgelost.

Acht maanden later was ook voor deze poppenkast het mes geslepen: na een zorgvuldige voorbereiding (het veroveren van de meerderheid in de voornaamste stakerskomitees of «sovjets» zoals de Russen ze noemden; het neerslaan van een rechtse militaire opstand in augustus; het geduldig uitleggen van het bolsjevistische programma aan de massa’s) gaven Lenin en de bolsjevieken op 25 oktober het startsein voor de machtsovername door de sovjets of stakersraden.

Precies een jaar later, in de eerste week van november ’18, groeide een muiterij in de oorlogshaven Kiel uit tot een algemene staking in heel Duitsland. De Duitse arbeiders waren de inleveringen meer dan beu en om het sukses van hun staking te verzekeren gingen de demokratisch verkozen stakerskomitees over tot het verdringen van de gemeenteraden, de vorming van een eigen politiemacht en het samenstellen van een socialistische tegenregering: de raad van volkskommissarissen.

Tegen de tiende november beschikte de officiële regering over geen enkele politieke macht meer. De dagelijkse gang van zaken werd volledig geregeld door de arbeiders- en soldatenraden. De dagen van het Duitse kapitalisme leken geteld. Keizer Wilhelm zag zich gedwongen om de gastvrijheid van Nederland te aanvaarden.

Vanaf november ’18 brak, kortom, voor Duitsland een periode aan waarover de Duitse – en niet alleen de Duitse – scholieren maar weinig leren in hun geschiedenislessen. Tussen het einde van 1918 en 1924 bevond Duitsland zich in de greep van revolutie en kontra-revolutie. Elke poging van de generaals om met de hulp van ingehuurde privé-milities (de zogenaamde Vrijkorpsen, de onmiddellijke voorlopers van Hitlers Stormtroepen) de arbeidersbeweging een nekslag te geven, liep te pletter op stakingsbewegingen en op de massale mobilisatie van de arbeidersbeweging.

In december ‘18 verzamelde generaal Groener honderdduizend oorlogsveteranen om de arbeidersraden van de straat te vegen, maar toen zijn troepen in Berlijn aankwamen bleef van zijn machtige kolonne nog een kontingent van … driehonderd uitgehongerde sukkels over. De rest had zich aangesloten bij de arbeiders of was naar huis teruggekeerd.

In januari ’19 brak een opstand uit onder de Berlijnse arbeiders. Het verzet werd door de besluiteloosheid van de kommunistische leiders echter gemakkelijk neergeslagen. Het was de sociaal-demokratische (!) minister Gustav Noske die aan de Vrijkorpsen het bevel gaf om de opstand genadeloos te onderdrukken. Het gebrek aan een vastbesloten en voorbereide leiding maakte dat pogingen van de Duitse arbeiders om het kapitalisme omver te werpen de volgende jaren telkens op bloedige nederlagen uitliepen.

Anderzijds slaagde de Duitse burgerij er pas vanaf ’24 (toen een nieuwe periode van ekonomische bloei intrad) in haar heerschappij volledig te herstellen. De Duitse revolutie werd pas volledig genekt in het begin van de jaren ’30, toen het grootkapitaal Hitler aan de macht bracht. De nazi’s mobiliseerden massaal de geruïneerde middenklasse om de georganiseerde arbeidersbeweging de genadeslag te geven.

Waarom mislukte de Duitse revolutie?

Aan de strijdwil van de Duitse arbeiders lag het niet. Aan hun politieke ontwikkeling ook niet.

De Duitse arbeiders waren zonder twijfel de best georganiseerde ter wereld, nog beter dan de Russische. Ook de voorwaarden voor het overnemen van de macht waren in Duitsland veel rijper. In Rusland bestond het overgrote deel van de bevolking , 90 procent, uit boeren die meestal ongeletterd waren en dus onbereikbaar voor de politieke propaganda uit de steden.

Maar de Duitse arbeiders misten iets dat hun Russische lotgenoten wel hadden: een groep energieke, theoretisch voorbereide en door de dagelijkse strijd voor de lotsverbetering van de arbeiders gestaalde mensen, die in staat waren om op elke politieke gebeurtenis op een aangepaste manier – d.w.z. met het juiste programma – te reageren: de bolsjevistische partij.

De burgerij geeft zich nooit zonder slag of stoot gewonnen. De heersende klassen in de maatschappij hebben zich altijd wanhopig vastgeklampt aan hun macht en hun privileges op de ogenblikken dat deze in gevaar kwamen. Ook de Duitse burgerij heeft zich geweerd als een dolgeworden duivel in een wijwatervat. Het was juist de taak van de leiding van de arbeidersbeweging om de akties zo te organiseren dat het verzet van de burgerij gebroken werd. Verschillende keren tussen ’18 en ’24 hebben de Duitse arbeiders hun bazen op de knieën gedwongen, maar telkens ontbrak het aan een organisatie die de overwinning kon vervolledigen en de arbeiders naar de definitieve machtsovername wou leiden.  

De rol van de sociaal-demokratische leiding

Een weinig fraaie rol in heel deze geschiedenis spelen de traditionele leiders van de arbeiders, de sociaal-demokratische partij- en vakbondsbonzen. In 1912 telde de SPD meer dan een miljoen leden, had de partij 15.000 voltijdse werkkrachten, voor meer dan 21 miljoen goudmarken aan eigendom, 90 dagbladen en 62 drukkerijen. Ze kon rekenen op 4,3 miljoen kiezers en de vakbonden verbonden met de SPD telden 2,5 miljoen leden. De Duitse SPD was ontzettend veel sterker dan de bolsjevieken. Maar heel dit app araat vermocht niets vanwege het reformisme van de leiding.

Eerst weigerden de sociaal-demokratische leiders van de SPD en de inmiddels opgerichte, linksere Onafhankelijke Sociaal-Demokratische Partij (USPD) de radenregering uit te roepen tot een nieuwe regering voor heel Duitsland, hoewel zij door de raden ver kozen waren in de raad van volkskommissarissen, de socialistische ministerraad. Vervolgens traden ze toe tot de regering die door de burgerij begin ’19 was opgericht te Weimar (veilig ver weg van het «rode Berlijn »). Sommige sociaal-demokratische mi nisters aarzelden niet de Vrijkorpsen in te zetten tegen de arbeiders. Tijdens de opstand in Berlijn werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht op bevel van de regering beestachtig vermoord door ingehuurde knokploegen. Dit was het dankwoord van de sociaal- demokratische leiders voor de jarenlange trouwe inzet van Luxemburg en Liebknecht in de sociaal-demokratische partij en de vakbonden! De sociaal-demokratie zette dit verraderlijke beleid de volgende jaren met grote vasthoudendheid verder. Een eerste koude douche voor de arbeiders…

De blunders van de kommunistische leiders

De leiders van de in december ’18 opgerichte Kommunistische Partij waren te onervaren om hun opdracht tot een goed einde te brengen. Ze hadden zich, zonder zich eerst van een massabasis onder de arbeiders te verzekeren, veel te haastig van de sociaal-demokratie afgescheurd. In plaats van geduldig te werken aan een meerderheid in de raden en dan pas op te roepen tot het overnemen van de macht, grepen ze bij elke gelegenheid naar de wapens en provoceerden onnodig de sociaal-demokratische arbeiders door s ystematisch te weigeren met hen samen te werken.

Toen in april ’20 een nieuwe militaire staatsgreep (de Kapp-putsch) tegen de zwakke en door sociaal-demokraten geleide Weimar-regering dreigde, weigerde de kommunistische leiding aanvankelijk de sociaal-demokratische arbeiders te ondersteunen in hun st rijd tegen de coup. Pas toen de kommunistische arbeiders uit eigen beweging – dus tegen hun leiders in – tot de aktie overgingen, herzagen de leiders hun positie.

Bij een gelijkaardige coup in augustus ’17 in Rusland twijfelden Lenin en Trotsky geen sekonde om hun achterban in het verweer te roepen, ook al ondersteunden zij daarmee tijdelijk de Voorlopige Regering, wiens val zij aan het plannen waren. Het gaf de bolsjevieken de gelegenheid aan de arbeiders van Moskou en St. Petersburg te bewijzen dat de bolsjevistische partij de beste strijders voor demokratie en tegen de militaire diktatuur bevatte. Zo legden de bolsjevieken de basis voor hun machtsovername.

De Duitse kommunistische leiding deed niets anders dan verwarring kreëren onder de arbeiders en legde daarmee de basis voor de tweedracht tussen sociaal-demokratische en kommunistische arbeiders. 

Dit liet Hitler in ’33 toe zonder noemenswaardige tegenstand de macht te grijpen in het land dat de sterkste georganiseerde arbeidersbeweging ter wereld had! Terwijl de – stalinistische – KP en de sociaal-demokratie elkaars bijeenkomsten uit elkaar knu ppelden, verpletterden de nazi’s elke oppositie.

 

De aktualiteit van revolutionaire bewegingen

 

door Peter Delsing

Misschien denkt de lezer: «Kan de arbeidersbeweging vandaag deze strijdbaarheid nog opbrengen?» Met andere woorden : «Is het verhaal van de Duitse revolutie eigenlijk nog wel aktueel ?». Toch valt er meer te leren uit de Duitse revolutie en kontra-revolutie dan we op het eerste gezicht zouden denken.

De kapitalisten en de intellektuelen die hun systeem proberen te verdedigen (geen gemakkelijke opgave – denk daar ook eens aan tijdens de feestdagen) stellen het graag voor alsof revoluties berusten op een «pijnlijk misverstand». Als de Russische fabrieksbazen en grootgrondbezitters in ’17 wat meer water in hun wijn hadden gedaan en de arbeiders en arme boeren zich een beetje gematigder hadden opgesteld, had iedereen gewoon thuis kunnen blijven – in de plaats van in de wijken en bedrijven geschiedenis te gaan maken (de socialistische optie). Wie af en toe een burgerlijk geschiedenisboekje openslaat, kan niet anders dan besluiten dat revoluties berusten op een gigantisch en onvoorspelbaar toeval. Ze vloeien nooit noodzakelijk voort uit de ontwikkeling van de samenleving. Altijd lijken er blinde en ongekontroleerde passies in het spel.

Sinds de val van de stalinistische diktaturen in het Oostblok beseffen zelfs de meest hardleerse hervormers dat de idee – en werkelijkheid – van revolutie soms dichter bij hun bed staat dan ze soms zelf vermoeden. In de geschiedenis hebben de massa’s altijd het laatste woord. Dat de revoluties in het Oosten niet leidden tot de oprichting van demokratische arbeidersstaten had – en ook hier zijn de gelijkenissen met de Duitse november-revolutie frappant – veel te maken met de afwezigheid van een in de werkplaatsen, scholen en wijken ingeplante massa-organisatie met een afgerond, marxistisch programma. Zo’n partij zou in diskussie zijn gegaan met de arbeiders en jongeren die meenden dat het kapitalisme hen een fundamentele vooruitgang – en niet enkel een beperkt aantal demokratische rechten – kon brengen. Ze zou het behoud van de planekonomie hebben bepleit, aangevuld met de essentiële eisen van demokratische arbeidersvertegenwoordiging en -kontrole. Zo’n ontwikkeling had de werkende bevolking in het voormalige Oostblok de zwarte ellende van het kapitalisme kunnen besparen.

Niet alleen in Oost-Europa plaatsten massa-bewegingen de idee van “strijd” – door de burgerij, de top van de sociaal-demokratie en zelfs sommige vakbondssekretarissen als zinloos van de hand gewezen – weer op de politieke agenda. Na een aantal nederlagen tegen Thatcher en haar neo-liberale slippendragers stond de “anti-Poll Tax”-kampanje – een beweging van burgerlijke ongehoorzaamheid opgestart en geleid door onze Engelse zusterorganisatie – symbool voor een daverende revanche: 14 miljoen niet-betalers dwongen Thatcher uiteindelijk af te treden. Begin jaren ’90 trad er in de strijd tegen extreem-rechts een nieuwe generatie aktievoerders naar voren. In oktober ’92 manifesteerden er op intiatief van Youth against Racism in Europe (YRE – een samenwerkingsverband dat door Blokbuster mee werd opgericht) 40.000 jongeren door Brussel. Meer recent toonden de akties tegen het asielbeleid aan hoe strak de zenuwen maatschappelijk staan: rond om het even welk incident kan er spontaan een massa-beweging ontwikkelen (zie ook: de aanvang van de Witte Beweging).

Op syndikaal vlak is het vooral de Beweging voor Vakbondsvernieuwing (BVV) rond Roberto D’Orazio – uitgespuwd en geridikuliseerd door de burgerlijke media – die een anti-kapitalistisch programma van strijd in de vakbonden wil verdedigen. En in Gent toont Militant Links met haar kampanje tegen het afvalbeleid aan dat ook op lokaal vlak – en op basis van een kreatieve en flexibele strategie – de idee van “kollektief aktievoeren” opnieuw ingang kan vinden.

Al deze fenomenen hebben één zaak gemeen: ze grijpen plaats rond thema’s die – over het algemeen – door de organisaties waar de arbeiders zich traditioneel op richtten niet aktief werden opgenomen. De sociaal-demokratie wordt door de politiek bewuste lagen van arbeiders en jongeren veracht omwille van de verraderlijke en reaktionaire rol die ze speelt in tal van regeringen. Ook de burokratische vakbondsleiders waren niet bekwaam om de ideologische aanvallen van de burgerij na de val van het stalinisme efficiënt te counteren. Zeker, stakingsbewegingen zoals die tegen het Globaal Plan in ’93 en de massieve stakingen en demonstraties in Frankrijk van ’95 toonden duidelijk aan dat de potentiële kracht van de arbeidersklasse nog steeds intakt is (de arbeidersklasse heeft nog geen nederlagen geleden van het nivo van die in de jaren ’30 tegen het fascisme). Over het algemeen speelden de in de school van het “overleg” groot geworden vakbondsbonzen echter een desorganiserende en demobiliserende rol. In een periode van ekonomische krisis van het kapitalisme worden problemen niet meer opgelost door een bediskussieerd geven en nemen, maar in toenemende mate door de klassieke wapens van mobilisatie, propaganda en agitatie.

De wereldwijde recessie die zich vandaag ontwikkeld zal ook in Europa brokken maken. Het gebrek aan een verklaring voor de desastreuze sociale situatie, gekombineerd met hun openlijk reaktionaire stellingnamen, zal het vermogen van de traditionale arbeidersleiders om protestbewegingen te doen ontsporen, gevoelig ondermijnen. In hun strijd zullen arbeiders en jongeren onvermijdelijk op zoek gaan naar politieke formaties die wel hun belangen willen verdedigen. Van een strijd tegen de gevolgen van de krisis zal er meer en meer worden overgegaan naar offensieve eisen, eisen die rechtstreeks aan de wortels van de kapitalistische uitbuiting raken. Zoals de ervaring van de Italiaanse Partido Rifundazione Communista (PRC) illustreert, zullen nieuwe arbeiderspartijen bliksemsnel voor een fundamentele keuze worden geplaatst: voor of tegen de markt, voor of tegen sociale strijd en revolutie. Het is de taak van marxisten om aktief in dit proces te interveniëren en zo de basis te leggen voor een revolutionaire massapartij die definitief met het kapitalisme komaf kan maken.

Dit vind je misschien ook leuk...