Vietnam. 20 jaar na de VS-nederlaag
De viering van 50 jaar “bevrijding” heeft de voorbije maanden enorme aandacht gekregen van de media. Vooral de instorting van de burokratisch misvormde arbeidersstaten in Oost-Europa en de Sovjetunie heeft de burgerij en haar pers aangezet tot een zekere gulheid. Hier en daar wordt zelfs ridderlijk toegegeven dat het “de Russen” waren die het nazi-regime de doodsteek toebrachten.
In april ’95 was echter nog een andere bevrijding te vieren. Deze keer niet van het Duitse fascisme maar van het Amerikaans imperialisme. 20 jaar geleden verlieten de laatste Amerikaanse soldaten, via het dak van de Amerikaanse ambassade, het Vietnamese Saigon. De rijkste en machtigste staat ter wereld werd na 10 jaar bloedige oorlog verdreven door het Vietnamese bevrijdingsleger.
Sedert de vorige eeuw tot de bezetting door Japan in 1940 was het vroegere Indochina – Vietnam, Laos en Cambodja – een Franse kolonie. Tijdens de oorlog werden de Japanners verdreven door de Viet Minh. Dit was een boerenguerilla geleid door de Vietnamese Kommunistische Partij, de VCP die in 1930 opgericht werd o.m. door Ho Chi Minh. Delen van het land werden in beslag genomen en onteigeningen doorgevoerd. De VCP bleef echter de moskou-lijn van na WO II trouw. Die bepaalde dat Vietnam in Westerse invloedssfeer zou blijven. Ondanks spontane bedrijfsbezettingen bleef de VCP herhalen: “onze regering is een burgerlijke regering, zelfs nu de kommunisten aan de macht zijn”.
Dit gebrek aan perspektief en programma liet de Fransen toe opnieuw voet aan de grond te krijgen. In ’46 sloot Ho Chi Minh, nauwelijks een paar maanden nadat hij de onafhankelijkheid had uitgeroepen, zelfs nog een akkoord met de Fransen. Intussen liet de latere held van Dien Bien Phu, generaal Vo Nguyen Giap van de VCP, de Vietnamese Trotskisten massaal terechtstellen.
Reeds in december ’46 sprongen de onderhandelingen met de Fransen echter af. Het was immers onmogelijk Vietnam op kapitalistische basis op te bouwen. De Viet Minh trok zich terug uit Hanoi naar het platteland en begon een guerilla-oorlog. In 1954 werd na een beleg van 55 dagen op 7 mei het Franse leger verslagen te Dien Bien Phu. Tijdens de vredesbesprekingen te Genève die hierop volgden werd het land in twee gedeeld langs de 17 de breedtegraad. Na een volksraadpleging in 1956 zou het opnieuw verenigd worden. Noch van de hereniging noch van de volksraadpleging kwam iets in huis.
Nationalisaties
In het Noorden nationaliseerde het regime de overblijfselen van het bankroete Vietnamese kapitalisme en de voormalige bedrijven van de imperialistische landen. De landeigenaars werden onteigend en een staat, de volksrepubliek Vietnam, naar het model van Moskou en Peking werd geïnstalleerd.
Op geen enkel moment tijdens de Vietnamese revolutie was de macht echter in handen van demokratische organen van de arbeidersbeweging. Die werden nauwgezet in het oog gehouden door het boerenleger van Ho Chi Minh. Nog in ’56 liet generaal Giap het vuur openen op protesterende boeren.
Niettemin slaagde de Viet Minh erin, gesteund door het leger en de arbeiders, de overblijfselen van de oude staat te vernietigen en een sociale revolutie door te voeren, weliswaar in een zeer geburokratiseerde vorm.
Zoals de Britse Militant destijds uitlegde, betekenden de afschaffing van het kapitalisme en het grootgrondbezit een enorme sprong vooruit voor de maatschappij. Een produktieplan, zelfs onder burokratische kontrole, zou de ergste vormen van uitbuiting door het imperialisme uitschakelen. De afwezigheid van arbeidersdemokratie en de enge nationalistische politiek van de burokratie van de Viet Minh zouden echter onvermijdelijk leiden tot nieuwe krisissen en beperkingen. Enkel als de arbeiders de macht zelf in handen nemen kan de welvaart werkelijk bij de bevolking terecht komen.
Stenen tijdperk
In het Zuiden werd de staat geleid door een reeks korrupte, door de VS gesteunde, diktators. In ’54 beloofde de VS de Zuidvietnamese president Ngo Dinh Diem voor 100 miljoen $ steun. Kort daarop verwierp deze de Genève-akkoorden en weigerde hij verkiezingen uit te schrijven, hierin gesteund door de VS. Op die manier hoopte de VS de Viet Minh (In het Zuiden herdoopt tot Nationaal Bevrijdings Front – NBF) van de macht te houden, de demokratische vrijheden en vakbondsrechten te onderdrukken, en een marionettenstaat voor het imperialisme in de regio in stand te houden.
Daarvoor was de “liberalistische” president Kennedy verplicht steeds meer troepen te sturen. Vanaf ’62 won het NBF, door de VS “Vietcong” genoemd, enorm aan invloed. Naar de publieke opinie in het Westen toe stelde de VS-regering het voor alsof ze de Vietnamese regering moest beschermen tegen “een buitenlandse kommunistische agressor”. In werkelijkheid hield ze een militaire diktatuur in stand die de bevolking onderdrukte. In ’64 werd een incident geënsceneerd in de Golf van Tonkin. Noord-Vietnamese militaire eenheden zouden zogezegd VS schepen hebben aangevallen. Dit voorwendsel werd aangegrepen om Noord-Vietnam te bombarderen. De haven van Haiphong en de Noordelijke hoofdstad Hanoi werden tot ’73 zwaar onder vuur genomen. De Amerikaanse generaal Westmoreland kondigde aan Noord-Vietnam desnoods naar het stenen tijdperk te zullen bombarderen.
In de oorlog werden 2 miljoen Vietnamese en 57.000 Amerikaanse soldaten gedood. Alles bijeen werden vanaf het begin van de jaren ’60 niet minder dan 2,8 miljoen VS-soldaten naar Vietnam gestuurd, de oorlog kostte de VS 172 miljard $.
Meer dan 8 miljoen ton bommen werden op Vietnam gedropt, vooral door Amerikaanse B52 bommenwerpers. Dit is 4 keer meer dan het totaal dat gedropt werd in WO II, inclusief de twee atoombommen op Japan. 38.000 km5 bossen en plantages werden met Chemische produkten vernietigd. Ziekte en honger werden de voornaamste doodsoorzaak onder de Vietnamese bevolking. Bovendien werd nog eens 6 miljoen ton artillerie en granaten ingezet. De VS-strategie was gebaseerd op massale repressie door de Zuid-Vietnamese regeringstroepen en op militaire superioriteit. Pogingen om “de ziel en het hart” van de bevolking te winnen liepen op niets uit. Bommentapijten op Noord-Vietnam, ontbladeringstaktieken in Zuid-Vietnam, brutale moordpartijen, geheime operaties in Cambodja, onmenselijke toestanden in Zuid-Vietnamese gevangeniskampen en korruptie van de Zuidvietnamese regering ondermijnden het Amerikaans offensief.
Vredesonderhandelingen
De machtsontplooiing bracht echter geen aarde aan de dijk. In 1968 zette het NBF het grote Tet-offensief in. In alle grote steden tegelijk sloeg de “Vietcong” toe. Voor het eerst werd duidelijk dat de VS niet aan de winnende hand waren. Nixons’ geheime opdracht om Cambodja te bombarderen (1969) op zoek naar het hoofdkwartier van de guerilla brak hem zuur op: er was geen hoofdkwartier in de jungle. Pas in ’73 tijdens het Watergate schandaal werd de volledige toedracht hiervan ontrafelt.
De VS werden gedwongen een diplomatieke uitweg te zoeken. Vanaf ’69 voerde minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, geheime besprekingen met Noord-Vietnam. Die kontakten leiden in ’73 tot een vredesakkoord dat een einde moest maken aan de Amerikaanse interventie, weliswaar zonder het konflikt op te lossen. Het Zuidvietnamese regime dat nu nog meer bewapend werd door de VS hield het nog een tijd uit, maar stortte in ’75 als een kaartenhuisje in elkaar. Het door de VS en het Westen voorspelde bloedblad na de inname van Saigon bleef echter uit. Saigon werd geen tweede Pnom Penh waar twee weken eerder de Rode Kmers waren binnengedrongen en alle inwoners tot de uittocht hadden gedwongen.
Toen Vietnamese troepen drie jaar later (1978) een einde maakten aan het bloedige regime van Pol Pot en de Rode Kmers in Cambodja, bestrafte het Westen Vietnam o.m. door de Rode Kmers te gaan steunen!
Twee machtsblokken
Hoe was het mogelijk dat de bevolking van een relatief klein land als Vietnam erin slaagde de sterkste imperialistische macht ter wereld en haar marionettenregering te verslaan? Op veel steun van de Sovjetunie en zeker van China moest Vietnam niet rekenen. Na haar split met China wou de SU het Aziatisch kamp niet te veel versterken. Bovendien wou de Sovjetunie het machtsevenwicht met het imperialisme niet onnodig in het gedrang brengen.
Niettemin was het bestaan van machtige arbeidersstaten in de Sovjetunie en China, zelfs indien die geleid werden door een burokratie, een enorme aantrekkingspool voor de onderdrukte Aziatische massa’s, een alternatief op de gruwelijke imperialistische onderdrukking.
Het bestaan van twee enorme machtsblokken, enerzijds het imperialistische westen en anderzijds het stalinistisch blok, liet een aantal regimes in de zogenaamde “Derde wereld”-landen toe een politiek te voeren onafhankelijk van één of van beide grootmachten.
Deze specifieke situatie, een gevolg van de nieuwe machtsverhoudingen na WO II, was geen weerlegging van Trotsky’s permanente revolutie, maar de toepassing ervan onder een andere kondities. In zijn “Permanente Revolutie” legt Trotsky uit dat het onmogelijk is voor een (ex-)koloniaal land zich op kapitalistische basis te ontwikkelen op een ogenblik dat heel de wereld reeds verdeeld is onder de imperialistische grootmachten. Dit land zou zich onvermijdelijk tot de wereldmarkt moeten wenden waar het weggekonkurreerd zou worden door de machtige imperialistische staten. De burgerij in zo’n land zou nooit dezelfde onafhankelijke rol kunnen spelen als de burgerij in het westen had gekund in de loop van de vorige eeuw. Daarom waren de massa’s van die landen aangewezen op de arbeiders, gesteund door de arme boeren, om een aantal “burgerlijke hervormingen” door te voeren zoals de vorming van ééngemaakte nationale staten, de opheffing van het grootgrondbezit, en een aantal demokratische en syndikale vrijheden. Zodra de arbeiders, hierin gesteund door de arme boeren echter de macht zouden grijpen, zouden ze noodzakelijkerwijs niet enkel het grootgrondbezit begraven, maar tevens een einde maken aan heel de kapitalistische uitbuiting. Enkel de socialistische omvorming van de maatschappij zou bijgevolg deze landen uit de ellende van de imperialistische uitbuiting hebben kunnen tillen.
Na WOII zagen we echter hoe in een aantal landen niet het socialisme, maar een stalinistische karikatuur ervan werd ingevoerd, gebaseerd op de bevrijdingsstrijd van de massa’s en op de aantrekkingskracht die uitging van het zogenaamde reëel bestaande socialisme. Het bestaan van twee machtsblokken vergemakkelijkte enerzijds de bevrijdingsstrijd in heel wat (ex-) koloniale landen, anderzijds leidde het de massa’s weg van een echt socialisme waarbij de ekonomie gerund wordt, niet door een handvol parasitaire burokraten, maar door de arbeiders en de arme boeren zelf. In heel wat linkse milieus werd deze nieuwe situatie echter niet begrepen, waardoor ze overgingen tot kritiekloze steun aan regimes die geen enkele vorm van arbeidersdemokratie toestonden. Het wegvallen van het stalinistisch blok sedert ’89-’90 heeft een einde gemaakt aan deze naoorlogse situatie. Vandaag zal de revolutie eerder opnieuw de klassieke weg van de Permanente Revolutie volgen, gebaseerd op massastrijd van de arbeiders en internationalisme, eerder dan guerilla en de enge nationalistische belangen van de stalinistische burokratieën.
Deserties
Het voornaamste probleem voor de VS was de immense steun die het NBF genoot bij de bevolking. De VS hadden een revolutie aangevallen. Terwijl de uitzichtloze oorlog en de gruwelijkheden van de westerse troepen en het ARVN (het officiële Zuid-Vietnamese leger) tegenover de bevolking de moraal van de Amerikaanse troepen ondermijnde, waren de strijders van het NBF overtuigd van het nut van hun strijd. Al in ’54 had VS president Eisenhower toegegeven dat bij verkiezingen “mogelijks 80% van de bevolking voor de kommunist Ho Chi Minh gestemd zou hebben”.
In ’72 was al 17% van de Amerikaanse mariniers “afwezig zonder verlof”. 40% van de VS-troepen gebruikte soft-drugs en 18% hard-drugs. Tegen ’71 werden 20.592 soldaten behandeld voor drugproblemen, 4 maal meer dan het aantal soldaten die behandeld werden voor blessures. Tussen ’69 en ’71 werden 551 gevallen genoteerd van aanslagen op onpopulaire officiers. Het ongenoegen bleef niet beperkt tot de troepen in Vietnam maar verspreidde zich ook in de VS en de troepen die gestationeerd waren in Duitsland. Tijdens de Vietnam-oorlog werden 563.000 Amerikaanse soldaten ontslagen. Bij het ARVN was de moraal nog dieper gezonken. Tegen ’66 bedroeg het aantal deserties 125.000 of gemiddeld 21%!
Hoewel het ARVN over 3 maal meer manschappen en 7 maal meer vuurkracht beschikte als de krachten van het NBF en Noord-Korea samen werd het onder de voet gelopen zodra de VS zich begon terug te trekken.
Ook in de VS zelf groeide het verzet tegen de gruwelijkheden die toegepast werden in de Vietnam-oorlog. In april ’71 kwamen 300.000 anti-oorlogsaktivisten, geleid door 500 Vietnam-veteranen bijeen te Washington. Een miljoen jongeren negeerde hun oproepingsbevel. Nog eens 15 miljoen deden beroep op “uitzonderlijke” kondities als studies en karrièrebehoeften om hun oproeping te omzeilen. In het algemeen profiteerden vooral de middengroepen van deze uitzonderingen, zodat de troepen in Vietnam vooral uit de arbeidersklasse en de zwarte bevolking kwamen.
Klassesolidariteit
Al deze faktoren verklaren waarom het onmogelijk was Vietnam terug naar het stenen tijdperk te bombarderen zoals uiteindelijk met Irak 16 jaar later zou gebeuren. Hoewel de VS uiteindelijk de oorlog verloor zou het NBF met een marxistische politiek de oorlog aanzienlijk korter hebben kunnen maken. Op geen enkel moment deed het NBF een oproep tot klassesolidariteit naar de VS-troepen of de troepen van het ARVN.
Honderdduizenden levens hadden gespaard kunnen worden indien de VCP de politiek gevoerd had die de Russische Bolsjevieken voerden tegenover de interventietroepen na de Russische revolutie. Hun voortdurende inspanningen om beroep te doen op de klassesolidariteit van de interventietroepen deed de Duitse generaal Hoffman in de jaren 20 toegeven: “onmiddellijk nadat wij de Bolsjevieken overwonnen hadden, begonnen zij ons te overwinnen. Ons zegevierend leger aan het Oostelijk front werd besmet met Bolsjewisme…We durfden sommige divisies in het Oosten niet meer transfereren naar het Westen.” Eén voorbeeld: Russische bommenwerpers gooiden pamfletten i.p.v. bommen achter de linies van de vijand. Deze pamfletten, in de taal van de vijandige troepen, legden uit waarom de imperialistische leiders komaf wilden maken met de jonge Sovjetstaat en riepen op tot internationale solidariteit van de arbeiders en de onderdrukten.
De politiek van klassesolidariteit was echter niet besteed aan de leiders van het NBF. Die maakte van haar strijd een nationalistische strijd in het belang van alle Vietnamese bevolkingslagen. Laten we Tan Brah Dang, lid van het centraal komitee, aan het woord: “Wij voeren een nationaal demokratische revolutie door waarbij alle lagen van de bevolking verenigd worden…Onze volksalliantie moet maatregelen goedkeuren die aanvaardbaar zijn voor de hogere klassen. Het kan eigenaardig lijken dat kommunisten vechten voor de belangen van de bovenlaag van de maatschappij, maar wij begrijpen de vitale noodzaak voor eenheid tot op het hoogste nivo, niet enkel nu tijdens de periode van strijd, maar ook tijdens de heropbouw na de oorlog… wij stellen de vorming voor van een regering van nationale eenheid. In zo een regering kunnen elementen zitten die totaal tegengesteld zijn aan ons. Gaullistische nationalisten, zelfs pro-Amerikaanse nationalisten, zolang ze maar breken met de marionetten en akkoord gaan met nationale onafhankelijkheid.”
Deze politiek stemt overeen met de stalinistische “Twee Stadia”-theorie. In tegenstelling tot de “Permanente Revolutie” die socialisme als logische volgende stap in de ontwikkeling voorstelt, moest Vietnam volgens deze theorie eerst door een etappe van demokratisch kapitalisme gaan. Op basis van dergelijke standpunten was het onmogelijk beroep te doen op de solidariteit van de Amerikaanse en de Zuidvietnamese troepen. De “volkskoalitie” van arbeiders, boeren en “patriottistische” kapitalisten bleek echter gauw een mythe. Onder druk van de massa’s, de ekonomische boycot van het Westen, en de totale uitzichtloosheid van een Vietnamees kapitalisme was Vietnam verplicht te nationaliseren en komaf te maken met het kapitalisme.
Zoals Trotsky stelde in de Verraden Revolutie zou de burokratie de genationaliseerde en geplande ekonomie behouden zolang dit haar belangen kon dienen. Zodra echter het burokratisch mismanagement een rem zou worden op de produktie en de burokratie zelf in haar bestaan bedreigd zou worden, zou ze nog liever terugkeren naar de vrije markt dan arbeidersdemokratie toe te staan.
Dit is nu net wat in Vietnam vandaag aan het gebeuren is. Toen Gorbatsjov zijn perestroïka en glasnost doorvoerde in een poging revolutie van onderuit te voorkomen door hervormingen van bovenaf, volgde het Vietnamese regime met haar eigen Doi Moi dezelfde weg. Vandaag heeft premier Vo Van Kiet geleerd van de Russische ervaring en volgt hij de weg van China. Beide landen hebben de deuren wijd open gezet voor het kapitalisme terwijl ze zelf de touwtjes stevig in handen houden. Vietnam wordt overspoeld door Westerse produkten. Met de buitenlandse investeerders is ook wat anders meegekomen. Ondanks de jaarlijkse groei van 8% is een kwart van de bevolking werkloos. Het opzetten van Joint Ventures en de schandelijk lage lonen hebben reeds gezorgd voor een enorme toename van het aantal stakingen. Tussen maart ’92 en maart ’93 alleen al werden minstens 20 stakingen gemeld in de textiel-, kleding- en schoenfabrieken van Ho Chi Minh-stad, het vroegere Saigon. Lage lonen, verplicht overwerk en brutale behandeling waren de belangrijkste oorzaken.
De Vietnamese arbeidswetten verplichten investeerders nog steeds een minimumloon van 35 $ per maand te betalen, maar slechts 20% van de 252 joint ventures van Ho Chi Minh-stad had eind ’93 het minimumloon ingevoerd. Slechts 39 bedrijven lieten hun arbeiders toe lid te zijn van een vakbond.
Al deze faktoren vormen een explosieve cocktail. De Vietnamese bevolking zal in tegenstelling tot die van Oost-Europa en de Sovjetunie haar illusies in de vrije markt snel laten varen. Massale bewegingen tegen de groeiende kloof tussen arm en rijk en de mensonterende uitbuiting zullen zowel het kapitalisme als de stalinistische burokratie in hun bestaan bedreigen. Deze keer zullen de arbeiders hun revolutie niet meer uit handen geven.
Wist je dat…
Indochina en de arbeidersbeweging
|
1930: Oprichting van de Indochinese kommunistische partij (VCP) o.l.v. Ho Chi Minh
1940: Japanse troepen bezetten Indochina, voorheen een Franse kolonie. Gedurende de oorlog worden de Japanse bezetters verslagen door de Viet Minh, een zogenaamde “volksbeweging” geleid door de VCP. Dit boerenleger, geleid door oud-marxisten gaat over tot in beslagname van land en onteigeningen.
1945: Op 2 september roept Ho Chi Minh de onafhankelijkheid uit na de inname van Hanoi. De VCP houdt echter vast aan de Moskou-lijn, die bepaalt dat het land binnen Westerse invloedssfeer zal blijven. Zelfs na spontane bedrijfsbezettingen blijft de VCP herhalen “onze regering is een burgerlijke regering, zelfs nu de communisten aan de macht zijn”.
1946: Hierdoor krijgen de Fransen opnieuw voet aan de grond. Een akkoord met de Viet Minh houdt echter niet lang stand. De sociale basis voor ontwikkeling van een Vietnamees kapitalisme ontbreekt. In december trekt de Viet Minh zich terug uit Hanoi en begint een guerilla-oorlog tegen Frankrijk.
1954: Na een beleg van 55 dagen wordt het Franse leger op 7 mei verslagen in Dien Bien Phu. In de vredesonderhandelingen te Genève wordt Vietnam opgedeeld aan de 17de breedtegraad. Hereniging wordt gepland voor 1956 na nationale verkiezingen. Washington belooft 100 miljoen $ steun aan de Zuidvietnamese korrupte president, die kort daarop de akkoorden van Genève verwerpt en weigert de verkiezingen uit te schrijven, hierin gesteund door de VS.
1960: In Hanoi wordt de Viet Cong opgericht.
1964: een dubieus incident in de Golf van Tonkin wordt door de VS aangegrepen om Noord-Vietnam te bombarderen.
1967: Er zijn nu 500.000 Amerikanen in Vietnam. Het anti-oorlogsprotest steekt de kop op.
1968: Het Tet-offensief waarbij Noordvietnamezen en Vietcong gelijktijdig honderden steden in het zuiden aanvallen, maakt voor het eerst duidelijk dat de Amerikanen niet aan de winnende hand zijn.
1969: VS-president Nixon laat heimelijk Cambodja bombarderen
1970: Kissinger begint geheime besprekingen met Le Duc Tho in Parijs
1973: Op 27 januari worden de vredesakkoorden getekent in Parijs, de laatste VS-troepen verlaten Vietnam op 29 maart
1975: De kommunistische troepen lopen Zuid-Vietnam onder de voet. Op 30 april valt Saigon.
1979: De Vietnamese troepen vallen Cambodja binnen om het regime van Pol Pot omver te gooien.
1986: De ekonomische hervormingen, doi moi, worden afgekondigd. Buitenlandse investeerders trekken naar Vietnam.
1989: terugtrekking van de Vietnamese troepen uit Cambodja op advies van Moskou
1992: In juli worden zogenaamde vrije verkiezingen gehouden
1994: In februari heffen de VS het sedert ’75 van kracht zijnde handelsembargo tegen Vietnam opdat Vietnam in Westerse invloedssfeer zou blijven