Opgang en val van de communistische internationale (deel 2)

DE EVOLUTIE VAN DE KOMINTERN

* De imperialistische wereldoorlog van 1914-18 was de duidelijkste aanwijzing dat de kapitalistische productie- wijze een belemmering was geworden voor de ontwik­keling van de productiekrachten en dat de omstandig­heden rijp waren voor een overwinning van de proletarische revolutie. De Tweede Internationale, waar de bureaucratie zich had aangepast aan de burgerlijke maat­schappij gedurende de lange periode van kapitalistische expansie, verraadde de belangen van het proletariaat op het beslissende moment van het uitbreken van de oorlog en nam het standpunt in van bescherming van het vaderland, nl. bescherming van de grenzen van de bourgeois-nationale staat, die – samen met het systeem van privé-bezit – een rem was geworden op de verdere ontwikkeling ban de productiekrachten.

* Slechts een zeer klein aantal revolutionaire marxisten trok uit het beschamende verraad en de jammerlijke ineenstorting van de Tweede Internationale de conclusie dat een Derde Internationale noodzakelijk was. In de meeste landen vormde er zich een oppositie tegen het chauvinistisch standpunt van de sociaal-democratische partijen, maar deze was in het begin vooral pacifistisch­-centristisch van aard. Op de internationale conferenties in Zimmerwald (1915) en in Kienthal (1916) van de tegenstanders van de imperialistische slachtpartij, bleven de aanhangers voor de opbouw van de Derde Internationale in de minderheid en werden ze door alle centristen en sociaal-imperialisten fanatici, utopisten en sectairen genoemd.

* De overwinning van de Russische Revolutie in oktober 1917 betekende de overwinning van het revo­lutionair principe van de strijd tegen de vijand op het thuisfront en de omzetting van een imperialistische oorlog in een burgeroorlog. Dit principe werd sinds 1914 naar voren gebracht door een handvol revolutionaire marxis­ten, in het bijzonder de leiding van de Russische Bolsjevieken, dit tegen het principe in van verdediging van het vaderland. Na analoge tendensen in eigen rangen te hebben overwonnen, braken de Bolsjevieken met de dubbelzinnige centristische meerderheid van Zimmerwald en plantten de vlag van de Derde Internationale.

* Op het stichtingscongres van de Derde Internationale (maart 1919) ontmoetten de vertegenwoordigers van een klein aantal, relatief zwakke partijen en groepen de overwinnende Bolsjevistische Partij. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die op deze bijeenkomst een ereplaats hadden moeten innemen, waren vermoord door de soldaten van de Duitse sociaal-democraat Noske.

Het eerste Congres (van de Communistische Internationale) nam een zeer duidelijk standpunt in tegen de reactionaire pogingen om de Tweede Internationale opnieuw in zijn vooroorlogse vorm op te bouwen (Bern-Conferentie van de sociaal-democratische en onafhan­kelijke partijen in februari 1919). Ze stond tevens achter het samenbrengen van een voorhoede in een homogene, revolutionaire internationale. De manifesten van het congres stelden zonder medelijden het verraderlijke pacifisme van President Wilson en de illusie in de kapitalistische Volkenbond welke werd gesteund door de Tweede Internationale, aan de kaak. Eén van de belangrijkste resultaten die het congres behaalde, was het herstel van de marxistische scholingen over de staat als een instrument van klassenheerschappij en het blootleggen van de parlementaire democratie als de dictatuur van de burgerij over het proletariaat. De thesis van Lenin over “Democratie en Dictatuur”, die door het congres werd aanvaard, verklaart het contrarevolutionaire, burgerlijke karakter van de abstracte slogans en principes van “zuivere”, formele democratie (“vrijheid”, “gelijkheid”, enz.). Ze toonden, met het voorbeeld van de Russische ervaringen, de noodzaak het burgerlijke staatsapparaat te vernietigen en de instelling van de dictatuur van het proletariaat op basis van sovjets (arbeidersraden).

* In 1919 was er de ervaring van de Hongaarse Revolutie. Daar viel, ten gevolge van de volledige ontbinding en verwarring van de burgerij, de macht in handen van de communisten en linkse sociaal­democraten. Maar van in haar beginperiode beschikte de Hongaarse Revolutie niet over een echte leiding. De Communistische Partij werd opgenomen in de Sociaal­-democratische Partij en bewees hiermee dat het geen werkelijke Communistische Partij was. De Hongaarse Revolutie mislukte niet alleen door de ongunstige internationale toestand, maar ook door de totale onbekwaamheid van de leiding van Bela Kun en Co (ten aanzien van het landbouwvraagstuk en de kwestie van de partijorganisatie). De Communistische Internationale, nog maar net gevormd, was in organisatorische zin nog niet sterk genoeg om een andere wending te geven aan de gebeurtenissen in Hongarije.

* De catastrofale gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, leidden tot een machtig ontwaken van het proletarisch klassenbewustzijn onder de massa’s. Ze begonnen in steeds sterkere mate de verraderlijke rol van de sociaal-democratische partijen te doorzien. Onder druk van hun basis, zochten een aantal oude reformistische en sociaal-pacifistische leiders (de Duitse Onafhankelijke Socialistische Partij, de Italiaanse Socialistische Partij, de Franse Socialistische Partij, de Britse Onafhankelijke Arbeiderspartij, enz.) aansluiting bij de Komintern, zonder echter terug te komen op hun centristische posities. Dit gevaar – het binnenbrengen van opportunistische tendensen in de rangen van de Komintern – werd geneutraliseerd door het Tweede Congres (1920), die de 21 punten aanvaardde, die de condities vaststelden voor het lidmaatschap van de Communistische Internationale. Deze voorwaarden betekenden een openlijke oorlogsverklaring aan dubbelzinnigheid, twijfel en het steriel sociaal-pacifïsme van de centristen en eisten een volledige breuk met alle pacifistische ideeën en illusies (zoals ontwapening, Volkenbond, internationale arbitrage, enz.). Tegen het basisprincipe van de Tweede Internationale om losse kontakten te onderhouden tussen nationaal onafhan­kelijke partijen (die elkaar soms zelfs tegenwerkten), werd het principe gesteld van de wereldpartij, opgebouwd op basis van gemeenschappelijke theorie en praktijk en met als doelstelling een gemeenschappelijke interna­tionale leiding uit te bouwen op de principes van het democratisch centralisme.

* Deze centristische politici, die een verzoenende houding aannamen t.o.v. de Tweede Internationale en die door het Tweede Congres verhinderd waren de Komintern te vervoegen, trachtten een Twee-en-een-Halve Inter­nationale te vormen (begin 1921), een halfweg-oplossing tussen openlijk sociaal verraad en revolutie (de Austro-­Marxisten, de Duitse “Onafhankelijken”, de Franse Longuetisten, de Britse Onafhankelijke Arbeiderspartij, enz.). De Twee-en-een-Halve Internationale onder­schreef opnieuw – zoals Karl Liebknecht stelde – “de eenheid van water en vuur”, de vereniging van revolutionairen en sociale verraders in één internationale. Maar de geschiedenis biedt geen plaats voor dergelijke halfslachtige oplossingen. De Twee-en-een-Halve Inter­nationale werd verpletterd in de strijd tussen de Tweede en de Derde Internationale. Zijn revolutionaire elementen, kwamen terecht bij de Derde Internationale en zijn bureaucratische top herenigde zich in 1923 (het Hamburg Congres) met de Tweede Internationale.

Het ultra-linkse virus

* Het opportunistisch centrisme, dat de massa’s niet leidt maar erdoor geleid wordt, vond haar tegenpool in het ultraradicalisme. In plaats van de massa’s te winnen door samenwerking binnen hun organisaties en hun strijd en ervaringen te delen, stelde deze stroming de massa’s een ultimatum van buitenaf. Deze ultralinksen verklaarden zich tegen deelname aan parlementaire verkiezingen, voor het verlaten van de massavakbonden, voor de vorming van “zuiver” revolutionaire bonden en voor geïsoleerde actie van de voorhoede. Deze tendensen leidden in Duitsland tot de vorming van de KAP (Communistische Arbeiderspartij) in 1920. Maar zelfs de officiële Communistische Partij van Duitsland was niet in staat komaf te maken met deze avonturistische tendensen binnen haar eigen rangen. Dit werd vooral aangetoond in de loop van de gebeurtenissen van maart 1921, toen de partij, in plaats van zich te beperken tot een defensieve tactiek tegenover de aanwezigheid van de sociaal-­democratie in de regering, de geïsoleerde voorhoede leidde naar een gewapend offensief en hierbij schipbreuk leed. Maar het grootste gevaar lag in het feit dat een hele school theoretici, die zichzelf in de partij hadden genesteld, de tactieken van maart omzetten in een principe (Thalheimer, Froelich, Malsow, Koenen, enz.). Het Derde Congres veroordeelde deze ultra-linkse avonturen en bracht de slogan naar voor: “Naar de massa’s”. Hiermee erkende ze dat de eerste grote revolutionaire naoorlogse golf (1917-20) aan het terugtrekken was en er zich een adempauze voordeed, die moest gebruikt worden om de komende strijd beter en diepgaander voor te bereiden. De strategie en de tactiek van de Communistische Partij werden samengebracht in resoluties die tot op vandaag modellen zijn. Het Congres aanvaardde de “Hoofdprincipes voor de Organisatorische Ontwikkeling van de Communistische Partijen – De Methoden en de Inhoud van Hun Werk”. Ondanks het feit dat ze te mechanisch en te “Russisch” (Lenin op het Vierde Congres) waren, bevatten ze veel waardevolle suggesties, in het bijzonder aangaande de connecties tussen legaal en illegaal werk, de noodzaak van een snelle omschakeling van de ene naar de andere werkmethode, de organisatie van de pers, de vorming van fabriekscellen en dergelijke meer.

* Het Vierde Congres (1922) herbevestigde de lessen van het Derde Congres en hield er zich concreter en diepgaander mee bezig. De NEP (Nieuwe Economische Politiek) van de Sovjet-Unie, volgend op het “oorlogscommunisme” dat moest worden ingevoerd onder de meedogenloze druk van de omstandigheden, leverde een ontzettend belangrijke ervaring op over tactische terugtrekking, zelfs na de machtsovername. Deze ervaring heeft waarschijnlijk niet alleen zijn waarde voor achterlijk Rusland, maar ook voor de meer ontwikkelde landen.

Het Vierde Wereldcongres kon terugkijken op enorme organisatorische resultaten. In de loop van drie jaar wer­den op alle continenten en in bijna alle landen afdelingen gevormd en werd de Rode Internationale van Vakbonden opgebouwd. De Communistische Partijen van een aantal landen waren op dat ogenblik bezig machtige revoluti­onaire bewegingen te leiden.

De nederlaag van het Italiaanse proletariaat in 1922 was geen nederlaag van de strategie en tactische methoden van de Leninistische Komintern, maar van deze van het Italiaanse maximalisme (Serrati), tegen dewelke de Komintern sinds het Tweede Wereldcongres voortdurend zware strijd had geleverd, zonder echter in staat te zijn de catastrofe af te wenden.

* Een van de grootste prestaties van de Komintern in die dagen was de publiciteit die ze gaf aan het historisch belang van nationale bevrijdingsbewegingen in de kolonies en semi-kolonies en de steun die ze leverde aan de strijd van de slavennaties tegen imperialistische onder­drukking, een taak die de Tweede Internationale altijd verzuimd had en die door haar houding in de Eerste Wereldoorlog volledig was verraden.

Lenins “Hoofdprincipes over de Nationale en Koloniale Kwestie” op het Tweede Congres, waren duidelijk gericht tegen elke poging een communistisch etiket te plakken op revolutionaire bevrijdingsbewegingen die in werke­lijkheid niets communistisch in zich hadden. Een tijdelijke alliantie met de nationale revolutionaire beweging werd door deze principes als noodzakelijk gezien, maar er werd ook gesteld dat de taak van de Communisten niet is met deze nationalistische partijen te versmelten, doch onder alle omstandigheden het onafhankelijke karakter van de proletarische beweging onvoorwaardelijk te verdedigen.

De draai van 1923

* Het jaar 1923 vertegenwoordigt een beslissend keerpunt in de geschiedenis van de Komintern. Door de NEP en de algemene uitputting van de arbeidersklasse na de enorme inspanningen en de ellende van de jaren van revolutie en burgeroorlog, was de bureaucratie in het partij- en het staatsapparaat in tussentijd zeer sterk geworden en in staat zichzelf aan een steeds hogere snelheid te ontwikkelen tot een onafhankelijke sociale macht, die als een scheidsrechter boven de klassen stond. De bureaucratie kan echter slechts politieke macht winnen door een strijd tegen de proletarische voorhoede en tegen proletarische democratie binnen de partij en de sovjets. Dit is de achtergrond van de strijd die in 1923 begon tussen Stalin en Trotski. De opkomst van de bureaucratie viel samen met de ernstige ziekte en gedwongen politieke inactiviteit van Lenin, die deson­danks in zijn laatste geschriften (in het bijzonder in het artikel “Beter Minder, Maar Beter” en in het zogenaamde Testament) duidelijk het gevaar erkende en opriep voor een strijd tegen de bureaucratisering en tegen Stalin als haar voornaamste vertegenwoordiger.

* In Duitsland brak in 1923 een nieuwe revolutionaire crisis uit. De gevolgen van de (eerste imperialistische) oorlog, die op geen enkele manier waren opgelost, de economische crisis die slechts werd onderbroken door zeer beperkte perioden van groei, de bezetting van het Ruhrgebied door het Franse leger, de organisatie en mislukking van de “passieve weerstand” van de Duitse burgerij tegen de bezetting, de op hol geslagen inflatie van de Duitse munt, al deze oorzaken leidden tot een buitengewone verscherping van de klassentegenstellingen. Er grepen enorme massastakingen plaats. De syndicale beweging werd een kristallisatiepunt voor de revolutionaire massa’s.

De arbeiders organiseerden zichzelf in “Gemeinschaften” (compagnieën) en begonnen zich te bewapenen. In een aantal grote bonden haalden de Communisten zelfs een meerderheid. De sociaal­democratie was in verwarring, de burgerij verdeeld. De massabeweging bereikte het kritisch punt, waarbij beslistheid en praktisch initiatief van de revolutionaire leiding om de massa’s naar de overwinning te leiden in de grootste graad vereist zijn. Maar de leiding van de Communistische Partij (Brandle, Thalheimer, Waicher, Froelich, enz.) toonden zich niet in staat hun historische taken te vervullen en bewezen daardoor dat ze slechts een sociaal-democratische leiding was met een klein laagje communistisch vernis. Ze verbond zich tot een gemeenschappelijk front met de sociaal-democratie zonder te beseffen dat het idee van een gemeenschappelijk front er een is om “tactisch terug te trekken, teneinde achteraf eens zo sterk vooruit te gaan”. Ook besefte ze niet dat op een bepaald ogenblik de overwinning van de massa’s slechts kan worden bereikt door een rechtstreekse strijd voor de macht. De leiding van de Komintern, die al tekenen van bureaucratische degeneratie vertoonde, bewees eveneens niet in staat te zijn de Communistische Partij van Duitsland op de correcte weg te leiden. Toen de Duitse burgerij uiteindelijk haar krachten bundelde, de staat van beleg afkondigde en zich voorbereidde om in het offensief te gaan, capituleerde de Communistische Partij van Duitsland zonder enige vorm van strijd. Het gevolg was een ernstige nederlaag voor het Duitse, evenals het Europese proletariaat, waardoor het Europese kapitalisme zich opnieuw kon stabiliseren.

Gevolgen van de nederlaag van 1923

* De nederlaag van 1923 leidde tot een ernstige interne crisis binnen de Communistische Partij van Duitsland. Een nieuwe “linkse” leiding (R. Fischer-Marlow) werd gekozen. Deze nieuwe leiding erkende echter niet dat de nederlaag van oktober beslissend was van karakter. In plaats van een terugtrekking te bevelen, ging ze voort in haar avonturisme en verhoogde daardoor de omvang van de nederlaag.

In Bulgarije liet de Kominternsectie (onder leiding van Kolarov-Dimitrov) in 1923 zich eveneens een zeer voordelige revolutionaire situatie ontglippen. Ze trachtte dit vervolgens goed te maken door putchistische avonturen in september 1923, waadoor ze de fatale nederlaag van het Bulgaarse proletariaat veroorzaakte. Na de Duitse nederlaag nam de Komintern een politiek aan van avonturisme en breidde deze koers uit tot de hele Internationale, waarvan de nederlaag in Estland (opstand in Reval, december 1924) rechtstreeks het gevolg was.

* In dezelfde mate dat de Duitse nederlaag de positie van het internationale proletariaat en haar voorhoede had verzwakt, werkte het versterkend voor de neiging van de sovjetbureaucratie om een onafhankelijke macht te vormen. Dit verklaart het feit dat het Vijfde Wereldcongres van de Komintern (1924) vooral de onderwerping van de Komintern aan de Russische bureaucratie betekende. De Komintern werd zelf gebureaucratiseerd en werd volledig afhankelijk gemaakt van het bureaucratische centrum in Moskou.

* De theorie van “socialisme in één land”, die in de herfst van 1924 vooropgesteld werd door Stalin, het hoofd van de bureaucratie, stond in schrille tegenspraak met de hele theorie en praktijk van het marxisme-leninisme. Deze theorie werd voor de nieuwe sociale lagen die zich aan het vormen waren (bureaucratie, koelaks (welstellende boeren), “spetses” (specialisten) enz.) de ideologische uitdrukking van hun nationaal-begrensde belangen. Niet het internationale proletariaat, maar de bureaucratie werd beschouwd als de drager van het socialisme. De Komin­tern, gecreëerd om het instrument van de wereldrevolutie te worden, werd nu het werktuig van de nationale belangen van de Sovjetbureaucratie. Deze fundamentele tegenstelling liet haar sporen na op de toekomstige poli­tiek van de Komintern, die vanaf dan centristisch werd. Ze kwam neer op een zigzaggende, principeloze aanpassing aan de reformistische bureaucratie en burgerlijke democratie aan de ene kant en putchistisch avonturisme aan de andere kant. Al deze kenmerken werden samengebracht in haar politiek. De sociale basis van dit type van centrisme, het stabiele punt in een wereldbeweging, is de Sovjetbureaucratie

Bureaucratisch centrisme

* De twee methoden die de Komintern hanteerde ten overstaan van de massa’s – langs de ene kant de principeloze aanpassing aan de bestaande omstandig­heden, de burgerlijke democratie en de kleinburgerlijke reformistische partijen, en langs de andere kant de plotse en onvoorbereide oproepen aan de revolutionaire instincten van de massa’s – vonden hun wortels in de sociale positie van de Sovjet-bureaucratie (de Komintern­bureaucratie is slechts haar gehoorzaam aanhangsel). Door haar sociale aard, neigt de Sovjet-bureaucratie zich aan te passen aan de geprivilegieerde en uitbuitende delen van de Sovjetmaatschappij (koelaks, intellectuele lagen, boerenaristocratie). Toen die ontwikkeling echter een kritisch punt bereikte en deze lagen sociaal zo machtig werden dat ze de politieke privileges van de bureaucratie bedreigden, redde deze zich door een oproep te richten aan de massa’s. In werkelijkheid beroerde het slechts de proletarische massa’s (en dan nog slechts kleine delen van het proletariaat) doordat het hele staatsapparaat onbuigzaam werd ingezet (in het bijzonder de GPOE). Op internationaal vlak voelde de Sovjet- en Komintern­bureaucratie zich aangetrokken tot de kleinburgerlijke democratie. Maar wanneer door nationale oorzaken of door de logica van de gebeurtenissen de Sovjet­bureaucratie zich tegenover de kleinburgerlijke democratie zag geplaatst, trachtte ze plots de massa’s aan te zetten tot revolutionaire acties. Maar aangezien de Komintern de staatsmacht miste om haar ultimata kracht bij te zetten, bleven de massa’s passief.

Dit verklaart langs de ene kant de pseudo-successen van de stalinistische politiek in de Sovjet-Unie (die de filisters van alle schakeringen zo imponeerden, van de reactionaire Engelse Fabians, Webbs & Co, over de Romain Rollands tot het “London-bureau” van de SAP-ILP) en langs de andere kant de catastrofale mislukkingen van de Komintern. De avonturistische koers van 1924-’25 vond haar opportunistische aanvulling in bureaucratische combines, volledig gericht tegen de belangen van de proletarische voorhoede. De vorming van de Boeren­Internationale (Kresuntern), het geflirt met de Kroatische Boeren Partij van Radick en met LaFolette in de VS (Federated Farmer-Labor Partij) zijn voorbeelden van de pogingen van de Stalinistische bureaucratie om op internationale schaal de koelaktendensen te gebruiken als tegengewicht tegen de proletarische voorhoede. Het verbond met de Kwomingtang, waarbij klassenverschillen werden genegeerd, het vertrouwen in de Engelse vakbondsbureaucratie, allemaal steunpilaren van de avonturistische koers van 1924-’25, werden de meest essentiële elementen van de openlijke opportunistische koers van 1925-’27.

* In de periode van 1925 tot 1927 barstte de Chinese Revolutie in al haar hevigheid los. De eerste gebeurtenissen maakten het de Chinese burgerij en haar partij, de Kwomingtang mogelijk de leiding van de beweging te nemen. De Komintern verklaarde zich volledig solidair met de Kwomingtang en zijn militaire leiding (Tsjan-Kai-Tsjek). De Chinese Communistische Partij werd gedwongen af te zien van een onafhankelijke politiek en zich te verenigen met en volledig te onderwerpen aan de Kwomingtang. Alle lessen van het Tweede Wereldcongres werden overboord gegooid. Deze volledig mensjevistische politiek werd gerechtvaardigd door een formule uit de dagen van de revolutie van 1905 aan te halen: “Democratische dictatuur van hei proletariaat en de arme boeren”. Voor Lenin was deze formule een elementaire uitdrukking van het idee van een strijdende alliantie tussen het proletariaat en de arme boeren tégen de aristocratie en de liberale burgerij. Het werd daarbij afhankelijk gemaakt van elke concrete revolutionaire toestand om te bepalen welke precieze vorm deze dictatuur van de onderdrukten tegen de onderdrukkers zou aannemen. Toen echter in de lente van 1917 opportunistische tendensen binnen de Bolsjevistische Partij zich achter deze oude bolsjevistische formule trachtten te verschuilen, legde Lenin in zijn “Brieven over tactiek” (april 1917) deze formule opzij als zijnde verouderd gezien de feitelijke ontwikkelingen. Maar in de handen van het Stalinisme diende de slogan van Lenin, oorspronkelijke gericht tégen de liberale burgerij, om het proletariaat volledig te onderwerpen aan diezelfde liberale burgerij.

Ondanks de opportunistische politiek van de Stalin-bureaucratie, die in het stof kroop voor de militaire bureaucratie en vertrouwen miste in de revolutionaire macht van het proletariaat, keerden de Chinese proletarische massa’s en arme boeren zich tot het Communisme. Ze waren vastberaden om ook in hun land een “Oktoberrevolutie’ door te voeren, wat de herverdeling van het land, de onteigening van de onteigenaars, de vernietiging van de burgerlijk-militaristische staatsmachine en haar onderwerping aan de sovjets zou betekenen.

De Kwomingtang-burgerij, gebonden door financiekapitaal aan de landeigenaars en de rijke boeren, werkte met alle mogelijke middelen de agrarische revolutie tegen. De Chinese Communisten, die zich op aanraden van Stalin met de Kwomingtan hadden verbonden, werden aldus gehinderd om zich aan het hoofd te plaatsen van die agrarische revolutie. De boeren bleven zonder revolutionaire leiding en de Chinese revolutie werd beroofd van haar sterkste hefboom.

Ondanks deze onderwerping aan de Chinese burgerij, liet deze laatste niets aan het toeval over en bereidde zich voor definitief af te rekenen met het “communistische gevaar”. De militaire leiding van de Kwomingtang voerde een contrarevolutionaire staatsgreep door en op een ogenblik dat Tsjang-Kai-Tsjek in Moskou nog steeds werd bejubeld als de held van de revolutie, beval hij de exekutie van duizenden Chinese proletariërs, die beroofd waren van hun macht en wapens door de Stalinistische politiek. Na het “verraad” van Tsjang Kai-Tsjek (niet tegen de klassenbelangen van de Chinese burgerij, maar tegen de stalinistische illusies), steunde de stalinistische bureaucratie de alliantie met de “linkse” Kwomingtang (Wang Ching-wei) en onderging nogmaals dezelfde bittere ervaringen als. Enkel toen de nederlaag volledig was, riep de bureaucratie de proletarische massa’s, waarvan de overgrote meerderheid vermorzeld was, tot opstand op. Het resultaat was het oproer van Kanton. Deze opstand vertoonde een putchistisch karakter en stond volledig geïsoleerd. Bijgevolg kon ze niet anders dan in een nederlaag eindigen. Opnieuw was het klassenkarakter van de Chinese Revolutie, de mogelijkheid en noodzaak sovjets te vormen en een dictatuur van het proletariaat in te stellen onmiskenbaar aangetoond en werd de criminele krankzinnigheid van de hele Stalinistische politiek onderstreept

Opportunistische politiek

* In de koloniale en Oost-Europese landen (Brits India, Nederlands Oost-Indië, Indonesië Japan, Korea, enz.) steunde het stalinisme in die periode de opbouw van “boeren-arbeiders partijen” (van het Kwomingtang-type) in plaats van onafhankelijke communistische partijen op te richten. Deze politiek desorganiseerde en demoraliseerde de proletarische voorhoede in die landen volledig. Samen met de catastrofale nederlaag van de Chinese Revolutie is dit de belangrijkste oorzaak van het feit dat er zich tot op vandaag de dag geen onafhankelijke proletarische partijen ontwikkelden in die landen.

* Naast de politieke alliantie met de Kwomingtang, werd tevens een politiek bondgenootschap gesloten met de Engelse vakbondsbureaucratie, het zogenaamde “Anglo-­Russisch Comité” met als doel een interventie-oorlog te verhinderen. Terwijl de Leninistische tactiek van het eenheidsfront tot doel had de massa’s te winnen voor het Communisme, kwamen de Stalinistische bureaucraten helemaal niet in contact met de Engelse massa’s. Het Anglo-Russisch Comité beperkte zich tot zuiver bureaucratische activiteiten (conferenties, banketten, enz.). Het resultaat was een versterking van de autoriteit van de reactionaire vakbondsbureaucratie en de rechtstreekse desertie door de Derde Internationale van de Minderheidsbeweging, die zich op dat ogenblik aan het ontwikkelen was binnen de Britse vakbonden. Het reactionaire karakter van het Anglo-Russisch Comité werd duidelijk aan het licht gebracht tijdens de Engelse algemene staking van 1926, die op een schandalige manier werd verraden door de vakbondsleiders (die waren gedekt door de autoriteit van Moskou). De relaties werden niet afgebroken door de Russische bureaucratie, maar door de Engelse, eens deze laatste het ogenblik geschikt vonden.

* In 1927 kwam de strijd van de bureaucratie tegen de proletarische voorhoede in de Sovjet-Unie op een hoog­tepunt. Tengevolge van de catastrofale resultaten van de Stalinistische politiek, die op alle punten de kritiek op de Linkse Oppositie (Trotskisten) bevestigde, nam de bureaucratie samen met de koelaks en andere kleinburgerlijke secties – scherpe maatregelen tegen de Linkse Oppositie. Deze maatregelen betekenden een ontkenning van elk principe van proletarische democratie. Uitsluiting uit de partij, ontslag, gevangenneming, verbanning, deportatie, het binnenloodsen van provocateurs in de rangen van de Oppositie, valse bewijsvoe­ring, executies, dit alles maakte de weg vrij voor de Bonapartistische dictatuur van Stalin.

* Na de koelaks en de stedelijke bevolking te hebben gebruikt als steunpunt in de strijd tegen de Oppositie, werd de bureaucratie zelf geconfronteerd met het gevaar te worden verpletterd door deze lagen. Om hun eigen hachje te redden werd ze gedwongen zich tegen de koelaks te keren. Op internationaal vlak werd een verderzetting van de openlijk opportunistische koers eveneens onmogelijk tengevolge van de houding van de partners (beëindiging van de relaties door de Britse vakbondsbureaucratie, contrarevolutionaire staatsgreep van Tsjang Kai-Tsjek en Wang Ching-wei). Met betrekking tot de Duitse en Franse sociaal-democratie bestonden er tegenstellingen van vooral nationale en buitenlandse politieke aard. Dit waren de oorzaken die leidden tot de ommezwaai van bureaucratische onderwerping aan sociaal-democratische, vakbonds- en nationaal-democratische (Kwomingtang) bureaucratieën naar bureaucratisch ultimatisme en avonturisme.

Zesde Wereldcongres

* Het Zesde Wereldcongres (1928), bijeengeroepen na verloop van vier jaar, had een dubbelzinnig en contradictorisch karakter. Dit congres werd gehouden geduren­de de overgangsperiode van de ultrarechtse naar de ultralinkse koers en had tot doel de uitsluiting van de rechtervleugel voor te bereiden, die de opportunistische koers van 1925-27 niet wenste te verlaten (Boecharin, Rykov, Brandler, Thalheimer, Walcher, Froelich, Kilbom, Lovestone, enz.). Het programma, aanvaard door het Zesde Wereldcongres was van het begin tot het einde gebaseerd op eclecticisme. Het verklaarde de theorie van socialisme in één land heilig, waardoor de Komintern onherstelbaar verminkt werd.

Het programma nam als vertrekbasis niet de huidige wereldsituatie van het kapitalisme als een geheel, waaruit de noodzaak voor de wereldrevolutie moest worden afgeleid, maar het onderzocht op een pedante en reactionaire manier de mogelijkheid om in elk land “socialisme te realiseren”, waardoor het de deur wijd openzette voor de toekomstige sociaal-patriottische degeneratie van de Komintern. Mits bepaalde beperkingen, werd voor de koloniale en de semi-koloniale landen en zelfs voor landen als Spanje, Portugal en Polen de slogan naar voren gebracht van “Democratische dictatuur van de arbeiders en de boeren”. Deze werd met dezelfde anti-leninistische inhoud (verbroedering van de klassen) gevuld als degene die de mislukking van de Chinese Revolutie had veroorzaakt. Over het vraagstuk van strategie en tactiek ging het programma niet verder dan enkel gemeenplaatsen. De echte ervaringen van de overwinning van Oktober, de vreselijke nederlagen van het proletariaat in Duitsland, Hongarije, China, enz. en de rol en het belang van de revolutionaire partijen en hun leiding werden niet geanalyseerd.

* In de daaropvolgende periode handelde de Stalinistische bureaucratie hoofdzakelijk (maar niet uitsluitend) volgens haar andere methode, nl. het geven van bevelen aan de massa’s en het stellen van ultimata zonder enige voorbereiding. Op het hoogtepunt van de relatieve sociale vrede tijdens de toenmalige boomperiode van 1924-29, werd plots een “revolutionaire opstand” bevolen op internationaal vlak (de zgn. Derde Periode). De fatale politiek van splitsing van de vakbonden (de afkondiging van de Rode Vakbonden als onafhankelijke organisaties) werd in de praktijk gebracht. Elk pact met de sociaal-­democratie, zelfs deze van louter tijdelijke of praktisch-technische aard, werd verworpen.

De theorie van sociaal-fascisme werd uitgevaardigd (“sociaal-democratie en fascisme zijn geen antipoden, ze zijn tweelingen” stelde Stalin) en elk verschil tussen parlementaire democratie en fascistische dictatuur werd ontkend. Terwijl de “ultralinkse avonturen” (zoals Lenin ze noemde), die zich in de eerste naoorlogse jaren hadden voorgedaan veroorzaakt waren geweest door een eerlijke revolutionaire ingesteldheid, verraadde de Stalinistische bureaucratie op schurkachtige wijze de belangen van de proletarische massa’s.

* De ernstige economische crisis die in Amerika begon in 1929-’30, bracht een enorme schok teweeg in de kapitalistische regimes. Vooral Duitsland werd enorm getroffen. De situatie was er te vergelijken met de toestand die Lenin beschreef over het Russisch kapitalisme in 1917 als zijnde de “zwakste schakel in de keten van het kapitalisme”. De politiek van de Duitse Sociaal-democratische Partij, die zichzelf aanpaste aan de crisis van het kapitalisme (onder de slogan van “het minste kwaad”) en de bureaucratische degeneratie van de Duitse Communistische Partij, belemmerden de versterking van de beweging van de arbeidersklasse tijdens de crisis.. De kleinburgerij keerde zich tot het demagogisch fascisme, dat de burgeroorlog predikte, niet tegen de onderdrukkende burgerij, maar tegen het proletariaat. Het doel van het fascisme is de kapitalistische uitbuiting verder te zetten en te vergroten via de opheffing van alle democratische vrijheden. Maar zelfs de opkomst van deze gevaarlijke vijand van het proletariaat had gebruikt kunnen worden als hefboom voor de revolutie. De Communistische Partij van Duitsland had moeten inzien dat alle proletarische krachten moesten gebundeld worden tegen het fascisme. Maar de stalinistische bureaucratie erkende zelfs het gevaar niet, om maar te zwijgen over het in staat zijn ertegen te vechten. De absoluut krankzinnige beoordeling van de sociaal-democratie als zijnde “sociaal-fascistisch” leidde tot een toenadering tot het echte fascisme (programma van nationale en sociale bevrijding, steun voor het fascistisch referendum tegen de sociaal-democratische regering van Pruisen in 1931, enz.). Dit programma van onderwerping aan nationalistische agitatie en de bureaucratisch lafhartige ontwijking van een militaire strijd tegen de fascistische tegenstander werd weergegeven in de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie, die volledig werd bepaald door de dagelijkse beschouwingen. Deze buitenlandse politiek had de bedoeling het Duits-Frans antagonisme te onderhouden, teneinde een interventie uit het Westen in de Sovjet-Unie te kunnen uitsluiten. Fundamenteel kon de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie, die neerkwam op het uitbuiten van de verschillen tussen imperialistische machten voor haar eigen doeleinden, uiteraard volledig worden gerechtvaardigd. Maar het is een ongehoorde misdaad de belangen van de proletarische revolutie te offeren aan de buitenlandse politiek zoals ze zich van dag op dag voordoet.

De misdadige, blinde politiek van de Duitse Communistische Partij (waarvoor de Komintern volledige verantwoordelijkheid draagt) leidde tot de beschamende nederlaag van het Duitse proletariaat. De miserabele ineenstorting van de Duitse Communistische Partij (die opnieuw werd bevestigd door het trieste resultaat van het Saar plebisciet van januari 1935) bracht het uiteindelijke bewijs dat de Komintern veranderd was van een subjectieve factor voor de wereldrevolutie in een objectief obstakel tegen de wereldrevolutie.

Principeloze combinaties

* De politiek van bureaucratisch ultimatisme vind zijn tegenpool in principeloze coalities met bankroete burgerlijke politici, pacifisten en novelisten (Lord Marley, Barbasse, Romain Rolland, Heinrich Mann, enz), evenals in de “Vredescongressen” georganiseerd door de Stalinisten, de Liga tegen het Imperialisme, de Vrienden van de Sovjet-Unie, enz. Het is een politiek die volledig tegenstrijdig is aan de Leninistische tactiek van het eenheidsfront voor het winnen van de proletarische massa’s. Het is een politiek die de bureaucratische bewondering voor “mensen in hoge posities” en de bureaucratische hoon voor de revolutionaire kracht van de massa’s weerspiegelt.

* In 1934 was een nieuwe zwenking van de Kominternpolitiek noodzakelijk geworden door enerzijds de binnenlandse politieke situatie van de Sovjet-Unie en anderzijds de buitenlandse politieke gebeurtenissen waaronder de overwinning van het fascisme in Duitsland. Terwijl de leninistische tactiek van het eenheidsfront met de sociaal-democratie voordien werd gezien als “contra-revolutionair”, werd nu elke mogelijkheid om niet enkel bondgenootschappen af te sluiten met de sociaal- democratie, maar ook met haar meesters, de liberale burgerij met beide handen aangegrepen. Deze verraderlijke capitulatie aan de burgerlijke democratie kreeg de naam “Volksfront”.

* Stalins verklaring aan de Franse premier Laval (mei 1935), dat “hij de politiek van nationale verdediging van Frankrijk volledig begreep en steunde”, geeft de desertie van de Komintern naar het kamp van het imperialisme aan. De Sovjet-diplomatie, die ondertussen de Volkenbond had vervoegd, verdedigde “collectieve veiligheid” (d.w.z. de veiligheid van de imperialistische rovers om door te gaan met roven zonder te worden gestoord), internationale arbitrage en dergelijke meer. Op die manier maakte de Komintern zich tot de steunpilaar van de oudste en meest versleten illusies waarmee het imperialisme de massa’s ontmoedigt en voorbereidt op de massaslachting, dit op een ogenblik dat de brutale aanval van Italië op Abbesinië het betekenisloze van collectieve veiligheid aantoonde. Het Zevende Wereldcongres, dat uiteindelijk in de herfst van 1935 bijeenkwam, mondde uit in de breuk met de laatste overblijfselen van de tradities van de Komintern. “Volksfront” en “Nationale Verdediging”, sociaal verraad en sociaal-chauvinisme, dit was het enige dat dit Congres – een holle, theatrale opvoering van bureaucratische marionetten – te bieden had aan de arbeidersklasse van de wereld.

* De stalinisten vroegen in alle landen, in ruil voor hun welwillendheid het “Vaderland” te dienen, slechts één ding, nI. dat de buitenlandse politiek van het betrokken land niet zou gericht zijn tegen de Sovjet-Unie. Het militair akkoord tussen Frankrijk en de U.S .S.R. alleen al was voldoende om de Franse Stalinisten om te vormen tot de ergste chauvinisten, die de nationale verbroedering van alle klassen en van alle politieke en religieuze stromingen predikten. Het enige doel van de Britse stalinisten was de Britse burgerij ertoe over te halen mede-ondertekenaars te worden van het Frans-Sovjet akkoord Vandaag onderschrijft de Amerikaanse sectie van de Komintern reeds een oorlog van de VS tegen Japan “voor de verdediging van de Sovjet-Unie”. Hoewel een oorlog van de VS tegen Japan, indien de proletarische partij een correcte politiek zou voeren, enorme mogelijkheden zou bieden voor de proletarische wereldrevolutie, prediken de Amerikaanse Stalinisten het verzaken aan de revolu­tionaire klassenstrijd en de steun aan de Amerikaanse burgerij, de machtigste en gevaarlijkste imperialistische burgerij van de wereld. In China zijn de Stalinisten bereid het Chinese proletariaat en de arme boeren opnieuw uit te leveren in de handen van de contrarevolutionaire Tsjang Kai Tsjek, wanneer deze laatste maar bereid is zijn bajonetten te richten tegen Japan en niet tegen de Sovjet-Unie.

In de kleine Europese landen verklaarden de Stalinisten zichzelf eveneens tot verdedigers van de “nationale onafhankelijkheid”. Ze vergaten hierbij volledig dat deze landen zèlf schakels zijn in de imperialistische keten en dat ze ook oorlog voeren meteen imperialistisch doel voor ogen. Wat Tsjechoslovakije betreft, een natie die in het bijzonder gekoesterd wordt door de Stalinisten, is dit helemaal geen nationale staat maar slechts een conglomeraat van nationaliteiten, bijeengehouden door het Franse imperialisme. Polen, Roemenie, België enz. zijn zelf onderdrukkers van nationale minderheden. Nederland, België, Portugal en andere landen hebben hun eigen kolonies die ze uitbuiten op een manier die niet moet onderdoen voor de grote imperialistische machten. De Oostenrijkse Stalinisten verklaren dat ze bereid zijn “de onafhankelijkheid van Oostenrijk” te verdedigen. Deze kunstmatige creatie die niet in staat is tot een onaf­hankelijk bestaan willen ze verdedigen indien de Oosten­rijkse burgerij (en het Frans-Engels kapitaal) de Stalinis- ten een zekere mate van legaliteit zou toestaan voor hun patriottische loyale propaganda. De Duitse Stalinisten in emigratie werden omgekeerde sociaal-patriotten. Ze vormden zichzelf om van kampioenen tegen het Vredesverdrag van Versailles tot verdedigers van het status quo, gecreëerd door datzelfde verdrag. Uit de tegenwoordige positie van de Duitse Stalinisten volgt dat ze zichzelf zullen transformeren in echte sociaal­patriotten van zodra de fascistische dictatuur in Duitsland is vervangen door een ander type van burgerlijk regime.

Tegen dit enorme verraad van de belangen van het proletariaat, verdedigen de organisaties van de Vierde Internationale de internationale slogan om de impe­rialistische oorlog om te zetten in een burgeroorlog. Niet de verdediging van de reactionaire nationale grenzen, die decennia geleden een rem werden op elke verdere ontwikkeling, maar hun verwijdering moet gepropageerd worden. Ons doel is de vorming van de Verenigde Sovjet-republieken van Europa en van de hele wereld!

1936

 


 

Verklarende woorden- en namenlijst

Organisaties:

Tweede internationale: De Tweede Internationale of Socialistische Internationale werd opgericht in 1889 als opvolger van de Eerste Internationale die was opgericht door Marx en Engels. In 1914 steunden vrijwel al haar nationale afdelingen hun nationale bourgeoisie in plaats van de belangen van de internationale arbeidersklasse te dienen door zich te verzetten tegen de imperialistische oorlog. Gedurende de oorlog viel de Tweede Internationale dan ook uiteen. Ze werd heropgericht als een volledig reformistische Organisatie in 1923.

Derde internationale: De Derde of Communistische Internationale werd opgericht onder leiding van Lenin als de revolutionaire opvolger van de Tweede Internationale. Ze werd opgericht in 1919. Haar eerste vier congressen ontwikkelden de ideeën van het bolsjevisme verder, maar vanaf het vijfde congres in 1924 viel ze onder controle van de stalinistische bureaucratie en bleef dit tot haar ontbinding in 1943.

Londens Bureau (of lAG): Was een verzameling van centristische groepen in de vroege jaren ‘30.

Boeren Internationale (of Krestintern): Werd opgericht door de Komintern in 1923, maar kende weinig succes en werd in alle stilte opgedoekt op het einde van de jaren ‘20 of begin van de jaren ‘30.

Rode Internationale of Arbeidersvakbonden (Profintern): Werd opgericht in Moskou in 1923 als tegenvoeter van de reformistische Internationale Vakbondsfederatie.

Linkse oppositie: Opgericht door Trotski in 1923 om de groeiende bureaucratie in de Sovjet-Unie te bestrijden. De LO werd in 1928 uit de Communistische Partij gesloten. In 1930 werd de Internationale Linkse Oppositie opgericht (ILO), die de medestanders van Trotski in een aantal landen verenigde.

SPD: Duitse Sociaal Democratische Partij.

KPD: Duitse Communistische Partij.

KAPD: Een extreem linkse groep die uit de KPD werd gesloten in 1919.

USPD: Linkse afsplitsing van de SPD in 1916. Ze splitste in het begin van de jaren ‘20, waarbij een gedeelte terugging naar de SPD en een ander deel overging naar de KP.

KPO: Communistische rechtse oppositie. Werd gevormd door uitgesloten KPD-leden in 1929.

SAP: Socialistische Arbeiderspartij. Was een linkse afsplitsing van de SPD in 1931. Ze werkte gedurende korte tijd samen met de Linkse Oppositie, maar dreef vanaf 1933 af naar rechts.

ILP (Independent Labour Party): Werd opgericht in 1893 en splitste af van de Britse Labour Party in 1931. Ze werd tijdelijk aangetrokken tot het stalinisme.

Sociaal Democraat, Sociaal Democratie: Dit waren de namen van verschillende socialistische partijen. Tot 1914, waarop de meeste sociaal democratische partijen de oorlog steunden, waren ze een synoniem van revolutionair socialisme of marxisme. Na 1914 werden ze de algemene termen voor reformistische partijen.

Personen

Lenin: Leider van de Russische Revolutie en stichter van de Communistische Internationale. Hij stierf in 1924.

Trotski: Samen met Lenin leider van de Russische Revolutie. Hij organiseerde het Rode Leger en leidde het naar de overwinning in de burgeroorlog. Hij werd uit de Communistische Partij gestoten in 1927 en uit de Sovjet-Unie gebannen in 1928 door de stalinisten. Hij werd vermoord door een agent van Stalin in 1940.

Zinovjev: Oud bolsjeviek. Eerste voorzitter van de Communistische Internationale. Hij werkte samen met Stalin en bestreed hem vervolgens op het einde van de jaren ‘20 alvorens te kapituleren. Werd geëxecuteerd na het eerste show-proces van Moskou in 1936.

Kamenev: Oud bolsjeviek. Eens assistent van Lenin. Samen met Zinovjev werkte hij aanvankelijk mee met Stalin, om hem achtereenvolgens te bestrijden. Werd eveneens geëxecuteerd in 1936.

Beria: Oud bolsjeviek. Werd een doorwinterd stalinist

Molotov: Oud bolsjeviek. Werd een overtuigd stalinist.

Stalin: Werd in 1922 verkozen tot Algemeen Secretaris van de Communistische Partij. Al snel werd hij een kneedbare spreekbuis van de bureaucratie, die zich kon ontwikkelen door de isolatie van de revolutie.

Rykov: Oud bolsjeviek,leidde samen met Bukharin de rechtse Oppositie. Capituleerde voor Stalin in 1929. “Bekende” op zijn showproces in Moskou in 1938 en werd geëxecuteerd.

Pollitt, Campbell, Palme-Dutt: Leiders van de Britse KP in de jaren ‘20; waren spreekbuizen van de stalinistische leiding van de Komintern.

Bukharin: Oud bolsjeviek, ondervoorzitter van de Komintern in 1926-29. Vormde de rechtse oppositie in 1928 en werd uitgesloten in 1929. Hij capituleerde voor Stalin maar werd toch geëxecuteerd in 1938.

Daladier. Leider van de Franse Radicale Socialistische Partij (die noch radicaal, noch socialistisch was). Was premier van Frankrijk in 1933-34 en in 1938-40.

Noske, Scheidermann: Duitse sociaal-democratische leiders, verantwoordelijk voor het neerslaan van de Spartacus­opstand in 1919 en voor de moord op Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.

F.D. Roosevelt: Amerikaanse president vanaf 1932. Hij introduceerde de zgn. “New Deal”, een programma van staatsinterventie die tot doel had de economische problemen op te lossen ten einde de radicalisering onder de arbeidersklasse tegen te gaan.

Wilson: Amerikaanse president gedurende de eerste Wereldoorlog. Belangrijkste architekt van het Vredesverdrag van Versailles.

Liebknecht, Luxemburg: Leiders van de Spartacus-opstand te Berlijn van 1919. Ze werden vermoord in januari 1919 in opdracht van de sociaal-democratische leiders van Berlijn.

Bela Kun: Leider van de neergeslagen Hongaarse Sovjet republiek van 1919. Hij week uit naar Moskou en werd functionaris bij de Komintern. Later werd hij een woordvoerder voor de theorie van klassencollaboratie, nl. het volksfront.

Jean Longuet: Kleinzoon van Karl Marx; was een leider van de “pacifistische” minderheid binnen de Franse Socialistische Partij gedurende WOl. Hij was gekant tegen de oprichting van een Communistische Partij in Frankrijk.

Thalheimer. Een schier en leider van de KPD. Samen met Brandler werd hij in 1929 uitgesloten en stichtte hij de KPO.

Froelich: Een stichter van de KPD, later van de KPO en vervolgens van de SAP.

Maslow: Leidde samen met Fischer en Urbahns de KPD na de uitsluiting van de rechtse Brandler-groep in 924. In 1926 steunde hij de Linkse Oppositie. Hij werd uit de KPD gesloten in 1927 en capituleerde voor het stalinisme in 928. Hij weigerde zijn heropname in de KPD en vormde de Leninbond samen met Fisher en Urbahns.

Koenen: Was een lid van de linkervleugel van de KPD in de vroege jaren ‘20.

Ruth Fisher. Was een stichtend lid van de Oostenrijkse Communistische Partij en werd een leider van de Duitse partij. Werd uitgesloten uit de KPD in 1927 samen met Maslow en Urbahns. Samen vormden zij daaropvolgend de Leninbond.

Serrati: Leider van de Italiaanse Socialistische Partij. Hij woonde het Tweede Congres van de Komintern bij, waar hij zich hevig verzette tegen een onvoorwaardelijke breuk met de reformisten. Deze houding was een van de belangrijkste oorzaken van de verlamming van de Italiaanse revolutionairen gedurende de revolutionaire crisis in september 1922.

Sidney en Beatrice Webb: Waren stichters van de Fabian Society en de belangrijkste Britse theoretici van het “geleidelijke socialisme”. In de dertiger jaren werden de Webbs verdedigers van Stalin.

Romain Roland: Frans novelleschrijver; kantte zich tegen de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie vanuit een pacifistisch standpunt. Later ontleende hij het prestige van zijn naam aan stalinistische literaire congressen en manifesten.

Mann: Duits schrijver, leefde in ballingschap in Frankrijk in 1933-40.

Kilbom: Leider van de Zweedse KP. Hij weigerde samen met de meerderheid van de KP-leiding de politiek van Stalin, die de sociaal-democratie vereenzelvigde met “sociaal-fascistisch” te aanvaarden. Hij verliet de KP en vormde een Nationaal Communistische Partij die zich tijdelijk aansloot bij het centristische Londen Bureau, om dan over te gaan naar de sociaal-democraten.

Lovestone: Leider van de rechtervleugel van de Amerikaanse KP. Afgezet als leider en in 1929 uitgesloten.

 

Andere termen

Reichsdag: Duits parlementsgebouw; werd in brand gestoken door nazi-provocateurs in 1933.

Verdrag van Versailles: Legde Duitsland zeer harde maatregelen op aan het einde van WO1.

Anglo-Russisch Comité: Comité van de “linkse” bureaucratie van de Britse vakbonden en de Sovjet-afgevaardigden. Gevormd in mei 1925. Het werd gebruikt door de Britse vakbondsleiders om hun “progressiviteit” aan te tonen. Het werd opgeblazen in 1927 omdat de Britse leden, die na de nederlaag van de algemene staking van 1926 geen links masker meer nodig hadden, het Comité verlieten.

Minderheidsbeweging: Een linkse groep binnen de Britse vakbonden, waarvan het initiatief uitging van de Communistische Partij in de jaren ‘20.

Muzhik: Algemene benaming voor boeren in de S.U.

Kwomingtang: Volkspartij; een burgerlijk-nationalistische partij in China.

Centrist: een term, gebruikt door Trotski om groepen aan te duiden die zweven tussen reformisme en marxisme.

Volkenbond: Opgezet in 1919 door de overwinnaars van WOl. Ze kende een weinig glorieus einde met het uitbreken van WOII, waarna ze vervangen werd door de Verenigde Naties.

NEP of Nieuwe Economische Politiek: Deze politiek volgde op het zeer gecentraliseerde regime onder het oorlogscommunisme. Ze werd aangenomen als een tijdelijke maatregel om de economie na de burgeroorlog terug uit het slop te halen, door in beperkte mate terug vrijhandel toe te laten in de S.U.

Opstand van Estland: Een staatsgreep, een avontuur van samenzweerders achter de rug van de massa’s. Zo’ n 200 gewapende communisten bestormden verschillende regeringsgebouwen. Na vier uur waren ze neergeslagen.

GPV: Stalinistische geheime politie.

Mensjevisme: reformistische vleugel van de Russische arbeidersbeweging.

Revolutie van 1905: Tien maanden van revolutionaire strijd in Rusland die uitmondde in een bloederig neerslaan van de arbeidersopstand in Moskou in december 1905.

Saar Plebiciet: Door het Verdrag van Versailles werd het steenkoolrijk Saargebied aan Duitsland ontnomen en geplaatst onder de bevoegdheid van de Volkenbond. Frankrijk kreeg controle over de koolmijnen. Het plebiciet van 1935 was een referendum waarbij overweldigend gestemd werd voor een terugkeer naar Duitsland, ondanks de oppositie van de SPD en (na een aantal koerswijzigingen) de KP, die autonomie propageerden daar in Duitsland Hitler aan de macht was gekomen.

 

 

Dit vind je misschien ook leuk...