‘Black Marxism’ van Cedric Robinson. Een zeer misleidend verhaal
Het boek Black Marxism van Cedric Robinson heeft een groot aantal academici en activisten beïnvloed. Maar zoals Steve Edwards uitlegt, is de titel misleidend. In werkelijkheid is het een aanval op het marxisme. Robinson voert een aantal argumenten aan die onjuist zijn en beantwoord moeten worden, waaronder zijn bewering dat de wortels van het racisme in Europa duizenden jaren teruggaan en dat het marxisme “eurocentrisch” is. Uiteindelijk wijst dit boek degenen die racistische onderdrukking willen bestrijden in de verkeerde richting. ISA is van plan om meer materiaal te publiceren over hoe marxisten onderdrukking bestrijden en hoe dat verschilt van de benadering van Robinson en mensen die een vergelijkbaar standpunt innemen.
In een interview met Showtime in juli 2020 zei de hiphopartiest en activist Noname: “Vaak wordt er enkel gepraat over kapitalisme. Maar er is een zwarte radicale traditie die echt ingaat op hoe racistische praktijken geworteld zijn in dit systeem. Als we het over kapitalisme hebben, is het goed om het over raciaal kapitalisme te hebben.”
Het boek “Black Marxism: The Making Of The Black Radical Tradition” van wijlen professor Cedric Robinson werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1983 tijdens de eerste ambtstermijn van de rechtse regering-Reagan, toen de Koude Oorlog werd opgedreven en de bewegingen van de jaren ’60 en ’70 op hun retour waren. Heruitgegeven in 2000 met een nieuw voorwoord door geschiedenisprofessor Robin D G Kelley, is het nu bekend onder een brede laag activisten. Het gebruik van de uitdrukking “raciaal kapitalisme” lijkt een echo te zijn van de bekende uitspraak van Malcolm X: “Er is geen kapitalisme zonder racisme.”
In 2020 gingen meer dan 25 miljoen mensen de straat op tegen racisme en politiegeweld. Professor Kelley gaat er prat op dat elke organisatie die daarbij betrokken was, beïnvloed is door dit boek. De beweging heeft slechts verwaarloosbare resultaten geboekt. Toch blijven de ngo’s waarover Kelley het heeft de Democratische politici steunen, zelfs terwijl die hun sponsors bij de grote bedrijven verzekeren dat ze nooit of te nimmer voor ‘defund the police’ opgekomen zijn.
Het is nog nooit zo belangrijk geweest om een politieke analyse te vinden die ons wapent om racisme en kapitalisme te bestrijden. Afgaande op de titel zouden velen verwachten deze te vinden in ‘Black Marxism’. Het boek is echter in feite een frontale aanval op het marxisme, terwijl Robinsons “zwarte radicale traditie” een mystiek concept blijkt te zijn dat geen uitweg biedt.
Een mystiek concept
Lezers die de voorwoorden en inleidingen overslaan, vinden pas halverwege het boek een uitleg van de zwarte radicale traditie, maar de wereldvreemdheid ervan is meteen duidelijk: “Dit was een revolutionair bewustzijn dat voortkwam uit de hele historische ervaring van zwarte mensen en niet alleen uit de sociale formaties van de kapitalistische slavernij of de productieverhoudingen van het kolonialisme… de focus lag altijd op de structuren van de geest. Haar epistemologie kende suprematie toe aan de metafysica, niet aan de materie… Tenslotte waren het de zwarte mannen en vrouwen die zich verzetten tegen de slavernij, als een opkomend Afrikaans volk en niet als slaven.” (Black Marxism pp. 169-170)
In dezelfde geest vat Robinson de vroege slavenopstanden op als “het afzien van het feitelijke zijn voor het historische zijn; het behoud van de ontologische totaliteit die door een metafysisch systeem wordt toegekend” waarin “nederlaag of overwinning een interne aangelegenheid was.” (BM p. 168)
Dit lijkt meer op een escapistische droom dan op een plan voor vrijheid, en in 2012 zei Robinson dit tegen een publiek van studenten: “Het gaat over een soort verzet dat aan het eind geen triomf of overwinning belooft, alleen bevrijding. Geen mooi pakket aan het eind, alleen dat je vrij zou zijn. Alleen de belofte van bevrijding, alleen de belofte van bevrijding!”
Dit zou strijders tegen slavernij zoals Nat Turner, Harriet Tubman of Frederick Douglass zeker hebben verbijsterd. Of Dr. King, die erop wees dat het recht om dezelfde restauranttafel te zitten niets oplevert als je je het eten niet kunt veroorloven.
De Bijbel keurt slavernij goed: Waarom Aristoteles erbij halen?
De eerste helft van het boek gaat niet over Afrika of Amerika, maar over Europa. Professor Kelley stelt dat Cedric Robinson “de geschiedenis van de opkomst van het Westen vanaf de oudheid tot halverwege de twintigste eeuw herschrijft” en daarbij “een vernietigende kritiek levert op het Westerse marxisme en zijn onvermogen om het raciale karakter van het kapitalisme en de beschaving waarin het werd geboren te begrijpen, of de massabewegingen buiten Europa.” De herschrijving blijkt een bijna onherkenbare herbewerking van de Europese geschiedenis te zijn, opgebouwd rond de bewering dat de Westerse samenleving al sinds de oude Griekse filosoof Aristoteles raciaal geordend is. Het bevat geen origineel onderzoek, maar rijgt citaten aan elkaar uit een veelheid aan bronnen, van debatten tussen historici uit het verleden tot teksten op universitair niveau.
Robinsons bron om racisme terug te voeren tot Aristoteles was waarschijnlijk een artikel uit 1974 van de zwarte pedagoge Mavis Campbell, die liet zien hoe bepaalde passages in Aristoteles’ werk “Politiek” werden gebruikt door schrijvers uit de late middeleeuwen en vroege Renaissance, en vervolgens door 19e-eeuwse zuidelijke slavenhouders om slavernij te rechtvaardigen. Campbell noch Robinson onderzoeken het gat van 1500 jaar tussen Aristoteles en de Renaissance. Campbell volgt de zuidelijke planters in het projecteren van moderne racistische ideeën op het oude Griekenland, maar Robinson maakt een enorme sprong over dit alles heen door te beweren dat omdat Marx Aristoteles als denker respecteerde, Marx daarom ook een racist moet zijn geweest die niets om slaven gaf.
“Er was een duidelijke genealogie en een opvallende parallel tussen Aristoteles’ behandeling van slaven en slavernij en die van Marx (…) Marx geloofde dat hun rol in de kapitalistische productie een gênant overblijfsel was van een prekapitalistische, oude productiewijze, die hen diskwalificeerde van historische en politieke invloed in de moderne wereld. En dit is niet het enige bewijs dat Marx wezenlijk beïnvloed was door Aristoteles.” (BM p. xxix).
Robinson maakt de bizarre bewering dat Marx het kapitalisme zag als een rationeel systeem: “Marx stelde zich een coherente ordening der dingen voor (…) Voor Marx bestond het kapitalisme uit een geometrisch geheel waarvan de elementaire en vaak verborgen kenmerken (prijs, waarde, accumulatie en winst) met rekenkundige middelen en zekerheid konden worden ontdekt.” (uit het voorwoord van Robinson uit 2000, BM p. xxviii) En nog: “Kapitalisten, als de architecten van dit systeem, hebben nooit de samenhang van structuur en organisatie bereikt die de belofte was geweest van het kapitalisme als objectief systeem.” (BM p. 2)
Geen enkele marxist heeft ooit beweerd dat het kapitalisme een ‘objectief systeem’ was, gepland door kapitalistische ‘architecten’. Integendeel, Marx laat zien dat de kapitalisten zelf hun systeem niet begrijpen en het niet kunnen beheersen. Het is omdat dit oncontroleerbare, uitbuitende, irrationele systeem al onze levens in gevaar brengt, dat marxisten vechten om het te vervangen door een rationele, democratisch geplande socialistische wereld.
In hoofdstuk 6 gaat Robinson verder met het afschilderen van Marx als een apologeet voor het kapitalisme die “slavernij zal als onderdeel van de fase van de ontwikkeling van het kapitalisme die hij karakteriseerde als ‘oorspronkelijke accumulatie’ om te benadrukken dat de dominante kapitalistische productiewijze weinig verantwoordelijkheid droeg voor de productie en reproductie van de menselijke materialen die zij in dit aspect beheerste.” (BM p. 121).
Marx, die de slavernij uitgebreid bestudeerde, karakteriseerde de slavenhouders van het Zuiden van de VS echter expliciet als kapitalisten. Wat betreft de “oorspronkelijke accumulatie”, vroege kapitalistische apologeten hadden deze uitdrukking gebruikt om de oorsprong van hun systeem niet uit te hoeven leggen; in de passage waar Robinson een voetnoot bij plaatste, vulde Marx de lege plekken op met woeste ironie:
“De ontdekking van de goud- en zilverlanden in Amerika, de uitroeiing en onderdrukking van de inheemse bevolking en haar opsluiting in de mijnen, de beginnende verovering en plundering van Oost-Indië, de verandering van Afrika tot een gebied voor de handelsjacht op de zwarte bevolking vormden de dageraad van het tijdperk der kapitalistische productie. Deze idyllische gebeurtenissen zijn de voornaamste elementen van de oorspronkelijke accumulatie.”
De rol van Marx in de strijd tegen slavernij
Marx begroette John Browns inname van Harper’s Ferry en een daaropvolgende slavenopstand in Missouri als “het meest gedenkwaardige dat vandaag in de wereld gebeurt.” Hij wilde dat Lincoln van de burgeroorlog een revolutionaire oorlog zou maken door de slaven te bevrijden en door zwarte regimenten op te richten, ruim voor de proclamatie van de emancipatie.
Marx en zijn kameraad Friedrich Engels speelden ook een leidende rol in de campagne om Britse arbeiders over te halen het Noorden te steunen en Groot-Brittannië ervan te weerhouden de Confederatie te helpen. Het Noorden blokkeerde zuidelijke havens om de export van door slaven geproduceerd katoen te voorkomen. Marx, Engels en anderen organiseerden massabijeenkomsten van arbeiders die zich verzetten tegen elke Britse interventie aan de kant van de Confederatie, ondanks het feit dat arbeiders in de textielindustrie honger leden door een gebrek aan werk dat werd toegeschreven aan de blokkade. Deze zelfopofferende en internationalistische houding was een belangrijke factor in het tegenhouden van de interventie van de Royal Navy.
Het vermelden van deze bewegingen en Marx’ rol daarin zou Robinsons valse en reactionaire bewering ondermijnen dat Europeanen van nature racistisch zijn – een bewering die de schuld voor het kwaad van het kapitalisme op de slachtoffers afschuift en impliceert dat eenheid van de arbeidersklasse onmogelijk is.
Wat is de oorsprong van racisme?
Robinson definieert nooit wat hij onder racisme verstaat. In plaats daarvan gaat hij ervan uit dat zijn lezers zullen meegaan in de veronderstelling dat alle verschillen of vooroordelen op basis van taal, religie of etniciteit racistisch zijn. Met andere woorden, hij projecteert culturele markeringen uit het racistische, kapitalistische Amerika van de 20e eeuw op eerdere perioden in de geschiedenis alsof ze altijd dezelfde betekenis hebben gehad.
In hoofdstuk 1 beweert Robinson: “Raciaal kapitalisme: het niet-objectieve karakter van kapitalistische ontwikkeling. De historische ontwikkeling van het wereldkapitalisme werd op een zeer fundamentele manier beïnvloed door de particularistische krachten van racisme en nationalisme. Dit kon alleen waar zijn als de sociale, psychologische en culturele oorsprong van racisme en nationalisme zowel in de tijd vooruitliepen op het kapitalisme als een eenheid vormden met de gebeurtenissen die direct bijdroegen aan de organisatie van productie en uitwisseling.” (BM p. 9)
Alles in deze paragraaf is verkeerd, maar het moet gezegd worden dat racisme en nationalisme geen tweeling zijn. Marxisten verdedigen in geen geval racisme en we zijn ook geen nationalisten, maar we verdedigen het recht van naties op zelfbeschikking en we maken onderscheid tussen het nationalisme van de onderdrukker en dat van onderdrukte volkeren. Wat betreft Robinsons volharding dat systemisch racisme bestond als een ontwikkelde ideologie vóór het kapitalisme, dit is in strijd met de mening van een zeer lange lijst van antiracistische geleerden en activisten, waaronder C.L.R. James, Walter Rodney, Oliver Cromwell Cox, Eric Williams, Lerone Bennett Jr, St Clair Drake, Frank M Snowden Jr en vele anderen.
De leider van de Black Panther Party, Fred Hampton, vatte het goed samen: “We hebben nooit ontkend dat er racisme was in Amerika, maar we zeiden dat het een bijproduct was dat voortkomt uit het kapitalisme. Dat kapitalisme eerst komt en daarna racisme. Toen ze slaven hierheen brachten, was dat om geld te verdienen. Dus eerst kwam het idee dat we geld wilden verdienen en toen kwamen de slaven om dat geld te verdienen. Dat betekent, historisch gezien, dat racisme voort moest komen uit het kapitalisme. Het moest eerst het kapitalisme zijn en racisme was daar een bijproduct van.”
Als er bewijs zou bestaan dat middeleeuws Europa werd geregeerd door een raciale orde, dan zouden andere onderzoekers dat zeker hebben gedocumenteerd. Robinsons mentor Norman Cohn, die gespecialiseerd was in het bestuderen van middeleeuwse massabewegingen, deed dergelijke beweringen over racisme niet, ondanks zijn grote belangstelling voor de oorsprong ervan. (BM p. 45) In werkelijkheid had de middeleeuwse heersende klasse geen racisme nodig. Ze hadden de katholieke kerk, waar iedereen lid van moest zijn en die een verenigende, van bovenaf opgelegde ideologie afdwong in het belang van de feodale heersende klasse.
Robinsons bewering dat racisme Europa altijd heeft gedomineerd, wordt herhaald voor slavernij: “slavenarbeid als kritische basis van productie zou zonder noemenswaardige onderbreking doorgaan tot in de twintigste eeuw…. Noch feodale lijfeigenschap, noch kapitalisme hadden als resultaat de eliminatie of inperking van slavernij.” (BM pp. 11-12)
Dit is gewoon niet waar. De op slaven gebaseerde Romeinse economie werd vervangen door feodalisme waarin het werk werd gedaan door horigen, die een bijdrage moesten betalen aan hun leenheren maar niet werden gekocht of verkocht. Slaven werden niet afgepakt bij georganiseerde slavenroof; de meesten leefden generaties lang in dezelfde gemeenschappen. Het is verkeerd om dit slavernij te noemen.
De uitvinding van het ‘blanke ras’
Net zoals het feodalisme een revolutionaire verandering betekende ten opzichte van het op slaven gebaseerde Romeinse Rijk, zo vereiste het kapitalisme op zijn beurt een revolutie die het feodalisme en de anti-wetenschappelijke ideologie van de katholieke kerk omver wierp. De nieuwe productietechnologieën vroegen om arbeiders die ontslagen konden worden wanneer ze niet nodig waren. In Europa werd deze nieuwe klasse van arbeiders gecreëerd door de voorheen tot lijfeigen gemaakte boeren van het land te verdrijven, waardoor ze geen andere keuze hadden dan voor kapitalisten te werken.
De uitbuiting van Amerika vereiste ook enorme aantallen arbeiders. In ‘Capitalism and Slavery’ laat de Trinidadiaanse geleerde Eric Williams zien hoe koloniale landeigenaren zich wendden tot de Atlantische slavenhandel nadat ze geëxperimenteerd hadden met inheemse arbeidskrachten en daarna met Britse en Ierse emigranten. Zoals Walter Rodney uitlegt, werden Afrikanen niet naar de Nieuwe Wereld gebracht omdat ze zwart waren, maar omdat ze de goedkoopste manier waren om overtollige arbeidskrachten uit de koloniën te halen. De baanbrekende zwarte schrijver Lerone Bennett en later Theodore Allen toonden aan dat er in de Engelssprekende koloniën racistische wetten moesten worden gemaakt om hun status als slaven mogelijk te maken en om arme witte mensen te stimuleren de kant van de slaveneigenaars te kiezen als slaven in opstand kwamen. In zijn boek ‘The Invention Of The White Race’ maakte Allen een intensieve studie om aan te tonen dat de eerste keer dat het woord “wit” werd gebruikt in een wettelijke beschrijving van een persoon in koloniaal Virginia was, nadat zwarte en witte contractarbeiders zich hadden verenigd om in opstand te komen tegen hun koloniale meesters in 1676. Geen enkel onderzoek ondersteunt Robinsons ahistorische beweringen over een prekapitalistische rassenorde.
Robinsons ahistorische stellingen omvatten beweringen dat het kapitalisme een voortzetting was van het feodalisme en dat de Industriële Revolutie een “legende” was die door historici was verzonnen (BM p. 30). Hij schrijft dat “de wereldrevolutionaire zwarte intelligentsia” niet gebonden is aan wat hij “conventies in de westerse geschiedschrijving” noemt en haar “framing van gebeurtenissen, vooral onder geleerden en ideologen die gewend zijn het bestaan van kwalitatief verschillende stadia van menselijke ontwikkeling aan te nemen” – waarmee hij marxisten bedoelt. (BM p. 175) Maar welke zwarte revolutionairen hebben het idee van “kwalitatief verschillende stadia van menselijke ontwikkeling” verworpen? Deze mystieke, ahistorische argumenten werden ontwikkeld door ex-marxistische professoren aan Europese elite-universiteiten, bekend als de “postmodernisten”. Hun misleidingen waren niet in het belang van wie het kapitalisme omver wil werpen.
Wie was Cedric Robinson?
Robin Kelley, de academicus die Robinson uit de vergetelheid heeft gehaald, is historicus van beroep. Hij beweert dat Robinsons “ideeën rechtstreeks voortkwamen uit de sociale bewegingen waaraan hij deelnam en de belangrijkste sociale en politieke strijd die ons tijdperk is gaan bepalen.” (BM p. xv). Een nieuwe biografie van Joshua Myers van Howard University, ‘Cedric Robinson: The Time of the Black Radical Tradition’ laat zien dat Robinsons aandeel in sociale bewegingen eigenlijk heel klein was. (Myers pp. 64-65, 80-83, 87)
Cedric Robinson schreef zich in 1959 in aan de UC Berkeley. Hij was aanvankelijk politiek erg actief en werd vicevoorzitter van de campusafdeling van de NAACP waar hij bezoeken organiseerde van de zwarte zelfverdedigingsactivist Robert Williams en Malcolm X en een protest tegen de invasie van de Varkensbaai. Hij was ook betrokken bij een studiegroep, de Afro-American Association. In 1962 bracht hij een bezoek aan Zuid-Rhodesië waar hij leiders van de onafhankelijkheidsbeweging ZAPU ontmoette. Maar ergens in dat jaar stopte hij met de studiegroep en er zijn geen gegevens over verdere politieke activiteiten. (Myers, p. 64).
Na zijn afstuderen werd Robinson opgeroepen voor het leger en in zijn brieven naar huis vond zijn biograaf een aantal verrassende uitspraken. Toen de NAACP bijvoorbeeld militante sit-ins organiseerde met honderden arrestaties om jobs af te dwingen voor zwarte arbeiders bij autobedrijven in de Bay Area, bekritiseerde Robinson dit omdat het zou impliceren dat we aan witte mensen iets vragen “wat alleen zij ons kunnen geven.” (Myers, p.79). Andere brieven maken duidelijk dat Robinson meer dan alleen de tactiek afwees: “Als ik mijn toekomst verbind aan de mensen van wie ik heb geleerd te houden en ze te begrijpen, moet ik blijven staan, zoals zij, onlosmakelijk verbonden met hun eigen zinnelijke nihilisme, wij allemaal sterven bij het bouwen van onze pathetisch etherische torens” (brief aan een vriend van 6/1/1964, geciteerd in Myers, p. 80).
In 1966 schreef Robinson zich in voor een Master in politieke wetenschappen aan San Francisco State, maar “toen de studentenbeweging in een stroomversnelling raakte, nam Cedric daar niet aan deel… Tegen de tijd dat de gebeurtenissen van 1967 plaatsvonden, had Cedric besloten om zich gedeisd te houden, om zijn politieke wereldbeeld op een rijtje te zetten.” (Myers p. 87)
Dit waren de meest tumultueuze jaren van de zwarte revolte. In 1966 werd de Black Panther Party opgericht in Oakland, Robinsons geboorteplaats. In 1967 waren er zwarte opstanden in 150 steden. In 1967 sprak Dr. King zich uit tegen de Vietnamoorlog. Het jaar daarop werd King vermoord terwijl hij een algemene zwarte staking in Memphis leidde. Op Robinsons universiteit, San Francisco State, gingen studenten van het Derde Wereld Bevrijdingsfront in 1968-9 in staking. Honderden mensen werden gearresteerd. Betogers eisten een afdeling Etnische Studies met Afro-Amerikaanse, Aziatisch-Amerikaanse en Chicano-faculteiten. Robinson was hier niet bij betrokken. (Myers p. 87)
Nog voor hij zijn Masters-graad had behaald, werd Robinson aangenomen voor een doctoraat aan de Stanford University. (Myers p. 88) Zijn eerste gepubliceerde artikel, “Malcolm Little as Charismatic Leader” (1969) is een pseudo-psychologische studie die Malcolms politiek negeert en de “Autobiografie van Malcolm X” reduceert tot een “psychoanalytisch interview” (Myers, Hoofdstuk 3).
In 1971 ging Robinson voor een jaar naar Engeland voor het privaat gefinancierde Institute for the Study of Collective Psychopathology dat was opgericht om fascisme en communisme te bestuderen. (Myers, p. 95-96) De directeur Norman Cohn wordt geciteerd in ‘Black Marxism’ en stelde dat massabewegingen voortkwamen uit massapsychologische waanideeën. Onder de oprichters van het instituut bevond zich een adviseur van het Brits-Nederlandse Unilever, berucht vanwege het gebruik van dwangarbeid in Congo. Unilever betaalde voor Robinsons studiejaar via haar non-profit Leverhulme Foundation.
Robinsons proefschrift, “Leiderschap: een mythisch paradigma”, later gepubliceerd als ‘The Terms of Order’, werd geschreven in Engeland en leunt zwaar op de theorieën van Cohn en het postmoderne cynisme van de hierboven genoemde ex-marxisten. (Myers p.105) Terug in de VS werd Robinson ingehuurd door de zwarte conservatief Harold Cruse om les te geven aan het nieuw opgerichte Department of Black Studies in Ann Arbor, Michigan. Vanaf dat moment nam zijn carrière een hoge vlucht.
Tijdens een tweede studiejaar in Engeland, gefinancierd door de Ford Foundation, voltooide Robinson zijn ‘Black Marxism’. Het eerste hoofdstuk was al gepubliceerd, maar zonder de uitdrukking “raciaal kapitalisme”. Deze term was bedacht door verbannen Zuid-Afrikaanse trotskisten in “Foreign Investment and the Reproduction of Racial Capitalism in South Africa”, dat in 1976 in Engeland werd gepubliceerd door de Anti-Apartheid Movement. Robinson heeft de connectie nooit erkend; in een interview in 2015 beweerden Robinson en zijn vrouw Elizabeth dat de anti-apartheidsbeweging een mythe was toen ze in Engeland woonden. De beweging was er nochtans en haalde meermaals de krantenkoppen, onder meer door straten naar Nelson Mandela te hernoemen en de Britse Labour Party nodigde de gevangen Mandela uit voor hun jaarlijkse partijconferentie in Brighton.
Hoe kunnen we een einde maken aan racisme en kapitalisme?
De Zuid-Afrikaanse trotskisten stelden dat de buitenlandse investeerders van Zuid-Afrika volledig achter de apartheid stonden. Ze waarschuwden dat een diplomatieke oplossing door bemiddeling van het Anglo-Amerikaanse imperialisme geen einde zou maken aan de racistische en kapitalistische uitbuiting. In plaats daarvan pleitten ze ervoor dat de Zuid-Afrikaanse arbeiders zich zouden aansluiten bij de internationale arbeiders en zouden vechten voor een socialistische wereld. De ANC-leiding negeerde deze waarschuwingen met tragische gevolgen.
Voor Robinson heeft de uitdrukking een heel andere betekenis. Hij had al besloten dat racisme, en niet kapitalisme, het probleem was. In dit wereldbeeld wordt internationale solidariteit onmogelijk gemaakt door een aangeboren Europees en Euro-Amerikaans racisme.
Uit zijn geschriften in de jaren 1960 blijkt duidelijk dat Robinson sociale bewegingen al lang als zinloos beschouwde. Sit-ins voor jobs waren “zinnelijk nihilisme” die “pathetisch etherische torens” bouwden. Ongetwijfeld ontmoette hij in de loop van zijn carrière veel radicale zwarte denkers, maar zijn aanvallen op het marxisme komen niet van Walter Rodney of C.L.R. James. Integendeel, hij vertrouwde op conservatieve academici als Norman Cohn, postmodernistische professoren als Foucault, Althusser en Baudrillard, en flagrante anticommunisten als Cornelius Castoriadis en Franz Borkenau.
Robinson is een defaitist en een voorloper van het Afro-Pessimisme. In zijn argumenten voor de zwarte radicale traditie viert hij verslagen opstanden, maar toch noemt hij Frederick Douglass of Harriet Tubman nooit.
In het laatste deel van het boek probeert Robinson de traditie te verbinden met drie echte Afro-Amerikaanse auteurs die volgens hem het marxisme verwierpen: W.E.B. Du Bois, C.L.R. James en de schrijver Richard Wright. Geen van hen voldoet aan zijn beschrijving.
Robinson beweert dat Du Bois, nadat hij het marxisme had omarmd, het op latere leeftijd afwees. Maar juist aan het eind van zijn leven sloot Du Bois zich aan bij de Communistische Partij, toen hij op 93-jarige leeftijd schreef: “Het kapitalisme kan zichzelf niet hervormen… Het communisme is de enige manier van menselijk leven.” C.L.R. James heeft het marxisme nooit afgewezen, hoewel hij ongetwijfeld afstand nam van het opbouwen van een revolutionaire partij.
Wat betreft Richard Wright heeft de socialistische geleerde Joseph Ramsey een gedetailleerde kritiek gepubliceerd waaruit blijkt dat Robinson gemanipuleerde citaten gebruikte om Wright, die bekend stond als een integrationist, in het hokje van het zwart nationalisme te plaatsen. Cornel West schreef in 1988 dat hij Robinsons versie van Wright “onbegrijpelijk” vond.
Nadat hij zijn zelfgekozen onderwerpen onherkenbaar heeft gemaakt, negeert Robinson andere zwarte activisten die zich als marxist identificeerden. Geen Hubert Harrison, geen Manning Marable, geen James Boggs, geen Detroit Revolutionary Union Movement; Angela Davis en Walter Rodney worden één keer genoemd, Assata Shakur, Fred Hampton, Huey Newton en Bobby Seale helemaal niet.
Marxisme gaat over klassenstrijd om het kapitalisme te verslaan. Robinson zag dit duidelijk als een zinloos project. Wie hem promoot moet uitleggen waarom ze dit doen, terwijl het werk duidelijk geen antwoorden biedt op de existentiële crises waar de multiraciale, multiculturele en multi-gendered arbeidersklasse mee geconfronteerd wordt. Deze kunnen alleen opgelost worden door een verenigde, democratisch georganiseerde strijd gebaseerd op de kracht van de arbeidersklasse.