Frankrijk. Nieuwe historische klap voor de heersende klasse
Het rechtse beleid en de groei van extreemrechts blokkeren door strijd
Twee maanden na de historische klap voor de politieke instrumenten van de kapitalistische klasse in de presidentsverkiezingen, is de uitslag van de parlementsverkiezingen opnieuw een afrekening.
Meer dan de helft van de kiesgerechtigden heeft eenvoudigweg besloten niet aan de stemming deel te nemen. Daarmee keuren ze het gevoerde beleid af en geven ze te kennen dat ze geen hoop stellen in één van de kandidaten. Degenen die wel stemden, besloten vooral om geen absolute meerderheid aan president Macron te verlenen en hebben een historisch aantal “antisysteem” parlementsleden verkozen, of kandidaten die zo gezien worden. Onder hen maakte de extreemrechtse partij van Le Pen een enorme doorbraak in het parlement.
Gezien de stijgende rente en de begrotingstekorten zal Macrons tweede termijn zeker niet linkser zijn, zeker niet als we kijken naar wie zijn bondgenoten zullen zijn om zijn beleid uit te voeren. Het belooft meer besparingen, terwijl de koopkracht al op een dieptepunt is. De enige uitweg is het opbouwen van strijd – op straat, op het werk, in de wijken, op hogescholen en scholen – om de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal om te keren.
De georganiseerde arbeidersbeweging en “consequent links” – d.w.z. links dat het eenzijdige beleid ten gunste van de rijken en de bazen wil doorbreken – moeten het voortouw nemen in de strijd tegen de asociale beloften van Macron, om het valse alternatief van Le Pen een halt toe te roepen en de weg te wijzen naar een noodzakelijke maatschappelijke omwenteling.
De heersende klasse bevindt zich in een grote politieke crisis
Na een mandaat dat werd gekenmerkt door een historische toename van ongelijkheid, sociaal geweld en politiegeweld en de verscherping van onderdrukking en discriminatie, wordt Macron de eerste president die zijn ambtstermijn aanvat zonder absolute meerderheid in het parlement (50%+1). Hij komt daarvoor meer dan 40 parlementsleden tekort, hetgeen betekent dat zijn regering fragiel zal zijn. De regering zal aangewezen zijn op samenwerking met een andere parlementaire kracht, of op allianties met voldoende andere parlementsleden om tijdelijke meerderheden te vormen.
Deze verkiezingsuitslag is een nieuwe bevestiging van het feit dat de politieke instrumenten van de burgerij ondermijnd zijn na decennia van besparingsbeleid. Dit fenomeen beperkt zich uiteraard niet alleen tot Frankrijk. Het bevestigt ook dat Macron op een erg zwakke basis verkozen raakte als president. Zijn score lag dan wel 4% hoger, maar het kamp van de traditionele regeringspartijen kreeg zware klappen met voor het eerst minder dan 50% van de stemmen. Dat was ook in de parlementsverkiezingen het geval. De twee traditionele partijen van de Vijfde Republiek deden het historisch slecht: de Republikeinen (LR) en de Socialistische Partij (PS) hebben samen slechts 88 afgevaardigden – dat wil zeggen één minder dan de Rassemblement National (RN) van Marine Le Pen.
De traditionele rechtse partij, Les Républicains (LR), verloor de helft van haar zetels en werd slechts de 4e kracht in de Assemblée … Door een zekere lokale verankering konden ze nog 64 zetels redden, nadat LR 85% van de tweede rondes waaraan het deelnam won. LR bevindt zich in een soort positie van scheidsrechter in de Assemblée. Het is de enige traditionele partij (naast PS en Les Verts) die de mogelijkheid heeft om Macron een echte meerderheid te bezorgen, via een coalitie of via specifieke steun. Gezien de begrotingscrisis en in een situatie van economische crisis zal LR waarschijnlijk geen andere keuze hebben dan een verantwoordelijke houding aan te nemen ten opzichte van de kapitalistische klasse, en dus het besparingsbeleid steunen.
De klap voor Macron en de heersende klasse blijkt ook uit het verlies voor figuren “van het systeem”. In de eerste ronde: voormalig premier onder Hollande Manuel Valls en de onpopulaire voormalige minister van Onderwijs Jean-Michel Blanquer. In de tweede ronde: Christophe Castaner (bijgenaamd éborneur en chef – hoofd-blindmaker – omdat hij als minister van Binnenlandse Zaken tijdens de Gele Hesjes-beweging, verantwoordelijk was voor het politiegeweld dat leidde tot de dood van 4 demonstranten en tot 2.500 gewonden, voornamelijk door het gebruik van flash-ball, wat resulteerde in 30 verblindingen en 6 afgescheurde handen) en Richard Ferrand, voorzitter van de Assemblée Nationale en voorzitter van de Macronistische alliantie “Ensemble”. Ook drie ministers in de regering van Elisabeth Borne verloren en namen ontslag.
In de tweede ronde werd de Macronistische oud-minister van sport Roxana Maracineanu uitgeschakeld door Rachel Keke van La France Insoumise (FI), een schoonmaakster en CGT-activiste die vooraan stond in de 22 maanden durende staking in het hotel Ibis-Batignolles die in mei 2021 met een overwinning eindigde.
NUPES: goede dynamiek in campagne levert goed resultaat op, maar minder dan gehoopt
Rachel Keke is één van de meer dan 70 parlementsleden van La France Insoumise (FI), dat er vijf jaar geleden maar 17 had. Zij maken ongeveer de helft uit van de nieuwe ploeg parlementsleden van NUPES (142 verkozenen). Deze coalitie werd door Mélenchon opgezet om te vermijden dat de linkse kandidaturen op elkaars tenen zouden trappen, en om eventueel te proberen een toekomstige regering te vormen, waarin de PCF, de PS en de groenen (EELV) rond FI worden verenigd.
Er ontstond een dynamiek in de campagne. Die was gedreven door de kans om 5 nieuwe jaren beleid van Macron tegen te houden, in het bijzonder de verhoging van de pensioenleeftijd tot 65 jaar en de 20 uur verplichte arbeid voor uitkeringsgerechtigden. Deze dynamiek slaagde niet in haar opzet om een meerderheid in de Assemblée te behalen, wat onrealistisch was, maar droeg er wel toe bij om een absolute meerderheid voor Macron te voorkomen. De Macronistische coalitie werd qua stemmenaantal in de 1e ronde geëvenaard en er werden veel meer parlementsleden verkozen dan in 2017.
Toch is er een zekere teleurstelling. De meeste peilingen gaven aan dat NUPES tot 200 zetels kon halen, dat zijn er ruim 50 meer dan het uiteindelijke resultaat.
We mogen echter niet vergeten hoe de situatie er een jaar of zelfs maar zes maanden geleden uitzag in Frankrijk. De hele politieke context draaide rond Macron of extreemrechts die in een onderling opbod verwikkeld waren over veiligheid en migratie. Sinds eind februari was er een belangrijke kentering: koopkracht en sociale eisen traden op de voorgrond, aangewakkerd door de inflatie. Tegelijk was er een dynamiek in de presidentscampagne van Mélenchon die zorgde voor een zeker enthousiasme. De krachtsverhoudingen werden de afgelopen maanden dus deels hersteld, maar dit gebeurde zonder veralgemeende strijdbewegingen waardoor het erg fragiel blijft en het niet mogelijk is om het volledige potentieel voor linkse eisen en ideeën te benutten.
Het beleid van Macron ligt aan de basis van de verkiezing van 89 extreemrechtse parlementsleden
De politieke brutaliteit van Macron tegen werkenden en jongeren was een echte stimulans voor de groei van het extreemrechtse RN. Er is al jaren een heftig klimaat van verdeeldheid in het land, aangevuld met brutaal politiegeweld tegen vakbonden en sociale bewegingen in het algemeen (en tegen jongeren, vooral van allochtone afkomst, in het bijzonder). Het staatsracisme en de permanente stigmatisering zijn toegenomen: van de wet op de algemene veiligheid tot de wet tegen separatisme over de jacht op het ‘islamo-gauchisme’… Macron en zijn regeringen hebben niet nagelaten verdeeldheid aan te wakkeren en extreemrechts naar de mond te praten.
De verpletterende intrede van het RN-blok in de Assemblee is wel een verrassing, maar alleen de omvang ervan: van 8 afgevaardigden in 2017 is het gestegen tot 89, met overwinningen in meer landelijke kiesdistricten en in voormalige arbeidersbastions van het Noorden. Het is de brede sociale wanhoop, ontstaan door het neoliberale beleid van zowel traditioneel rechts als ‘linkse’ regeringen sinds de jaren tachtig, die de groei van Le Pen voedt. Tegenover de meest asociale programmapunten van Macron, stelt extreemrechts een vals sociaal programma voor dat ze niet van plan is in de praktijk toe te passen als ze aan de macht komt. In elke gemeente die door RN-verkozenen of partners wordt bestuurd, heerst verdeeldheid, teruggetrokkenheid op zichzelf en repressie. De enige manier om extreemrechts en racisme te bestrijden, is door de wortels van de verdeeldheid te lijf te gaan met een offensief links beleid dat breekt met het kapitalistische systeem.
Het “republikeinse front”, het idee van “extreemrecht blokkeren”, lijkt voorbij te zijn. Met het oog op de tweede ronde hebben de Macronisten ervoor gekozen om ‘alle extremen’ te demoniseren. Dit was uiteraard een bewuste strategie, die erop gericht was het momentum en een deel van het potentieel van NUPES te breken.
Bovendien sluit Macron absoluut niet uit om specifieke steun te zoeken bij de RN-groep. Minister van Justitie Eric Dupond-Moretti hintte daar op de avond van de tweede ronde baar toen hij sprak over de mogelijkheid om met RN akkoorden te sluiten over hervormingen van politie en justitie. Marine Le Pen lijkt er niet tegen te zijn: “Ik heb president Macron gezegd dat de groep van 89 RN-afgevaardigden in de oppositie zit, maar geen systematische obstructie wil plegen.”
NUPES: sterktes, maar ook gevaarlijke zwaktes
Veel FI- en NUPES-activisten trekken de conclusie dat de uitslag van de parlementsverkiezingen te wijten is aan het feit dat de Macronistische leiders geen duidelijke oproep deden om tegen extreemrechts te stemmen wanneer de Macronistische kandidaat al was weggestemd in de eerste ronde. Het klopt dat de meeste van deze kiezers niet gingen stemmen in geval van een duel tussen NUPES en RN in de tweede ronde. Maar de analyse klopt niet. Uiteraard weten we dat de aanhangers van Macron hypocriet zijn. Ze verweten Mélenchon dat hij opriep om “geen enkele stem aan Le Pen” te geven zonder op te roepen om voor Macron te stemmen. Links moet echter niet rekenen op een transfer van Macron-kiezers om te winnen. Het zijn andere potentiële kiezers die moeten overtuigd worden. Denk maar aan diegenen die niet gaan stemmen.
Zowel bij de presidentsverkiezingen als bij de parlementsverkiezingen is Mélenchon er met zijn campagnes in geslaagd een dynamiek op gang te brengen waarbij jongeren en mensen uit armere buurten werden betrokken. Dat zijn mensen die massaal op FI en NUPES stemden. Toch bleef niet stemmen het meest populair in deze wijken en onder deze groepen, zeker in de parlementsverkiezingen. Meer nog dan bij de presidentsverkiezingen voelden grote delen van de mensen uit de volkse wijken zich niet aangesproken.
Ondanks de positieve dynamiek zijn sommige zwaktes die FI in de afgelopen jaren had na de presidentsverkiezingen nog versterkt. Eén daarvan is de vorming op gemeentelijk niveau van coalities waar ook de PS en EELV deel van uitmaken. Het zijn coalities die geen echte breuk maken met de traditionele politiek. Deze tendens is versterkt in deze parlementscampagne, aangezien deze partijen nu rechtstreeks met FI gelieerd waren in NUPES.
Dit zijn partijen die het neoliberale beleid hebben geleid in de regering-Jospin tussen 1997 en 2002, met de PCF, en onder Hollande tussen 2012 en 2017. Zij zijn medeplichtig aan de electorale successen van Le Pen in 2002 en 2017. Het zal moeilijk zijn om Macron en Le Pen te verslaan door zich te verenigen met degenen die het beleid hebben gevoerd dat voor hen het pad heeft geëffend.
Velen weigerden om te stemmen voor partijen die meer deel uitmaken van het probleem dan van de oplossing: de PS, zelfs ontdaan van haar meest rechtse elementen, EELV en zelfs tot op zekere hoogte de PCF. In dit opzicht is het begrijpelijk dat sommigen twijfelden om een stem op een FI-kandidaat uit te brengen, aangezien FI zich gelieerd had met die traditionele partijen. Tegelijkertijd zijn sommige activisten uit volkswijken die de FI-kandidaat konden zijn, aan de kant geschoven om plaats te maken voor NUPES-kandidaten van andere partijen.
De PS en EELV hebben als doel om het systeem mee te besturen. Ze zijn daarvan doordrongen. Het zou zeer verwonderlijk zijn indien zij in een crisissituatie bereid zijn de maatregelen te nemen die ondubbelzinnig de kant van de werkenden kiezen boven die van het patronaat en de markt. De verdedigers van het kapitalisme zullen wel weten met wie ze moeten praten. NUPES is gevormd door de partijtoppen, ze moet verder geduwd worden door te mobiliseren op basis van het enthousiasme dat gelukkig niet ontbreekt onder grote delen van de bevolking.
Voor een programma dat echt breekt met het systeem
Wat het programma betreft, stelde NUPES eisen die grotendeels overeenkwamen met die van het programma “L’Avenir en commun” van FI, zij het soms iets afgezwakt. Maar het NUPES-akkoord betekende ook enkele veranderingen in houding en retoriek. Verwijzingen naar “pluriform links” (gauche plurielle) onder Jospin werden milder van de kant van FI, zonder kritiek op en zelfs met lof voor de hervorming van de 35-urenweek. Die maatregel werd nooit volledig uitgevoerd en was niet volledig in het belang van de werkende klasse. Bovendien werd de maatregel vooral ingevoerd in ruil voor meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt.
Het programma van FI en NUPES bevat enkele zeer goede eisen. Het pensioen op 60 jaar, de uitkering van 1063 euro per maand voor studenten, de verhoging van het SMIC (minimumloon) tot 1500 euro, het bevriezen van de prijzen van basisbehoeften, ecologische planning, de intrekking van de arbeidswet (“El Khomri”) die onder Hollande is ingevoerd, het herstel van de vermogensbelasting ISF, 1 miljard euro tegen geweld tegen vrouwen … Een consequent links programma, maar helaas zonder de ambitie om een einde te maken aan het kapitalisme. Om werkelijk tegemoet te komen aan de behoeften van de werkende klasse en de jongeren en om tegelijkertijd de belangen van de kapitalistische klasse aan te vechten, moeten we eisen dat de belangrijkste sectoren van de economie onder het beheer en de controle van de gemeenschap worden genationaliseerd. Te beginnen met de financiële sector en de energiesector, zodat we werkelijk controle kunnen uitoefenen op de prijzen en tegelijkertijd de ecologische planning kunnen financieren.
Geen andere keuze: een krachtsverhouding opbouwen voor maatschappijverandering!
Tijdens de eerste maanden van het mandaat van de afgevaardigden van FI vijf jaar geleden waren er oproepen om de strijd te organiseren en werd de georganiseerde arbeidersbeweging gestimuleerd om massaal in actie te komen om het beleid van Macron tegen te houden. Dat is nu afwezig. Het potentieel is er, elke week breken er wel sociale conflicten uit voor loonsverhogingen, maar dit gebeurt bedrijf per bedrijf en geïsoleerd.
Die zwakte kenmerkte helaas ook de verkiezingscampagnes in 2022. In tegenstelling tot wat werd beweerd, is stemmen voor links geen alternatief voor de strijd. Integendeel, stemmen voor links en het stimuleren van de strijd moeten elkaar aanvullen. Dit had het electorale potentieel voor Mélenchon kunnen verhogen, door voldoende kiezers te mobiliseren die anders niet zouden stemmen. Op die manier zouden we het parlementaire platform en de zichtbaarheid in de media kunnen gebruiken als een ondersteunende kracht voor de strijd. Om terug te vechten tegen elke aanval die een regering onder leiding van Macron zal proberen te doen en om een gunstige krachtsverhouding te creëren, waarop werkenden en jongeren kunnen rekenen in elk van hun terreinen van strijd. Dit zou ook een permanente waakzaamheid van onderaf mogelijk maken tegen het onvermijdelijke verraad van diegenen binnen NUPES die het minst gericht zijn op een breuk met de traditionele politiek.
Na de ontelbare (maar ongecoördineerde) strijdhaarden van de laatste jaren is er een enorme ruimte voor FI als verlengstuk en initiatiefnemer van strijd. Er is ook ruimte voor de vakbondsleiding om de strijd aan te gaan, samen met FI en NUPES. Sinds de sterke beweging tegen de pensioenhervorming eind 2019 is er echter geen echt initiatief meer gekomen – en dus ook niets of bijna niets tijdens de covid 19-pandemie, ondanks de sociale noodsituatie.
De enorme zwakte van de politieke instrumenten van de kapitalistische klasse kan de werkenden vandaag vertrouwen geven om de strijd aan te gaan. Dit kan kansen bieden, vooral op het gebied van de pensioenen, waarvan de pogingen tot hervorming altijd hebben geleid tot massabewegingen. Dit impliceert de voorbereiding en organisatie van een massastrijd die ambitieuze sociale en ecologische eisen verdedigt. Het is dringend nodig dat links en de georganiseerde arbeidersbeweging initiatieven in die richting nemen!
Chili, Colombia … Welk programma en welke vooruitzicht voor linkse regeringen?
De campagne van Mélenchon voor de presidentsverkiezingen en het NUPES-akkoord voor de parlementsverkiezingen brachten de discussie over de mogelijkheid van links om aan de macht te komen weer op de voorgrond. Deze discussie beperkt zich niet tot Frankrijk: elders zorgden recente verkiezingsoverwinningen ervoor dat hergroeperingen van linkse krachten aan de macht kwamen. Dit is met name het geval in Latijns-Amerika, het meest recent in Chili en Colombia, waar de massale betogingen van de afgelopen jaren het mogelijk maakten dat dergelijke coalities aan de macht kwamen.
In Chili werd Gabriel Boric met de alliantie “Apruebo Dignidad” (Goedkeuren van Waardigheid) in december 2021 verkozen. In Colombia hebben de presidentsverkiezingen van mei-juni 2022 geleid tot de overwinning van Gustavo Petro van de coalitie Pacto Histórico (Historisch Pact). Deze successen hebben de hoop gewekt dat er eindelijk een beleid zal gevoerd worden dat breekt met besparingen, ten gunste van de werkende klasse, de jongeren, vrouwen- en LGBTQIA+-rechten, en van de strijd tegen de klimaatverandering. Maar links dat aan de macht is in het kader van het kapitalistische systeem zal worden geconfronteerd met obstakels. Die moeten we bediscussiëren. In Chili wordt Boric trouwens geconfronteerd met teleurstelling en de eerste kritieken op zijn beleid.
Links moet een offensief programma hanteren dat in staat is om een beleid te voeren dat volledig aan de kant staat van de werkende klasse. De heersende klasse zal daar onvermijdelijk op reageren omdat zo’n beleid haar belangen bedreigt. Links moet de werkenden daarop voorbereiden.
We beginnen niet van nul: de ervaring uit het verleden is zeer leerrijk.
- In 1970 werd Salvadore Allende verkozen tot president van Chili op basis van een massale sociale beweging die de regering dwong tot maatregelen die verder gingen dan wat de reformistische leiders van plan waren. Dat ging bijvoorbeeld over nationalisaties. Het Chileense kapitalisme en het Amerikaanse imperialisme gingen in de tegenaanval met economische maatregelen én met een militaire staatsgreep in 1973. Die staatsgreep effende het pad voor de dictatuur van Pinochet en het brutale neoliberale beleid.
- In 1981 werd François Mitterrand verkozen als president van Frankrijk op basis van een links programma en een golf van steun in de werkende klasse. De eerste maatregelen, zoals de nationalisatie van de banken en van sleutelbedrijven, veroorzaakten onmiddellijk een reactie van het patronaat met een kapitaalvlucht. Mitterrand had geen plan om daarop te antwoorden, is geplooid en maakte de “tournant de la rigueur” (besparingsbocht) met neoliberale maatregelen.
- In 2015 werd Alexis Tsipras premier van een linkse regering in Griekenland na maanden van algemene stakingen en de opkomst van de linkse partij SYRIZA. Toen hij eenmaal aan de macht was, onderschatte Tsipras de weerstand van werkgevers en internationale financiële instellingen. Na zes maanden regering en een referendum waarin de bevolking zich uitsprak tegen de besparingen, capituleerde Tsipras. Het voorbeeld van de regering van SYRIZA toont hoe het kamp van het kapitaal in staat is om nog eerder het risico te lopen op een economische ramp, dan een links politiek alternatief dat opkomt ook haar beleid te laten toepassen.
Links kan en mag zichzelf niet wijsmaken dat het met een ambitieus programma aan de macht zal komen en erin zal slagen om het kapitalistische systeem aan banden te leggen “omdat het de wil van de stembus is”. “Een tijger wordt nooit vegetariër”. Het tegenovergestelde kamp, dat gebaseerd is op de economische infrastructuur van de kapitalistische samenleving, zal al haar duivels ontbinden. Onder andere met de economische wapens van kapitaalvlucht, lockouts en dreiging van delokalisatie. Elke poging die de confrontatie met het systeem probeert te ontlopen en die vermijdt om dat systeem, op basis van een revolutionaire beweging, te vervangen door een ander systeem, is gedoemd om tot rampen te leiden. Dit is ook deel van wat er in Venezuela is gebeurd.
Een linkse regering zal onvermijdelijk de nationalisatie van de bank- en financiële sector in zijn geheel moeten doorvoeren en daarnaast de oprichting van één enkele openbare kredietinstelling. Dit is de enige oplossing om de controle over het kapitaal te verzekeren en te voorkomen dat de kapitalisten de investeringen controleren. Ook andere sleutelsectoren van de economie (energie, telecom, staal, petrochemie, enz.) moeten volledig genationaliseerd worden. Zonder schadeloosstelling of compensatie behalve op basis van bewezen behoeften, en onder controle en democratische beheer van de werkende klasse en de gemeenschap. Dat is het enige effectieve antwoord op de tegenaanvallen en bedreigingen die veel grote patroons zullen ontplooien. Op basis hiervan zal een linkse regering de economie en de ecologische transitie moeten plannen, kapitaalcontroles opleggen, de terugbetaling van de schuld weigeren en een staatsmonopolie op buitenlandse handel opleggen.
Een dergelijk beleid kan niet zonder een wijdverspreide strijd om de middelen op te eisen. Rijkdom bestaat op grote schaal. Maar om ze te kunnen vrijmaken, moet er een krachtsverhouding in de samenleving worden opgebouwd: het mobiliseren van een maatschappelijke tegenmacht door middel van strijd, die ook beroep doet op werkenden uit andere landen. Op deze manier kunnen socialistische maatregelen worden toegepast en kan een nieuw systeem uitgebouwd worden, een democratisch-socialistische samenleving vrij van kapitalistische hebzucht.