Kandidatuur van Mélenchon gebruiken als hefboom om strijd voor sociale verandering te versterken

Vijf jaar presidentschap van Macron. Vijf jaar die een eeuwigheid leken van asociale aanvallen, politiegeweld, verdeel-en-heers en precarisering en gebrek aan perspectieven voor grote delen van de samenleving, die de weg hebben vrijgemaakt voor een nieuwe opkomst van extreemrechtse ideeën. Vijf jaar ook van golven van massale mobilisaties tegen een politiek in dienst van de heersende klasse – de massale staking van het onderwijspersoneel is daar het meest recente voorbeeld van. De campagne van Mélenchon en France Insoumise kan dienen om een algemene strijdbeweging met antikapitalistische perspectieven op gang te brengen; een overwinning van deze kandidatuur zou een springplank zijn om onmiddellijke veranderingen teweeg te brengen en om vooruitgang te boeken in de richting van maatschappijverandering.

5 jaar Macron heeft extreemrechts een boost gegeven

Na 5 jaar Macron is de woede waar Marine Le Pen in 2017 mee scoorde sterker en wijder verbreid. De jaren onder Macron hebben de ongelijkheid in een stroomversnelling gebracht: de 5 rijkste families hebben hun rijkdom verdubbeld; zij bezitten nu evenveel als de armste 40% van de bevolking. Deze tendens is tijdens de pandemie versneld: volgens Oxfam is het vermogen van de Franse miljardairs van maart 2020 tot oktober 2021 met 86% gestegen. Met de 236 miljard euro die deze miljardairs in 19 maanden extra hebben verdiend, zouden we het budget van de openbare gezondheidszorg kunnen verviervoudigen of een cheque van 3500 euro per persoon in Frankrijk kunnen uitdelen… Maar er komt geen geschenk aan de bevolking. De ellende neemt zelfs toe: 10 miljoen mensen leven onder de armoedegrens, 8 miljoen zijn afhankelijk van voedselhulp, 12 miljoen verkeren in een situatie van energieonzekerheid …

Macron begon zijn presidentschap als een kamikaze met een Thatcheriaans beleid van aanvallen op vakbondsrechten en een vloedgolf van besparingen, waarbij hij de samenleving maximaal polariseerde om verdeeldheid te zaaien en verenigd protest te voorkomen. Deze politiek ging gepaard met het opvoeren van repressie en een autoritaire aanpak. Het racisme van de staat werd versterkt. Er was politiegeweld tegen vakbondsacties en andere sociale strijd, alsook tegen jongeren, in het bijzonder jongeren met een migratie-achtergrond. Dit gebeurde in een context dat de historische ‘linkerzijde’ na vijf jaar aan de macht en gesteund door de meeste vakbondsleiders niet langer gezien werd als een geloofwaardig alternatief.

Dit alles vergroot de ruimte voor populistisch rechts en extreemrechtse krachten om vertrouwen te winnen en hun ideeën ingang te doen vinden. De bliksemsnelle opkomst van Éric Zemmour illustreert eens te meer het falen van de strategie van 2017 om “Macron te stemmen om extreemrechts te blokkeren.”

Het is niet verwonderlijk dat uiterst rechts en de rechtervleugel in de peilingen vooraan staan, met Macron (LREM) op de eerste plaats, vóór Le Pen (Rassemblement National, ex-FN), Zemmour (Reconquête) en Pécresse (Les Républicains, ex-UMP), waarbij de laatste zich ook bedient van islamofobe en anti-migratieretoriek.

Half februari stond Jean-Luc Mélenchon van de France Insoumise (FI) op de 5e plaats, niet ver van het leidende kwartet en dus van een mogelijke 2e ronde, met een voorsprong op alle andere kandidaten. Hij staat in de peilingen rond de 11-12%, dat wil zeggen op hetzelfde niveau als 5 jaar geleden, eind februari 2017. Bij de verkiezingen twee maanden later had hij uiteindelijk bijna 20% van de stemmen gehaald, nipt onvoldoende om naar de tweede ronde door te stoten.

Mélenchon en La France Insoumise

Mélenchon en La France Insoumise (FI) worden met een andere situatie geconfronteerd dan bij de vorige presidentsverkiezingen. Voor het eerst sinds 2007 heeft de Communistische Partij (PCF) besloten een kandidaat voor te dragen en Mélenchon niet te steunen. Maar bovenal is de FI geen nieuw gegeven meer, en het is niet gemakkelijk om de dynamiek van de campagne van 2017 te herhalen. Deze campagne komt na een ambtstermijn waarin FI het zeer goede afwisselde met het goede maar ook het minder goede.

Na de verkiezingen van 2017 maakten de nieuwe verkozenen van La France Insoumise (FI) voorbeeldig gebruik van hun positie in het parlement om de sociale strijd te stimuleren. Dat is iets wat de leiders van de belangrijkste vakbonden en traditioneel links weigerden te doen, zij beperkten zich tot de ijdele hoop dat de PS wel terug aan de macht zou komen. De initiatieven van FI hadden sommige vakbonden er zelfs toe aangezet om stakingsdagen en acties te organiseren, maar helaas zonder veel vervolg, ondanks het grote potentieel dat er bestond voor een massale veralgemeende strijd. Helaas werd het veelbelovende begin van FI niet doorgezet. De aandacht werd gevestigd op het parlementaire oppositiewerk, met voorstellen die een breuk met het verleden vormden en ondertussen werd strijd ondersteund, maar er kwamen minder initiatieven om de sociale strijd te stimuleren en te organiseren.

Als we vandaag de campagne van La France Insoumise steunen is dat zeker niet zonder kritiek. Maar net als in 2017 gaan de voorstellen zoals geformuleerd in het programma ‘L’avenir en commun’ in de goede richting. Samen met de dynamiek van de campagne draagt dit bij tot de noodzakelijke politieke discussie onder werkenden en jongeren na jaren van afkeer, ontgoocheling en wanhoop. Dit biedt de mogelijkheid om delen van de samenleving te bereiken die zich de afgelopen jaren van de politiek hebben afgekeerd.

Dit potentieel wordt echter gehinderd door het gebrek aan interne democratie van FI en door een aantal dubieuze standpunten inzake buitenlands beleid en de grote nadruk op Franse soevereiniteit. Op lokaal niveau steunt FI – of neemt het zelfs deel aan – allianties met de Groenen, of zelfs met de PS, zoals in de steden Grenoble en Montreuil. Deze politieke organisaties zijn nochtans met handen en voeten gebonden aan het asociale beleid van de afgelopen decennia. Ze zijn meer deel van het probleem dan van de oplossing.

Het programma ‘L’avenir en commun’

Er staan veel goede en zeer goede eisen in het programma ‘L’avenir en commun’, maar het is onmogelijk om die hier volledig te bespreken. Dit zijn enkele van de voorgestelde maatregelen:

  • Een collectieve arbeidsduurvermindering, d.w.z. een strikte toepassing van de 35u en de 32u voor zware beroepen, en het openen van onderhandelingen om de 32u te veralgemenen; de invoering van pensioen op 60 jaar; het minimumloon (SMIC) op 1400 euro en geen enkel pensioen onder het SMIC.
  • Een jobgarantie: iedere langdurig werkloze die een baan wil, moet van de overheid een job aangeboden krijgen die overeenkomt met zijn/haar kwalificaties, dicht bij huis en voor taken die de markt weigert uit te voeren en die we nodig hebben, onder meer in de zorg, gekoppeld aan ecologische planning.
  • Een maandelijkse toelage van 1063 euro per maand voor studenten, zodat ze financieel onafhankelijk kunnen zijn van hun familie en zich volledig kunnen wijden aan hun studie, zonder in soms penibele omstandigheden te hoeven werken;
  • Een universele huurgarantie; een verbod op huisuitzettingen zonder openbare herhuisvesting; huurcontroles en -verlagingen in de steden; de bouw van 1 miljoen openbare woningen over een periode van 5 jaar, met inachtneming van ecologische normen; een quotum van 30% sociale woningen in de steden; het opeisen van leegstaande woningen.
  • Maatregelen om de lonen en het respect te verhogen en extra personeel aan te werven in de gezondheidszorg en het onderwijs, alsmede investeringen in infrastructuur en de beschikbaarstelling van uitrusting en materiaal in deze sectoren; het scheppen van ten minste 210.000 arbeidsplaatsen in de ouderenzorg; de terugbetaling van 100% van de kosten van voorgeschreven gezondheidszorg; en het volledig gratis maken van openbare scholen voor zowel kantine als materiaal.
  • Inzake de klimaatuitdaging herneemt FI haar interessante idee van “ecologische planning” over, met in het bijzonder een plan voor 200 miljard euro aan ecologisch en sociaal nuttige investeringen, om uit de koolstofenergie en de kernenergie te stappen, waarbij wordt gezorgd voor de omscholing van werknemers en massale investeringen in de betrokken sectoren, met als doel uiterlijk in 2050 100% hernieuwbare energie – een plan dat voorziet in de renationalisatie van de energiebedrijven EDF en Engie en het massaal scheppen van jobs.
  • Herstel van het netwerk van openbaar vervoer en openbare diensten, met name in plattelandsdepartementen en volksbuurten, om de toegang tot openbare basisdiensten binnen 30 minuten van huis te waarborgen.
  • Bijeenroeping van een grondwetgevende vergadering om over te gaan naar een 6e republiek; invoering van een referendum op volksinitiatief en van het stemrecht vanaf 16 jaar.

Dit zijn slechts enkele elementen van het programma, waaraan nog specifieke maatregelen voor de overzeese gebieden moeten worden toegevoegd, een plan voor mensen met een handicap, een plan ter bestrijding van discriminatie en racistisch, seksistisch en LGBTI-geweld, de nationalisering van spoorbedrijf SNCF, snelwegen en strategische luchthavens, de terugtrekking uit de NAVO, enz., en maatregelen om onmiddellijk te reageren op de sociale noodsituatie, met een bevriezing van de prijzen van eerste levensbehoeften, de eerste kubieke meter water gratis, een plan om dakloosheid uit te bannen, enz.

Het is een ambitieus programma, dat probeert het dagelijks leven en de toekomst van arbeiders en jongeren te verbeteren, om tegemoet te komen aan de werkelijke behoeften in de maatschappij, terwijl het binnen het kader van het kapitalistische systeem blijft, maar met elementen van breuk met de werking van het systeem. LSP wil haar constructieve steun geven. Naar onze mening gaat dit programma niet ver genoeg, maar de meeste van de erin vervatte maatregelen en de campagne eromheen maken het mogelijk antikapitalistische conclusies te trekken en een open discussie te voeren over het soort maatschappelijk alternatief dat nodig is.

Voor een plan om de sleutelsectoren te nationaliseren

Op de vraag naar hoe dit programma te betalen, antwoordt FI: “Financiering is geen probleem. De vraag die we ons eerst moeten stellen is wat we nodig hebben.” Het financieringsproject is hoofdzakelijk gebaseerd op belastingen, uiteraard vooral op de rijksten: op dividenden; op erfenissen, met een successie-eis van meer dan 12 miljoen euro; op de hoogste inkomens, met de herinvoering en versterking van de solidariteitsbelasting op grote vermogens (ISF), met inbegrip van een klimaatcomponent om grote vervuilers te belasten; de inkomstenbelasting progressiever maken met een schaal van 14 schijven, tegen 5 nu. Belastingen heffen op de rijken is natuurlijk belangrijk, maar we kennen hun vermogen tot belastingoptimalisering op al dan niet legale wijze. Een dergelijk project blijft ontoereikend om een programma te financieren dat werkelijk in de behoeften voorziet, temeer daar de heersende klasse zal terugslaan door het kapitaal te ontvluchten.

Het programma van Mélenchon verwijst meermaals naar nationalisatie, maar dit gebeurt slechts gedeeltelijk en schuchter. Het gaat nooit om een hele sector, alleen om sleutelbedrijven of om de oprichting van ‘publieke polen’. Voor verandering is er nood aan democratisch beheer en controle van de productie door de werkende klasse en de gemeenschap in alle sleutelsectoren van de economie. De nationalisatie van de gehele financiële sector en de oprichting van één enkele openbare kredietinstelling is de enige manier om de controle over het kapitaal te verzekeren en te voorkomen dat de kapitalisten de investeringen naar hun hand zetten.

De sleutelsectoren (bankwezen, financiën, energie, telecommunicatie, staal, petrochemie, enz.) moeten in hun geheel worden genationaliseerd, zonder compensaties behalve op basis van bewezen behoefte. Ze moeten onder democratische controle en beheer van de werknemers en de gemeenschap worden geplaatst. Dit is het enige doeltreffende antwoord op de dreigementen met bedrijfsverplaatsingen die van veel grote bazen zullen komen.

Voor een verandering van systeem, voor een democratische socialistische samenleving

Het project van een 6e Republiek, gericht op de afschaffing van het huidige systeem, heeft de verdienste dat het de instellingen ter discussie stelt die de overheersing van de kapitalistische klasse beschermen. Een reeks in dit programma opgenomen maatregelen wijst in de richting van een breuk met het systeem, zonder evenwel duidelijk op deze noodzaak te durven wijzen.

We moeten verder gaan. Waarom passen we het uitstekende voorstel van ecologische planning niet toe op de economie zelf? Een democratische economische planning zou het mogelijk maken om de productie te richten op wat noodzakelijk is, op de werkelijke behoeften van de overgrote meerderheid van de bevolking en die van onze planeet.

Wij moeten discussiëren over en toewerken naar een ander soort economisch systeem, naar een maatschappij die vrij is van uitbuiting en de wet van de winst: een democratische socialistische maatschappij. Enkel dan is het mogelijk om te vermijden dat een handvol ultra-rijken over alles beslist in functie van de eigen belangen. Het is de enige optie om een harmonieus samenleven van de mens en zijn omgeving te verzekeren. Het gebrek aan durf inzake het alternatief moet worden bestreden. Het gaat niet alleen om verzet tegen de ‘financiële oligarchie’ maar tegen het volledige kapitalisme. Deze beperking in de benadering van FI ligt ook aan de basis van andere zwakke punten, zoals het terugplooien op de ‘soevereine natie’.

Dit programma kan alleen werkelijkheid worden als we in de bedrijven en op straat een krachtsverhouding creëren rond de georganiseerde arbeidersbeweging. De kapitalistische klasse zal immers niet toestaan dat dergelijke maatregelen worden doorgevoerd zonder er tegen te reageren.

In deze strijd om zich de middelen toe te eigenen, een dergelijk programma uit te voeren en maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, is het de arbeidersklasse die de hoofdrol kan spelen. Naar onze mening moet deze klassenbenadering een basis zijn voor de verkiezingscampagne, samen met een internationalistische benadering van de strijd.


De druk voor linkse eenheid

Sinds het begin van de verkiezingscampagne is er permanente druk uitgeoefend op de kandidaten van links (of van rechts die voorgesteld worden als links) om een vorm van linkse eenheid achter één enkele kandidaat te bereiken, een strategie die wordt gezien als de enige mogelijkheid om de verkiezingen te winnen. Mélenchon, het eerste doelwit van deze door de traditionele media geleide campagne, wordt regelmatig opgeroepen zijn kandidatuur in te trekken ten gunste van iemand die bereid is om meer toegevingen te doen. Nochtans staat Mélenchon in de peilingen een heel eind voor die andere kandidaten.

Het meest bekende onderdeel van deze ‘eenheidscampagne’ was de organisatie van een ‘volksvoorverkiezing’ die als springplank diende voor kandidatuur van Christiane Taubira, voormalig minister onder François Hollande. Taubira wordt als links beschouwd, maar is altijd rechts geweest. Deze campagne is in feite een poging om gebruik te maken van de spontane neiging tot eenheid die onder de arbeidersklasse en de jongeren bestaat, een idee dat is misbruikt om te proberen de kandidatuur van Mélenchon in diskrediet te brengen, door deze voor te stellen als tegengesteld aan eenheid.

Waarom geen oproep voor de PCF of een kandidaat links van Mélenchon?

Fabien Roussel van de PCF zet een campagne en een programma uiteen met sterke punten, die vergelijkbaar zijn met die van de FI, en zelfs sterker, zoals de nationalisatie van de banken BNP Paribas, Axa en de Société Générale. Maar zijn campagne wordt ook gekenmerkt door elementen die duidelijk rechts van Mélenchon staan, zo spreekt hij over de beheersing van migratie en drijft hij de spot met het project van FI voor gegarandeerde werkgelegenheid (‘FI wil kolchozen’). Bovenal heeft het PCF met zijn voorstel voor een mix van hernieuwbare energiebronnen en kernenergie een klimaatplan dat ver afstaat van ‘ecologische planning’.

Bij elke verkiezing is er wel een linkse figuur die door de media en verschillende “specialisten” wordt gebruikt om rechtse aanvallen uit te voeren tegen de persoon die het meest waarschijnlijk een links alternatief vertegenwoordigt dat breekt met het systeem – en deze keer is het Roussel tegen Mélenchon. In elke regering onder leiding van de PS maakte de PCF deel uit van de coalitie en voerde samen het asociale beleid. Op plaatselijk niveau is de situatie zo dat het soms moeilijk is de ene van de andere te onderscheiden, behalve bij naam.

LSP staat inzake programma natuurlijk dichter bij kandidaten als Anasse Kazib (Révolution Permanente), Nathalie Arthaud (Lutte Ouvrière) of Philippe Poutou (Nouveau Parti Anticapitaliste). Net als in 2012 en 2017 gaat het er echter niet om deze verkiezingen te benaderen vanuit de invalshoek van een kandidatuur ‘om te bestaan’. Een kandidatuur die enkel dient om een programma en ideeën te promoten, kan op bepaalde momenten van belang zijn. De vraag vandaag is echter wat de klassenstrijd kan versterken en de noodzaak van maatschappijverandering het beste kan profileren.

Er bestaat een kandidaat met een programma van breuk, van verhoging van het klassenbewustzijn, die zeer brede lagen aanspreekt en probeert te mobiliseren, en die ook in staat is de tweede ronde van de verkiezingen te halen, dat is Mélenchon. Dit programma voor een linkse breuk en deze campagne zijn een stap vooruit, waarop we ons kunnen baseren om constructieve voorstellen te doen en ons maatschappelijk alternatief naar voren te brengen. De uitdaging bestaat er ook in deel te nemen aan de opbouw van een krachtsverhouding in de samenleving. Om dit te doen, zijn we beter af met een tweede ronde Mélenchon vs Macron in plaats van Macron vs Le Pen of Zemmour.

Beeld je in dat Arthaud en/of Poutou in 2017 hun kandidatuur hadden ingetrokken om kritische steun te geven aan Mélenchon met deze benadering: ‘We zetten ons 100% in voor deze campagne, maar op basis van ons eigen programma, om de eisen van ‘L’Avenir en Commun’ in de tweede ronde te brengen, en misschien zelfs in het Elysée. Tegelijk willen we de revolutionaire derde ronde voorbereiden op de werkplaatsen en op straat.’ Waar zouden we vandaag, vijf jaar later, gestaan hebben? Wellicht veel beter geplaatst. Dezelfde vraag dringt zich vandaag opnieuw op.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel