Angst voor rechtse regering stuwt Portugese Socialistische Partij naar nieuwe meerderheid
De Portugese verkiezingen van 30 januari kwamen na het einde van de zesjarige alliantie tussen de linkse reformistische partijen Bloco de Esquerda (Links Blok) en de Partido Comunista Português (Portugese Communistische Partij) met de pro-kapitalistische Socialistische Partij. De radicale linkerzijde kwam verzwakt uit de verkiezingen. De PS behaalde in haar eentje een meerderheid. Ondertussen zijn de extreemrechtse partij Chega en het ultraliberale Iniciativa Liberal (Liberaal Initiatief) aanzienlijk vooruit gegaan. Nu de kapitalisten nieuwe aanvallen voorbereiden op de levensomstandigheden van de arbeiders, moet de arbeidersbeweging in het offensief gaan voor echte verbeteringen voor de arbeiders en de armen.
Sociale crisis
De gematigde economische groei in Portugal in de jaren voorafgaand aan de pandemie was gebaseerd op toerisme, lage lonen, flexibele contracten, huizenspeculatie en onderinvestering in openbare diensten, wat leidde tot groei in de particuliere dienstensector. Hoewel het minimumloon is gestegen, heeft het gemiddelde loon niet dezelfde tendens gevolgd, omdat het is ingehaald door de inflatie, vooral van de huizenprijzen. Precariteit, lage lonen, verloedering van de openbare diensten en hoge huurprijzen waren al vóór de pandemie verwoestend voor het leven van de werkende klasse. In feite zijn de huizenprijzen in Portugal de afgelopen tien jaar 4,5 keer meer gestegen dan de lonen, voornamelijk als gevolg van de liberalisering van de huizenmarkt en de toename van het toerisme. De huisvestingscrisis is vooral acuut in de stedelijke centra, waardoor werkende gezinnen uit hun huizen worden verdreven en in overbevolkte flats met slechtere levensomstandigheden terechtkomen.
Zoals overal het geval is, komt daar nog het effect van de pandemie bij. Door het relatief kwetsbare en afhankelijke karakter van de Portugese economie en het belang van het toerisme is deze bijzonder hard getroffen door de Covid-beperkingen en de consumptiedaling van de afgelopen twee jaar, met een officieel verlies van 173.000 jobs, een daling van het bbp met 8,4% in 2020 en een geraamd herstel van slechts 4,9% in 2021. Het ‘afvloeiingsbeleid’, waarbij slechts twee derde van het loon wordt gegarandeerd bij bedrijven die als gevolg van de pandemie hun activiteiten moesten stopzetten of afbouwen, zorgde voor een brutale daling van het inkomen van de werkenden.
Veel bazen hebben van de crisis geprofiteerd om personeel te ontslaan of te vervangen door goedkopere arbeidskrachten. Volgens de laatste officiële gegevens loopt 19,8% van de bevolking (op een totale bevolking van ongeveer 10 miljoen) het risico op armoede of sociale uitsluiting; 500.000 van hen zijn actieve werknemers. De index voor de ongelijkheid van de inkomensverdeling is gestegen van 8,1 in 2019 tot 9,8 in 2020. Naast de economische gevolgen hebben de arbeidersgezinnen het meest te lijden gehad onder de sluiting van scholen en het gebrek aan maatregelen ter bescherming van de gezondheid op de werkplek, in het openbaar vervoer en in verpleeghuizen. Bovendien hebben de beperkingen van de pandemie ervoor gezorgd dat de werkenden al deze problemen over het algemeen op een geïsoleerde manier hebben aangepakt, zonder collectief verzet.
Portugal boekte een relatief succes met hoge COVID-vaccinatiepercentages in 2021 (89% van de bevolking is volledig gevaccineerd), wat wordt toegeschreven aan het grote vertrouwen dat de Portugese bevolking nog steeds heeft in de openbare gezondheidszorg en de gezondheidswetenschap. Dit succes komt de populariteit van de regering en van premier Costa ten goede. Dit wijst echter geenszins op een goed beheer van de pandemie door de kapitalisten en hun regering of op een robuuste gezondheidszorg. In feite had Portugal, vóór de massale vaccinatie, in de winter van 2020-21 één van de hoogste COVID-sterftecijfers ter wereld, met tot 300 COVID-doden per dag in een land met slechts 10 miljoen inwoners, wat ook verband houdt met de brandstof- en energiearmoede in het land (voornamelijk te wijten aan het gebrek aan thermische isolatie en verwarming thuis) die elke winter duizenden slachtoffers eist.
De regering is niet in staat gebleken de openbare gezondheidszorg (SNS) systematisch te versterken en heeft in plaats daarvan de gezondheidswerkers alleen maar meer laten werken zonder betere voorwaarden of een consequent opleidings- en aanwervingsbeleid. Als gevolg daarvan zien we, naast de langdurige problemen van verloedering van de openbare dienstverlening, een acute crisis in de nationale gezondheidsdienst met grote aantallen artsen die de openbare dienst verlaten ten gunste van jobs met betere voorwaarden in de private sector. Dit proces maakt deel uit van de groei van de private gezondheidsdiensten en leidt vooral tot een afnemende kwaliteit van de gezondheidsdiensten voor degenen die over de minste middelen beschikken.
De “Contraptie” en zijn politieke crisis: de gevolgen van klassencollaboratie
Al het bovenstaande heeft plaatsgevonden ondanks het feit dat het land sinds 2015 een regering heeft die geleid wordt door de PS (‘Socialistische’ Partij, de pro-kapitalistische sociaaldemocratische partij). De PS had echter geen parlementaire meerderheid en was in het parlement afhankelijk van steun van de linkse partijen: het BE (Linkse Blok) en de PCP (Portugese Communistische Partij). Deze regeling wordt de “Contraptie” (“Geringonça” in het Portugees) genoemd. Het werd gevormd na de brute besparingen van de trojka (Internationaal Monetair Fonds, Europese Centrale Bank en Europese Commissie) en de rechtse regering die vóór 2015 aan de macht was.
Voor de leiders van de linkse partijen had de vorming van de Contraptie als eerste doel de voortzetting van een rechtse regering te voorkomen en een deel van de besparingen terug te draaien. Enkele concessies aan links waren mogelijk door de lagere werkloosheidscijfers en de betere economische situatie in 2015-2019 dan in de jaren daarvoor: het minimumloon werd verhoogd van 485 euro/maand in 2014 tot 705 euro/maand in 2022, de tarieven voor het openbaar vervoer werden verlaagd, evenals de elektriciteitsfactuur voor de armste gezinnen. Een aanzienlijk deel van de arbeidersklasse en de middenlagen heeft dus sympathie voor de Contraptie en verkiest momenteel een PS-regering boven de rechtse partijen die de levensomstandigheden tussen 2011 en 2015 brutaal hebben aangevallen.
Tegelijkertijd heeft de Contraptie nooit de kapitalistische belangen in gevaar gebracht, en is zij in feite een garantie van stabiliteit gebleken voor de kapitalistische accumulatie, door na de besparingsjaren verzoening tussen de klassen te bevorderen. Ondanks het feit dat de PS samen met de linkse partijen de jaarlijkse overheidsbegrotingen goedkeurde, heeft zij zich bij tal van gelegenheden aan de rechterzijde geschaard om de kapitalistische belangen veilig te stellen: onder meer voor de injectie van miljarden in private banken of voor de handhaving van de arbeidswet en de woninghuurwetten van de trojka-jaren. De privatiseringen van de vorige regeringen zijn niet teruggedraaid. Precariteit is nog steeds wijdverbreid, openbare diensten zijn zwaar ondergefinancierd gebleven met tragische gevolgen voor de werking van de gezondheidszorg en scholen, terwijl loonsverhogingen zijn opgeslokt door prijsstijgingen.
Geconfronteerd met de gezondheidscrisis heeft de regering bij elke gelegenheid kapitalistisch winstbejag laten prevaleren boven de volksgezondheid en het leven van de massa’s. Zowel de overheidsbegroting als de sociale zekerheid zijn gebruikt om bedrijven direct en indirect met miljoenen euro’s te financieren, terwijl werknemers minder betaald kregen in het kader van het ‘afvloeiingsbeleid’. Dit betekent een enorme overdracht van inkomsten van arbeid naar kapitaal, terwijl tegelijkertijd de stabiliteit van het socialezekerheidsstelsel in gevaar wordt gebracht door de reserves ervan uit te putten, waardoor de mogelijke toekomstige privatisering ervan wordt voorbereid. Terwijl de openbare gezondheidszorg als gevolg van de pandemie onder enorme druk stond, heeft de private gezondheidszorg van de situatie kunnen profiteren door recordwinsten binnen te harken en haar marktaandeel te vergroten, terwijl de massa’s werden gedupeerd.
Voor de pandemie was er al een toename van strijd en stakingen. Dit was onder meer het geval in 2019, toen de regering met geweld stakingen onderdrukte op een wijze die sinds het einde van de dictatuur in 1974 niet meer voorkwam. Er werden allerhande vuile trucs toegepast, van verplichte minimumdiensten die op 100% werden vastgesteld tot het inzetten van agenten en soldaten om stakersposten te breken en gerechtelijke aanvallen op vakbonden en stakers.
Al die tijd bleven BE en PCP zich inzetten voor de stabiliteit van de regering. Nog opvallender is dat deze partijen zich beperkten tot parlementaire werkzaamheden en zelfs nooit het idee opperden van massale acties om de minderheidsregering onder druk te zetten en overwinningen te behalen. Met name de PCP gebruikte haar invloed op de belangrijkste vakcentrale (CGTP) om een rem te zetten op de ontwikkeling van de strijd.
Zelfs het stakingsrecht is niet naar behoren verdedigd en is soms aangevallen door leiders van deze partijen, zoals toen een bekend BE-lid de luidste stem liet horen tegen de stakingen in de Volkswagenfabriek of toen de leiders van de PCP en de CGTP de vakbond van vrachtwagenchauffeurs aanvielen. De inzet van de leiders van zowel BE als PCP voor de stabiliteit van de PS-regering is gebaseerd op illusies over hoe ‘het kapitalisme beter kan worden beheerd’. Hun beleid van klassenverzoening heeft hen op het pad van verraad van arbeiders en jongeren gebracht. In het proces hebben ze zelfs alle systemische kritiek op de terugbetaling van de staatsschuld, de euro en de EU laten vallen, waardoor ze elke aantrekkingskracht als ‘anti-establishment’ verliezen en elke systemische oppositie tegen het beleid van de regering overlaten aan rechts en in het bijzonder aan opkomend extreemrechts.
De leiders van deze partijen verwachtten via de Contraptie beloond te worden voor hun parlementaire invloed op de PS-regering en verwachtten dus dat die invloed zou groeien, en hoopten zelfs deel te kunnen uitmaken van de regering, zoals Unidas Podemos in de Spaanse staat heeft gedaan. Het tegendeel gebeurde. Aangezien BE en PCP er niet in geslaagd zijn zich van de PS te onderscheiden, hebben velen de weinige voordelen van de Contraptie toegeschreven aan de partij die aan de macht was, wat de populariteit van de PS en premier Costa ten goede kwam. Velen voelen zich teleurgesteld door BE en PCP en wenden zich tot demoralisatie en onthouding, reeds voelbaar bij elke verkiezing sinds 2015.
Het opgeven van de klassenstrijd door deze partijen heeft zich vertaald in een zekere demoralisatie van activisten en vakbondsmensen die hun politieke referentiepunt zijn kwijtgeraakt. In sommige gevallen zijn arbeiders zich buiten de traditionele structuren gaan organiseren en hebben ze nieuwe strijdbare vakbonden opgericht, ook al is dat soms met elementen van verwarring en vallen ze ten prooi aan opportunistische leiders, zoals in het geval van de rechtse (lid van de PSD) leider van de Orde van Verpleegkundigen of de burgerlijke advocaat die de vakbond van vrachtwagenchauffeurs leidde.
Deze gestage afname van invloed en electorale steun was de belangrijkste factor die BE en PCP ertoe bracht de begroting van de PS-regering voor 2022 te verwerpen, waardoor de regering ten val kwam en er vervroegde verkiezingen werden gehouden. Zoals we in 2019 hebben geanalyseerd, was de schijnbare stabiliteit van de PS-minderheidsregering slechts oppervlakkig (https://internationalsocialist.net/en/2019/10/elections-in-portugal). Een andere factor was de heropleving van de arbeidersstrijd in de herfst van 2021, na de onderbreking door de pandemie, met inbegrip van belangrijke stakingen in de vervoersector. Als zodanig heeft de druk van de massa’s de leiders van deze partijen doen inzien dat hun bestaan en invloed ernstig gevaar lopen als hun positie in de Contraptie gehandhaafd blijft. Tegelijkertijd toonde de PS bij de onderhandelingen over de begroting voor 2022 geen enkele bereidheid om toegevingen te doen aan links over wijzigingen in de arbeidswetgeving of over investeringen in de openbare gezondheidszorg.
Uiteindelijk beseften BE en PCP dat hun invloed en parlementair bestaan ernstig in gevaar waren en maakten van de gelegenheid gebruik om de begroting voor het eerst in 6 jaar te verwerpen, wat een politieke crisis uitlokte. Zij braken de Contraptie in de wetenschap dat zij waarschijnlijk op korte termijn stemmen zouden verliezen, maar in de hoop dat ofwel nieuwe verkiezingen Costa, leider van de PS, ervan zouden overtuigen hen in de regering op te nemen, zoals zij met aandrang hadden gevraagd, ofwel dat zij in de toekomst de verloren stemmen en invloed als linkse oppositie zouden kunnen terugwinnen.
Costa had kunnen proberen de begroting goedgekeurd te krijgen met steun van de belangrijkste rechtse oppositiepartij PSD, maar gaf de voorkeur aan nieuwe verkiezingen. Ook al voldeed de Contraptie tot op zekere hoogte aan de belangen van de kapitalistische klasse – winstaccumulatie onder sociale stabiliteit gedurende 6 jaar was mogelijk – toch wilden zij meer hervormingen en minder invloed van links. Een geslaagde gok: de PS behaalde een parlementaire meerderheid met 41,50% en 119 parlementsleden (op een totaal van 230), en won daarmee veel stemmen van de BE en de PCP.
Reorganisatie van rechts
Bij de parlementsverkiezingen van 30 januari is de opkomst gestegen van 48,57% in 2019 tot 52,19%. Het is echter vooral parlementair rechts (PSD+CDS+IL+Chega) dat zijn stemmenaantal heeft verhoogd en in iets meer dan twee jaar tijd meer dan 500.000 stemmen heeft veroverd, ook al ligt het nog steeds 650.000 stemmen achter op parlementair ‘links’. Over het geheel genomen heeft rechts deze stemmen weggekaapt bij de PS, bij nieuwe kiezers en bij mensen die eerder niet stemden.
De traditionele rechtse partijen (de belangrijkste kapitalistische partij PSD en de katholieke conservatieve CDS-PP) verkeren eigenlijk al sinds het einde van hun bezuinigingsregering in 2015 in een diepe crisis. De Contraptie handhaafde het meest structurele beleid van de vorige rechtse regering, zoals de arbeidswet en de wet op de woninghuur, waarbij de PS-regering zorgvuldig waakte over de kapitalistische belangen. Maar omdat nieuwe tegenhervormingen van besparingen en liberalisering door de herinnering aan hun vorige regering bij een meerderheid van de arbeidersklasse en de middenlagen bijzonder onpopulair zouden zijn, zijn PSD en CDS er niet in geslaagd om een consistent politiek alternatief voor de PS-regering te vormen.
CDS-PP heeft zijn steun zien dalen tot slechts 1,61% en heeft voor het eerst sinds 1975, toen de parlementaire democratie in Portugal van start ging, geen parlementsleden meer verkozen gekregen. Het is dus een irrelevante partij geworden. De crisis van de PSD is minder gemakkelijk te begrijpen, omdat zij nog steeds de voorkeurspartij van de burgerij is wanneer het tijd is om contrahervormingen door te voeren. In de laatste twee weken van de verkiezingscampagne hadden de kapitalistische media duidelijk een standpunt ingenomen ter ondersteuning van de PSD en haar leider Rio tegen de PS en Costa. Dit heeft de PSD er misschien toe gebracht enkele stemmen van “centristische” PS-kiezers te winnen.
Rio opende echter de deur voor steun aan een mogelijke minderheidsregering van de PS, gericht op een stabiele uitvoering van contrahervormingen, waardoor hij stemmen verloor aan zijn rechterflank. Aan de andere kant viel hij de sociale verworvenheden van de voorgaande jaren aan, zoals de verhoging van het minimumloon, en zette hij de deur open om te regeren met de steun van de twee meer recentelijk opgekomen rechtse partijen: de ultra-liberale IL (Liberaal Initiatief) en zelfs het extreemrechtse Chega. Deze dreiging van een rechtse regering met extreemrechts mobiliseerde de steun voor de PS, terwijl de stemmen voor de PSD slechts marginaal stegen en de partij zelfs een zetel in het parlement verloor, waardoor het aantal parlementsleden daalde tot 78.
Rechts en zijn reactionaire doelstellingen zijn echter niet dood. Nu de wereldwijde kapitalistische crisis die Portugal treft tot verdere sociale polarisatie leidt, zien sommige sectoren van de kleinburgerij elk recht van de arbeiders en elke overwinning van de arbeidersklasse, vooral die van de afgelopen jaren, zoals de verhoging van het minimumloon, als een obstakel voor hun sociale positie en winsten. Bij gebrek aan een alternatief van de arbeidersbeweging en links wenden zij zich tot de meest reactionaire ideeën en voeden zij de opkomst van extreemrechts, dat meestal wordt gepromoot door een vleugel van de kapitalistische klasse. Door steun te verlenen aan het beheer van het kapitalisme door de PS heeft de strategie van de linkse partijen BE en PCP bijgedragen tot deze opkomst van rechts en de mogelijkheid van een toekomstige reactionaire en autoritaire regering.
De extreemrechtse partij Chega (wat “Genoeg!” betekent in het Portugees) behaalde in 2019 slechts 1 parlementslid, maar heeft deze positie gebruikt om de meest reactionaire ideeën uit te dragen, de arbeidersklasse te verdelen en haar aandacht af te leiden van de klassenstrijd en om de zwaksten in de samenleving aan te vallen. Partijleider Ventura geeft stem aan de nationalistische, racistische en seksistische standpunten van sommige delen in de samenleving. Het programma van Chega bestaat uit aanvallen op lonen en andere democratische en arbeidsrechten, aanvallen op de armste leden van de arbeidersklasse die sociale subsidies ontvangen en onderdrukking van arbeiders.
In de afgelopen twee jaar heeft Ventura weerzinwekkende eisen als segregatie van de Roma, het afhakken van de handen van overvallers en de castratie van pedofielen in het publieke debat gebracht. Tegelijkertijd heeft Chega zich tijdens de gezondheidscrisis op sommige momenten kunnen opwerpen als vertegenwoordiger van een deel van de kleinburgerij, wier belangen zijn geschaad door de lockdown-beperkingen. Ondanks enkele antifascistische acties en de gretigheid van de massa’s tijdens de antiracistische betoging van juni 2020, is extreemrechts nog steeds niet teruggedrongen door massamobilisatie en eenheid, omdat de linkse leiders geweigerd hebben zich met dat doel te organiseren.
Als gevolg daarvan heeft Chega haar electorale steun verhoogd tot 7,15%, met de verkiezing van 12 parlementsleden, waardoor zij de op twee na grootste partij in het parlement is geworden! Ongetwijfeld zal Chega haar versterkte positie gebruiken om haar reactionaire ideeën verder uit te dragen en zich voor te bereiden op de gewelddadige verdediging van kapitalistische belangen. Tegelijkertijd heeft extreemrechts nog steeds geen significante inplanting onder de arbeidersklasse in Portugal, aangezien de meeste stemmen van Chega afkomstig zijn van de meest reactionaire lagen van de burgerij en de kleinburgerij, voorheen niet stemden of PSD of CDS steunden, vooral in plattelandsgebieden. Als het pro-kapitalistische beleid van de PS-regering echter zonder tegenkanting wordt voortgezet, kan de invloed van Chega nog toenemen.
De andere nieuwe en opkomende rechtse partij is IL (Liberaal Initiatief). Gezien het onvermogen van de PSD om massale steun te verwerven voor neoliberale hervormingen, heeft de kapitalistische klasse een nieuwe partij opgericht, die kleiner is maar meer durf toont in haar voorstellen. In tegenstelling tot de andere rechtse partijen, en om jongeren aan te trekken, heeft IL de traditionele katholieke standpunten over abortus en LGBT+ rechten laten vallen. In plaats daarvan verdedigt zij openlijk de egoïstische belangen van de rijksten in de samenleving, en heeft zij zich toegelegd op het promoten van neoliberale ideeën zoals een vlaktaks, drastische besparingen op de overheidsuitgaven en het aantal ambtenaren, de volledige privatisering van de gezondheids- en onderwijssector, geen beperkingen op de arbeidstijd, de verlaging van het minimumloon en een versoepeling van de milieubescherming. Het is gestegen van 1 verkozen parlementslid naar 8, meer dan de BE of de PCP hebben overgehouden. De meeste van deze stemmen komen uit de rijkste steden en buurten van het land, meestal van welgestelde stedelijke jongeren, die voorheen niet stemden of de PSD of de CDS steunden.
IL en Chega staan beide voor een radicalisering en reorganisatie van rechts, nu de meest egoïstische en reactionaire lagen in de samenleving zich steeds meer organiseren. Verwacht mag worden dat dit proces zich in de nabije toekomst nog zal verdiepen.
Afbrokkeling van parlementair links en nieuwe PS-meerderheid
De groeiende radicalisering ter linkerzijde ontbeert nog grotendeels politieke vertegenwoordiging. De linkse en zogenaamd ‘linkse’ partijen (PS, BE, PCP, Pan, Livre) haalden 3,001 miljoen stemmen van kiezers die het gevaar van een rechtse regering met invloed van IL en Chega wilden vermijden. Het onvermogen van BE en PCP om een alternatief voor de PS-regering te presenteren, leidde tot een ‘nuttige stem’ voor de PS.
Zonder een sterk politiek programma heeft Costa’s populariteit geprofiteerd van de concessies aan links van de afgelopen jaren, de relatieve economische stabiliteit en het laagste werkloosheidscijfer van de afgelopen 10 jaar. Daarnaast heeft hij geprofiteerd van het feit dat hij de zittende macht was tijdens de pandemie, aangezien veel kiezers de voorkeur geven aan stabiliteit in noodsituaties, alsmede van de radicalisering van rechts en de zwakte van parlementair links. Hij heeft zelfs geprofiteerd van de politieke crisis, aangezien de kapitalistische media BE en de PCP prompt de schuld hebben gegeven. De PS behaalde 2,3 miljoen stemmen, een stijging van 436.000 stemmen ten opzichte van 2019.
De BE en de PCP verloren samen 164.000 stemmen tussen 2015 en 2019 en 340.000 stemmen in de laatste twee jaar. Het Links Blok is gedaald van 19 parlementsleden in 2015 tot 5 nu en de PCP van 17 tot 6, ook al heeft de BE nog steeds iets meer stemmen. Ondanks het feit dat zij het begrotingsvoorstel van de regering hebben verworpen en hebben aangedrongen op een nieuwe arbeidswet en meer investeringen in de openbare gezondheidszorg, hebben BE en de PCP hun verkiezingscampagne gebruikt om de PS te vragen om verdere parlementaire akkoorden en zelfs om hun opname in de regering, zonder aan te tonen hoe dit beter zou zijn dan de afgelopen 6 jaar. Zij hebben nooit campagne gevoerd als een alternatief voor de PS-regering met een strijdbaar verenigd front van links en een onafhankelijk programma ter verdediging van de arbeidersklasse. Als gevolg daarvan was er geen perspectief om zichzelf op te bouwen als massale arbeiderspartij of als socialistisch alternatief in deze verkiezingen.
Zonder de steun van links en geconfronteerd met meer rechtse propaganda in het parlement, kan worden verwacht dat het beleid van de PS-regering nog rechtser zal worden. De bankiers en de voorzitters van de grote werkgeversfederaties vieren openlijk de nieuwe PS-meerderheid, omdat zij verwachten dat deze in de komende vier jaar tegenhervormingen zal doorvoeren die de arbeidersklasse laat opdraaien voor de kapitalistische crisis die door de pandemie is veroorzaakt en stabiele winsten op lange termijn garandeert. Gedeeltelijke privatiseringen in de gezondheidszorg, onderwijs en pensioenfondsen liggen op tafel, samen met fiscale hervormingen die investeringen en winsten ten goede komen.
Van de massa’s mag echter geen passiviteit worden verwacht. De sociale onvrede neemt duidelijk toe en de arbeidersstrijd heeft afgelopen najaar al een comeback gemaakt. Nu BE en de PCP zich uit de regering hebben teruggetrokken, zullen sommige vakbonden die door deze partijen worden geleid, wellicht ook weer actiever worden. De PS-regering staat nu voor de uitdaging om het kapitalistische beleid uit te voeren en tegelijkertijd de massamobilisaties binnen de perken te houden in een periode van verwachte economische en sociale crisis. Eén instrument dat zij tot haar beschikking heeft is het EU-fonds “Europese faciliteit voor herstel en veerkracht”, dat tussen 2021 en 2026 zal worden toegepast en dat volgens de huidige planning zal bestaan uit 5 miljard euro voor private bedrijven (gericht op een digitale transitie en een klimaattransitie) en 11 miljard euro voor overheidsinvesteringen. Maar dit zal bij lange na niet genoeg zijn om de tegenstrijdigheden van het kapitalisme op te lossen.
De arbeidersbeweging moet in het offensief gaan
De verzoeningsstrategie van de leiders van BE en PCP heeft gefaald. De problemen van de massa’s zijn niet opgelost door hun parlementaire invloed en de opkomst van extreemrechts gaat door. De kapitalisten moeten hun winsten nauwgezet beschermen en zullen geen belangrijke toegevingen doen tenzij ze daartoe gedwongen worden door de arbeidersklasse. Daarom kunnen links en de arbeidersbeweging niet alleen maar streven naar het verwerven van invloed binnen de kapitalistische staat. De organisaties van de arbeidersklasse moeten een weg wijzen door strijd tegen het kapitalisme, hun inspanningen richten op massamobilisatie en -organisatie en wijzen op de enige oplossing voor de problemen van de massa’s: socialisme, een democratisch geplande economie die de belangen dient van de immense meerderheid en het milieu.
De recente mislukking van BE en de PCP om zichzelf te bewijzen als een echt alternatief voor het establishment betekent dat er misschien wat tijd en ervaring nodig is om de strijdbare linkerzijde opnieuw op te bouwen en een massaal politiek alternatief vanuit de werkende klasse te ontwikkelen voor de komende strijd. Velen aan de linkerzijde zullen echter conclusies kunnen trekken over de problemen van het reformisme en de noodzaak van een socialistisch programma voor de arbeidersklasse.
Omdat de strijd van de arbeiders zal blijven toenemen, moeten de vakbonden en linkse partijen instrumenten worden om de belangen van de arbeiders in deze strijd tot uitdrukking te brengen en een programma te formuleren dat hun eisen verenigt, ingaat tegen het kapitalisme en stappen aangeeft die naar een overwinning leiden. Een politiek alternatief van de arbeidersklasse moet ook een programma en richting geven aan de strijd van vrouwen, antiracisme en het milieu, die de laatste jaren in Portugal en de rest van de wereld is ontstaan.
Een socialistisch programma voor een alternatief van arbeiders en jongeren zou moeten omvatten:
- Loonsverhogingen boven de inflatie en om de koopkracht terug te winnen die verloren is gegaan door besparingen, vooral gezien de energieprijzen en de huurverhogingen.
- Het minimumloon (en minimumpensioen) moet leefbaar zijn: minstens 1000 netto/maand.
- Maximale 35-urige werkweek voor alle werknemers. De arbeidstijd moet verdeeld worden onder alle beschikbare werknemers om een einde te maken aan de werkloosheid, zonder verlies van loon.
- Strijd tegen onzekerheid en ontslag! Strijd voor collectieve contracten! Overuren moeten een uitzondering zijn, geen regel!
- Voor een nieuwe arbeidswet die alle aanvallen op de rechten van de werkenden schrap, collectieve contracten invoert en werknemers beschermt, collectieve contracten invoert en de werkenden respect betuigt.
- Stop de speculatie op de huizenprijzen! Nationalisering van de woningfondsen. Massale ontwikkeling van openbare huisvesting met hoge kwaliteit, isolatie en betaalbare huurprijzen. Nationalisatie onder arbeiderscontrole van de bouwmaatschappijen. Controle van de huurders over het onderhoud en de ontwikkeling van hun wijken.
- Onze gezondheid is geen bedrijf! Nationalisering en integratie in het SNS (openbare gezondheidsstelsel) van private gezondheidsbedrijven. Het SNS moet gratis en van hoge kwaliteit zijn en gecontroleerd worden door zijn werknemers en patiënten. Massale overheidsinvesteringen in de infrastructuur van het SNS en in de opleiding, aanwerving en lonen van gezondheidswerkers.
- Bouw van een openbaar netwerk van verpleeghuizen van hoge kwaliteit tegen toegankelijke prijzen voor wie er behoefte aan heeft. Bouw van een openbaar en gratis netwerk van kwalitatief hoogstaande crèches, kleuterscholen en kantines om werkende mensen en gezinnen te bevrijden van buitensporig huishoudelijk werk.
- Onderwijs moet universeel en inclusief zijn! Nationalisering van de private onderwijssector. Garanderen van kwaliteitsvol en gratis onderwijs voor alle kinderen en jongeren.
- We hebben een stevig netwerk van openbaar vervoer nodig! Onteigening van de collectieve vervoersmaatschappijen en integratie in een openbaar netwerk onder democratische controle van werknemers en gebruikers. Gratis toegang tot goed georganiseerd openbaar vervoer is essentieel voor de levenskwaliteit en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
- Voor toegang tot energie en een versnelling van de energietransitie! Nationalisering van de energiesector onder controle van de werknemers. Voor onderzoek en technologische ontwikkeling om sociale en milieubehoeften te vervullen, niet om winst te maken!
- Duurzame planning van bossen, landbouw en veeteelt! Onteigening van grote landgoederen onder arbeiderscontrole. Kleine landgoederen helpen om duurzame planning toe te passen.
- Nationalisatie van de hele banksector is nodig om de noodzakelijke investeringen te financieren om aan de behoeften van velen en het milieu te voldoen.
- Internationale samenwerking is essentieel voor socialistische planning. Voor internationale arbeiderssolidariteit! Vecht voor een socialistische wereld!