Uitstekend en belangrijk boek: “Nieuw België. Een migratiegeschiedenis.”
Tom Naegels stak duidelijk veel tijd en opzoekingswerk in zijn boek over de migratie naar ons land. Het bestrijkt de periode van 1944 tot en met 1978, met de belofte van een tweede deel over de periode nadien. Beide boeken samen zullen ongetwijfeld hét standaardwerk over migratie naar België worden.
Er was de afgelopen periode redelijk wat aandacht voor migratie. Niet alleen zijn er acties van migranten voor papieren en een regularisatie, er wordt ook gekeken naar de moeilijkheden die migranten na jaren van verblijf en werken blijven ondervinden. Op televisie was er de boeiende reeks ‘Kinderen van de migratie’ en het pittige ‘Het leven in kleur’. Die reeksen brachten het verhaal van mensen met een migratie-achtergrond, zowel de hoop en verwachtingen als de ontgoochelingen en het dagdagelijkse racisme. Het zorgde voor beklijvende televisie. Het boek van Tom Naegels brengt de noodzakelijke achtergrond: context en feiten, afgewisseld met af en toe een meer persoonlijke noot zonder te vervallen in anekdotiek.
Economische noodzaak
De eerste belangrijke vaststelling is dat migratie in de besproken periode vooral bepaald werd door de vraag naar arbeidskrachten. De oorlog eiste een zware tol en het economisch herstel na de oorlog botste op een tekort aan arbeidskrachten. Los van de oorlogsdoden was er langs Franstalige kant bovendien een tendens tot bevolkingsvermindering door de vergrijzing. Om de economie terug te laten draaien, waren er extra handen nodig. Het begon met Duitse krijgsgevangenen die maandenlang moesten blijven. De VS hielden 400.000 Duitse soldaten vast om ze te laten werken, de Sovjet-Unie naar schatting 3 miljoen en ook ons land ‘kreeg’ 64.021 Duitsers, waarvan er 50.000 in de mijnen gingen werken. Pas in 1948 vertrokken de laatste Duitsers naar huis. Dat migratie louter gezien werd als een aanvulling op de eigen arbeidskrachten bleek ook uit de houding tegenover vluchtelingen. In Duitsland waren er duizenden vluchtelingen. België en andere landen waren bereid om er heel wat van over te nemen, maar enkel om ze tewerk te stellen en indien ze niet voldeden meteen terug te sturen. Opmerkelijk detail: de meeste landen, Israël uitgezonderd, weigerden Joodse vluchtelingen…
Het Belgische establishment zocht bijna wanhopig naar arbeidskrachten, vooral voor het zware werk in de mijnen omwille van het tekort aan energie voor het economisch herstel. Er werd in de eerste plaats naar Italië gekeken, waar sociale ellende en tekorten na de oorlog domineerden. Italiaanse arbeiders trokken de wereld rond om te werken, het boek vermeldt bijvoorbeeld dat er drie jaar lang 15.000 Italianen door de Britse kolonisten werden ingezet in Ceylon, het huidige Sri Lanka. De Belgische en Italiaanse regeringen sloten een akkoord: het leveren van arbeidskrachten in ruil voor het leveren van steenkool. Onder het kapitalisme wordt alles handelswaar, merkte Marx al op. Het moest snel gaan, het aantal geleverde arbeiders was het belangrijkste. Het resultaat was dat de ‘kwaliteit’ soms te wensen overliet: mensen vielen ziek, velen waren niet opgewassen tegen het erg zware werk in de Belgische mijnen.
Bovendien bleek dat de beloften inzake huisvesting en lonen niet nagekomen werden. In slechte omstandigheden hard werken tegen lage lonen: dat was de realiteit voor de Italiaanse migranten. De zakelijke deal tussen de twee regeringen was uiteraard op maat van de mijnbazen geschreven.
De mijnen waren jarenlang een troef van de Belgische economie, maar na de Tweede Wereldoorlog waren de meeste verouderd en gevaarlijk. Naegels verwijst naar een omschrijving in de New York Times: “De Belgische mijnen behoren tot de oudste van Europa en sommige zijn zichtbaar antiek.” Het voordeel van de vroege industrialisering in Wallonië sloeg bij gebrek aan innovatie en investeringen om in een nadeel. Om de winsten veilig te stellen, moesten de mijnwerkers in onveilige omstandigheden werken. De mijnramp van Marcinelle in 1956 is wellicht de bekendste en zorgde voor heel veel opschudding. Van de 262 doden waren er 136 Italianen. Dit vergrootte de druk op de Italiaanse regering om geen arbeidskrachten meer naar België te laten gaan. De getuigenissen over de harde levensomstandigheden in België en eerdere rampen hadden de stroom uit Italië reeds voor de ramp van Marcinelle doen stilvallen.
Golden sixties
De sterke economische groei van de jaren 1960 vereiste nog meer arbeidskrachten. In 1961 waren er 453.486 ‘vreemdelingen’ in België, ongeveer 86.000 meer dan in 1947. De toename was relatief beperkt.
Eind jaren 1950 stokte de oude industrie, de kapitalisten weigerden te investeren in nieuwe sectoren. Daarop nam de regering-Eyskens maatregelen, waarbij de werkenden moesten opdraaien voor de crisis die veroorzaakt werd door het gebrek aan vooruitziendheid van de bazen. Het leidde tot de staking van de eeuw, de staking van de winter van 1960-61 tegen de Eenheidswet. Deze periode wordt in het boek helaas vanuit een wel heel eenzijdig patronaal oogpunt beschreven. De Waalse mijnen worden als een bodemloze put omschreven en de regering-Eyskens als een dynamische factor die door investeringen in onder meer infrastructuur nieuwe sectoren aantrok. Elders in het boek stelt Naegels dat de staking van 1960-61 “veel intenser en agressiever was in Wallonië dan in Vlaanderen.” Het moet nochtans gezegd dat de staking van 1960-61 in industriële centra als Antwerpen en Gent even intensief als in Wallonië was. Wat er ‘agressief’ is aan een staking die opkomt voor de belangen van de werkende klasse, ontgaat ons.
De verantwoordelijkheid voor het achtergebleven karakter van de Belgische industrie lag niet bij de hardwerkende arbeiders, maar bij het gebrek aan investeringszin van de kapitalisten. Uiteindelijk moest de regering die taak van de typisch luie kapitalisten overnemen. Tot zover de ‘onzichtbare hand van de markt’… Doorheen stakingsbewegingen werden overigens sterkere banden gesmeed tussen arbeiders van diverse origine. Dat was al het geval in de mijnwerkersstaking van 1932, waar de arbeiders protesteerden tegen het voorstel van de socialistische partij en vakbond om buitenlandse collega’s naar huis te sturen. Ook communautaire verdeeldheid werd overstegen, onder meer in de algemene staking van 1936.
De ‘golden sixties’ zorgden voor een grotere nood aan arbeidskrachten. In de jaren 1960 kwamen er jaarlijks meer dan 70.000 tot 80.000 migranten naar België. Het record van 92.334 migranten in 1964 zou pas in 2001 worden verbroken, merkt Naegels op. De migratie van de jaren 1960 was niet beperkt tot de mijnen, zoals in de jaren vlak na de oorlog. Er was overal vraag naar arbeidskrachten en dus werden alle deuren geopend. Er was zelfs de roep om de migratie nog op te voeren, onder meer met het oog op de verjonging van de Waalse bevolking. Pas in de jaren 1960 kwam migratie vanuit Turkije op gang. In 1961 woonden er amper 320 Turken in ons land.
Kapitalisten incasseren de lusten, terwijl lasten voor gemeenschap waren
De komst van grote groepen migranten die niet als doel hadden om snel terug te keren, bracht nieuwe uitdagingen met zich mee. Het leidde tot racisme, discriminatie en een zoektocht van de migranten naar een eigen plaats in het nieuwe land. Eens te meer blijkt de luie opstelling van de kapitalisten: de lusten van de goedkope arbeidskrachten werden geïncasseerd, de lasten voor onderwijs en openbare diensten voor maatschappelijke integratie waren voor de gemeenschap.
Dat zorgde voor spanningen die uiteraard groter werden toen er vanaf midden jaren 1970 als gevolg van de economische crisis een fors toenemende werkloosheid was. Dat was de context waarin voorheen marginale extreemrechtse middens plots een factor van politieke betekenis konden worden, met in de eerste plaats het Vlaams Blok van Karel Dillen. De economische crisis leidde tot een verandering van beleid met een migratiestop. Vanuit een aantal migrantengemeenschappen was er een uittocht terug naar het land van oorsprong, in het bijzonder naar Zuid-Europa.
Het relaas van de migratie naar België is belangrijk: het doorprikt veel clichés die tot op vandaag leven over ‘gelukszoekers’ en ‘profiteurs’, terwijl de eerste migratiegolf duidelijk het resultaat was van een economische vraag van de Belgische kapitalisten naar goedkope arbeidskrachten. De dynamiek zou nadien veranderen, maar de combinatie van wanhopige omstandigheden in het land van herkomst en uitbuiting door kapitalisten in het land waarheen gemigreerd wordt, bleef dominant. Het is onderdeel van de tegenstellingen die eigen zijn aan het kapitalisme. Het boek van Tom Naegels legt enkele van die tegenstellingen bloot, zelfs indien dat niet de insteek was. De geschiedenis van migratie naar ons land is ‘onze geschiedenis’. Zoals de populaire Franstalige slogan op asielbetogingen luidt: ‘Eerste, tweede, derde generatie. Wij zijn allemaal kinderen van migratie.’