China, dat de werkplaats van de wereld is geworden, was de belangrijkste drijvende kracht achter de kapitalistische globalisering van de afgelopen decennia. Multinationals, vooral uit de VS, verdienden superwinsten en trokken zich niets aan van de dictatuur en de omstandigheden voor arbeiders in China. Dit was een win-win proces voor de heersende klassen in beide staten. Economische groei en lage inflatie hielpen bij het verbergen en verzachten van de opbouw van tegenstellingen.

Dit proces kon niet eeuwig doorgaan en begon om te keren. Het VS-imperialisme vertoont overeenkomsten met het Duitse imperialisme tegenover het Britse Rijk tot aan WO 1, maar wordt vandaag op alle gebieden – economie, technologie, financiën, militair en internationale betrekkingen – door Peking uitgedaagd. Imperialisme geeft aanleiding tot “een reeks bijzonder scherpe en krasse tegenstellingen, wrijvingen en conflicten”, aldus Lenin. In zijn tijd leidde dit uiteindelijk tot oorlog. Vandaag hebben we een Koude Oorlog.

Imperialistische confrontatie op lange termijn

De staat van dienst van het VS-imperialisme is kristalhelder. Washington heeft nooit geaarzeld oorlog en geweld te gebruiken om zijn macht te handhaven. Het is de sterkste militaire macht die de wereld ooit heeft gezien. De uitdager, het Chinese imperialisme, is een meedogenloze dictatuur tegen de werkende mensen en elke oppositie. Deze twee krachten zijn nu gepositioneerd voor een langdurige wereldwijde imperialistische confrontatie. De Koude Oorlog zal variëren in intensiteit, nieuwe wendingen en allianties bevatten, maar zal niet verdwijnen. Dit gebeurt parallel met een escalerende bewapeningswedloop, recordstijgingen in militaire uitgaven en wapenexport.

Socialisten en de arbeidersklasse moeten een onafhankelijk, revolutionair socialistisch standpunt innemen en de strijd tegen alle imperialistische krachten organiseren. Geen enkele imperialistische macht, laat staan militaire machten, zullen ooit de onderdrukten “bevrijden”. De kapitalistische politici van de VS die nu plotseling de dictatuur in China veroordelen, hebben deze decennia lang door de vingers gezien – en doen nog steeds hetzelfde met dictatoriale regimes zoals in Saoedi-Arabië. Ook kan de strijd tegen het VS-imperialisme op geen enkele manier steun aan het regime in Peking rechtvaardigen. Er zijn echter bepaalde ‘linkse’ groeperingen die de Amerikaanse bombardementen in Libië in 2011 steunden en andere die kritiek op de Chinese dictatuur bestempelen als steun aan het Amerikaanse imperialisme.

Het lijdt geen twijfel wie er vandaag profiteert van het regime in China. Het is een extreem ongelijke samenleving met 878 dollarmiljardairs, een toename van 257 in 2020 en veel meer dan de 649 miljardairs in de VS. Onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting zijn grotendeels geprivatiseerd en arbeiders hebben geen rechten op de werkvloer. Onteigeningen door de overheid en milieuschandalen en -problemen zijn aan de orde van de dag.

Echte socialisten steunen overal de strijd van arbeiders. Arbeiders in China die voor hun rechten strijden, krijgen te maken met zware onderdrukking door het regime, waaronder ontvoeringen, martelingen en gevangenisstraf. De onderdrukkende staatsmachine is enorm: miljoenen mensen zijn werkzaam bij de politie, het leger, inlichtingendiensten en het enorme bewakingsapparaat. Dit systeem werkt samen met Chinese particuliere en staatsbedrijven, maar ook met Amerikaanse en westerse bedrijven in het land. Kapitalisten en regeringen zijn internationaal bang voor revolutionaire bewegingen in welk land dan ook. Ze geven soms hypocriet steun om deze strijd te doen ontsporen en dood te knuffelen.

International Socialist Alternative staat voor solidariteit en steun aan de strijd van arbeiders in China, Hongkong en internationaal. Elke strijd rond arbeidsomstandigheden, jobs, lonen, het milieu, onderwijs en andere belangrijke terreinen wordt onmiddellijk een strijd tegen de dictatuur van de CCP (Chinese Communistische Partij) in Peking. Uiteindelijk zal brute staatsrepressie ook worden gebruikt tegen lokale grieven of protesten. Daarom staan democratische eisen – het recht om te protesteren, vakbonden op te richten, vrijheid van internet en media – centraal in elke strijd in China en Hongkong. Deze eisen zijn nauw verbonden met de strijd voor betere levensomstandigheden en een beter milieu. Democratische eisen worden revolutionair omdat ze een bedreiging vormen voor het regime en alleen kunnen worden afgedwongen door revolutionaire massastrijd van de arbeidersklasse.

Socialisten moeten voorbereid zijn op de confrontatie tussen het Amerikaans imperialisme en het Chinees imperialisme.  Internationalisme vanuit de arbeidersklasse betekent solidariteit en strijd tegen het globale kapitalistische en imperialistische systeem, met als doel dat de arbeiders en de onderdrukten de macht grijpen.

Wat is imperialisme?

De klassieke marxistische analyse is Lenins “Imperialisme, hoogste stadium van het kapitalisme”, geschreven in 1916. Om de nieuwe fase te begrijpen en te verklaren, analyseerde Lenin het mondiale kapitalisme, niet slechts één of twee landen, en de processen over een langere periode. Dit is wat marxisten tegenwoordig perspectieven noemen. Imperialisme ontwikkelt zich met concentratie van kapitaal. Groeiende reusachtige bedrijven worden monopolies. Dat is “een algemene en fundamentele wet van het tegenwoordige ontwikkelingsstadium van het kapitalisme.” Verbonden met en gecontroleerd door banken, betekent dit dat het financieel kapitaal aan de macht komt. Het is kapitalisme in verval en parasitair: “de voornaamste winsten vallen ten deel aan de ‘genieën’ inzake financiële machinaties.” Er is geen ‘grens’ meer tussen speculatief en productief kapitaal.

Alle door Lenin beschreven kenmerken van het imperialisme zijn in China al tientallen jaren aanwezig. De economie produceert voor een massamarkt, in China en wereldwijd, maar de toe-eigening van de winst is privé, zowel voor buitenlandse als voor Chinese kapitalisten. Enkele monopolies domineren in alle sectoren van de economie: financiën, energie, internet enz. Dit gebeurt in China met staatskapitalistische kenmerken. Lenin benadrukte in ‘Imperialisme’ hoe de grote bedrijven in Duitsland en elders een “persoonlijke band” hadden met banken en met de regering. Dit was ook het geval bij confiscatie en speculatie met land, een kwestie die in China tot veel protesten heeft geleid.

Private bedrijven en machtige kapitalisten in China werken hand in hand met de staatsdictatuur van de CCP. De top-miljardairs zijn lid van de CCP en de ministers, generaals en partijleiders van de regering zijn rijker dan de leden van welke andere regering ook ter wereld. Lenins concept van “plutocratie en bureaucratie” – de samenwerking tussen de superrijken en de staat – heeft in China perfectie bereikt in de vorm van staatskapitalisme. Maar zoals in alle kapitalistische samenlevingen zorgt dit geenszins voor stabiliteit. De tegenstellingen stapelen zich op en bereiden nieuwe crises voor.

Geen super-imperialisme

Lenin pleitte sterk tegen de theorie van Karl Kautsky, dat het imperialisme zou samensmelten tot één unie, het zogenaamde ‘ultra-imperialisme’. Die theorie hield in dat oorlogen en conflicten zouden ophouden, terwijl de financiële uitbuiting zou doorgaan. Dit was een argument dat in strijd was met het marxisme, dat de burgerij definieert als nationale kapitalistische klassen, die niet in staat zijn hun nationale belangen te overwinnen. Verder voedde de theorie van het superimperialisme illusies in een vreedzame ontwikkeling van het imperialisme. Het was Lassalle’s theorie van de burgerij als “één grijze massa”, in plaats van haar innerlijke conflicten en tegenstellingen op wereldvlak te begrijpen.

Lenin stelde dat een wezenlijk kenmerk van het imperialisme erin bestaat “dat enkele grote mogendheden wedijveren in het streven naar de hegemonie, d.w.z. naar het in bezit nemen van gebieden, niet zozeer direct voor zichzelf, dan wel om de tegenstander te verzwakken en diens hegemonie te ondermijnen.” Modern imperialisme betekende volgens Lenin “de concurrentie van een reeks imperialistische mogendheden.”

Het VS-imperialisme was de leider van het kapitalistische blok na WO II, in een Koude Oorlog tegen in de eerste plaats de Sovjet-Unie, maar ook China. De laatste twee waren niet-kapitalistische bureaucratische planeconomieën die dictatoriaal werden geregeerd door ‘communistische’ partijen die geen echte partijen waren, maar het staatsapparaat. Toen het stalinisme in de Sovjet-Unie ineenstortte en het kapitalisme in China werd hersteld, leek het VS-imperialisme als enige supermacht over te blijven.

De krachtsverhouding tussen de machten zou echter in de loop van de tijd veranderen, voornamelijk op basis van economische kracht. De groei van de Chinese economie ten opzichte van die van de VS, en de ontwikkeling van Azië als de belangrijkste arena voor economische groei, betekende een geleidelijke verschuiving en een uitdaging van de positie van de VS. In zekere zin is het vergelijkbaar met de wijze waarop het Duitse kapitalisme het Britse vanaf de jaren 1870 begon uit te dagen. Op belangrijke productiegebieden, zoals staal, ging Duitsland van de helft van het Britse productieniveau naar een productie die dubbel zo groot was. Gebaseerd op de ervaring van de Eerste Wereldoorlog, vroeg Lenin: “De vraag rijst of er onder het kapitalisme, behalve oorlog, ook andere middelen bestaan tegen een wanverhouding tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en de kapitaalaccumulatie enerzijds, en de verdeling van de koloniën en “invloedssferen” van het financierskapitaal anderzijds.” Ondanks het feit dat zowel de VS als China kapitalistisch zijn, is er vandaag een Koude Oorlog. Wat een ‘warme’ oorlog tegenhoudt, is het bestaan van kernwapens die de hele wereld zouden kunnen vernietigen. Even belangrijk is het potentiële verzet tegen oorlog door een grote meerderheid van de bevolking.

Militaire incidenten en proxy-oorlogen zoals in Syrië zijn mogelijk, maar een grootschalige oorlog tussen de VS en China ligt voorlopig niet in het verschiet. De Koude Oorlog zal voortduren, en in tegenstelling tot veel voorspellingen zullen de heersende klassen aan beide zijden daardoor waarschijnlijk terrein verliezen. De aanvankelijke steun voor het nationalisme zal worden tenietgedaan door de kosten van het conflict en de ernstige interne politieke, economische, ecologische en sociale crises in beide landen en blokken.

De wereld verdelen

In Lenins definitie van imperialisme wordt de ontwikkeling van monopolies en de rol van het financieel kapitaal gekoppeld aan globalisering: export van kapitaal, de ontwikkeling van multinationale en transnationale ondernemingen en “de territoriale verdeling van de aarde tussen de grootste kapitalistische landen.” In de decennia aan het eind van de 19e eeuw verdeelden de belangrijkste imperialistische mogendheden de wereld onder elkaar. Lenin heeft het over “twee of drie machtige tot de tanden toe bewapende wereldplunderaars.” Dit was een gevolg van een “enorm overschot aan kapitaal … in de ontwikkelde landen.” Het werd de kapitalisten opgedrongen als gevolg van de concentratie van kapitaal en monopolie. Dit leidde tot een strijd om grondstoffen en markten, om winst en macht, in minder ontwikkelde landen waar “de grondprijs relatief laag is, de lonen laag zijn, en grondstoffen goedkoop.” Het was ook een “strijd om invloedssferen.”

In de jaren 1800 was het Britse Rijk de topproducent voor de wereldmarkt. Zijn technologische superioriteit in de productie van textiel, machines, enz. ruïneerde de lokale kleinschalige productie in andere landen, bijvoorbeeld in Latijns-Amerika. Hoewel Lenin het proces beschreef als een definitieve verdeling van de aardbol, benadrukte hij ook dat “herverdelingen mogelijk en onvermijdelijk zijn.” Dit is natuurlijk keer op keer bewezen, niet in de laatste plaats door de twee imperialistische wereldoorlogen. In de twintigste eeuw werd het VS-imperialisme de dominante imperialistische macht, waardoor andere imperialistische mogendheden naar de achtergrond werden verdrongen.

Gedurende een relatief lange periode accepteerde het VS-imperialisme de economische groei van China, aangezien Peking bereid leek om als een soort onderaannemer verder te gaan. Sinds Xi Jinping aan de macht is gekomen, en de Chinese economie op weg is om de grootste ter wereld te worden, hebben verschillende processen het evenwicht tussen de twee machten echter veranderd. Het Chinese staatskapitalistische model leek minder schade op te lopen door de wereldwijde crisis van 2008-09 en het regime nam enkele verregaande stappen. ‘Made in China 2025’, het programma dat in 2015 werd opgestart, was gericht op Chinees leiderschap op het gebied van technologie en om minder afhankelijk te worden van het Westen en de VS.

Het Belt and Road Initiative (BRI, de ‘nieuwe zijderoute’) is een gigantisch netwerk van overeenkomsten tussen China en regeringen in meer dan 100 landen op elk continent. De lancering ervan betekende dat China de algemene wet volgde dat kapitaal de nationale grenzen ontgroeit. De wegen, spoorwegen, havens, luchthavens, pijpleidingen enz. van de BRI zullen de deelnemende staten via handel, leningen en schulden verbinden met de Chinese economie. De BRI geeft China toegang tot infrastructuur, energiebronnen en land. BRI zal het gebruik van Chinese technologie in de deelnemende landen doen toenemen. De jaarlijkse buitenlandse directe investeringen van China zijn tussen 2009 en 2016 verviervoudigd tot bijna 200 miljard dollar. In totaal bedroeg de BDI-uitstroom uit China in de periode 2005-2020 bijna 2,1 biljoen dollar. Een derde daarvan betrof investeringen in energiebronnen.

Spoorwegen

In een voorwoord bij de Franse en Duitse uitgave van ‘Imperialisme’ schreef Lenin:

“De aanleg van spoorwegen lijkt een eenvoudige, natuurlijke, democratische, culturele en beschaving bevorderende onderneming – en is dit ook in de ogen van kleinburgerlijke professoren die betaald worden om de kapitalistische slavernij goed te praten. In werkelijkheid hebben de kapitalistische banden, waardoor deze ondernemingen duizendvoudig met de particuliere eigendom van de productiemiddelen als zodanig verstrengeld zijn, de aanleg van spoorwegen gemaakt tot een werktuig ter onderdrukking van een miljard mensen (in de koloniën en de halfkoloniën), d.w.z. van meer dan de helft van de wereldbevolking in de afhankelijke landen en van de loonslaven van het kapitalisme in de ‘beschaafde’ landen.”

En verder in het boek: “Tweehonderdduizend kilometer nieuwe spoorlijnen door koloniën en andere landen in Azië en Amerika, — dat betekent ruim 40 miljard mark investeringen op bijzonder gunstige voorwaarden, met extra rentabiliteitswaarborgen, winstgevende orders voor de staalindustrie enz. enz.”

34 landen hebben in de afgelopen tien jaar contracten gesloten met Chinese bedrijven voor de aanleg van nieuwe spoorwegen. Daaronder trajecten als China-Laos, Addis Abeba-Djibouti, Mombasa-Nairobi, Lagos-Ibadan, en vele andere spectaculaire nieuwe spoorverbindingen. Deze worden gebouwd door de belangrijkste Chinese spoorwegbouwbedrijven, gefinancierd met leningen uit China en met gebruikmaking van een groot aantal Chinese arbeiders en technici. In totaal werden in de periode 2013-2019 spoorwegprojecten ter waarde van 61,6 miljard dollar ondertekend tussen regeringen en Chinese bedrijven. Infrastructuurprojecten zijn geen liefdadigheid, maar worden gebouwd om zowel import als export efficiënter te laten verlopen, toegang te geven tot olie, mineralen en andere natuurlijke grondstoffen, en om een politieke band te leggen tussen het CCP-regime in China en regeringen over de hele wereld.

Schulden

Reeds in 1916 wees Lenin er ook op dat het financieel kapitaal een sterke greep kreeg op landen in nood. Hij verwees naar een bericht uit de Duitse krant ‘Die Bank’: “Talrijke buitenlandse staten, van Spanje tot de Balkanlanden, van Rusland tot Argentinië, Brazilië en China, eisen op de grote geldmarkten openlijk of in het geheim leningen, waarvan er sommige zeer urgent zijn.” Lenin merkte daarbij op dat leningen vaak gekoppeld werden aan export. “Het is algemeen gewoonte krediet te verlenen op voorwaarde dat een deel ervan wordt gebruikt voor de aankoop van producten uit het kredietgevende land, in het bijzonder van oorlogsmaterieel, schepen enz.”

In de jaren 2000 werd China de belangrijkste crediteur en exporteur van kapitaal. Uit een studie van de economen Sebastian Horn, Carmen M. Reinhart en Christoph Trebesch (Harvard Business Review, februari 2020) blijkt dat “de Chinese staat en zijn dochterondernemingen ongeveer 1,5 biljoen dollar aan directe leningen en handelskredieten hebben uitgeleend aan meer dan 150 landen over de hele wereld. Dit heeft China tot ‘s werelds grootste officiële crediteur gemaakt – en overtreft daarmee traditionele, officiële kredietverstrekkers zoals de Wereldbank, het IMF, of alle OESO-crediteurregeringen samen.”

Het merendeel van de leningen houdt verband met investeringen in infrastructuur en natuurlijke grondstoffen door de Chinese staat en Chinese bedrijven. Het resultaat is een extreme afhankelijkheid van China door de debiteurlanden. Het merendeel van de leningen is gebaseerd op commerciële voorwaarden; slechts minder dan vijf procent is rentevrij.

“Voor de 50 belangrijkste begunstigde ontwikkelingslanden schatten we dat de gemiddelde schuld aan China is gestegen van minder dan 1% van het bbp van het debiteurland in 2005 tot meer dan 15% in 2017. Een twaalftal van deze landen heeft een schuld van ten minste 20% van hun nominale bbp aan China (Djibouti, Tonga, Malediven, de Republiek Congo, Kirgizië, Cambodja, Niger, Laos, Zambia, Samoa, Vanuatu, en Mongolië).” (Horn, Reinhart en Trebesch).

Het onderzoek naar de kredietverlening door China, tot 2017, benadrukt de grote rol van het land in het mondiale financiële kapitaal. “Wanneer de portfolioschulden (inclusief de $ 1 biljoen aan Amerikaanse schatkistschuld die door China’s centrale bank is gekocht) en handelskredieten (om goederen en diensten te kopen) bij elkaar worden opgeteld, bedragen de totale vorderingen van de Chinese overheid op de rest van de wereld meer dan $ 5 biljoen in totaal. Met andere woorden: landen wereldwijd hadden vanaf 2017 meer dan 6% van het mondiale bbp aan schuld aan China.” (Horn, Reinhart en Trebesch).

In november 2020 werd Zambia het eerste land tijdens de pandemie dat in gebreke bleef bij de betaling van zijn schulden. Van de 11,2 miljard dollar schuld is er 3 miljard aan China, maar in werkelijkheid is er veel meer aan China verschuldigd. Het Chinese regime is bijzonder geïnteresseerd in het land, dat de op één na grootste koperproducent van Afrika is. Tijdens de pandemie heeft Peking ook leningen toegezegd om de aankoop van Chinese vaccins te dekken, bijvoorbeeld 500 miljoen dollar aan Sri Lanka.

Het doel van de Chinese leningen en connecties met regeringen en presidenten is niet om het leven van de arme massa’s in deze landen te verbeteren. Integendeel, de afbetaling van schulden neemt een steeds groter deel van de overheidsuitgaven in beslag, de arbeidsomstandigheden verslechteren door toenemende uitbuiting en de armoede neemt toe, zoals nu in Zambia het geval is. Veel regimes in het Belt and Road Initiative zijn autoritair en vallen democratische rechten voortdurend aan. Het Chinese regime en systeem zijn een integraal onderdeel van het mondiale kapitalistische systeem.

Imperialisme en de linkerzijde

Naarmate het imperialistische conflict tussen de VS en China de laatste tijd scherper werd, hebben sommige lagen van de linkerzijde een steeds kritieklozere houding aangenomen ten opzichte van het CCP-regime. De onderdrukking in China en uitbuiting in het buitenland, onder meer via het Belt and Road Initiative (BRI), worden ontkend.

De meeste economische feiten die we in het eerste deel van dit dossier aanhaalden, worden niet echt ter discussie gesteld door de ‘linkse aanhangers’ van het Chinese regime. Ze verdedigen in de praktijk de imperialistische acties van het Chinese regime of beweren dat deze acties de gewone mensen in de betrokken landen ten goede komen. Deze standpunten komen doorgaans van activisten met een stalinistische of maoïstische achtergrond, ook bekend onder de naam ‘tankies’ omdat ze steun gaven aan de tanks die in 1956 in Hongarije en in 1989 in Beijing werden ingezet tegen arbeiders en jongeren. Ondanks het kapitalistische herstel in zowel Rusland als China, denken tankies vandaag nog steeds dat er iets ‘progressief’ is aan deze regimes.

De apologeten van de CCP hadden het moeilijk toen de Chinese leiders heel goed leken op te schieten met Amerikaanse presidenten en buitenlandse multinationals. Xi Jinping kreeg een staande ovatie toen hij in 2014 in het Australische parlement sprak. Een jaar later sprak de toenmalige Britse premier David Cameron over het “gouden tijdperk” van de Brits-Chinese betrekkingen. In 2015 reed Xi Jinping met koningin Elizabeth in een koets en beschreef het door conservatieve Tories geregeerde Groot-Brittannië als China’s “beste vriend in het Westen.” George Osborne, de Britse minister van Financiën, leidde toen een handelsdelegatie naar Xinjiang en oogstte lof van de door de staat gecontroleerde Chinese media omdat hij enkel sprak over investeringsmogelijkheden en niets zei over de mishandeling van Oeigoeren of andere minderheden. Begin 2020 nog prees de Amerikaanse president Donald Trump zijn Chinese tegenhanger als een goede vriend. Niets van dit alles kan worden verklaard door de tankies, die nu beweren dat Beijing in de frontlinie staat van de strijd tegen het VS-imperialisme.

Terwijl kapitalistische politici en economen zijn verwelkomd in China, zijn socialisten en iedereen die probeert in contact te komen met strijdende arbeiders en jongeren gearresteerd of gedeporteerd. Dit komt omdat echte socialisten en marxisten, in de traditie van Marx, Luxemburg en Lenin, zich verzetten tegen alle kapitalistische regeringen en imperialistische machten. In zijn boek ‘Imperialisme’ maakte Lenin er een punt van te benadrukken dat zelfs het tsaristische Rusland een imperialistische mogendheid in ontwikkeling was, hoewel Groot-Brittannië, Frankrijk, de VS en Duitsland verder gevorderd waren. In zijn voorwoord van 1920 onderstreepte Lenin de onderdrukking door Rusland van “Finland, Polen, Koerland, de Oekraïne, Khiva, Bokhara, Estland of andere gebieden die bevolkt worden door niet-Grote Russen” en legde hij uit dat hij bij het schrijven van het boek in 1916 het voorbeeld van het Japanse imperialisme had gebruikt in plaats van dat van Rusland om de tsaristische censuur te omzeilen.

Vandaag beweren tankies en CCP-verdedigers dat de gedeporteerden of gearresteerden, en degenen die hen steunen, de feiten niet echt kunnen kennen. Dat is op zichzelf al een erkenning van de rol van de dictatuur en haar methoden om de waarheid te onderdrukken. Zij beweren ook dat socialisten geen liberale, burgerlijke of publieke media als bronnen mogen gebruiken. In feite is het argument dat alle berichten in de mainstream kapitalistische media CIA-propaganda zijn, vaak het enige argument van CCP-aanhangers. Dus, wat is de marxistische traditie? Karl Marx aarzelde nooit om burgerlijke kranten te citeren, bijvoorbeeld de conservatieve Britse pers die berichtte over de onderdrukking van de contrarevolutie na de nederlaag van de Commune van Parijs. Marx zelf was tien jaar lang correspondent voor de grootste krant van New York, de Tribune, die verbonden was aan de Republikeinse Partij. Marxisten maken zich geen illusies over de onpartijdigheid van de kapitalistische media en evenmin van de door het regime gecontroleerde media in China – het is een kwestie van kritisch onderzoek naar de feiten en de bronnen.

De kritiek van tankies vandaag is niets vergeleken met de campagnes van de door Stalin geleide communistische partijen tegen Leon Trotski in de jaren dertig. Zijn wetenschappelijke kritiek op Stalins dictatuur werd gelijkgesteld met die van rechts en zelfs van de nazi’s. Ze zwegen volledig over het klassenverschil – de burgerlijke critici wilden een kapitalistische contrarevolutie terwijl Trotski’s programma een nieuwe arbeidersrevolutie voorstond om een democratische socialistische arbeidersstaat te vestigen. Deze fundamentele klassenindeling betekende echter niet dat de rechtse politici zich de Goelag-werkkampen enkel hadden ingebeeld. Tankies bekritiseren waar citaten vandaan komen, terwijl de echte discussie gaat over hun steun aan stalinistische, maoïstische, en vandaag staatskapitalistische regimes.

China’s apartheid in Xinjiang

Het netwerk van concentratiekampen, verdwijningen, martelingen, verkrachtingen en meer in Xinjiang, gericht tegen de Oeigoerse en overwegend islamitische bevolking, is niet verzonnen, maar is de harde werkelijkheid. De toegenomen onderdrukking van de Oeigoeren verliep parallel met de kapitalistische restauratie van China en het Chinese imperialisme. De natuurlijke grondstoffen en strategische ligging van Xinjiang, sleutelelementen in Xi Jinping’s nieuwe zijderoute, in combinatie met de angst voor oppositie van de niet-Han-bevolking gaven aanleiding tot een nieuw niveau van repressie vanuit Beijing tegen Xinjiang/Oost-Turkestan.

Tot de jaren vijftig van de vorige eeuw was de Han-bevolking in Xinjiang goed voor minder dan 5% van de bevolking. Dit veranderde met het kapitalistische herstel en de uitbuiting in de jaren 1990, toen miljoenen Han-migranten arriveerden. Vandaag vormen de Oeigoeren, ongeveer 12 miljoen mensen, minder dan de helft van de bevolking in Xinjiang, terwijl het aantal Han-Chinezen is opgelopen tot meer dan 40% van de bevolking.

De heerschappij van de CCP in Xinjiang betekent “de invoering van een pasjessysteem, de bouw van interneringskampen, de infrastructuur van een politie-rastersysteem van controle, [dat] een afspiegeling vormt van de apartheidsregimes in Zuid-Afrika en Israël om ongewenste minderheden systematisch te controleren,” schrijft academicus Darren Byler, die twee jaar in Ürümqi woonde en Xinjiang is blijven bestuderen. Een ander keerpunt was de ‘oorlog tegen het terrorisme’ die George W. Bush na de aanslagen van 11 september 2001 uitriep. De CCP nam snel de retoriek van het Westen over en bestempelde Oeigoeren collectief als verdachte terroristen.

Een artikel in het linkse tijdschrift Monthly Review in de VS, waarin werd beweerd dat degenen die verslag uitbrachten van kampen en onderdrukking in Xinjiang het Amerikaanse imperialisme steunden, leidde tot een krachtige reactie van Byler en 35 andere academici uit de hele wereld. Het antwoord luidde dat het beleid van China “een opzettelijke toe-eigening was van de westerse praktijken op het gebied van terrorismebestrijding,” en dat beide veroordeeld moesten worden, evenals de islamofobie in zowel de VS als China.

In dit antwoord werd ook duidelijk gewezen op de kapitalistische wortels van het beleid van Beijing: “De link tussen kapitalistische expansie en de onderdrukking van inheemse gemeenschappen is al lang bekend bij links. Het niet erkennen en bekritiseren van deze dynamiek is in dit geval een vorm van moedwillige blindheid.” Byler zelf verklaarde in een interview dat hij “zeer kritisch staat tegenover het Amerikaanse militarisme.” Hij beschrijft China als staatskapitalistisch en het systeem in Xinjiang als “terreur-kapitalisme.” De regering van Xinjiang heeft Byler ervan beschuldigd een “CIA-agent” te zijn. Dit is een beschuldiging die vaak door Chinese nationalisten en soms door hun buitenlandse aanhangers wordt geuit aan het adres van iedereen die kritiek heeft op het regime van Xi, met inbegrip van Chinese feministen en arbeidsactivisten.

Een belangrijk keerpunt in de moderne geschiedenis van Xinjiang waren de rellen van juli 2009. Aanleiding was de racistische moord op twee Oeigoerse migrantenarbeiders in een fabriek in de provincie Guangdong. Dagen later werd een aanvankelijk vreedzame betoging van Oeigoerse jongeren in Ürümqi, die achter de vlag van de Volksrepubliek China marcheerden en opriepen tot een onderzoek naar de moorden in Guangdong, door de gewapende politie beschoten. Aan de basis van de rellen lagen de toegenomen repressie en discriminatie, zoals het feit dat het Chinees de plaats innam van het Oeigoers om de enige taal op scholen te worden, de inbeslagname van Oeigoers land, en de regels inzake religieuze praktijken en kledingvoorschriften.

“Volksoorlog tegen terreur”

Als reactie op enkele wanhopige terreuraanslagen heeft de Chinese staat in mei 2014 de “Volksoorlog tegen Terreur” uitgeroepen, gericht tegen de Oeigoeren als groep. Socialisten hebben zich altijd verzet tegen individueel terrorisme als een falende methode die steevast leidt tot nog meer repressie en de strijd tegen onderdrukking niet vooruithelpt, zoals dit voorbeeld aantoonde. Een intern paspoortsysteem dwong 300.000 Oeigoeren om Ürümqi te verlaten en beperkte het reizen met controleposten. Het systeem van kampen werd ingevoerd. In 2017 was Xinjiang een volledige politiestaat geworden.

“Begin 2017 had de staat bijna 90.000 nieuwe politieagenten aangeworven en het budget voor openbare veiligheid van Xinjiang met meer dan 356 procent verhoogd tot ongeveer 9,2 miljard dollar,” meldt Byler. “Vanwege de wijdverbreide onderbezetting werden Oeigoerse officieren in groten getale bij het korps getrokken.”

Een systeem om de telefoons en computers van elke Oeigoer te controleren, werd ingevoerd naast geavanceerde surveillance. “Alleen al twee technologiebedrijven uit Hangzhou, Dahua en Hikvision, kregen voor meer dan 1,2 miljard dollar aan contracten toegewezen om de beveiligingsinfrastructuur in het hele Oeigoerse grondgebied op te bouwen.” Deze beveiligingstechnieken zijn Chinese exportproducten geworden voor autoritaire regimes.

In dezelfde periode werden olie en aardgas goed voor meer dan de helft van het BBP van Xinjiang. Ook werd grootschalige industriële landbouw, voornamelijk katoen en tomaten, ontwikkeld. Het gaat hier niet om een “etnisch conflict” maar om een eenzijdige aanval van de staat. Op deze wijze wordt Xinjiang gekenmerkt door zowel een racistisch apartheidssysteem tegen de Oeigoeren als een koloniale economische uitbuiting. Oeigoeren worden gediscrimineerd ten opzichte van Han-kolonisten op het gebied van huisvesting, jobs en lonen. Er worden enorme infrastructuurprojecten gebouwd om toekomstige winsten te verzekeren en de controle van Beijing te versterken.

Er zijn talloze ooggetuigen van verkrachtingen en martelingen, en van kinderen die bij hun familie worden weggehaald. Met ongeveer een miljoen Oeigoeren die naar kampen zijn gestuurd, kent iedereen wel iemand die gevangen is genomen. Het doel is de Oeigoeren mentaal te breken, door hen te dwingen tot uiterst vernederende procedures om hun loyaliteit aan de CCP en opperste leider Xi Jinping te bewijzen. Beijing kiest ook Oeigoerse ‘leiders’ om het regime in Xinjiang te vertegenwoordigen.

Het racistische, anti-Oeigoerse karakter van het beleid van de CCP komt het duidelijkst tot uiting in de geboortebeperkingsprogramma’s, waaronder de dwang – met verlies van economische en wettelijke rechten en erger – op Oeigoerse vrouwen om in te stemmen met implantatie met een spiraaltje (intra-uterine device). Ondanks de ontkenning van dergelijke acties blijkt zelfs uit het officiële statistische jaarboek van China en het statistische jaarboek van Xinjiang dat het geboortecijfer in Xinjiang in twee jaar tijd is gehalveerd. Dat geldt ook voor de Han-bevolking. In de twee grootste Oeigoerse regio’s daalde het geboortecijfer tussen 2015 en 2018 met 84 procent.

Internationaal werden deze feiten voor het eerst gepubliceerd door onderzoeker Adrian Zenz, een christelijke fundamentalist en rechtse rakker. Maar degenen, ook in China’s door de staat gecontroleerde media, die Zenz’s politiek gebruiken om zijn rapporten in diskrediet te brengen, slaan het feit over dat de bron de officiële Chinese statistieken zijn. Hij is iemand op wie de pro-CCP propaganda zich wil richten, maar de feiten worden ook gestaafd door verhalen van vrouwen die zelf in de kampen hebben gezeten.

Het kampenstelsel is gestructureerd op verschillende niveaus van gevangenisnormen, van propaganda-“onderwijs” tegen de Oeigoerse taal en cultuur, dwangarbeid in fabrieken, tot gedwongen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie van vrouwen en foltering.

De CCP-staat ontkent niet langer het bestaan van de kampen, maar beweert dat zij bestemd zijn voor “heropvoeding”, “beroepsopleiding” en voor de bevordering van de “reproductieve gezondheid” van vrouwen. Zij schildert alle kritiek op de kampen af als een campagne van het VS-imperialisme, maar biedt nooit geloofwaardige rapporteurs toegang tot de kampen. Dat het VS-imperialisme nu kritiek heeft op de behandeling van Oeigoeren is pure machtspolitiek en hypocrisie. De behandeling van Oeigoeren is verre van nieuw. In 2002 namen de VS in samenwerking met China 22 Oeigoeren gevangen in Afghanistan en Pakistan en brachten hen naar het beruchte martelkamp van de VS in Guantanamo Bay. Geen van hen werd geïdentificeerd als jihadist of gelinkt aan Al Qaida, maar de laatste drie werden pas in 2013 vrijgelaten. Het reisverbod van Trump uit 2017 tegen moslims werd ook zeer gewaardeerd door de leiders van de CCP.

Toen de 48 grootste Amerikaanse bedrijven in China om commentaar werd gevraagd op het beleid tegen Oeigoeren, reageerden er slechts zes en slechts één van hen uitte beperkte kritiek. Het is duidelijk dat het VS-imperialisme de kampen en de behandeling van Oeigoeren wil gebruiken in zijn Koude Oorlogsstrijd met China, maar op geen enkele manier een bondgenoot is in de strijd van de onderdrukten.

Taiwan, China en de VS

Taiwan is een brandhaard in de Koude Oorlog tussen China en het VS-imperialisme. Het is de facto een land en staat met meer dan 23 miljoen inwoners. Toen Tsjang Kai-sjek en zijn Kwomintang (KMT) na de overwinning van de Chinese Revolutie in 1949 naar Formosa (Taiwan) vluchtten, noemde de KMT het eiland ‘Republiek China’, met de bedoeling het uiteindelijk te herenigen met het Chinese vasteland. Het standpunt van “één land” is sindsdien gehandhaafd door zowel het CCP-regime in Beijing als de opvolgers van Tsjiang Kai-sjek in de KMT. In Taiwan hebben de kapitalisten en de KMT zich decennialang ondergeschikt gemaakt aan het CCP-regime op het vasteland vanwege de sterke aantrekkingskracht van de Chinese economie. Zelfs de Taiwanese nationalistische politici van de Democratic Progressive Party (DPP), die nu in de regering zit, hebben ervan afgezien Beijing al te zeer uit te dagen.

Dit is ook het standpunt geweest van de regeringen van de VS sinds de jaren zeventig, toen Nixon en latere presidenten formeel de “Volksrepubliek” erkenden in plaats van de “Republiek”. Winst en handel kregen voorrang. Militair gezien onderhield het VS-imperialisme echter een hecht bondgenootschap met Taiwan vanwege zijn strategische ligging en als drukmiddel op het regime in Beijing.

In werkelijkheid heeft Taiwan zich ontwikkeld tot een afzonderlijke staat en land. De steun voor het oude herenigingsidee is grotendeels verdwenen op het eiland. Dit is een van de redenen voor de electorale implosie van de KMT, die zich nu gedwongen ziet afstand te nemen van haar vroegere nauwe omhelzing van de CCP. De invoering van de nationale veiligheidswet in Hongkong, waarbij de democratische rechten werden afgeschaft, heeft uiteindelijk alle illusies in een “één land, twee systemen”-regeling voor de ‘hereniging’ van Taiwan weggevaagd. Op dit moment is slechts 12,5% van de Taiwanese bevolking voorstander van hereniging, terwijl 54% voor formele onafhankelijkheid is en 23,4% voor de status quo, d.w.z. de facto onafhankelijkheid.

Na haar harde repressieve beleid in Hongkong, is de enige manier waarop de CCP-dictatuur nu haar standpunt dat Taiwan deel uitmaakt van China kan doorzetten, militair optreden of dreigen met militair optreden. In het afgelopen jaar hebben de Chinese lucht- en zeestrijdkrachten een toenemend aantal oefeningen rond Taiwan gehouden, gecombineerd met militaristische beleidsverklaringen. Deels is dit een poging van Xi Jinping om kracht te tonen, deels is het een reactie op een scherper profiel van het VS-imperialisme in Oost-Azië, dat begon onder Obama en vervolgens werd opgevoerd onder Trump. Dit heeft geleid tot nieuwe wapenexportovereenkomsten, een frequentere militaire aanwezigheid en vorig jaar de publicatie van het voorheen geheime defensiepact tussen de VS en Taiwan. De poging van de CCP om de Taiwanezen bang te maken en zo de steun voor eenmaking te versterken, is gedoemd om te mislukken. Het zal enkel tot meer steun voor onafhankelijkheid leiden.

Marxisten staan voor de eenheid van de arbeidersklasse en de onderdrukte massa’s. Deze eenheid kan alleen worden bereikt met een juist standpunt over de nationale kwestie. Dit betekent dat men de stemming en het bewustzijn van de arbeiders moet begrijpen. Lenin en de bolsjewieken hebben de weg gewezen door te verklaren dat oppositie tegen “het recht op zelfbeschikking of afscheiding in de praktijk onvermijdelijk steun betekent voor de privileges van het dominante volk.” Gezien worden als aanhangers van een onderdrukkende staat blokkeert alle pogingen om de eenheid van de arbeidersklasse op te bouwen.

De Russische Revolutie van 1917 bevrijdde onderdrukte naties, maar steunde op geen enkele manier het buitenlandse imperialisme. Integendeel, imperialistische machten kwamen in Rusland tussen tegen de revolutie, inclusief de bevrijding van Finland, Oekraïne en andere naties.

Evenzo betekent steun voor onafhankelijkheid geen steun voor het VS-imperialisme, en onafhankelijkheid voor Taiwan zal nooit worden gewonnen met de hulp van de VS. In het tijdperk van het imperialisme worden succesvolle nationale bevrijdingsbewegingen nooit geleid door burgerlijke nationalisten en natuurlijk nog minder door het imperialisme. In het geval van Taiwan kan onafhankelijkheid alleen worden bereikt op basis van een massale strijd tegen de kapitalisten en gevestigde politieke partijen – en vooral in combinatie met de strijd van de arbeidersklasse op het vasteland van China tegen de dictatuur van de CCP en het Chinese kapitalisme. In geen enkel nationaal conflict zullen socialisten de heersende klassen aan beide zijden steunen. In Taiwan betekent dit geen steun aan de VS, China of de Taiwanese kapitalistische politieke partijen, DPP en KMT.

Hongkong – geen kleurenrevolutie

De aanhangers van de dictatuur van de CCP – die meer geloof hechten in wat rode vlaggen en de naam ‘Communistische’ Partij dan in de realiteit van de kapitalistische en imperialistische dictatuur  bestempelen de massabewegingen in Hongkong vanaf 2019 als een door de VS gesponsorde kleurenrevolutie.

Feiten tonen het tegendeel aan. Op 4 oktober 2019, toen de massabeweging in Hongkong al vier maanden aan de gang was, meldde de Guardian: “Het werd Amerikaanse ambtenaren verboden pro-democratische protesten in Hongkong te steunen, nadat Donald Trump naar verluidt had beloofd dat de VS zich stil zou houden tijdens handelsbesprekingen. Trump gaf de toezegging aan zijn Chinese tegenhanger, Xi Jinping, in een telefoongesprek in juni, volgens CNN. (…) Als gevolg van het spreekverbod kreeg de Amerikaanse consul-generaal in Hongkong, Kurt Tong, te horen dat hij een optreden bij een Amerikaanse denktank en een geplande toespraak over de protesten moest afzeggen.”

Donald Trump zelf bracht het standpunt van de VS: “Iemand zei dat ze dat op een gegeven moment willen stoppen. Maar dat is iets tussen Hongkong en China, want Hongkong is een deel van China. Daar moeten ze zelf mee omgaan. Ze hebben geen advies nodig.” In hetzelfde artikel werd ook opgemerkt dat Trump geen commentaar wilde geven op Xinjiang en de behandeling van Oeigoeren. In zijn memoires beweerde John Bolton, de voormalige nationale veiligheidsadviseur van Trump, dat Trump tegen Xi Jinping zei dat de gevangenkampen in Xinjiang “precies het juiste waren om te doen.”

Het VS-imperialisme moedigt over het algemeen geen massabewegingen aan of steunt ze niet. Telkens wanneer een beweging van onderaf als positief wordt bestempeld, richt Washington zich op mogelijke betrouwbare leiders die het kan kneden om de protesten onschadelijk te maken.

Toen de beweging in Hongkong in 2019 begon, met betogingen tot twee miljoen deelnemers, uitten de betogers hun woede, frustratie en angst dat beloften over democratische hervormingen werden vervangen door beperkingen van democratische rechten. Democratische rechten worden terecht gezien als noodzakelijk om het leven van gewone mensen te verbeteren in een samenleving met extreme ongelijkheid en bijna geen welvaartssysteem. De enorme beweging werd op gang gebracht door een impopulaire wetswijziging, maar werd al snel een roep om het aftreden van de Beijing-getrouwe lokale regering en om verkiezingen met één stem per persoon. Beloften om de wetswijziging (uitlevering) in te trekken hadden geen effect.

Het was een beweging die alle gevestigde krachten en partijen overrompelde. De pan-democraten, die door de massa’s werden beschouwd als een mislukt leiderschap in de strijd voor democratische rechten, speelden bijna geen rol. Het echte leiderschap berustte bij de ongeorganiseerde jeugd.

Het regime van Xi Jinping zag de beweging als een bedreiging en vreesde dat zij zich naar het vasteland zou kunnen uitbreiden. Toen de Hongkong-beweging op haar hoogtepunt was, aarzelde Beijing echter om in te grijpen met zijn eigen staatstroepen. Maar het was altijd duidelijk dat de CCP wraak zou nemen indien de beweging niet zou winnen. Dat was ook belangrijk voor Xi om de wereld, inclusief de meer verzoenende fracties binnen de CCP-staat, te laten zien wie het voor het zeggen heeft in Hongkong.

Een overwinning voor deze indrukwekkende beweging was alleen mogelijk als zij zich tot China zou uitbreiden, en als de arbeidersklasse via algemene stakingsbewegingen het initiatief zou nemen. Anders zouden uitputting en verwarring, later versterkt door beperkingen tijdens de pandemie, vroeg of laat hun tol eisen. Het was in deze late stadia dat Amerikaanse vlaggen en oproepen aan Trump om in te grijpen in Hongkong in bredere kring begonnen op te duiken. Het Amerikaanse imperialisme werd, in combinatie met de verscherpte Koude Oorlog, ook kritischer ten aanzien van het Hongkong-beleid van China. Dit hing ook samen met de wens om Hongkong te behouden als het belangrijkste zakelijke en financiële centrum in de regio. Symbolische sancties tegen individuele prominente leiders in Hongkong en enkele CCP-functionarissen is niet hetzelfde als het werkelijk steunen van de eisen van de massa’s in Hongkong.

De dictatuur van de CCP is nu bezig om de omstandigheden vanop het vasteland in Hongkong op te leggen. Democratische rechten worden afgebouwd, het toezicht en de repressie nemen toe, opposanten en vakbondsleiders worden gevangengezet. Dit alles wordt gebruikt om terreur te zaaien. Beijing weet dat het geen sociale basis heeft in Hongkong. Bij de lokale verkiezingen in november 2019 hebben de aanhangers van de CCP historische verliezen geleden. Recente maatregelen, waaronder een complete remake van het politieke systeem van Hongkong, zijn bedoeld om te voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt.

Er is niets progressiefs of antikapitalistisch aan de acties van de CCP in Hongkong. Zij hebben de steun van de meeste miljardairs van het gebied, evenals van grote banken. HSBC, formeel de grootste bank van Europa, maar nu haar hoofdkwartier van Londen naar Hongkong aan het verplaatsen, verklaarde publiekelijk de nationale veiligheidswet te steunen. Een andere Britse bank, Standard Chartered, verklaarde: “Wij geloven dat de nationale veiligheidswet kan bijdragen tot het behoud van de economische en sociale stabiliteit van Hongkong op lange termijn.”

Bestrijding van imperialisme en dictatoriale methoden

Niet alleen tankies maar ook sommige anderen ter linkerzijde zijn bang voor vergelijkingen tussen het imperialisme van de VS en China, of tussen de methoden van de CCP en militaire dictaturen. Er is geen reden voor socialisten om het geweld van verschillende imperialistische machten te rangschikken. In WO 1 benadrukten Lenin en de bolsjewieken het verzet tegen alle imperialistische machten, terwijl de meerderheid van de sociaaldemocratische partijleiders in Europa hun ‘eigen’ staat steunden, met het argument dat die ‘democratischer’ was of dat de andere partij de ‘agressor’ was.

Tegen alle imperialisme zijn, betekent echter niet dat ze allemaal hetzelfde zijn. Waar strijd van arbeiders en armen democratische hervormingen heeft afgedwongen, is de mogelijkheid om verdere strijd te organiseren natuurlijk veel groter. De kapitalistische democratie heeft strenge beperkingen, met de echte macht in handen van de kapitalisten, maar zij biedt de mogelijkheid om zich te organiseren in vakbonden en partijen, om zich uit te spreken en te drukken (en op internet te plaatsen), te staken en betogingen te organiseren. Deze rechten zijn beperkt onder het kapitalisme en moeten voortdurend bevochten worden, tegen hernieuwde pogingen van het establishment om eerdere overwinningen terug te draaien, tegen antivakbondsmaatregelen, reactionaire propaganda en repressieve wetten.

In de jaren dertig vergeleek Leon Trotski de methoden van Stalin met die van Hitler, en schreef dat Stalin van de laatste had geleerd. In zijn commentaar op het Stalin-Hitler pact herinnerde Trotski zijn lezers eraan dat hij eerder waarschuwde dat Stalin een verstandhouding zocht met Hitler. Trotski stelde deze overeenkomsten aan de orde ondanks de verschillende sociale kenmerken, waarbij de Sovjet-Unie een gedegenereerde arbeidersstaat was en Duitsland een fascistische kapitalistische dictatuur. Het fascisme ontwikkelde zich natuurlijk als een massabeweging die werd gebruikt om de arbeidersklasse en alle democratische organisaties in Italië en Duitsland te verpletteren. Spoedig na de machtsovername werd het massabeweging-karakter van het fascisme vervangen door een gewelddadige staatsmachine.

Brutale militaire dictators zoals Pinochet in Chili en Soeharto in Indonesië hebben fascistische methoden gebruikt om organisaties van de arbeidersklasse – communistische en socialistische partijen, vakbonden, enzovoort – te vermorzelen. Vandaag de dag gebruikt de CCP in China dezelfde brute repressiemethoden tegen strijdende arbeiders en andere uitingen van oppositie. In Xinjiang combineert de staatscampagne tegen de Oeigoeren brutale maatregelen om hun cultuur, taal en godsdienst uit te roeien met koloniale kolonisatie. Dit is wat het staatskapitalistische imperialisme van China inhoudt.

0
    0
    Je winkelwagen
    Er zit niets in je winkelwagenKeer terug naar de winkel