Irak: weg met de criminele corrupte klasse die ons bracht waar we zijn
In de tien jaar die zijn verstreken sinds de golf van opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die ook in Irak plaatsvond, zijn de problemen van de werkenden en jongeren in Irak enkel erger geworden. Sinds oktober 2019 zijn ze keer op keer de straat op gegaan om voor hun rechten op te komen. Is er een weg vooruit?
Irak lijkt van de ene crisis in de andere te belanden. De publieke verontwaardiging, met name van ambtenaren, leraren en medisch personeel, na het uitlekken van de begroting voor 2021 in november was zo groot dat de oproerpolitie het gebouw van de Centrale Bank moest omsingelen om het te bewaken. De woede werd veroorzaakt door het voorstel om de dinar (de munt van het land) met meer dan 20% te devalueren en het deel van de begroting dat aan lonen wordt besteed te halveren van 25% tot 12% van het bbp. De directe oorzaak van deze dramatische crisis was de daling van de olieprijzen als gevolg van de door het coronavirus veroorzaakte recessie.
In september braken stakingen van artsen uit ondanks, en gedeeltelijk vanwege, het coronavirus. Met slechts 30.000 artsen in dienst en één van de laagste ratio’s tussen artsen en patiënten ter wereld, protesteerden zij tegen de weigering van het Ministerie van Financiën om geld te zoeken om ook maar één van de 31.000 afgestudeerde werkloze artsen in dienst te nemen. De artsen klagen dat ze vaak brutaal worden aangevallen door rouwende familieleden van mensen die aan Covid-19 zijn overleden, terwijl de staat elke verantwoordelijkheid ontloopt.
Eerder in 2020 heeft de regering bijna een half miljard dollar uitgetrokken om de problemen van de Iraakse armen te verlichten – dit zou in twee maanden tijd 2 miljoen gezinnen hebben geholpen – maar het was net genoeg voor 125 dollar per gezin gedurende 2 maanden. In de loop van 2020 is het aantal Irakezen dat in armoede leeft naar schatting met 5 miljoen toegenomen.
In oktober brak een nieuwe golf van protesten uit ter gelegenheid van de verjaardag van de beweging van 2019. Duizenden mensen gingen de straat op in Bagdad en andere steden, maar werden tegemoet getreden door politie gewapend met verdovingsgranaten, waterkanonnen en traangas. De voornamelijk jonge protesten, in een land waar de jongerenwerkloosheid minstens 40% bedraagt, gingen door in de traditie van 2019: deelnemers eisten werk, betere openbare diensten, en spraken zich uit tegen de sektarische tweedeling van het land, een gevolg van de imperialistische interventies van de afgelopen decennia. Zoals een betoger het kort en bondig uitdrukte tegenover Reuters: “Dit is geen regering, het is een bende partijen en milities die Irak hebben vernietigd.”
Deze opmerking weerspiegelt en vat in veel opzichten de woede samen die de protesten eind 2019 aanwakkerde. Ze werden uitgelokt door de gewelddadige aanval op een betoging tegen jongerenwerkloosheid, die door de politie op brute wijze werd aangevallen. Al snel ontwikkelde het zich tot een nationaal gedragen protest, aangewakkerd door de bittere armoede. De eisen bleven niet beperkt tot zuiver economische eisen. Er was grote woede tegen de corruptie. Ook was er een grote deelname van vrouwen die de kwestie van intimidatie aan de orde stelden.
Zoals we indertijd opmerkten: “De betogers beklagen zich erover dat het systeem zelf niet alleen etnische verdeeldheid verankert, maar ook in grote mate verantwoordelijk is voor de sektarische burgeroorlog. Hoewel de oorlog is afgelopen, worden sjiieten en soennieten bij verkiezingen vaak gemotiveerd door de vrees dat als zij niet stemmen, de andere partij zal domineren. Erger nog: het hele systeem berust op vriendjespolitiek, partijen doen niet alsof ze gewone mensen vertegenwoordigen, maar gebruiken het systeem voor hun eigen partijbelang. Ze worden een gemakkelijke prooi voor de verschillende imperialistische krachten die invloed proberen op te bouwen in het land.”
Impasse veroorzaakt door imperialistische interventie
Alsof de impasse waarin Irak zich bevindt, het onvermogen van de heersende elite en de internationale machten om zelfs nog maar enkele basisproblemen aan te pakken nog eens extra moest benadrukt worden, werd de proxy-oorlog tussen Iran en de VS op Iraaks grondgebied uitgevochten toen Hezbollah-milities de Amerikaanse K-1 luchtmachtbasis en vervolgens de ambassade in Bagdad aanvielen, terwijl de VS militiebases in Syrië en Irak bombardeerden. Op 3 januari 2020 doodde een Amerikaanse drone-aanval de Iraanse topgeneraal Qassem Soleimani en verscheidene andere militiecommandanten op de luchthaven van Bagdad.
Hierdoor kon al-Sadr het initiatief grijpen. Twee weken later organiseerde hij een “miljoenenmars” in Bagdad en andere steden om te protesteren tegen de Amerikaanse interventie. Hij beweerde zich te verzetten tegen corruptie en probeerde zijn protesten voor te stellen als gelijkaardig aan die van eind 2019.
Heersende elite heeft geen opties meer
De voormalige premier Adel Abdul Mahdi werd gedwongen af te treden als gevolg van de protesten in 2019. De enige kandidaten die de heersende elite vond om hem te vervangen, waren echter aangebrand door de corruptie en het sektarisme die het gevolg waren van de door het imperialisme opgelegde structuren voor machtsdeling. Mahdi werd na twee maanden koehandel tussen de politieke blokken vervangen door Mohammed Tawfiq Allawi, een voormalig minister en zakenman, met vastgoedontwikkelingen in Libanon, Marokko en Engeland en in het bezit van een Brits paspoort. Zijn benoeming stuitte op nieuwe protesten: in de stad Nasiriyah gaven betogers een verklaring uit waarin zij Allawi als volgt afwezen: “Hij is de gecompromitteerde kandidaat die behoort tot het sektarische politieke systeem van machtsdeling (Muhasasa) waartegen wij protesteren, en vertegenwoordigt niet de aspiraties van de protestpartijen.” Zijn benoeming werd bewerkstelligd “door dezelfde misdadige, corrupte klasse die ons heeft gebracht waar wij nu zijn.”
Nadat Allawi gedwongen was af te treden, werd de hete aardappel doorgeschoven naar Adnan al-Zurfi, die had gediend als een pro-Westers boegbeeld dat met de VS had samengewerkt bij het opzetten van de regering na de afzetting van Saddam Hussein. Hij kon zelfs niet genoeg stemmen in het parlement krijgen.
Weg met het Muhasasa-systeem
Toen was het de beurt aan Mustafa al Kadhimi – hoofd van de nationale inlichtingendienst van het land. Zijn aanspraak op de macht was gebaseerd op het feit dat hij niet tot een politiek blok behoorde, maar goede betrekkingen met allen onderhield en bovendien in het bezit was van een Brits paspoort. Hij beloofde het Muhasasa-systeem te handhaven en de economische crisis aan te pakken door te snijden in de overheidsuitgaven, met name in de lonen van het overheidspersoneel. Hij is zijn belofte om de verantwoordelijken voor de dood van honderden betogers in 2019 voor de rechter te brengen, niet nagekomen. Hij moest van zijn plannen afzien nadat verschillende overheidsgebouwen werden getroffen door sit-ins van werklozen die werk eisten.
Hierdoor bevindt Irak zich in een potentieel gevaarlijke situatie. De protestbeweging van 2019 eiste vervroegde verkiezingen, waar al Kadhimi al een tijd mee speelt. De verkiezingen waren eerst gepland voor juni van dit jaar, maar zijn onder het mom van het coronavirus uitgesteld tot oktober. Bij de huidige krachtsverhoudingen zullen de verkiezingen wellicht zorgen voor een lage opkomst en een overwinning voor de sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr. Begin februari stuurde al-Sadr zijn zwaarbewapende militie-eenheden de straten van Najaf, Bagdad en andere steden op om te eisen dat de verkiezingen vervroegd worden gehouden. Al-Sadr’s aanhangers waarschuwen in het openbaar dat “als het premierschap naar een andere partij dan de Sadristen gaat, dit betekent dat de verkiezingen vervalst zijn.”
Al-Sadr bouwde zijn beweging op als onderdeel van het verzet tegen de Amerikaanse invasie – zijn “Mahdi-leger” beweerde dat het was opgericht om de stabiliteit in het door oorlog verscheurde Irak te herstellen en buitenlandse interventie te bestrijden. Dit weerhield de beweging er niet van wapens en financiële middelen uit Iran aan te nemen en zij was betrokken bij vele aanvallen op de soennitische bevolking. De laatste tien jaar is al-Sadr zich echter meer gaan bezighouden met politiek manoeuvreren, waarbij hij zijn beweging voorstelde als tegenstander van corruptie en in oppositie tegen de regering, terwijl zijn partij cynisch ministerposten accepteerde. Gesteund door de Communistische Partij is zijn blok het grootste in het parlement geworden.
Al-Sadr verdedigt de bestaande architectuur
Zijn oppositie blijft echter beperkt tot woorden. Zoals de politieke commentator Hiwa Osman op de website van Al Jazeera schreef: “Zijn belangrijkste slogan was altijd hervorming – dat wil zeggen, hij wilde dat de bestaande politieke architectuur hetzelfde bleef, met hier en daar een reorganisatie en wisseling van de wacht op regeringsposten. Deze op hervormingen gerichte agenda was wat alle protesten onschadelijk hield voor de regering en de heersende politieke klasse. Telkens wanneer de protesten een nieuw hoogtepunt bereikten, zou al-Sadr de regering een nieuw ultimatum stellen, beloften van hervormingen krijgen en de betogers naar huis sturen.”
In 2019 werkte dit echter niet. Al-Sadr stond aanvankelijk vijandig tegenover de protesten, maar toen hij zich realiseerde dat ze enorme steun onder de bevolking hadden, probeerde hij in te grijpen, waarbij hij in een bepaald stadium zelfs zijn militie inzette, zogenaamd om het protest te beschermen, in de hoop dat hij op die manier de controle kon overnemen. De betogers waren niet zo goedgelovig, hielden afstand van de Sadristen en hielden vol dat zij “de ondergang van het regime” wilden, waarvan zij inzagen dat al-Sadr er zelf deel van uitmaakt. Na de moord op Soleimani stuurde al-Sadr zijn milities op de protesten af “om de saboteurs en de nationalistische huichelaars te ontmaskeren.” Daarbij kwamen 7 jongeren om het leven.
Sindsdien hebben aanhangers en milities van de Sadristen de protestbeweging en haar aanhangers herhaaldelijk fysiek aangevallen en tegenprotesten gehouden, waarbij zij onverdraagzame opmerkingen maakten over de bedreiging die de protesten vormen voor de moraal, religieuze symbolen en de scheiding tussen de seksen. Dit heeft het praktische einde ingeluid van de opportunistische alliantie tussen Al-Sadr en de Communistische Partij.
Al Sadr’s pogingen om zichzelf neer te zetten als een gerecycleerde, niet-sektarische en “pro-arme” figuur zijn door de beweging van 2019 ontmaskerd. Door het potentieel te laten zien van een werkelijk niet-sektarische strijd die de macht van de heersende elite betwistte, heeft deze beweging Al Sadr weer teruggedrongen tot een positie waarin hij sektarische retoriek gebruikt om de macht te heroveren. Zo riep hij onlangs op tot het herstel van het ‘sjiitische huis’, een verwijzing naar het vermeende recht van de Sjiieten om het land te regeren gezien hun meerderheid onder de Iraakse bevolking.
We zullen terugkomen, groter dan ooit
De acties tegen de betogers maken hen nog woedender. Zoals een jonge, werkloze betoger opmerkte: “We hebben het gevoel dat de regering onze eisen opzettelijk heeft genegeerd en we wachten tot de beperkingen door het coronavirus ophouden. We bereiden ons voor en we zullen terugkomen, groter dan ooit.”
Deze stemming markeert een belangrijke verandering in het bewustzijn sinds de protesten in Irak ten tijde van de ‘Arabische lente’ in 2011. Na de protesten die Tunesië en Egypte overspoelden, gingen duizenden mensen de straat op in Bagdad en andere steden. Hun belangrijkste eisen waren gericht tegen slechte dienstverlening, corruptie en tegen individuele gouverneurs. De eerste fase van de protesten bereikte een hoogtepunt met de “Dag van de woede” op 25 februari 2011, toen tientallen mensen door veiligheidstroepen werden gedood.
In april van datzelfde jaar, 8 jaar na het begin van de Amerikaanse invasie in Irak, trokken tot 100.000 mensen door Bagdad, georganiseerd door al-Sadr, om de Amerikaanse regering te waarschuwen dat als ze zich niet zou terugtrekken, het Mahdi-leger opnieuw de wapens zou opnemen tegen de bezetting.
Doordat de beweging in 2011, net als elders in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, er niet in slaagde om effectief radicale veranderingen te bekomen, kreeg Irak te maken met nog meer economische problemen, en erger nog, met nog meer sektarische conflicten. De burgeroorlog, de strijd tegen de Islamitische Staat en de interventie van de imperialistische mogendheden – de VS, Turkije en Iran – hebben tienduizenden levens gekost en het land op de rand van een volledige opsplitsing in Koerdistan en gebieden bevolkt door soennitische en sjiitische moslims gebracht.
Wereldbank eist dringend fiscale stimulans
Het is mogelijk dat delen van de heersende elite de ernst van de situatie in Irak inzien. In een rapport van de Wereldbank van oktober 2020 wordt de rampzalige situatie met volgend understatement beschreven: “Een precaire situatie, een zwak gezondheidszorgsysteem, ondoeltreffende sociale vangnetten, welig tierende corruptie en aftandse dienstverlening versterken allemaal deze kwetsbaarheid en hebben in het hele land grootschalige protesten aangewakkerd.” In een ander rapport, dat in het najaar van 2020 is gepubliceerd, wijst de Wereldbank erop dat als gevolg van de dubbele economische crisis en de crisis in de gezondheidszorg tussen de 2,7 en 5,5 miljoen Irakezen zich bij de reeds bestaande 6,9 miljoen armen zullen voegen. Het plan van de regering om de lonen in de overheidssector te verlagen, zou dit met nog eens 1,7 miljoen kunnen doen toenemen.
Volgens de Wereldbank moet de regering “dringend een budgettaire stimulans geven om de armen te beschermen en op korte termijn werkgelegenheid te scheppen… de toegang tot essentiële goederen en voeding te handhaven, de meest kwetsbare groepen voor de pandemie te identificeren en te bereiken en de gerichte sociale bescherming op te voeren… een actief arbeidsmarktbeleid te voeren en programma’s op te zetten om jobs te beschermen en de inzetbaarheid van werkzoekenden te vergroten… loonondersteunende programma’s in de particuliere sector, opleidingen op de werkplek, omscholing en programma’s voor ondernemerschap, alsook programma’s voor openbare werken.”
Er is natuurlijk niet de geringste kans dat de Iraakse regering, die bestaat om de belangen van de rijke heersende elite en hun kapitalistische systeem te verdedigen, een dergelijk programma zal uitvoeren. Zij heeft er eenvoudigweg het geld niet voor.
Aangezien olie goed is voor meer dan 95% van de export van Irak, meer dan 90% van de overheidsinkomsten en 43% van het BBP, hangt alles af van de olieprijs. Volgens het IMF zal de olieprijs de komende twee jaar gemiddeld tussen 48-50 dollar liggen – de Iraakse begroting voor 2019 was gebaseerd op een prijs van 62 dollar. Zelfs bij een drastische stijging van de olieprijs, wat gezien de huidige toestand van de wereldeconomie onwaarschijnlijk is, zouden alle extra inkomsten, zoals in Irak altijd het geval is, gewoon in de zakken van de heersende elite vloeien.
De Iraakse regering benadert momenteel internationale instellingen, met name het IMF, om te onderhandelen over een lening van 6 tot 10 miljard dollar. Dit zou echter weinig uithalen om het verwachte begrotingstekort voor 2021 van 43 miljard dollar te dekken.
Nieuwe crisis in Koerdistan
Intussen zetten de imperialistische mogendheden hun inmenging in het land voort. De laatste stappen brengen reële gevaren met zich mee voor de toekomst van Koerdistan, waar gevreesd wordt dat een militair conflict tussen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en de regionale regering kan uitbarsten.
Veel Koerden zijn zeer verbitterd over het verraad van hun belangen door het Westen, en met name de VS, die tijdens de oorlog van 2014-17 beloofden de onafhankelijkheid van Noord-Koerdistan te steunen in ruil voor de militaire rol van het Peshmerga-leger tegen Islamitische Staat. Ondanks de overweldigende steun voor onafhankelijkheid die tot uitdrukking kwam in het referendum van 2017, hield de VS deze belofte niet. De VS keken toe toen Iraanse milities als onderdeel van het Iraakse leger de regio rond Kirkoek binnentrokken. Vervolgens gaf Donald Trump in oktober 2019 groen licht aan Turkije om Noord-Syrië binnen te vallen, waarbij Turkije daar in conflict kwam met Koerdische strijders.
De Koerdische regering in Noord-Irak sloot in 2014 een akkoord met Bagdad om de in de regio en in Kirkoek geproduceerde olie te verkopen via de centrale Irakese staatsorganisatie. In ruil daarvoor zou Bagdad geld verstrekken om het overheidspersoneel in het Koerdisch gebied te betalen.
Nu kwam het Russische imperialisme tussen in de vorm van oliegigant ‘Rosneft’. In 2017 leende het Koerdistan 1,5 miljard dollar, te betalen door de verkoop van olie in de daaropvolgende vijf jaar, alsook door het kopen van 80% van de belangen in de potentiële nieuwe olievelden en de effectieve controle over de pijplijn Kirkoek-Ceyhan. De regering van Koerdistan werkt nu aan twee versies van haar begroting, de ene gebaseerd op de verkoop van olie via Bagdad, de andere met verkoop los daarvan aan Turkije via Rosneft. Bagdad ziet dit als een bedreiging van zijn ‘soevereiniteit’.
Deze mogelijke verslechtering van de betrekkingen ligt waarschijnlijk ten grondslag aan de recente toename van gewapende conflicten tussen de Koerdische regeringstroepen van de Peshmerga en die van de PKK. De Koerdische regering leunde graag op Turkije om de PKK op afstand te houden, maar na het referendum van 2017 bekoelden de betrekkingen. Nu ziet zij de Turkse invallen in het noorden als een aanval op haar soevereiniteit.
De Koerdische regering heeft nog andere problemen. Tijdens de protesten van 2019 heeft zij er alles aan gedaan om te voorkomen dat deze zich zouden ontwikkelen, deels omdat zij bang was voor het verlies van autonomie als de oproepen van de betogers in Bagdad tot het ‘de-sektariseren’ van de Iraakse politiek zouden worden uitgevoerd. Het hele jaar door zijn protesten van leraren, vrachtwagenchauffeurs en anderen tegen de niet-betaling van lonen en slechte dienstverlening met repressie beantwoord. Corruptie, nepotisme en economisch wanbeheer wakkeren de groeiende woede van de bevolking aan.
In december werd een protest van leraren en ambtenaren in Sulaymaniyah tegen de niet-betaling van lonen aangevallen door de veiligheidstroepen, wat ervoor zorgde dat het protest zich ook naar andere steden verspreidde, voordat het brutaal werd neergeslagen met zeven doden, tientallen gewonden en honderden arrestaties tot gevolg.
Nu veranderen ook de protesten in Koerdistan van karakter. Zij zijn overwegend jong, grotendeels spontaan van karakter en in tegenstelling tot veel protesten in voorgaande decennia niet georganiseerd door één van de oppositiepartijen. Terwijl in het verleden de woede van de betogers vaak gericht was tegen Bagdad, dat de regionale regering de schuld gaf van alle kwalen, richten zij zich nu tegen de regering in Koerdistan zelf. Net als hun tegenhangers in Bagdad in 2019, zien de Koerdische jongeren nu de oorzaak van hun problemen in het systeem zelf en willen ze dat het volledig wordt herzien. Wat hen momenteel ontbreekt, is een duidelijk idee van hoe dat moet gebeuren.
De weg vooruit
Hoewel het zich afkeren van de corrupte en nepotistische pro-kapitalistische partijen een positieve stap is, moet niet de vergissing gemaakt worden dat er geen partij nodig is. Integendeel, arbeiders en jongeren hebben een partij nodig die een programma en een strategie kan ontwikkelen die in staat is een alternatief te bieden voor het op sektarisme gebaseerde, pro-imperialistische regime dat Irak momenteel verwoest. Als eerste stap heeft de positieve spontaniteit van de protesten een georganiseerde vorm nodig, democratisch gekozen comités die de betrokkenen kunnen verenigen, strategie en tactiek kunnen bespreken en ervoor kunnen zorgen dat de protesten zich uitbreiden tot de georganiseerde arbeidersklasse. Zulke comités kunnen de verdediging van de protesten organiseren tegen sektarische aanvallen van groepen zoals de milities van al-Sadr.
Om een einde te maken aan de armoede is protest natuurlijk niet voldoende: er moeten maatregelen worden genomen om de diepere oorzaken ervan weg te nemen. De imperialistische mogendheden wier olie- en gasbedrijven zo gebrand zijn op de uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen van het land, moeten worden verdreven, zodat deze in handen van de overheid kunnen komen, onder democratische controle en beheer van de werkenden en de gemeenschap. Ook de plaatselijke kapitalisten en hun trawanten moeten uit de macht worden gezet. Een einde aan de corruptie zal dan mogelijk zijn door de controle van alle begrotingsuitgaven, financiële uitwisselingen en de persoonlijke bankrekeningen van alle hoge staatsambtenaren en gekozen vertegenwoordigers door gekozen comités te verzekeren. Door de economie democratisch te plannen kunnen de middelen van het land worden gebruikt om de scholen, ziekenhuizen, jobs en woningen te verschaffen die de bevolking nodig heeft.
En om het politieke systeem te veranderen is een revolutionaire grondwetgevende vergadering nodig waarin alle lagen van de werkende bevolking, de armen en de onderdrukten vertegenwoordigd zijn, die een systeem kan ontwikkelen dat vrij is van het ingebouwde sektarisme van het huidige systeem, dat zelfbeschikking van Koerdistan mogelijk maakt en de vestiging van een democratisch socialistisch Irak als onderdeel van een bredere socialistische confederatie van de Levant en het hele Midden-Oosten.