Sociale ommekeer ruim onvoldoende en zonder garanties – strijd blijft nodig!
We waren het stilaan gewoon dat er geen regering met volheid van bevoegdheid was. Waar er in 2010-2011 nog veel beroering was over de 541 dagen durende politieke crisis, was er nu bijna 500 dagen lang vooral gelatenheid. Geen echte regering leek beter dan de rechtse regering-Michel die op de pensioenen, lonen en openbare diensten inhakte en daarvoor werd afgestraft in de verkiezingen van 2019.
Dat de regering-De Croo geen nieuwe harde besparingen aankondigt, zorgt voor een zucht van opluchting. Gezien de zorgcrisis en de snelle economische ineenstorting was het doorzetten van het beleid van de regering-Michel sowieso geen optie. Zelfs N-VA besefte dit, zoals bleek uit de nota van Magnette en De Wever waarin zowel de extra middelen voor zorg als de verhoging van het minimumpensioen waren opgenomen.
De belofte van een minimumpensioen van 1500 euro is een stap vooruit: jarenlange strijd door de vakbonden en de politieke linkerzijde hebben resultaat opgeleverd. De beloften blijven helaas onzeker en er zijn sterke beperkingen aan het voorstel, maar het is iets anders dan nogmaals besparen op de werkenden en gepensioneerden. Laten we er door mobilisatie en actie voor zorgen dat de belofte van 1500 euro minimumpensioen effectief gerealiseerd wordt en voor iedereen geldt!
Tegelijk blijven alle maatregelen van de vorige regering overeind. Deze regering stelt veel zaken uit, met de mogelijkheid van een hervatting van het besparingsbeleid als expliciet benoemde optie. Na jaren van harde besparingen is wat voorligt ruim onvoldoende om tegemoet aan de noden van de werkenden en hun gezinnen.
Zorg en pensioenen
Dat er iets moest gebeuren voor de zorg, was voordien al duidelijk en de extra middelen waren al beslist. Toch worden de beloofde 1,2 miljard extra voor zorg en de verhoging van de groeinorm voor zorguitgaven van 1,5 naar 2,5% opnieuw aangekondigd. Nu dit twee keer aangekondigd is, wordt het tijd dat het ook in de praktijk wordt omgezet! Boter bij de vis, eiste het zorgpersoneel nog op 13 september. Na de jarenlange besparingen op de zorgbegroting – onder De Block is er volgens Solidaris 2,1 miljard minder uitgegeven! – en een daling van de groeinorm voor de zorg van 4,5% naar 3% onder Di Rupo en vervolgens een halvering onder Michel, zullen die extra middelen niet volstaan.
De onder de regering-Michel geplande afschaffing van de evenwichtsdotaties voor de sociale zekerheid komt er niet (lees meer hierover in ons dossier over sociale zekerheid). Die afschaffing was voorzien om miljarden te besparen in de sociale zekerheid, volgens De Wever tot voor de coronacrisis dé plaats waar nog fors kon bespaard worden. Na de zorgcrisis van de afgelopen maanden en de forse toename van het aantal tijdelijke werkloosheidsuitkeringen, stilaan gevolgd door stijgende werkloosheid tout court, is het quasi onmogelijk om daar nu het mes in te zetten.
Dat de laagste pensioenen onhoudbaar waren, was evenmin een nieuw gegeven. De belofte om de pensioenen geleidelijk op te trekken naar 1500 euro, met pas in 2030 een minimumpensioen van 1500 euro netto, moest als pasmunt dienen voor het behoud van alle aanvallen op pensioenen en lonen onder de rechtse regering-Michel. Uiteraard is het goed dat het minimumpensioen stijgt, maar het gaat bijzonder traag en bovendien is er een loopbaanvereiste van 45 jaar waardoor velen alsnog niet aan het minimumpensioen zullen komen. Raoul Hedebouw van de PVDA merkt terecht op dat 90% van de vrouwen niet aan een loopbaan van 45 jaar komen en dat er pas tegen 2024 naar bruto 1500 euro wordt gegaan. “Ik begrijp niet waarom we niet vandaag naar 1500 euro netto gaan,” stelde Hedebouw. Waar er begin deze week nog over 2,3 miljard euro budget voor de pensioenen werd gesproken, is dat uiteindelijk gedaald tot 760 miljoen euro.
Van andere syndicale eisen – zoals intrekking van de verhoging van de pensioenleeftijd, een hoger minimumloon of het einde van de loonwet die de lonen op dieet zet – is er in het regeerakkoord helemaal geen sprake. Eisen van de PS zoals een verlaging van de BTW op energie naar 6% of een vermogensbelasting zijn eveneens verdwenen. Zullen de vakbondsleiders zich hierbij neerleggen met het aloude argument dat elke andere regeringssamenstelling nog rechtser zou zijn? Als ze dat doen, laten ze langs Vlaamse kant de oppositie grotendeels in handen van Vlaams Belang en N-VA. De vakbondseisen zijn geen menu waarbij we al tevreden zijn als de borrelnootjes geserveerd zijn: er is een plan nodig om alle eisen af te dwingen. Die eisen zijn immers geen luxe extraatje, maar broodnodig voor de levensstandaard en -kwaliteit van de werkenden en hun gezinnen.
Enkele belangrijke kwesties worden op de lange baan geschoven. Het wetsvoorstel om de toegang tot abortus te versoepelen – essentieel opdat de vrouw effectief baas in eigen buik zou zijn – verdwijnt van tafel. De beslissing over het sluiten van de kerncentrales wordt doorgeschoven naar volgend jaar. Van een massaal publiek plan van duurzame energietransformatie is er geen sprake: alles wordt aan de private sector overgelaten. De groene partijen stellen de verplichte vergroening van de bedrijfswagens voor als hun trofee. Straks zullen ze nog enthousiast zijn over het feit dat de overheid meer investeert in bedrijfswagens dan in openbaar vervoer. Het uitstel van de liberalisering van het personenverkeer op het spoor wordt als groene maatregel voorgesteld, maar het gaat in dit geval helaas slechts om uitstel. Bovendien dient het uitstel vooral om de liberalisering beter voor te bereiden: de regering wil zowel in Vlaanderen als Wallonië in één vervoersregio een pilootproject voor tendering opzetten.
De groenen halen geen regularisatie van mensen-zonder-papieren binnen. Het asielbeleid dat onder Theo Francken werd gevoerd, blijft overeind. Enkel de stijl van communicatie hierover zal sterk veranderen. De enige stap vooruit rond asiel is het naleven van de internationale mensenrechten inzake het opsluiten van kinderen. Voor de mensen-zonder-papieren zelf blijft de onzekerheid en de dreiging van uitwijzing.
Linkse oppositie
De aangekondigde sociale maatregelen zijn doorgaans zaken die al eerder beloofd of toegekend waren. Tegelijk worden andere noodzakelijke maatregelen meteen in de frigo gestopt. Tenslotte wordt meteen aangekondigd dat er vanaf volgend jaar minstens 1 miljard euro bespaard zal worden. Het maakt dat dit een regering is die niets echt beslist, zoals maandblad ‘De Linkse Socialist’ deze maand in een edito stelt (geschreven voor de definitieve regeringsvorming).
De rechtse oppositie van N-VA en Vlaams Belang probeerden meteen de toon te zetten. Ze benadrukten dat de regering-De Croo geen Vlaamse meerderheid heeft. Toen N-VA een federale regering vormde die nog veel minder in de buurt van een meerderheid langs Franstalige kant kwam, werd daar geen probleem van gemaakt. Van Grieken beweerde dat deze regering ingaat tegen waar de kiezer voor gekozen heeft vorig jaar. Daarbij doelde hij niet op de afstraffing van de rechtse regering voor het asociale beleid, maar op de vooruitgang van zijn partij. Zowel N-VA als VB zwijgen in alle talen over het gebrek aan sociale maatregelen gericht op de belangen van de meerderheid van de bevolking. Over de noden in de zorg had Theo Francken niets te zeggen toen hij zijn Vlaamse vlag buiten hing. De rechtse oppositie vertrekt niet van de noden van de gewone werkenden, maar van de eigen politieke spelletjes en de verdeeldheid waar ze garen mee hopen te spinnen.
De arbeidersbeweging mag de oppositie niet aan rechts overlaten. Zoals het edito van ons maandblad stelt: “Enkel door harde strijd van onderuit zullen we overwinningen kunnen boeken, zoals dat in die vorige Grote Depressie in de jaren ’30 het geval was. Strijdbare militanten in de vakbonden en de sociale bewegingen houden zich vandaag bezig met het organiseren van het verzet en worden niet door vage sociale beloften afgeleid.”
De regering-De Croo maakt noodgedwongen een breuk met het harde besparingsbeleid van de regering-Michel. Dat dit noodgedwongen is door de economische en de gezondheidscrisis, werd bevestigd door de Septemberverklaring van de Vlaamse regering eerder deze week. Die rechtse regering van drie van de vier Zweedse partijen (N-VA, CD&V en Open Vld) moest een investeringsplan aankondigen dat niet volstaat en vooral op de winsten van de bedrijven gericht is, maar ondertussen wel een tijdelijke halt toeroept aan het eerder besparingsbeleid.
Op een ogenblik dat zelfs de rechtse partijen hun besparingspolitiek moeten verlaten, hebben de sociaaldemocraten en groenen weinig uit de bus gehaald. De uitdagingen zijn nochtans bijzonder groot: de economische neergang leidt tot toenemende werkloosheid, de gezondheidscrisis is nog verre van voorbij en dan is er nog de klimaatcrisis. Dat komt na een jarenlang neoliberaal beleid dat zorgde voor ongeziene ongelijkheid. Met een laagje sociaal vernis worden die uitdagingen niet aangepakt. Bovendien blijft de vraag wie de factuur van dat vernis uiteindelijk zal betalen: wordt de rekening doorgeschoven naar de werkenden en jongeren of zullen de middelen gezocht worden waar ze zitten?
De arbeidersbeweging heeft niet gewogen op de regeringsvorming. Er was geen campagne en mobilisatie rond eisen om de enorme ongelijkheid aan te pakken, de toenemende werkloosheid te bestrijden met arbeidsduurvermindering of om de middelen te zoeken bij de grote vermogens. Een vermogensbelasting is voor sociaaldemocraten en groenen iets voor verkiezingsprogramma’s, maar niet voor regeerprogramma’s. Wachten op verkiezingen zal dus niet volstaan om een vermogensbelasting te bekomen. Maatregelen als een vermogensbelasting zouden snel op sabotage door de grote vermogens botsen. Het zou de nationalisatie van de volledige financiële sector op de agenda zetten. Hiervoor zal mobilisatie en strijd nodig zijn.
In de vorige grote depressie in de jaren 1930 was het op basis van arbeidersstrijd dat toegevingen en verworvenheden werden afgedwongen die veel verder gingen dan wat nu op tafel ligt. De opgang van arbeidersstrijd in de VS dwong Roosevelt in zijn tweede New Deal tot de invoering van elementen van sociale zekerheid, de mijnwerkersstaking van 1932 in ons land dwong 1% loonsverhoging af, de algemene staking van 1936 bekwam onder meer betaalde vakantie voor iedereen, de 40-urenweek en de invoering van een federaal minimumloon. De ontwikkeling van sociale onrust van onderuit leidde tot toegevingen van bovenaf, in de hoop een verdere escalatie van protest door de arbeidersbeweging onder controle te houden.
Een diepe recessie kan in eerste instantie een verlammend effect hebben op de werkende klasse, zeker indien de strijd niet of amper wordt georganiseerd op syndicaal en politiek vlak. De golf van afdankingen die ingezet is, waarbij vooral onder jongeren de werkloosheid toeneemt, versterkt de onzekerheid. Het ongenoegen bouwt zich echter op en zal onvermijdelijk tot uiting komen. Het kapitalisme faalt op alle vlakken: het is niet in staat om antwoorden te bieden op de gezondheidscrisis, de economische recessie of de ecologische crisis. Het is nodig om dit systeem omver te werpen en te bouwen aan een socialistische samenleving waarin de noden van de werkenden en hun gezinnen het centrale uitgangspunt zijn. Zij vormen de overgrote meerderheid van de bevolking en zijn in staat om ‘de hemel te bestormen’. Onze krachten daartoe organiseren en het programma ontwikkelen dat hiervoor nodig is, zijn de taken waar we nu voor staan.