Tien jaar na grote recessie: geen rust voor de burgerij
Begin en midden december organiseerde LSP regionale congressen of algemene vergaderingen om de lokale werking te bespreken en plannen te maken voor de komende periode. Uiteraard gebeurde dit aan de hand van een politieke discussie over de periode waarin we zitten. Er is gewerkt met een nota van het Uitvoerend Bureau over de internationale en Belgische situatie.
Tien jaar na de Grote Recessie geen rust voor de burgerij
Het dilemma van de schuldenberg en de rente
Tien jaar na de grote recessie is het kapitalisme wereldwijd nog steeds niet volledig hersteld. Ondanks massale geldinjecties was zelfs de grootste economie ter wereld, die van de VS, in januari 2018 volgens Martin Wolf van de Financial Times nog steeds 17% kleiner dan wat ze geweest zou zijn indien de trend van 1968-2007 was doorgezet. De groei sinds 2009 was trager en de arbeidsproductiviteit teleurstellend, zelfs in de zogenaamde opkomende economieën.
Toch hebben de enorme geldinjecties, voor meer dan 10.000 miljard $ aan kwantitatieve versoepeling (QE) en historisch lage rentevoeten, de economieën uit de recessie gesleept. Het legde de basis voor het huidige, weliswaar zwakke, economische herstel. Dat herstel volstond In een aantal landen, zoals Duitsland, voor een heropleving van offensieve looneisen, maar niet om zoals in de jaren ’90, onder brede lagen van de bevolking de idee op te wekken dat iedereen onder het kapitalisme welvaart en rijkdom wacht mits het nodige geduld, creativiteit en zin voor initiatief.
De rechterzijde spreekt over afgunst, maar de herleving van looneisen heeft ook te maken met het besef dat de reddingsoperaties en stimulusmaatregelen die volgden op de grote recessie vooral ten goede zijn gekomen van de rijken. Productieve investeringen en productiviteit bleven achter terwijl toplieden zichzelf hoge lonen, aandelenopties en dividenden toekenden en/of op grote schaal eigen aandelen inkochten om de dividenden te boosten. In 2017 zouden de 1% rijksten van de wereld zich maar liefst 82% van de gecreëerde rijkdom toegeëigend hebben, terwijl de levensstandaard van de overgrote meerderheid van de bevolking daalde of in het beste geval stagneerde.
Niet alleen de arbeidersbeweging heeft geen vertrouwen in de capaciteit van het kapitalisme om haar levensstandaard te verbeteren, maar ook de burgerij zelf is bezorgd en verdeeld. Het verklaart waarom de massale stimulusmaatregelen die na de crisis werden ingevoerd op een of andere manier in de meeste grote economieën nog steeds doorgaan: rentevoeten blijven laag, de BOJ (Bank of Japan) en de ECB (Europese Centrale Bank) blijven QE toepassen en ook elders grijpen allerlei interventies plaats.
Het kapitalisme is geen rationeel systeem. De kapitalisten zijn zich bewust dat de stimulusmaatregelen moeten ingetrokken worden en de rentevoeten moeten stijgen om potentieel hoge inflatie te vermijden en een marge op te bouwen om de volgende recessie te bestrijden, maar dat inzicht weegt niet op tegen de honger naar winst op korte termijn. Ze zijn bezorgd om de enorme toename van de schulden. In juli 2018 waren die wereldwijd opgelopen tot een record van 247.000 miljard $ volgens het Institute of International Finance.
In de ontwikkelde en de belangrijkste opkomende economieën ligt de totale schuldenlast van bedrijven, huishoudens, overheden en de financiële sector nu op gemiddeld 318% van het bruto binnenlands product. Die enorme schuldgraad zorgt voor extra gevoeligheid voor rentestijgingen. Een hogere rente bemoeilijkt immers de herfinanciering van schulden en zal investeringen en consumptie drukken.
Dat verklaart waarom Trump zo te keer gaat tegen de Federal Reserve (FED) die sinds eind 2015 haar rentevoeten al 7 keer optrok. De rente voor obligaties op 10 jaar bedraagt er nu meer dan 3%. Trump vreest dat dit de economische groei, die intussen tien jaar aanhoudt in de VS, zal ondermijnen net op het moment van de cruciale tussentijdse verkiezingen in november. Hij werd verkozen op de afkeer voor beide traditionele partijen. Sinds zijn verkiezing is de ‘socialistische’ linkerzijde niet verzwakt, maar werden linkse kandidaten geselecteerd naar wiens uitslag in november wordt uitgekeken.
Als nu ook de economie nog keert, zal die trend sterker worden en populistisch rechts ondermijnen. Maar Trump is zelf mee verantwoordelijk voor de door hem verguisde rentestijgingen. Terwijl de FED van de groei gebruik maakt om haar monetair beleid te verstrakken, zet Trump immers het soepele monetaire beleid voort via de begroting met gigantische verlagingen van de vennootschapsbelasting. Dat stimuleert de groei die zich dreigt te vertalen naar inflatie, deels omdat de lagere werkloosheid looneisen opwekt die door de kapitalisten en handelaars worden verrekend in de prijzen, maar ook omdat groei de consument sowieso aanzet om meer uit te geven, en dat houdt na jaren van geldinjectie enorme gevaren in.
Om de crisis het hoofd te bieden, hebben de centrale banken immers als nooit tevoren geld gecreëerd. Intussen heeft de FED activa op haar balans ten belope van 22% van het BBP. Tussen WOII en 2008 varieerde dat tussen de 4 en 6%! Voor de ECB is dat 40% van het BBP en voor de BOJ 90%! Historisch was de oprichting van centrale banken nochtans juist bedoeld om excessieve geldcreatie tegen te gaan. Zolang dat geld vast zit, stelt zich geen probleem. Zodra het aan het rollen gaat, heeft geld echter de neiging zich exponentieel te vermenigvuldigen. De totale geldhoeveelheid in de economie wordt immers niet alleen bepaald door de absolute hoeveelheid geld, maar ook door de omloopsnelheid ervan.
Goederen wisselen doorgaans maar één of een bepekt aantal keer van eigenaar, geld integendeel wisselt jaarlijks meerdere keren van eigenaar, minder bij recessie en meer bij groei. Als de geldhoeveelheid forser toeneemt dan de goederenhoeveelheid, levert dat geldontwaarding of inflatie op. Zeker als er al zoveel geld beschikbaar is, kan dat snel leiden tot galopperende inflatie (zoals in Turkije 25%) of zelfs hyperinflatie (zoals in Venezuela, kan tot 1 miljoen%). Om dit onder controle te houden kan de FED niet anders dan de rentevoeten optrekken.
Intussen is de schuldenberg van de Amerikaanse overheden tot meer dan 21.000 miljard dollar geklommen en het IMF verwacht dat Trumps’ fiscale stimulus gedurende minstens drie jaar tot een gat van 5 procent in de Amerikaanse begroting zal leiden. Die stimuli hebben wel degelijk effect gehad, maar dat is van korte duur, nu al speculeert men of het uitgespeeld is en bovendien verergert het de dreigende schuldencrisis. Proportioneel zit de Amerikaanse overheidsschuld nog niet in de buurt van die van Italië, Griekenland of Japan, maar wel al van België. De private schulden (particulieren en bedrijven) liggen er echter veel hoger dan in Europa. De bedrijfsschulden alleen bedragen er 75 procent van het bbp, het hoogste peil van de voorbije kwarteeuw. Als de rente blijft stijgen kan dat ernstige problemen opleveren om die schulden te herfinancieren.
Rechts populisme groeit op het falen van links
De hogere rente zorgt ook voor een omkering van het verschijnsel van Carry Trade. Dat was het fenomeen waarbij private speculanten goedkoop leenden in de VS om te investeren in de groeilanden in de verwachting dat de opbrengsten er groter zouden zijn dan de kost van de lage rente op de aangegane lening. De hogere rente in de VS en de terugval van de vraag naar grondstoffen in China, onder meer als gevolg van de handelsoorlog met de VS, hebben de geldstroom doen omkeren, weg uit de groeilanden naar de VS. Onder meer in Argentinië, Turkije, Pakistan en Zuid-Afrika kwam de munt daardoor in moeilijkheden. Om die te onderstutten moest Argentinië de rentevoeten optrekken tot 40% en voor een recordbedrag van 57 miljard $ lenen bij het IMF.
Dat de rechtse regering Macri en andere recent verkozen rechtse regeringen in Latijns-Amerika, niet over dezelfde sociale steun beschikken als hun illustere voorgangers in het verleden, was eerder al gebleken uit het massale protest tegen de pensioenhervorming en andere besparingsmaatregelen. Macri heeft kapitaalcontroles afgeschaft, de belastingen op export verminderd, de subsidies voor elektriciteit en gas afgebouwd en gesnoeid in de sociale zekerheid, maar was verplicht dat te spreiden in de tijd uit vrees voor sociale explosies. Een voorstel om abortus te decriminaliseren werd in juli door het parlement nipt afgewezen. In een peiling spreekt 75% van de bevolking zich uit tegen het aangaan van een lening bij het IMF. Kortom, de zweep van de reactie biedt de socialistische linkerzijde ook enorme kansen.
Frustraties over tekorten en voortdurende besparingen, woede over corrupte elites, vrees voor massale migratie en onveiligheid, uitzichtloosheid en vervreemding zijn uiteraard reële factoren. Ze ondermijnen de autoriteit van de burgerlijke instellingen en haar politieke vertegenwoordigers. Er is een enorm besef dat een kleine rijke elite wat er ook gebeurt, uit alles haar voordeel weet te halen ten koste van de overgrote meerderheid. Er is een neiging op zich naar solidariteit onder onderdrukten en uitgebuiten. Dat verklaart het succes van links zodra het de indruk geeft echt een alternatief te willen zijn. Dan doet het er weinig of niet toe of die boodschap gedragen wordt door oude, weinig charismatische of oubollige figuren, wat telt is de inhoud en de bereidheid te doen wat men zegt.
De electorale successen van rechts populisten zijn geen uitdrukking van massale steun aan hun reactionaire opvattingen en programma, maar van ontgoocheling over het onvermogen van links. Vandaar dat dit verschijnsel in Latijns-Amerika, waar het Chavisme en het Lula-isme door gebrek aan socialisme gefaald hebben, zo sterk is. Het lijkt er echter op dat de verkiezing van Bolsonaro in Brazilië links niet van de straat zal halen, maar integendeel het effect heeft van een rode lap op een stier.
Maar die vaststelling mag er niet toe leiden het gevaar van rechts populisme en extreemrechts te onderschatten. Ze zullen iedere zwakte van links misbruiken om verdeeldheid te zaaien en aspecten van hun reactionaire programma te populariseren. In naam van zelfbehoud zullen ze verworven rechten die tot voor kort als vanzelfsprekend geacht werden, in vraag stellen en terug dringen. Ze zullen de roep om een sterke man om orde op zaken te stellen in die corrupte warboel versterken. Ze zullen radicalere, meer gewelddadige groepen de hand boven het hoofd houden en hun zelfvertrouwen versterken.
Trump of Bolsonaro zijn uiteraard geen fascisten. Ze leiden geen fascistische massabeweging. De sociale basis waarop het fascisme zich in de jaren ’30 kon enten, een numeriek sterke middenklasse in de marxistische betekenis en een aanzienlijk deel van het proletariaat dat de band met de arbeidersklasse totaal verloren is, bestaat niet meer. De arbeidersbeweging heeft ook nog niet de catastrofale nederlagen geleden die de opkomst van het fascisme toen mogelijk gemaakt hebben. Maar als de arbeidersbeweging niet systematisch reageert en mobiliseert, en als de arbeiderspartijen er niet in slagen een alternatief op de kapitalistische chaos te bieden, dan zal rechts populisme en extreemrechts een belangrijke en groeiende complicatie blijven. De talrijke aanvallen van Bolsonaro aanhangers op LGBTQI+, op vrouwen en op kiezers van links en de steun die hij krijgt van de politie die deze aanvallen minimaliseert, illustreren dat.
Europese constructie overeind houden vereist steeds meer creativiteit
Door de doorgedreven internationale arbeidsdeling, de integratie van de wereldeconomie en in het bijzonder de financiële sector, zeker in de Westerse wereld, was het zeker dat de Eurozone niet zou ontsnappen aan de kredietcrisis. De specifieke architectuur ervan zorgde dat de vastgoedcrisis van een financiële crisis evolueerde naar een schuldencrisis waarbij de éénheid van Europa en de Eurozone expliciet in het gedrang kwam. De dubbele dip van 2009 en 2012 en het feit dat de groeicijfers in Europa nog steeds achterop hinken bij de VS bevestigen de tekortkomingen van de Europese constructie.
Onderlinge solidariteit werkt in het Europa van het kapitaal enkel in periodes van groei. Zodra een lidstaat in de problemen geraakt, geldt het principe dat ieder zijn eigen boontjes maar moet doppen en bijstand afhankelijk is van een vooraf uitgestippeld en nauwgezet gecontroleerd pad van interne devaluaties, een beetje zoals het IMF en de Wereldbank plegen te doen in de ex-koloniale wereld. Als daarvoor democratisch verkozen regeringen opzij geschoven moet worden voor een technocratisch bestuur, zoals destijds in Griekenland en nadien in Italië, dan gebeurt dat.
Inzicht in het werkelijke karakter van de EU, het verlangen om de Tories te straffen voor hun sociale afbraak en ook wel – zij het in mindere mate dan het establishment ons wil doen geloven – de druk van migratie op de arbeidsmarkt en sociale voorzieningen, verklaren waarom de onderste lagen van de maatschappij het referendum over de Brexit, uitgeroepen door Tory-premier Cameron, aangrepen voor een revolte. De Britse burgerij wil eigenlijk liever geen Brexit en als die er dan toch moet komen, liefst één met een zo beperkt mogelijk impact. Het referendum nog eens over doen, zoals de hopeloos onpopulaire Blair openlijk vraagt, is echter ook na de pro-Europese betoging van 700.000 deelnemers in Londen te gewaagd. Het resultaat zou wel eens tegen kunnen vallen en de democratische geloofsbrieven van zowel het Europese als het VK-establishment verder ondermijnen.
Een onderhandelde Brexit vereist een akkoord over EU onderdanen in het VK en omgekeerd, over de bijdrage van het VK aan de Unie en over de grens in Ierland. Voordat dit geregeld is wil de EU niet praten over toekomstige handelsrelaties. De EU kan zich geen grote toegevingen veroorloven om andere exit –kandidaten niet op ideeën te brengen, maar ook de marge van de Britse regering is zeer beperkt want de minste toegeving kan leiden tot een splitsing van de Tories en dat terwijl het establishment een labourregering geleid door Corbyn kost wat kost wil vermijden, want dat zou enorme verwachtingen kunnen opwekken.
De traditionele partijen worden van alle kanten belaagd. Nieuwe linkse formaties en rechts populisten van de macht houden, blijft tot nog toe de betrachting van het establishment. Soms vereist dat creativiteit. De lancering van Macron en La République en Marche in Frankrijk was een te uitzonderlijke opportuniteit om te kunnen dienen als model en roept nu al enorme weerstand en afkeer op.
Werken met gedoogsteun van buitenaf wordt soms gezien als enige valabele uitweg. Zo gaf de rechts populistische PVV van Wilders gedoogsteun aan de regering Rutte I in Nederland en de Deense Volkspartij aan Rasmussen in Denemarken. Later zouden ook het Links Blok en de PCP in Portugal gedoogsteun verlenen aan de regering Costa, terwijl Unidos/Podemos PSOE voorzitter Sanchez aan een alternatieve meerderheid hielp tegen de PP van Rajoy. De druk neemt echter alsmaar toe. In Oostenrijk leidde dat, voor de tweede keer, tot een coalitieregering met de extreemrechtse FPÖ en ook in Noorwegen werden rechts populisten al opgenomen in een coalitieregering. Tijdens de schuldencrisis is de burgerij tijdelijk de controle verloren over de linkse Griekse regering die helaas door de knieën ging nadat ze financieel drooggelegd was.
Een corrupte en arrogante elite, een drastisch besparingsbeleid en het falen van de linkerzijde om een alternatief aan te bieden hebben allemaal bijgedragen aan de verkiezing van een coalitie van populisten in Italië. Maar ook het gebrek aan Europese solidariteit in de vluchtelingencrisis heeft daar ongetwijfeld een rol in gespeeld. Voor het Europese establishment is deze regering een permanente bron van irritatie en bezorgdheid en niet zozeer omwille van haar meedogenloos standpunt over migratie.
Haar voornemen om de euroscepticus Paolo Savona te benoemen als minister van economie moest de regering laten varen. De vijfsterrenbeweging moest ook haar verzet tegen de “nutteloze en ecologisch gevaarlijke” Trans-Adriatische Pijplijn opgeven, net als dat tegen de exploitatie en verkoop van de staalnijverheid in Tarente. De lokale afdeling van Turijn stemde wel een motie om de aanleg van de TGV tussen Turijn en Lyon stil te leggen, maar dit is eerder een uitdrukking van de enorme verdeeldheid en moeilijkheden waarin de vijfsterrenbeweging zich sinds haar toetreden tot de regering bevindt. De Lega is als junior partner begonnen maar vrij snel de leidende regeringsformatie geworden en al bijna verdubbeld in de peilingen. Dat illustreert het gevaar van de tactiek om rechts-populisten te verbranden aan deelname aan de macht.
De verkiezingsbelofte van de vijfsterrenbeweging voor een basisinkomen van 780 € is verworden tot een aan activering geconditioneerde werkloosheidsuitkering van 480 €. De belofte van de Liga om de pensioenhervorming van 2012 terug te schroeven, waardoor wie 38 jaar heeft bijgedragen vanaf 62 op pensioen kan, blijft behouden, maar gaat wel gepaard met een verlies aan uitkering tot 20%, waardoor gewone loontrekkenden er wellicht geen gebruik zullen van maken. De vlaktaks van 15% die de Lega wou, komt er niet voor particulieren, maar wel voor vennootschappen.
Om dit en de bevriezing van een geplande BTW verhoging door te voeren, heeft de Italiaanse regering een begroting opgesteld met een tekort van 2,4%, ruim meer dan 0,8% zoals afgesproken door de vorige centrum-linkse regering met de Europese Commissie. Voor het eerst sinds de invoering van de begrotingsregels verwerpt de Europese commissie een begroting. De Italiaanse regering heeft nu drie weken de tijd om haar huiswerk over te doen en nog drie weken later moet de commissie haar oordeel vellen, maar de Italiaanse regering speelt niet mee en heeft meteen aangekondigd helemaal niets te zullen wijzigen. Wellicht zal de Italiaanse regering daar mee wegkomen aangezien de politiek van begrotingsevenwichten in steeds meer landen in vraag gesteld wordt.
Het Duits kapitalisme was lange tijd een baken van stabiliteit omwille van haar economische sterkte. Het was in staat geweest haar economische en monetaire politiek op te leggen aan de rest van Europa. Het slaagde erin de arbeiders en hun gezinnen vooral in het Zuiden van Europa te laten opdraaien voor de huizencrisis, de bankencrisis en dan de schuldencrisis. De politieke vertegenwoordigers van dit regime waren het aloude verbond van CDU en haar Beierse tegenhanger CSU, afwisselend in coalitie met het liberale FDP en de sociaaldemocratische SPD. Frau Merkel was er de verpersoonlijking van. Dat zij nu een stap terug moet zetten is een kwalitatief moment in een proces van erosie van dit systeem dat al langer bezig was met de opkomst van AFD, de nood om een grote coalitie te vormen en dan de verkiezingsnederlagen voor de traditionele partijen in Beieren en Hessen.
Maar het effect van Merkels’ ontslag als CDU-voorzitster reikt verder dan Duitsland. Het betekent een keerpunt in de politiek van de christendemocratie in heel Europa. De juiste implicaties ervan zijn nog moeilijk in te schatten. De christendemocratie zal sowieso meer dan voorheen oor hebben naar een Europa aan verschillende snelheden, met meer macht voor de nationale overheden en minder centraal zeggenschap. Bovendien zal ze wellicht haar traditionele benadering gebaseerd op klassenverzoening, hetgeen ooit de basis was voor ‘volkspartijen’ die zich opwierpen als leiders van ‘heel’ de natie en niet slechts van één klasse, nog meer inruilen voor een meer openlijk rechtse, polariserende anti-migranten en anti-arbeiders retoriek.
Een ingewikkelde fase in de klassenstrijd
Na een periode van verzet op politiek, syndicaal en sociaal vlak, gaat de strijd voor een alternatief door een ingewikkelde fase. Het is nog geen vier jaar geleden dat Syriza in Griekenland aan de macht gebracht werd. Dat wekte een enorm enthousiasme op in Griekenland en onder arbeiders en jongeren in heel Europa. Het minimumloon werd opgetrokken, de dertiende maand voor gepensioneerden hersteld en een aantal privatiseringen terug geschroefd. De regering deed een beroep op de bevolking die de kans kreeg zich per referendum uit te spreken voor of tegen het beleid van de Trojka. Kortom: de radicaal linkse Griekse regering leek eindelijk te doen wat de sociaaldemocratie al die jaren schaamteloos verraden had.
Toen de regering Tsipras ondanks de klinkende overwinning in het referendum alsnog toegaf aan de chantage van de Trojka, leidde dat tot een enorme kater, in Griekenland, maar ook onder arbeiders en jongeren elders in Europa. Op het syndicale terrein gebeurde in België iets gelijkaardigs in 2014. Het actieplan van de vakbonden met concentraties, personeelsvergaderingen, een nationale betoging, provinciale 24-urenstakingen en een nationale algemene 24-urenstaking, bracht de rechtse Thatcheriaanse regering aan de rand van de afgrond. De publieke opinie keerde zich tegen haar, maar in plaats van de regering ten val te brengen met een nieuwe algemene staking lieten de vakbondsleiders haar overeind kruipen en wat volgde was een aaneenschakeling van aanvallen op alle geledingen van de arbeidersbeweging en haar gezinnen.
Dat waren helaas geen uitzonderingen, maar eerder enkele van de meest zichtbare illustraties van onwil bij de politieke en syndicale leiders van de arbeidersbeweging, waarvan nog talloze andere voorbeelden gegeven kunnen worden. De ontwikkeling van Podemos is nog onduidelijk. Het is erin geslaagd met de PSOE een anti-PP akkoord te onderhandelen dat het optrekken van het minimumloon met 22% bevat, een indexaanpassing van de pensioenen en hun onmiddellijke verhoging met 3% en enkele andere progressieve maatregelen. Maar het is ook duidelijk dat Podemos verantwoordelijkheid wil opnemen in een toekomstige regeringscoalitie met PSOE.
Mélenchon en La France Insoumise hebben een enorm potentieel. Met zijn oproep voor een ecologische planning en de nationalisatie van energiebedrijven en autowegen of ook zijn isolatieplan en de creatie van 900.000 jobs voor een transitie- economie, illustreert Mélenchon hoe een oriëntatie op de arbeidersbeweging concretiseren in een klimaatprogramma. La France Insoumise blijft echter hoofdzakelijk een losse beweging rond een flamboyante figuur die soms heel sterk uit de hoek kan komen, maar ook fel teleur kan stellen en zich laat meeslepen met de academische “postmarxistische” opvattingen. Kortom de zwakte van de nieuwe linkse formaties is deel van de complicaties van de huidige fase.
Het is geen toeval dat in die omstandigheden delen van de jongeren en de arbeiders, sommige van de meest uitgebuite lagen, maar ook middenlagen die tot de vaststelling komen dat sociale promotie aan hen voorbij zal trekken op zoek gaan naar andere methodes, andere bewegingen, andere verklaringen. Denk maar aan de bezetting van centrale pleinen, betaalstakingen op autosnelwegen, het stoppen van uithuiszettingen, Occupy en later Bloccupy etc.
We hebben deze verschijnselen steeds positief benaderd, als voorbodes, als onvolmaakte uitdrukkingen van wat broedt onder bredere lagen van de maatschappij en de klasse. We zijn erin tussen gekomen op ons eigen profiel, met ons eigen programma en een oriëntatie op de arbeidersbeweging. Uiteraard was dat niet steeds gemakkelijk, ook al omdat de tradities van de arbeidersbeweging er nauwelijks of niet gekend, laat staan bemind zijn. Het was het uitverkoren speelterrein voor geradicaliseerde jongeren en libertaire strekkingen die verderaf staan van de arbeidersbeweging of er zelfs ronduit vijandig tegenover staan, gekleurd door een sterke antipolitieke stemming aangevuld met allerlei academische sociologische en politieke theorieën, maar de problematieken die ze aankaarten zijn meestal heel reëel.
Onder die problematieken bevinden zich de klimaatopwarming en milieuvervuiling. Het ondermijnen van de illusies in groene groei zorgt bij gebrek aan een ernstig alternatief zelfs voor enige heropleving van klimaatscepticisme, zoals vertegenwoordigd door Trump en Bolsonaro. Meestal komt de milieubeweging niet verder dan het individueel aanpassen van het consumptiegedrag, het bepleiten van strengere emissienormen of in het beste geval desinvesteren in milieuschadelijke productie. Wat ecotaksen of emissierechten hebben opgeleverd is moeilijk te becijferen, maar de consensus is groot dat het niet volstaat om de klimaatopwarming te keren of de vervuiling af te doen nemen. Waartoe desinvesteren leidt als daar niet tegelijk een publiek plan van ecologische transitie mee gepaard gaat, ondervinden we vandaag in België in de energiebevoorrading.
Meer dan voor de meeste andere thema’s, groeit de idee dat strijd tegen klimaatopwarming en milieuvervuiling systeemverandering en rationele planning vereisen. Stilaan treedt ook de cruciale rol van de arbeidersbeweging en van collectieve oplossingen op de voorgrond. Naomi Klein benadrukte dit met haar stelling dat de beste milieuactivisten van vandaag de spoormannen zijn.
Nog zo’n problematiek is die van tweederangsburgers waarin vrouwen weggedrukt worden onder meer als gevolg van de voortdurende besparingen. Gekoppeld aan het post-feministische goedpraten van de objectivering van het vrouwenlichaam en het terugschroeven van democratische vrijheden zoals het beschikken over het eigen lichaam, werd de dreiging voor hun positie door veel vrouwen concreet aangevoeld, zeker sinds het aantreden van Trump.
Met de tweede feministische golf in de jaren ’60-‘70 was de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt aanzienlijk verbeterd. Collectieve dienstverlening en een aantal democratische rechten en vrijheden, versterkten dat. Als vrouwen toch nog minder verdienden, luidde het, dan kwam dat door henzelf, door te kiezen voor verkeerde studies, deeltijds werk, het gezin of door gebrek aan ambitie. Voor het burgerlijk feminisme kwam het er nu op aan het glazen plafond te breken. Veel linkse feministen gingen daarin mee. Dat vrouwen volledige gelijke rechten hadden verkregen is nooit juist geweest, maar intussen is de collectieve dienstverlening weg bespaard en sectoren waar vrouwen werken worden geteisterd door slecht betaalde hyperflexibele, deeltijdse en tijdelijke contracten.
De vakbonden hebben nooit de vereiste initiatieven genomen om dit te stoppen. In de meeste landen zijn ze de voorbije decennia verzwakt, vooral in die sectoren. Bovendien hebben een aantal oud linkse feministen en vakbondskaders, weinig of geen begrip voor de terechte klachten over voortdurende seksualisering. Ze beseffen niet in welke mate het kapitalisme de strijd voor seksuele vrijheid gerecupereerd en geperverteerd heeft. Maar het radicale verzet van vooral jonge vrouwen zoekt een uitweg en vindt die in deze omstandigheden in individuele aanklachten als #metoo of in identiteitspolitiek, intersectionaliteit of kruispuntdenken en de theorie van de privileges. In de houding die we daarover innemen moeten we oog hebben voor de reële problematiek die wordt aangekaart, beseffen dat dit voor veel vrouwen een eerste uitdrukking kan zijn van bewustwording.
Tegelijk moeten we ingaan tegen de neiging om de particulariteit te benadrukken en niet de maatschappelijke omstandigheden die deze particulariteit veroorzaken, versterken of verzwakken. Het is door voldoende eenheid te creëren onder de arbeidersbeweging, de enige kracht die omwille van haar maatschappelijke positie in staat is de maatschappij te veranderen, dat we een duurzame oplossing kunnen afdwingen. Een einde stellen aan elke vorm van discriminatie, racisme, seksisme, LGTBQI+phobie etc. is een voorwaarde om die noodzakelijke eenheid te realiseren.
Die strijd is een race tegen de tijd. Het aantreden van Trump is een uitdrukking van de tanende macht van Amerikaans imperialisme dat wel nog steeds dominant is, maar steeds meer uitgedaagd wordt door andere, opkomende imperialistische machten. Tegelijk drijft Trump de spanningen tussen de wereldmachten verder op. Zijn politiek kan overkomen als waanzinnig gevaarlijk zoals zijn opbod met Noord-Korea, het verplaatsen van de VS ambassade naar Jeruzalem, zijn steun aan Saoedi-Arabië en haar bondgenoten in het conflict met Qatar en Turkije, het opzeggen van het nucleair akkoord met Iran en het afdreigen van diens handelspartners, het conflict met Turkije over de Amerikaanse dominee en nu de vervelende moord op de Saoedisch-Amerikaanse journalist Khasroggi nog wel in de Saoedische ambassade in Turkije en tenslotte de spanningen met Rusland en de dreiging om het denucleariseringsakkoord tussen Gorbatsjov en Reagan op te zeggen.
Toch zit er een logica achter de waanzin: Trump vertegenwoordigt die vleugel van het Amerikaans imperialisme die niet wil dat China een echte bedreiging wordt voor haar positie en China bijgevolg wil afremmen. Dat is het fundament achter zijn politiek, hij wil zo de dominantie van het Amerikaans imperialisme verdedigen en herstellen. Dat wil niet zeggen dat het onmiddellijk tot een open confrontatie zal komen, dat zou uitermate riskant zijn, ook voor de reactie die dat wereldwijd zou opwekken bij jongeren en arbeiders. Maar de VS zal China niet zomaar haar positie laten overnemen en ook China zal zich niet zomaar laten afremmen. Het risico op militaire confrontaties neemt toe. Voorlopig houdt China zich in het Midden-Oosten en Afrika militair afzijdig, maar proxy-oorlogen zijn daar de komende jaren niet uit te sluiten.
België – De Thatcheriaanse regering kan verslagen worden!
Deze zomer heeft de rechtse federale regering geïllustreerd dat ze niet zomaar zou uitbollen tot aan de verkiezingen. Daarin onder meer een aanval op de werklozen met 26 maatregelen om hen te activeren, maar in het bijzonder een toenemende degresssiviteit na 6 maand met een hogere uitkering. Ambtenaren zullen voortaan hun jaarlijkse 21 ziektedagen die aan 100% loon betaald worden – daarna valt het loon terug op 60% – niet langer mogen overdragen naar de volgende jaren. Dat is slechter dan In de privé, waar gedurende 30 dagen ziekte 100% loon uitbetaald wordt, waarna men terug valt op 60%. In de privé is dat niet overdraagbaar, tenzij anders bepaald in de cao. Volgens Jambon (NV-A) zouden immers veel ambtenaren die ziektedagen opsparen om tot twee jaar vroeger op pensioen te gaan. Maar volgens Medex dat de controle uitvoert voor de FOD gezondheid zou slechts bij 0,6% van de afwezigheden wegens ziekte, twijfel mogelijk zijn.
De loopbaanvoorwaarde voor brugpensioen of SWT (Stelsel van Werkloosheid met bedrijfstoeslag) wordt opgetrokken van 40 naar 41 jaar en vanaf 2019 kan SWT bij herstructureringen pas vanaf 59 jaar, in 2020 wordt dat 60 jaar. Het recente akkoord bij Mestdagh, dat voorziet in SWT vanaf 56 jaar, zou binnen enkele maanden niet meer mogelijk zijn. De regering wil ook in overleg met de sociale partners de loonvorming herzien, weg van het anciënniteitsprincipe naar verloning op basis van prestaties en productiviteit. Het valt nog te bezien hoe dat in zijn werk gaat, maar dat zou kunnen betekenen dat collectieve vastgestelde lonen – wellicht gradueel – moeten wijken voor individueel te onderhandelen lonen.
Wie dacht dat daarmee het ergste achter de rug lag, kreeg meteen een waarschuwing mee van de N-VA. Die liet bij monde van kamerfractieleider Peter De Roover weten dat “die regeringen (de Vlaamse en de federale) te weinig het programma van de N-VA uitvoeren.” Niemand twijfelt eraan dat die kritiek vanuit de partij zelf in scène was gezet. De Vlaamse fractieleider, Matthias Diependaele voegde er immers aan toe: “Als de achterban mort, dan is het inderdaad omdat het beleid rechtser mag. Ik herken dat. Zelf betreur ik dat we de werkloosheidsuitkering in de tijd niet hebben kunnen beperken.”
Beperking van de werkloosheid in de tijd is echter niet waar het hem hier in de eerste plaats om gaat. Wat de N-VA vooral betreurt, is dat ze er niet in geslaagd is de fundamentele kracht van de vakbonden te breken, dat de regering met andere woorden onvoldoende Thatcheriaans was. Dat is waarom ze zich als doelstelling stelt om naast de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd ook de collectieve loononderhandelingen om te vormen naar individuele, het stakingsrecht aan banden te leggen, de stakerskassen door te lichten, rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden in te voeren, de vakbonden de uitkering van werkloosheidsvergoedingen af te nemen en de mutualiteiten de uitkeringen bij ziekte. Dat betekent niets anders dan mutualiteiten en vakbonden lam leggen. We weten meteen wat de inzet wordt van de verkiezingen in mei 2019.
Meteen deze zomer hadden de vakbonden verkondigd dat ze het zomerakkoord van de regering niet zomaar zouden laten passeren. Maar op een actie van de socialistische overheidsbond aan de sluizen na, leek het erop, dat de vakbonden eenmaal de zomer voorbij ingedommeld waren. Over de aangekondigde “grote” vakbondsacties van 2 oktober tegen het zomerakkoord ging het gerucht dat de Oost-Vlaamse vakbonden dachten aan een quiz in Gent en de Antwerpse aan een betoging in Turnhout.
Dat veranderde met de aankondiging van ABVV-voorzitter Vertenueil om van 2 oktober en algemene stakingsdag te maken. Er was nogal wat discussie over die aankondiging. Sommigen beweerden dat Vertenueil als nieuwe ABVV-voorzitter zijn radicale geloofsbrieven wou laten zien, anderen dat zijn uitspraken slechts theater waren. Het zou best kunnen dat het hier om een staaltje communicatiestrategie ging, maar hoe dan ook verkiezen wij een nieuwe ABVV voorzitter die meteen zijn tanden laat zien, boven de vele anderen die vooral regering en patronaat willen sussen door erop te wijzen dat er met hen wel te praten valt. Daar mag voor ons best wat theater bij, als dat theater aanzet tot actie en niet tot passiviteit.
Als er een kritiek te maken was op de aankondiging van Vertenueil, dan is het dat hij dat beter had voorbereid met personeelsvergaderingen en militantenconcentraties vooraleer naar de pers te stappen. Maar het zou ook kunnen dat Vertenueil wist dat verschillende ABVV-centrales er alles zouden aan doen om een ernstige actie sowieso te boycotten en dat het ACV en ACLVB helemaal niet van plan waren wat dan ook te organiseren. Het zou dus kunnen dat hij door naar de pers te stappen druk op de ketel wou zetten. We vermoeden dat hij rekening hield met de mogelijkheid dat het federaal bureau hem niet zou volgen, hertgeen ook gebeurde. Dat zal hem bij de IPA onderhandelingen die binnenkort aanvangen door de patronale delegaties ongetwijfeld op een of andere manier worden doorgestoken en verzwakt in die zin zijn positie.
Anderzijds heeft Vertenueil door zijn verklaring zonder enige twijfel het sociaal verzet gereanimeerd en een forse bijdrage geleverd aan het succes van 2 oktober. Hij heeft daarmee de electorale strategie van de regeringspartijen, in het bijzonder N-VA en MR flink doorkruist. Die wilden immers inzetten op migratie, veiligheid en identiteit om de aandacht af te houden van hun antisociaal programma. De aanvallen van de N-VA op vakbondsvrijheden worden immers niet voorgesteld als aanvallen op sociale verworvenheden, maar op een verweerd apparaat dat ver verwijderd staat van de “gewone, hardwerkende Vlaming.”
Sociale actie verhindert regering om haar thema’s centraal te stellen
Op 20 september betoogden 6.000 hoofdzakelijk ABVV’ers in Namen tegen het voornemen van de gewestregering om het statuut van de APE (Aide à la Promotion de l’Emploi) te hervormen. De APE zijn gesubsidieerde jobs in rusthuizen, scholen, sportclubs, ziekenhuizen, gemeenten en OCMW’s, jongeren- en culturele verenigingen, provincies,… In totaal gaat het om 60.000 jobs verspreid over Wallonië en Brussel, waarvan duizenden bedreigd worden en met hen de talloze verenigingen en diensten waarin ze werken. De 25ste juni hadden al eens 10.000 betogers de oproep beantwoord, toen van alle vakbonden samen en van de betrokken patronale organisaties. Een algemene staking van alle openbare diensten in Wallonië werd eerst aangekondigd voor 10 oktober, maar later uitgesteld tot de 19de.
De bonden van de Vlaamse ambtenaren organiseerden in de tweede week van september 7 personeelsvergaderingen, waar de opkomst zo overdonderend en de woede zo groot was dat de vakbonden voor 21 september wel een staking moesten uitroepen. Blijkbaar volstond de aankondiging om Vlaams minister Homans te doen terugkrabbelen. Het overleg over de “harmonisering van de arbeidsvoorwaarden” werd terug gestuurd naar werkgroepen. Dat de vakbondstop sowieso niet veel zin had in actie was overduidelijk, we hopen voor het personeel dat de vakbonden hiermee het moment niet voorbij lieten trekken om de harmonisering naar beneden tegen te houden. Een week later, op 28 september, betoogden 10.000 federale ambtenaren, vooral brandweer en politie rond vergelijkbare eisen. Het kwam daarbij tot schermutselingen met de politie aan de wetstraat.
Samen met de nieuwe, weliswaar minder sterke dan de vorige, pensioenkrant rond zware beroepen van het gemeenschappelijk vakbondsfront droeg dit bij een atmosfeer van sociaal verzet. Bovendien werden de geplande ‘sensibiliseringsacties’ in de private sectoren nu ernstiger genomen. In de Antwerpse chemiebedrijven ging bijvoorbeeld een petitie rond omtrent eindeloopbaan en zware beroepen, een belangrijk onderdeel van het zomerakkoord. Bij GSK in Waals Brabant hielden de vakbonden personeelsvergaderingen. Maar in het algemeen bleef ook nu de voorbereiding afhankelijk van het initiatief van enkele individuen of hooguit een strijdbare delegatie.
Wij stelden dat als van 2 oktober op die manier een succes werd gemaakt, dit een uitstekende aanloop kon worden voor een algemene staking nog voor het einde van het jaar, zoals het ABVV van Charleroi & Zuid-Henegouwen terecht vroeg. Dat van Luik-Hoei-Waremme wou zelfs zolang niet wachten en kondigde al op 2 oktober een lokale 24-urenstaking aan. Uiteindelijk betoogden er op 2 oktober verspreid over alle provincies 65.000 syndicalisten.
Vooral in Vlaanderen lag de opkomst boven de verwachtingen. Dat komt wellicht omdat het actiemiddel daar beter beantwoorde aan wat leeft in de bedrijven en in de arbeidersbeweging in het algemeen. De stakingsbereidheid is er om allerlei redenen beperkt. Niet noodzakelijk omdat velen het eens zouden zijn met de regeringsmaatregelen, maar toch, de voortdurende rechtse propaganda tegen migranten, socialisten en vakbonden laat haar sporen na. Bovendien is er een zeker cynisme ingetreden tegenover de vakbonden, die wel brullen, maar als het er echt op aankomt steeds weer de staart intrekken. Een algemene staking is er mogelijk, maar wel enkel na een intense campagne van personeelsvergaderingen, militantenconcentraties etc. Als het succes van de betogingen op 2 oktober iets aantonen, dan is het dat de vakbonden, als ze dat willen, nog steeds over de militanten beschikken om die intense campagne mee te voeren. Als ze dat niet doen, dan staat de arbeidersklasse forse achteruitgang en de vakbonden irrelevantie te wachten.
In Wallonië en Brussel viel de opkomst wat tegen. Hoewel ook daar een zeker cynisme bestaat tegenover de actiebereidheid van de vakbondsleidingen, is de mindere opkomst er vooral te wijten aan het feit dat velen een betoging ondermaats vinden, niet in evenredigheid de aanval van de regering en liever naar het stakingswapen hadden gegrepen. De regering was niettemin het initiatief om de thema’s te bepalen waarmee naar de gemeente- en provincieraadsverkiezingen getrokken wordt kwijt.
Een opeenstapeling van tegenslagen
Zoals wel meer gebeurt volgde er na deze een cascade van tegenslagen. Eind september bleek dat in november slechts 1 van de 7 kernreactoren beschikbaar zal zijn. Dat komt door gebrekkig onderhoud, omdat de private bouwheren het destijds niet zo nauw namen met de bouwplannen en omdat de centrales niet voorzien waren om zolang mee te gaan. Slecht nieuws voor de N-VA, de jongste jaren binnen de regering de spreekbuis van de kernenergielobby. Het zal het vertrouwen in de sector zeker niet bevorderen. Maar ook slechts nieuws voor MR. Deze winter zou er mogelijk een bevoorradingstekort zijn van 1700Mw. Dat gebeurde enkele jaren geleden ook al, minister Marghem was gewaarschuwd, maar had niets ondernomen. Zowel in november als in januari en februari zal mogelijk een afschakelplan vereist zijn.
Het opstarten van bijkomende capaciteit en stroomimport uit Frankrijk zal ook extra kosten. Daardoor zal de energiefactuur van 40% van de gezinnen stijgen, terwijl elektriciteit door de liberalisering tussen 2007 en 2017 al bijna 72% duurder is geworden. De hogere energieprijs leidde nu al tot het faillissement van enkele prijsbrekers onder de energieleveranciers. Dat liberalisering tot bevoorradingstekorten en uiteindelijk zelfs black-outs zou leiden, hebben de voorstanders ervan steeds met klem ontkent. Het afschakelplan van een paar jaar terug heette een kinderziekte, maar het blijft zich blijkbaar herhalen. De eis voor de volledige nationalisatie van de energiesector, de enige mogelijkheid om een ecologische transitie mogelijk te maken, zal hiermee aan kracht winnen.
Nog in september kende de regering een andere tegenslag. Vooral de N-VA, maar eigenlijk alle politici, oppositie inbegrepen, vrezen sinds de ontruiming in Calais voor een tentenkamp van transmigranten ergens aan de kust. De enige manier waarop ze dat denken te kunnen vermijden is door ontrading: geen opvangstructuur, zo slecht mogelijke condities en er voortdurend politie op afsturen. Het is deze politiek die uiteindelijk tot drama’s leidt zoals de dood van Mawda. De geschikte man om dat lik op stuk beleid te voeren heet Theo Francken.
Hij is zich bewust van de hypocrisie van het establishment en de onhoudbaarheid van hun “mensenrechtenfundamentalisme”. Hij heeft er zelfs een boek over geschreven waarin hij zich beklaagt over de “ongecontroleerde demografie” en “geïnstitutionaliseerde discriminatie” in moslimlanden. Bij Fnac staat het tussen dat van Woodward over Trump en de laatste uitgave van Mein Kampf. Toen Francken in september aan de klacht van de politie dat ze steeds weer dezelfde transmigranten moesten oppakken wou tegemoet komen, door 200 andere mensen zonder papieren vrij te laten om plaats te maken, bleken onder die laatste een dertigtal veroordeelden. Achteraf bleek het met die veroordelingen nog mee te vallen, maar als illustratie van diens knip en plakwerk kon het wel tellen, “humaan maar kordaat” werd plots een knoeiboel.
Op 5 september had de VRT al een pano-reportage over “schild en vrienden” vertoond. Dit elitaire extreemrechtse clubje was de voorbije jaren opgevallen door een aantal “stoute” acties aan een stakerspikket, een actie ter ondersteuning van vluchtelingen en door het stelen en verbranden van een ABVV-vlag. Ze trokken ook de aandacht van de pers met door Alt-right geïnspireerde mediatieke provocaties en kregen er een forum aangeboden, onder meer door De Morgen en Humo. Door op te treden als ordedienst voor Francken en de bijna openlijke sympathie van andere N-VA’ers, dachten ze daar zomaar mee weg te komen, tot ze door pano ontmaskerd werden als tot bewapening oproepende en kampen organiserende extreemrechtse privémilitie die er achter de schermen de meest gore racistische, seksistische en LGTBQI+phobe opvattingen op na houdt.
In tegenstelling tot VMO, Voorpost, BBET e.a. is S&V samengesteld uit de telgen van de welgestelde elite. De omstandigheden zijn uiteraard helemaal anders, maar als de andere groepen zich eerder inspireren op de tussenoorlogse Duitse SA , dan is dat voor S&V eerder de SS, neerbuigend over het gepeupel. S&V maakt er een punt van zoveel mogelijk invloedrijke posten in de maatschappij te bezetten, maar schatte de krachtsverhoudingen verkeerd in en wekte een verzet op dat haar jeugdig gefantaseer fors overstijgt. Voor de regering is het een kwalijke zaak. S&V’ers stonden op kieslijsten van CD&V, Open VLD en uiteraard Vlaams belang, maar vooral ook veel op die van N-VA. S&V’ers komen niet enkel uit NSV en KVHV, maar ook uit jong-N-VA. Voor de N-VA, dat slechts met moeite de verdenking van een bruin randje van zich af kon gooien, is dat zeer vervelend. Samen met anderen hebben de Actief Linkse Studenten en scholieren, ROSA en syndicalisten tegen fascisme het momentum aangegrepen om rechts zoveel mogelijk in het defensief te drukken.
Een van de belangrijkste argumenten van de regering Michel is dat ze er ondanks de besparingen, dankzij de taxshift, in geslaagd zou zijn ‘onze’ koopkracht te doen toenemen. Iedere loontrekkende of uitkeringsgerechtigde voelt zich hier ongemakkelijk bij, maar als men een verdraaiing blijft herhalen, blijft er na verloop van tijd wel iets hangen. Dit werd echter in de dagen voorafgaand aan de verkiezingen van 14 oktober door de PVDA-studiedienst onderuit gehaald. Uit cijfers van AMECO, de databank van de Europese Commissie, kon die aflezen dat het aandeel van de lonen in het bruto Nationaal Inkomen (BNI) gezakt is van 50,5% in 2014, bij het aantreden van Michel, naar 48,5% eind 2017. Dat is een daling met 2% of omgerekend 9 miljard €. Als het aandeel van de lonen niet gezakt was, dan zou iedere loontrekkende maandelijks 191 € meer verdienen!
Het aandeel van de lonen in het BNI is daarmee lager in ons land dan in de buurlanden en dubbel zo snel afgenomen in België als in Nederland, 7x sneller dan in Frankrijk en in Duitsland is het loonaandeel zelfs met 0,6% gestegen. Het aandeel van de bedrijfswinsten in het BNI is in diezelfde periode gestegen met 2,7% naar 22%. Die stijging vertegenwoordigt omgerekend 12 miljard €, de grootste stijging sinds de statistieken 32 jaar geleden worden bijgehouden. De winstgroei in procent van het BNI is dubbel zo groot als in Nederland, 5 keer groter dan in Frankrijk en 6 keer groter dan in Duitsland.
Ook op Vlaams niveau vindt die discussie plaats. Matthias Diependaele, N-VA fractievoorzitter in het Vlaams Parlement beweerde eind september op radio 1 dat de koopkracht van de Vlaming tussen 2017 en 2019 met 7% gestegen was. Hij had dit van minister president Geert Bourgeois in wiens tekst blijkbaar een typfout geslopen was. Het ging immers over de volledige legislatuur 2014-2019. Het planbureau heeft dat nagerekend en gecorrigeerd naar 4,7%, heel wat minder dan de 9% onder de regering Leterme/Peeters van 2004-2009, nadien trad een daling in met 5% tijdens de Grote Recessie. In Brussel zou de toename voor 2014-2019 3,2% bedragen en in Wallonië 3,6%.
Maar dat zijn gemiddeldes die ons zo goed als niets wijzer maken. Volgens het planbureau is de stijging immers vooral te wijten aan het feit dat meer mensen aan het werk zijn, aan de forse toename van de vermogens en aan belastingverminderingen zoals de taxshift. In haar sociaaleconomische barometer daarentegen toont het ABVV dat de koopkracht van loontrekkenden in België over twee jaar (2016-2017) afgenomen is met -1,7%, terwijl die in de buurlanden overal toenam, met 0,85% in Frankrijk, met 2,22% in Duitsland en met 2,91% in Nederland. Tussen 2000 en 2016 is het beschikbaar inkomen, dus niet alleen loontrekkenden, maar ook uitkeringen en vermogens, in de Eurozone enkel in Spanje, Italië, Portugal en Griekenland minder gestegen dan in België.
De MR geeft in haar repliek op de PVDA-studiedienst toe dat de bruto inkomens gedaald zijn, maar haalt dan een ander stokpaardje van de regering boven nl. dat er daardoor 219.000 jobs gecreëerd werden. Uit de sociaaleconomische barometer blijkt echter dat de jobgroei in België sinds het tweede trimester van 2015 lager is dan het Europees gemiddelde, dat België 25ste staat op 28 qua economische groei en 24ste op 28 qua tewerkstellingsgraad. Bovendien is 53% van de nieuwe jobs sinds het aantreden van de regering Michel deeltijds, 41% voltijds en 6% interim of seizoensarbeid. Ook inzake zelfstandigen levert de sociaaleconomische barometer een interessant inzicht: het aantal zelfstandigen dat voor 75% afhankelijk is van 1 klant, m.a.w. het aantal ‘valse’ zelfstandigen, bedroeg in 2010 13,4% tegen 29,2% in 2015. Het aantal zelfstandigen voor minder dan 75% afhankelijk van 1 klant, echte zelfstandigen dus, nam af van 86,6% in 2015 naar 70,8% in 2015!
Het ABVV rekende ook na hoeveel het inkomen van 60+ers bedraagt ten opzichte van de rest van de bevolking. In de Eurozone is dat gemiddeld 3% lager, in Nederland 14%, net als in Duitsland, maar in België 22%. Als we de uitgaven voor pensioenen in procent van het BBP bekijken, dan besteedt Oostenrijk 13,2%, Frankrijk 13,8%, Duitsland 10,6% en België 10,2%. Het gemiddeld vermogen van alle Belgen, vastgoed inbegrepen bedraagt intussen 510.000 €, maar dat komt door enkele zeer grote, want het mediaan vermogen, dat van diegene die zich net in de helft bevindt, bedraagt slechts 217.900 €. Het gemiddelde financiële vermogen, zonder vastgoed, bedraagt 215.000 €. Het financiële vermogen van de 10% rijksten is gemiddeld 13 keer het mediaanvermogen, bijna een Europees record. De 50% armsten bezitten samen 11,5% van het vermogen, minder dan de 1% rijksten, goed voor 12,1%. Het armoederisico is tegelijk opgelopen naar 15,9%.
De regering doet dat allemaal af als “linkse propaganda”. Veel harder kwam de vaststelling aan van het planbureau dat het begrotingstekort van 2018 geen 0,7% of 3,2 miljard € zou bedragen, de doelstelling die de regering zichzelf oplegde nadat ze haar ambitie van een begrotingsevenwicht had laten varen, maar 1,8% van het BBP of 8,2 miljard! Maar liefst 5 miljard meer, waardoor het begrotingstekort na 5 jaar harde besparingen bijna terug op het niveau zit van voor het aantreden van Michel.
De verkiezingen van 14 oktober en hun betekenis
Al die tegenslagen hebben voor een keerpunt voor de regeringspartijen gezorgd, eerst in de peilingen vanaf het begin van de zomer en dan vooral in de verkiezingen zelf. Tot zondagnamiddag op verkiezingsdag had zowat elke partij in Vlaanderen, SP.a uitgezonderd, de verkiezingen gewonnen, was de overwinning van groen reëel maar matig en had Vlaanderen vooral rechts gestemd. In Franstalig België daarentegen hadden de traditionele partijen, vooral PS, verloren ten nadele van een groene golf in Brussel en een groene en ultra-rode golf in Wallonië. De conclusie lag voor de hand: we leven in een land met twee democratieën, een die steeds verrechtst in Vlaanderen en één die steeds verlinkst in Brussel en Wallonië.
Tegen de avond en in de dagen erop moesten de media dit beeld corrigeren. In Vlaanderen zijn we geëvolueerd van één verliezer en veel winnaars, naar veel verliezers en twee winnaars en in Wallonië is de grootteorde duidelijk geworden van de nederlaag van de rechtse MR-CDH coalitie, in Brussel die van MR. De drie Vlaamse regeringspartijen behalen nog wel 58,1% samen, maar dat is 6,4% minder dan in 2012 en 8,5% minder dan in 2014! N-VA verliest 3,4% ten opzichte van 2012 en 7% tov 2014 en valt terug naar 24,9%. Het verlies van Cd&V en Open VLD situeert zich tussen 0,6 en 1,6%.
Grote verliezer SPa verliest 1,2% tov 2012 en 3,7% tov 2014, terwijl Groen 4,9% wint tov 2012 en 4,5% tov 2014. De PVDA wint 1% tov 2012. Samen lopen de “linkse” partijen (SP.a, Groen en PVDA) in Vlaanderen met 26,6% nog ver achterop ten opzichte van de regeringspartijen, maar de kloof tussen beide kampen neemt wel af met 11% ten opzichte van 2012. Voor de Vlaamse regering zou die uitslag betekenen dat N-VA (van 43 naar 33 zetels) en CD&V (van 27 naar 26), niet langer volstaan voor een meerderheid (63 zetels) en Open VLD (van 19 naar 18) evolueert van luxepartner naar noodzakelijk voor een meerderheid.
N-VA scoorde wel goed waar bekende figuren de lijst trokken en werd de grootste rond Antwerpen, maar CD&V hield verassend stand in West-Vlaanderen en Limburg. Open VLD kon een aantal belangrijke burgemeesterssjerpen behouden en veroveren. Het Vlaams Belang slorpte een groot deel van het verlies van N-VA op en herstelde zich fors van haar dieptepunt in 2014. Ten opzichte van 2012 wint Vlaams Belang 4% en 7,9% tov 2014. Vooral in de Denderstreek en rond Turnhout behaalt ze belangrijke scores, maar met 13% loopt de partij wel nog ver achter op haar monsterscore van 21,5% in 2006.
Sommigen in de arbeidersbeweging zullen de vooruitgang van het Vlaams Belang aangrijpen om het fatalisme te versterken en een groot front met alle democratische partijen, ook die van rechts, te bepleiten. Het zou waanzin zijn om net met die partijen die de voedingsbodem voor extreemrechts creëren, te gaan samenwerken. We moeten de vooruitgang van het Vlaams Belang niet overdrijven, maar wel degelijk alert zijn, overwegen om Blokbuster te reanimeren en meer aandacht geven aan Syndicalisten tegen Fascisme. Er zijn intussen in Vlaanderen al een twintigtal gemeenten waar N-VA en Vlaams Belang samen aan een meerderheid komen. De remonte van het Vlaams Belang bevestigd wat wij steeds benadrukt hebben. Zolang de politiek van sociale afbraak en uitsluiting aanhoudt is het voorbarig het Vlaams Belang dood te verklaren. Zodra de ballon van het N-VA leegloopt, kan die van het Vlaams Belang zich opnieuw vullen. De strijd tegen extreemrechts is bijgevolg verre van gestreden.
In Wallonië en vooral in Brussel is de PS dolblij dat na de schandalen bij Publifin en Samusocial de schade beperkt bleef tot een verlies van 7,9% (25,9%). De partij behoudt daardoor haar positie in alle belangrijke centrumsteden, in Luik, Charleroi, La Louvière, Bergen en Doornik en herovert in Brussel Molenbeek en Koekelberg, terwijl het verlies in Brussel stad verwaarloosbaar is. De grote doorbraak van N-VA in dat gewest, waarmee ze hoopte in mei de vorming van de Brusselse regering tegen te houden, is er helemaal niet gekomen. MR verliest 4%, maar dat betekent dat ze 4 van haar 6 Brusselse burgemeesters kwijt speelt en haar kopstukken Marghem in Doornik en Bellot in Rochefort scoren heel slecht. Coalitiepartner CDH verliest wel 3,5%, maar is al gelukkig niet helemaal van de kaart geveegd te zijn.
Ecolo is de grote winnaar over de hele lijn met 16,2%, een groene golf is niet overdreven, net zomin als een ultrarode golf voor de PTB (+7,2 naar 10%). Met die uitslag zou de regionale machtsgreep van MR en CDH in Wallonië in mei 2019 afgestraft worden. MR en CDH raken maar aan 33 zetels, terwijl er 38 vereist zijn, PS-CDH strandt op 34 en ook PS-Ecolo (36) zou niet volstaan. Als Défi in 2019 beter scoort met haar Brusselse kopstukken in Wallonië is een coalitie van PS-Ecolo en Défi niet uitgesloten, zoniet komt een tegennatuurlijke PS-MR (45 zetels) in zicht.
Bart Sturtewagen, editorialist van De Standaard schrijft: “De Zweedse coalitie overleeft, maar is zwaar op de proef gesteld. Haar levensvatbarheid is bedreigd. De linkerzijde is volop in beweging, maar vormt nog steeds geen alternatief. De extremen van rechts en links rukken op.” We zouden het stellen in andere bewoordingen, maar zijn analyse klopt. Sturtewagen creëert zoals heel de rechterzijde een amalgaam tussen radicaal links en uiterst rechts. Niet het zaaien van haat, het aansturen op discriminatie, intimidatie en geweld, maar het, overigens terechte, feit dat zowel Stalin als Hitler massamoordenaars waren, wordt ingeroepen om het cordon sanitaire uit te breiden naar de PTB.
Maar heel de geschiedenis tot nog toe is er een geweest van oorlogen, burgeroorlogen, massaslachtingen, genocides etc. De meest efficiënte moordmachines waren telkens die welke het hoogste technische niveau hadden bereikt en laat dat nu net die van het Westen zijn, waar “democratische partijen” de dienst uitmaken. Als het aantal moorden begaan door voorgangers of bondgenoten aan wie die wapens geleverd worden de norm wordt, dan moeten zowat alle partijen in de ban worden geslagen. Dat is totaal absurd, rechts weet dat ook wel, maar wil kost wat kost een linkse arbeidersregering vermijden. Voorlopig kan dat zonder Vlaams Belang, maar als het er echt op aan komt, zullen ook voor haar de deuren van de macht wel open gaan. Bijna had De Wever afgetoetst wat het voorzichtig doorbreken van het cordon door een coalitie met Forza Ninove zou betekenen, maar chocomousse D’Haeseleer en zijn strakke arm aan supporters kelderden dat voornemen.
Opnieuw naar regeringsvorming tegen de achtergrond van confederalisme
De Zweedse coalitie zou met die uitslag haar ruime meerderheid (85/150) op federaal vlak volledig verspelen (73). Ze zou er dan de CDH (7 zetels) kunnen bijnemen, maar dat wordt dan een coalitie van vijf verliezers! Dat zal men liefst vermijden. Wellicht is het daarom dat Bart De Wever (N-VA) in Antwerpen, Tommelein (VLD) in Oostende en De Clercq (VLD) en Van Hecke (CD&V) in Gent zo hengelen naar Groen. Die profileert zich als links noch rechts, pikt stemmen aan beide kanten in en zou als pasmunt kunnen dienen als de Zweedse coalitiepartners willen doordoen.
Wat Groen zelf ook mag beweren, in de publieke opinie situeert men haar links en bij iedere vorige regeringsdeelname werd Groen nadien fors afgestraft. Het lijkt ons onwaarschijnlijk dat die partij op federaal vlak in een rechtse regering zou stappen en al zeker niet zonder Ecolo aan haar zijde. Hoewel milieu zeker en vast een belangrijke rol gespeeld heeft, denken we dat het succes van Ecolo in Brussel ook voor een deel te verklaren is doordat die partij als tolerant overkomt ten opzichte van mensen-zonder-papieren en migranten in het algemeen. Het is wellicht de meest populaire partij onder de solidariteitsbeweging tegen de brutale migratiepolitiek van Francken.
Voor Ecolo én voor de PS zou het al een ernstige institutionele crisis vergen waarbij beroep gedaan moet worden op “staatsmanschap”, vooraleer ze toetreden tot een regering met N-VA, maar als de uitslag van 14 oktober ook die wordt van 26 mei, dan is zelfs dat niet uitgesloten. Het Thatcheriaanse karakter van de regering zou er wel door verbleken.
N-VA naar de oppositiebanken verwijzen zou na de nodige weeën ook kunnen. Uit de simulatie van Vives over hoe de uitslag van de provincieraadsverkiezingen zich naar zetels zou vertalen in mei 2019, blijkt dat een klassieke tripartite of een andere combinatie van 3 van de 4 (met groenen) politieke families federaal een meerderheid zou halen. Zou het kunnen dat de PS-MR coalities in een aantal gemeenten in Wallonië en Brussel een eerste zet zijn van de PS om MR verder los te weken van N-VA, een beetje de Franstalige tegenhanger van de toenaderingspoging van N-VA naar Groen?
Zelfs al zijn asynchrone regeringen geen uitzondering meer, dan nog betekent dat zo goed als zeker dat N-VA ook uit de Vlaamse regering moet als men wil vermijden dat die regering zich opwerpt als strijd executieve van de Vlaamse natie tegen de federale regering. Maar dat vereist een tripartite aangevuld met de groenen, waardoor in Vlaanderen enkel N-VA, Vlaams belang en de PVDA als ze verkozenen haalt, in de oppositie zitten. Ook dan zal zwaar communautair geschut in stelling gebracht worden om confederale eisen af te schieten. Het worden hoe dan ook ingewikkelde regeringsonderhandelingen.
Progressieve coalities mislukken
In Wallonië had het Waalse FGTB zich eerder voorstander verklaard voor een progressieve meerderheid van PS, PTB en Ecolo in het Waals parlement na de verkiezingen van 2019. Diezelfde oproep werd herhaald op lokaal vlak en de dag na de verkiezingen sprak het FGTB zich uit tegen de ‘tegennatuurlijke’ coalitie die PS en MR sloten onder meer in Verviers. De vakbond voerde zelfs actie in Luik om deze oproep te ondersteunen. Het FGTB merkte na de verkiezingen op dat er zoals verwacht een politieke verschuiving naar links was in Wallonië. Om in te gaan tegen het besparingsbeleid van de regering-Michel was het daarom volgens het FGTB aangewezen om coalities van PS, PTB en Ecolo te vormen.
De PTB stelde terecht dat er tijd nodig was om hierover te discussiëren in de eigen structuren en om de leden te raadplegen. Dat is begrijpelijk want op de verkiezingsavond zelf al vormden de traditionele partijen meteen snelle akkoorden waarbij de postjes verdeeld werden. Het is beter om de nodige tijd te nemen, de basis te consulteren en bij voorkeur de onderhandelingen zo publiek mogelijk te voeren in plaats van zich te laten vangen aan geheime onderhandelingen. De vestiging van progressieve coalities moet gebeuren op basis van een breed publiek debat binnen de arbeidersbeweging over hoe een beleid dat breekt met de besparingen tot stand kan komen. Maar dat neemt niet weg dat de PTB dat al eerder had kunnen voorbereiden door zodra het FGTB haar oproep lanceerde, erop in te gaan en al vooraf te bediscussiëren met het FGTB en als het enigszins kon ook PS en Ecolo over wat zo’n coalitie zou kunnen doen.
Er werd onmiddellijk na de verkiezingen ook effectief gesproken tussen PS en PTB. Voor de PS was de inzet daarvan van bij het begin duidelijk: aantonen dat er met de PTB geen akkoorden mogelijk zijn, dat die partij eigenlijk niet wil deelnemen aan de macht en dat een stem ervoor geen enkele zin heeft. In Charleroi, waar de PS haar absolute meerderheid kon behouden, nodigde Paul Magnette de PTB uit, maar verklaarde meteen dat het lokaal programma van de PTB tot een verhoging van de jaarlijkse uitgaven met 30% zou leiden, wat volgens hem onbetaalbaar en onrealistisch is. Hij wou zo de verantwoordelijkheid voor het niet sluiten van een akkoord met de PTB van zich afschuiven.
In Herstal, waar Frédéric Daerden met de PS eveneens een absolute meerderheid heeft, werd het toch enigszins anders gesteld. Daar is de PTB al langer de tweede partij met bij de 25%. Daerden bood de Partij coalitiegesprekken aan met het argument dat ze een reële strekking vertegenwoordigt in de gemeente. Uiteindelijk kwam het niet tot een akkoord, maar het lijkt erop dat daar wel en reële poging ondernomen werd. In Luik was van bij het begin duidelijk dat de PS een coalitie met de MR van Christine Defraigne verkoos. Defraigne gedroeg zich eerder al als een buitenbeentje in de MR dat het oneens was met de scherpe aanvallen op de PS, ze wordt daar nu voor beloond.
In Molenbeek lag de situatie enigszins anders. Daar had de MR destijds de PS van Philip Moureaux, nochtans de grootste partij, van de macht verdreven. Dat werd toen gezien als historisch. Om dat te kunnen was de MR verplicht geweest haar kleinere partners van CDH en Ecolo/Groen evenveel schepenposten aan te bieden als voor de MR. Dochter Catherine Moureaux (PS) liet bijgevolg na haar overwinning dit jaar meteen verstaan dat gesprekken met Schepmans (MR) niet aan de orde waren en dat ze opteerde voor een PS-PTB-Ecolo coalitie omwille van de vele raakvlakken en de nood aan een progressieve meerderheid om de “dringende sociale noden” aan te pakken.
Nu de gesprekken afgesprongen zijn en er toch een coalitie PS-MR gevormd is, beweert de PTB dat Moureaux nooit anders wou. We betwijfelen dat. Men kan de PTB niet verwijten naar de onderhandelingen getrokken te zijn met een onbetaalbaar programma. In haar nota vroeg de PTB 1.000 sociale woningen op 6 jaar tijd, terwijl er maar liefst 17.000 mensen op wachtlijsten staan; de aanwerving van 20 onderwijzers, één per gemeenteschool, voor 1 miljoen €; het herstel van gratis naschoolse opvang die Schepmans afgeschaft heeft, kostprijs 2 miljoen €; de beperking van de maandlonen van schepenen tot maximaal 6.000 € bruto en de vermindering van 1 schepenambt; een sport- of cultuurcheque voor iedere adolescent van 200 €, kostprijs 1,5 miljoen €.
De PTB zelf begrootte dat op 5,3 miljoen €, allemaal op te halen met extra belastingen zoals een verdubbeling van de kantorentaks, een belasting op leegstand, taks op onbebouwde bouwgrond, op commerciële parkeerplaatsen, een oppervlaktetaks voor grote handelspanden en op automatische kassa’s en een taks op antennemasten.
Wij denken dat de PTB dat deed omdat ze dacht dat het Moureaux menens was. In Charleroi waren de eisen van de PTB vergelijkbaar, 3000 sociale woningen etc. Voor de inkomsten worden opnieuw allerlei belastingen opgesomd, zoals die op drijfkracht, maar daar werd ook de budgettaire wurggreep van de hogere overheden betwist door in het akkoord ook een strijd om 15% meer middelen af te dwingen van de hogere overheden in te schrijven. Kortom, waar de PTB zich in Molenbeek hield aan het opgelegde budgettaire kader, stelde de PTB in Charleroi voor om die, althans gedeeltelijk, te doorbreken. We denken dat dit is omdat de PTB er in Charleroi van bij het begin van uitging dat de PS toch maar een rondje theater speelde.
Waarop sprongen de onderhandelingen in Molenbeek dan af? Van bij de tweede gespreksronde haakte Ecolo af. Ecolo en ook PTB verwijten de PS achteraf teveel vast te hebben gehouden aan cliëntelisme. Dat zou ons niet verbazen, maar zou dat anders geweest zijn toen Ecolo in een coalitie zat met Schepmans of zal dat waar dan ook anders zijn zolang we geen absolute meerderheid behalen? Was niet eerder de weigering van de PS om een meerderheid van de schepenzetels toe te wijzen aan Ecolo en PTB hoewel die partijen ruim minder dan de helft van de verkozenen behaalden de aanleiding voor de breuk?
Zodra Ecolo weg was, zei de PTB dat het onevenwicht tussen PS en PTB zo groot werd dat de PS elk voorstel van PTB kon blokkeren. Maar dat kan een coalitiepartner toch altijd. Het komt bij de PTB niet op dat het werk in de gemeenteraad onderstut kan worden door actieve mobilisatie erbuiten en omgekeerd en dat ook dat onderdeel is van het opbouwen van krachtsverhoudingen. Het belangrijkste is echter dat de PTB niet brak op het programma, maar op de verdeling van posten, daar waar het programma het vertrekpunt moet zijn om tot een meerderheid te komen.
Wat zou een dringend sociaal programma in Molenbeek betekenen? Op initiatief van ACOD-LRB (Lokale en Regionale Besturen) waren er belangrijke eerste mobilisaties van het personeel van de lokale en regionale openbare diensten voor betere arbeidsvoorwaarden drie dagen voor de verkiezingen. Zou die linkse meerderheid de eisen van de vakbond overnemen? Dit zou onder meer betekenen dat contractueel personeel statutair wordt, dat de laagste lonen opgetrokken worden en een collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen doorgevoerd.
Had Di Rupo zich in zijn boek Nouvelles Conquètes niet uitgesproken voor een minimumloon van 14€/uur en een vierdagenweek? Waren dat niet net de eisen van het personeel? Waarom werden dat dan geen speerpunten in de onderhandelingen? Ofwel had de PS dat aanvaard, was een flink deel van het personeel er stevig op vooruit gegaan en was aangetoond tot wat een linkse coalitie met de PTB in staat is. Ofwel had de PS dat geweigerd, maar dan was gebleken dat ze niet eens bereid was haar eigen beloftes uit te voeren door de partijstandpunten te concretiseren op lokaal vlak.
Uiteraard zouden een minimumloon van14 euro en een vierdagenweek niet alle dringende noden meteen oplossen. Maar dat alleen al, had ongetwijfeld een enorm enthousiasme opgewekt en de basis gelegd voor strijd voor meer, in Molenbeek, maar wellicht ook elders. Daarnaast is er het gigantische gebrek aan publieke investeringen dat tot enorme sociale tekorten heeft geleid, ook op lokaal vlak. Om daar resoluut verandering in te brengen, moet de transfer van publieke middelen naar de grote bedrijven en de superrijken stoppen zodat de achterstand van publieke investeringen kan aangepakt worden.
Deze investeringen moeten gericht zijn op de sociale noden. Dit betekent een drastische verhoging van het aantal scholen, gemeentelijke crèches en sociale huisvesting om aan de noden te voldoen. In Sint-Gillis hebben we dit met Gauches Communes vertaald naar een lokaal programma. Op basis van de concrete sociale noden eisten we een radicaal plan van publieke investeringen voor 4 scholen, 30 crèches, 3.000 sociale wooneenheden en 850 degelijke jobs. We legden ook uit dat linkse meerderheden daarvoor het bestaande financiële keurslijf moeten doorbreken. Dat is onmogelijk zonder een programma dat voor echte verandering gaat en zich niet beperkt tot louter symbolische maatregelen in de marge.
Onze houding voor, tijdens en na 14 oktober
Een links gemeentebestuur dat resoluut ingaat tegen het besparingsbeleid zou noodzakelijkerwijze beroep moeten doen op burgerlijke ongehoorzaamheid. Hogere overheden zouden een dergelijk bestuur al vrij snel onderwerpen aan een strikt begrotingstraject met besparingen op de gemeentediensten en het personeel. Als het bestuur zich verzet, kan het gewest haar schorsen en de controle op de gemeente overnemen. Dat is een machtsgreep die ingaat tegen het mandaat van de kiezers. De regionale en federale overheden gedragen zich tegenover de gemeenten zoals de Europese Commissie tegenover de lidstaten, of zoals de schuldeisers tegenover Griekenland. De campagne van Gauches Communes is niet de gemakkelijkste om te voeren, maar bereidt voor op de aanvallen van rechts, voor wie een beleid dat breekt met besparingen nu eenmaal ‘onbetaalbaar’ is.
De PTB botst op het probleem dat het deze campagne niet gevoerd heeft en zijn militanten en kiezers daarop niet voorbereidde. De partij had zich duidelijk moeten uitspreken over de nood aan een netwerk van rebelse steden waar de actieve mobilisatie van de bevolking en de arbeidersbeweging gestimuleerd wordt om het budgettaire keurslijf te breken. De PTB was zich daar trouwens van bewust, heel uitzonderlijk sprak Raoul Hedebouw over “une fronde municipale”, naar analogie met Mélenchon, maar dat was uitzonderlijk, zeker niet systematisch. Met Gauches Communes hebben we dit linkse model verdedigd en vandaag blijkt het belang ervan in de discussie over linkse meerderheden.
We wisten dat de PVDA een electorale doorbraak zou realiseren. Voor veel syndicalisten en geradicaliseerde jongeren is het zowat het enig mogelijke electorale lichtpuntje. Hoe sterker de doorbraak voor de PVDA, hoe meer dat de idee zou aantasten dat enkel rechts wat voor te stellen heeft en links geen alternatief aanbiedt. Meer dan een jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen schreven we de PVDA aan met de vraag om samen te zitten en te bespreken hoe wij het best konden bijdragen aan een zo sterk mogelijk resultaat. We boden hen kandidaten van LSP op hun lijsten aan, maar kregen eerst geen antwoord en stootten 11 maand na de vraag op een droge afwijzing.
Toch wilden we niet ingaan tegen de wens van een naar ons oordeel belangrijk segment van de arbeidersbeweging. In Gent, waar we tot op zekere hoogte een objectief gegeven zijn met een erkende mobilisatie- en reactiecapaciteit werd ons uiteindelijk toegestaan mee campagne te voeren, op voorwaarde dat dit gescheiden gebeurde van de PVDA-leden en sympathisanten. Het gaf ons de mogelijkheid om met ons eigen profiel niettemin talloze PVDA-kiezers te benaderen. Dat we als niet-PVDA leden en leden van LSP toch opriepen om PVDA te stemmen was geen rem, maar eerder een voordeel en aanleiding tot een meer open gesprek.
We waren bereid de PVDA maximaal bij te staan, maar wel op ons eigen profiel. Bovendien wilden we niet helemaal verdwijnen van het electorale terrein. In Keerbergen, waar de PVDA geen lijst had, dienden we onder de naam conséquent links een lijst in van 9 kandidaten, getrokken door een LSP lid en met slechts één ander LSP-lid. Qua sociale samenstelling was die lijst bijzonder proletarisch, een ideale doorsnede van alle werkende bewoners uit de omgeving. De lijst behaalde 2% in de tweede rijkste gemeente van België, waar de rechtse partijen, Open VLD, N-VA en CD&V samen 83,4% scoren en 94,5% als we er ook de Groenen bijnemen!
Sint-Gillis behoort tot de armste gemeenten, de linkse partijen, PS (39,6), Ecolo (28,1), PTB (13) en Gauches Communes (2,3) scoren er samen 83%! We wisten dat we electoraal gesandwiched zouden worden, maar wilden op één of andere manier ergens ons programma kunnen verspreiden en hoopten de uitslag van 2014 (1,12%) opnieuw te behalen. Door er vroeg bij te zijn met een programma dat gebaseerd was op de sociale behoeften, dat ingevuld was in overleg met de vakbondsafgevaardigden van het personeel en dat een strijdbaar maar reëel perspectief aanbood, zijn we een belangrijk onderdeel geworden van de verkiezingsstrijd en heeft men ons helemaal niet kunnen marginaliseren.
We hielden 62 stands op 8 weken, met elke week een nieuw pamflet in elke bus, met raamaffiches in de handelszaken en talloze discussies. We slaagden erin onze thema’s, sociale woningen, crèches en tewerkstelling centraal te maken, verplichtten het gemeentebestuur erop te antwoorden en zorgden ervoor dat de thema’s van rechts, vluchtelingen, veiligheid en identiteit, helemaal niet aan bod kwamen. De MR viel terug van 15% naar 9%, de CDH van 8% naar 3,7% en Défi van 3,9% naar 3,3%. Op de vraag waarom Ecolo niet in coalitie wou met de PTB antwoordde Ecolo dat het programma van de PTB, 30 crèches, 4 scholen, 3.000 sociale woningen en 850 jobs onbetaalbaar was. Maar dat was ons programma, niet dat van de PTB dat zich beperkte tot de renovatie van 100 sociale woningen, gratis parking en meer groen.
Sinds 2006 is het stemmenaantal van radicaal links in Sint-Gillis geëvolueerd van samen 2,15% in 2006, naar samen 7,48% in 2012, 9,08% in 2014 en 15,30% in 2018. Uiteraard staat de PTB voor het leeuwenaandeel van die groei. Maar GC behaalde in 2018 op haar eentje evenveel als heel radicaal links tot 2007, voor het vernieuwingscongres van de PVDA van 2008, en evenveel als de PTB in 2010.
Dat de PVDA verkozenen heeft in heel wat gemeenten waar we een werking hebben mag niet zonder gevolgen blijven voor ons. Waar de kans zich voordoet voor lokale acties zullen we hen onder druk zetten om die problematiek in de gemeenteraad aan te kaarten. We moeten opvolgen wat ze doen, op een vriendelijke, maar correcte manier suggesties doen inzake programma en actie, en daar waar we zelf over de kracht beschikken, in het bijzonder in Gent en Sint-Gillis, met eigen acties de PVDA-verkozenen onder druk zetten.
Vooruitzichten naar mei 2019
Regering Michel is slecht voor de economie
De komende periode, ook tot aan de verkiezingen, zal de regering op haar tellen moeten passen. Op economisch vlak vallen de jongste prestaties tegen. De regering werd zelfs op de vingers getikt door de Europese Commissie, want naast het feit dat het begrotingstekort 5 miljard € groter is dan voorzien, blijft ook het structureel deficit, dus zonder conjunctuurinvloeden of eenmalige uitgaven, met 1% boven de doelstelling van 0,8% voor 2018 en met 0,8% boven de doelstelling van 0,61% voor 2019 als traject naar volledig evenwicht in 2020. De Europese Commissie vreest voor “een ernstige afwijking van het voorziene traject”.
Nog slecht economisch nieuws voor de regering is het feit dat België dit jaar alweer twee plaatsen zakt op de lijst van het Wereld Economisch Forum inzake concurrentiekracht. In 2011 stond België nog op plaats 15, nu op plaats 21. Bovendien ziet het er voor de komende maanden niet goed uit. De groeivertraging sedert het eerste semester was aanzienlijk, vooral in Wallonië dat voor 40% van haar BBP afhankelijk is van export. Daarvan gaat 50% naar de buurlanden Frankrijk (24%), Duitsland (16%) en Nederland (8%). Slechts 20% is export buiten Europa. Volgens de studiedienst van l’Union Wallonne des Entreprises (UWE) zou de groei van de Waalse economie in 2018 1,4% bedragen en in 2019 1,3 tegenover 1,9% in 2016 en 1,8% in 2017.
Die groeivertraging is er ook in Vlaanderen, dat voor 80% van haar BBP afhankelijk is van export en dus minder gevoelig voor de conjunctuur op de binnenlandse markt. Bovendien exporteert Vlaanderen ook meer buiten Europa. Men vreest vooral voor een stijging van de olieprijzen en meer algemeen van alle energieprijzen. Dat zou voor de zeer energie-intensieve Belgische industrie een ernstige meerkost betekenen, maar ook voor de gezinnen aangezien de Belgische woningmarkt bovengemiddeld energie verslindt. Voorts vreest men voor protectionisme, zeker in de wetenschap dat België een van ’s werelds meest open economieën is die 70% van alle geproduceerde goederen exporteert en een vergelijkbaar aandeel importeert.
Geopolitieke spanningen kunnen eveneens de economische verwachtingen doorkruisen, sancties tegen Iran bijvoorbeeld betekenen een flinke streep door de rekening van enkele Belgische economische tenoren. Niet voor niets was Reynders afgereisd naar Teheran zodra de nucleaire deal er tot stand kwam. Ook de Brexit kan ernstig gevaar opleveren, men schat dat dit in ons land minstens het verlies van 26.000 banen zou betekenen afhankelijk van een zachtere of hardere Brexit. Volgens de Nationale Bank is de economische conjunctuur in België nu al aan het keren, zo is het aantal interimbanen in september 3,1% teruggelopen ten opzichte van de piek in december vorig jaar. Interimbanen worden voor de economie beschouwd als de kanaries van de mijnen.
De vakbonden zouden de regering kunnen verslaan
Na 2 oktober is de sociale actie helemaal niet stil gevallen. Al op 16 oktober werden de politiebonden ingehaald door hun basis die zich massaal ziek melde, in Brussel tot 25% van alle effectieven. Ook de brandweer staat voortdurend op het punt in actie te gaan. De Waalse ambtenaren gingen de 19de oktober in staking. Bij warenhuisketen Mestdagh werd een slecht sociaal akkoord onderhandeld. Het aantal ontslagen werd er gereduceerd van 450 tot 340 en er werd SWT vanaf 56 jaar overeen gekomen, maar de zondagsopening, meer flexibiliteit en het niet meer betalen van de pauzes werden daartegen afgeruild. Het werd helemaal niet de overwinning zoals voor de zomer bij Lidl.
Die was er wel bij Ryanair, waar het Belgisch recht voortaan van toepassing is en collectief overleg niet enkel met de piloten maar ook met het cabinepersoneel is afgedwongen. Die overwinning was er ook bij Aviapartner waar deeltijdse contracten omgezet worden naar voltijdse, interimairs een vast contract krijgen en voor 3 miljoen € geïnvesteerd wordt in materiaal. In veel werkplaatsen zit de frustratie zodanig hoog dat het snel tot harde confrontaties kan komen. Kenmerkend daarbij is dat wie voet bij stuk houdt doorgaans zijn gram haalt.
Minder succesvol zijn de zogenaamde veralgemeende acties, waar het initiatief niet van onderuit komt, vanop de werkvloer, maar van bovenaf, van bij het vakbondsapparaat. Daar slaagt men er blijkbaar niet in overeen te komen, niet tussen de vakbonden, niet tussen hun gewesten en niet tussen hun centrales. Bovendien is men het op de werkvloer stilaan moe om steeds te moeten wachten op de top, dan plots ordewoorden te krijgen zonder het minste overleg, en als de actie op gang komt de rem te moeten optrekken zonder enig idee over het resultaat en uiteraard zonder de minste raadpleging.
Op het einde van de betogingen van 2 oktober en de dagen erna bleef het oorverdovend stil over nieuwe acties. Het federaal comité van het ABVV besliste wel dat er in aanloop naar 26 oktober een discussieproces zou opgestart worden in alle geledingen (zowel gewesten als centrales). Dat is positief: zo kunnen militanten betrokken worden en is het mogelijk om de discussie aan te gaan over een programma waarmee we collega’s kunnen aanspreken en overtuigen. Maar het blijft ondertussen evident dat we onze eisen niet zullen afdwingen door het vriendelijk te vragen aan deze of een andere regering. We moeten eerlijk en duidelijk zijn: er zal strijd nodig zijn.
Dit najaar wordt gesproken over een nieuw Interprofessioneel Akkoord (IPA). Dat is een ideaal moment om de strijd voor 14 euro per uur echt op gang te trekken, niet als een strijd voor een verre toekomst maar als iets waar de werkenden en hun gezinnen nu nood aan hebben. Als we het minimumloon slechts optrekken aan het ritme van de afgelopen IPA’s kan het nog 30 jaar duren voor we aan 14 euro per uur komen. We kunnen best meteen gaan voor een echt federaal minimumloon voor iedereen en dit zonder achterpoortjes.
Er is immers een gevaar dat onze acties en eisen verdelend werken. De omschrijving van zware beroepen wordt bijvoorbeeld apart besproken voor overheidspersoneel en de privé. We mogen ons niet laten verdelen! We moeten ons voor dat gevecht klaarstomen. Dat gebeurt best door de druk te blijven opvoeren tot de laatste dag van deze regering. We doen het niet door de regering uit te zitten en af en toe iets van de zijkant te roepen. We moeten het beleid constant uitdagen op straat en in de bedrijven zodat onze zorgen en bekommernissen centraal staan.
Het voorstel van het ABVV Charleroi-Zuid-Henegouwen om nog voor het einde van het jaar een algemene staking te organiseren werd op het federaal bureau van het ABVV niet weerhouden, maar er zou nu toch een actiedag komen voor 15 december. Wat dat juist moet worden, is nog onduidelijk, maar blijkbaar zou elke centrale en elk gewest vrij zijn hoe dat in te vullen. Ergens in maart zou er in Brussel een Europese vakbondsbetoging komen voor meer democratie en rond pensioenen, wat het echt wordt weten we nog niet. De verkiezingen hebben nochtans aangetoond dat de regering verzwakt is en wel degelijk verslagen kan worden.
Dat zou echter een nationale campagne vereisen van de vakbonden met militantenvormingen, personeelsvergaderingen, militantenconcentraties, provinciale en/of nationale betogingen en beurtrolstakingen die uitmonden in een nationale algemene staking. Wat er juist gebeurd is, weten we niet, maar de aankondiging in de pers dat volgens federaal ABVV-secretaris Tamellini in Wallonië bij de verkiezingen het ABVV een linkse lijst zou willen indienen om druk te zetten op PS, PTB en Ecolo voor een progressieve coalitie en dan de ontkenning ervan door Vertenueil, toont dat ze het voorlopig bij het ABVV niet meer weten.
Kunnen we op 19 mei stemmen voor een regering van de ‘miljonairstaks’?
We kunnen nochtans in mei volgend jaar stemmen voor een regering van de ‘miljonairstaks’, tenminste als de vakbonden beseffen dat enkel een duidelijke oproep voor de PVDA een rechtse coalitie kan verhinderen. Door ons opnieuw de richting uit te sturen van de sociaaldemocratie of zelfs van de groenen, dreigt niet alleen de achterban nog meer af te haken, maar lopen we nog het risico dat die partijen nog liever rechts depanneren dan een linkse regering op de been te brengen.
Maar ook de PVDA heeft een verantwoordelijkheid. Eerst en vooral is het verre van zeker dat ze in Vlaanderen haar eerste verkozene zal behalen. Daarvoor is het nodig alle linkse krachten bijeen te brengen. LSP heeft dat aan de PVDA al talloze keren gesuggereerd, aangeboden om daar mee een initiatief voor te nemen, maar we zijn tot nog toe afgewezen. Dat is een luxe die de PVDA, wij van LSP, de vakbonden en alle andere linkse krachten zich niet meer kunnen veroorloven. Als we nog eens rechts aan zet laten, staat ons en onze klasse een heuse afranseling te wachten. De PVDA zou er trouwens goed aan doen niet te wachten tot verkiezingsdag, maar op basis van haar resultaat in de gemeenteraadsverkiezingen best zo snel mogelijk het initiatief nemen om zo veel mogelijk activisten rond de tafel te scharen, lokaal en regionaal, om dit gevecht samen voor te bereiden.
Rechtvaardige fiscaliteit is iets waar de vakbonden regelmatig op terug komen en een wens die leeft bij brede lagen in de maatschappij. Het is daarop dat de PVDA inspeelt met haar miljonairstaks. Uiteraard zal de PVDA, zoals eenieder die ingaat tegen de belangen van de heersende elite, ook nu weer weggezet worden als onrealistisch. Er zal gewezen worden op het gevaar van kapitaalvlucht. De PVDA tracht dat steeds te weerleggen door te verwijzen naar het de Impôt Sur la Fortune (ISF) in Frankrijk.
Dat is een veel beperktere vermogensbelasting met heel veel uitzonderingen die jaarlijks tussen de 4 en de 5 miljard € opleverde en sinds begin dit jaar vervangen werd door de Impôt Sur la fortune Immobilière (ISI), die enkel nog van toepassing is op vastgoed. In haar oorspronkelijke vorm, argumenteert de PVDA, bracht die slechts een verwaarloosbare kapitaalvlucht van 0,53% op gang en ze besluit daaruit dat het met de miljonairstaks ook wel zal meevallen. De ISF was echter heel beperkt, met een zeer geringe opbrengst, bijna een maat voor niets. Wat de PVDA voorstelt zou terecht 9 miljard moeten opleveren in een economie die 6 keer kleiner is dan de Franse, in Frankrijk zou dat 54 miljard zijn, ongeveer 12 keer zoveel als de ISF ooit opbracht.
ISF werd destijds in 1981 ingevoerd door de regering Mitterand, die al eerder door Hedebouw op Manifiesta aangehaald werd als een voorbeeld voor de PVDA. Tegelijk werd door Mitterand het minimumloon opgetrokken met 10%, de kinderbijslag ingevoerd en een 15de maand, pensioen op 60 jaar en werden 5 grote bedrijven en de banken genationaliseerd. Wat erop volgde waren patronale lock-outs en rijken die met valiezen vol geld de Zwitserse grens over staken. Nadien ging Mitterand door de knieën en voerde zijn regering een drastisch besparingsbeleid door met onder meer de afschaffing van de loonindexatie. Het leidde tot een enorme demoralisatie.
De les die we hieruit moeten trekken is niet om de miljonairstaks te laten vallen, maar dat een dergelijke maatregel een programma met socialistische maatregelen vereist met onder meer de niet-betaling van de publieke schulden, de nationalisatie van de banken en de inzet van het wapen van de nationalisatie tegen het onvermijdelijke patronale tegenoffensief.
De verkiezingen in mei vallen samen met de Europese verkiezingen. Daarin heeft Mélenchon het initiatief genomen voor een beweging “Maintenant le Peuple” die zich verzet tegen het Europa van de bedrijven en pleit om de verdragen die de Europese bevolking in een wurggreep van besparingen houden op te zeggen. Die beweging wordt intussen gesteund door La France Insoumise, Podemos uit Spanje, het Portugese Links Blok, De Deense Rood-groene Alliantie, de Zweedse Linkse Partij en de Links Alliantie uit Finland.
De beweging wil een progressieve samenwerking zijn gebaseerd op democratie en solidariteit, tegen sociale dumping en voor gegarandeerde sociale rechten. Ze pleit voor fiscale rechtvaardigheid en een evenwichtig financieel systeem door publieke controle en het recht op openbaar bezet van de banksector. Ze wil ook openbare investeringen in hernieuwbare energie en milieuvriendelijke technologie, verwerpt de handelsakkoorden en de arbitragehoven, fort Europa en de militarisering van Europa.
Hoewel LSP een meer expliciete verwerping van het Europa van het kapitaal en een uitdrukkelijk pleidooi voor een vrijwillige socialistische federatie in Europa gewenst had, denken wij dat dit een belangrijke stap vooruit is en tot op zekere hoogte een antwoord op wat gebeurde met Syriza toen Griekenland door de Trojka financieel drooggelegd werd en de regering Tsipras helaas door de knieën ging.